DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Oit nummer bestaat uit 2 bladen.
:VoORGE_VE.I_
Honderd en tiende jaargang.
1908.
ZATERDAG
5 SEPTEMBER.
No.207.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Uit den Raad.
DE BRUINVIS-KAMER.
Telefoonnummer 3.
De Gemeentewet schrijft op den eersten „Dingsdag"
van September een raadsvergadering voor, waarin de
periodieke verkiezing van wethouders moet plaats heb
ben. En waar dit ééne punt niet voldoende is om een
vergadering ermede te vullen, had de burgemeester op
de agenda, behalve de ingekomen stukken, een reeks
benoemingen, een aantal goedkeuringen van rekenin
gen en een verpachting van een kermisterrein ge
plaatst. Heel belangrijk was die agenda met dat al
niet en veel valt er dan ook niet te „overzien." Maar
er is buiten de agenda om een punt ter sprake ge
bracht, waarover nog wel het een en ander te zeggen
is, temeer nu wij dit kunnen doen aan de hand van
een tweetal teekeningen. Laat ons echter evenals
de voorzitter deed de Bruinviskamer tot het laatst
bewaren en beginnen met het begin: de ingekomen
stukken. Het leek ons, dat daarbij eenige zeer belang
rijke waren, doch wijl ze niet voorgelezen, maar om
bericht en raad naar het college van B. en W. gezon
den werden,1) zullen we later wel meer er over hooren
en de bespreking daarom maar uitstellen tot dat tijd
stip. Voor kennisgeving aangenomen werd een schrij
ven van den heer Hoek, opzichter der plantsoenen,
waarin bedenkingen werden geopperd tegen hetgeen
door den heer Uitenbosch is gezegd in de vorige verga
dering, bij de behandeling van het punt over den mo
len van Banning. Doordat de slotzin van dit schrij
ven door den heer Uitenbosch werd voorgelezen, ver
namen we dat de heer Hoek ook ons vorig overzicht
heeft genoemd. Immers die zin luidde: „Uit het ge
sprokene van den heer Uitenbosch in openbare raads
zitting zal Banning zeer zeker de conclusie trekken,
dat hij het grootste gelijk heeft tegenover de gemeen
te, temeer als dat nog wat aangedikt wordt door een
artikel (in de Alkm. Courant van 10 Aug. 1908) „Uit
den Raad." In hoeverre wij „aangedikt" hebben,^ moe
ten we buiten bespreking laten, ofschoon wij ons in de
zen van geen kwaad bewust zijn. Alleen moeten wij
er onzen spijt over betuigen, dat deze uitdrukking is
gebruikt in een stuk aan den Raad, dat dus zeer waar
schijnlijk niet onder onze oogen zou komen. Was het
daarom niet beter geweest, dat deze bewering of ach
terwege was gebleven of was geuit in dit blad De heer
Hoek is een fatsoenlijk man en daarom laten we
gaarne aan hem het antwoord op deze vraag over.
Waar de heer Boelmans ter Spill ook uit het verslag
en uit het raadsoverzicht der Alkmaarsche Courant
trachtte aan te toonen, dat de heer Uitenbosch als
z ij 11 meening had medegedeeld, dat de molen van
Banning geleden heeft doordat de gemeente een paar
meter diep in den grond had gegraven, daar willen we
wel verklaren, dat we inderdaad den indruis hadden
gekregen, dat de heer Uitenbosch in dit gedeelte van
zijn rede zelfstandig, onafhankelijk van Banning con
stateerde, te meer, wijl hij sprak van een bezoek, dat
hij boven in den molen had gebracht. De bewering
van het verval van den molen door het graven van de
gemeente is Woensdag pertinent tegengesproken door
den heer Boelmans ter Spill, die voorzitter is van de
commissie van bijstand over de plantsoenen. Wijl dit
feit in de vorige vergadering onweersproken was ge
bleven, schreven we in het laatste overzicht, dat de
molen zwak staat, omdat de gemeente gegraven heeft
in den grond, waarop hij gebouwd is. Na de verkla
ring van den heer Boelmans ter Spill trekken we dit
natuurlijk gaarne weer in, onder opmerking echter,
dat we het op prijs zouden hebben gesteld, indien we
hadden mogen vernemen, wat er dan wel gebeurd was.
Waar we overigens voortdurend aandringen op een
goede samenwerking tusschen den Raad en B. en W.,
welke immers veel te wenschen overlaat, daar
gaan we volmaakt mee met de opvatting van den heer
Boelmans ter Spill, dat de raadsleden beter deden met
eerst eens bij B. en W. te informeeren, alvorens derge
lijke belangrijke mededeelingen in den Raad te doen.
Over de kwestie zelf wilde de heer Ibink Meien
brink nog zijn licht laten schijnen maar de heer Boel
mans ter Spill vond dit niet gewenscht en dat deed de
deur (der openbare zitting) toe.
„Het zou ons verwonderen, zoo schreven we in het
raadsoverzicht van 11 April, als mocht blijken, dat de
Kroon in dezen (d. i. inzake de slachthuisleening) aan
de zijde van onze Gedeputeerden staat en den Alk-
maarschen Raad in het ongelijk stelde."
Met genoegen hebben we dan ook Woensdag verno
men, dat door Gedeputeerde Staten in een schrijven
ten geleide van een afschrift van het Koninklijk be
sluit van 20 Augustus, met vernietiging van hun be
sluit van 25 Maart alsnog goedkeuring werd verleend
aan het raadsbesluit van 4 Maart tot het aangaan
van een geldleening groot 250.000 voor de stichting
van een gemeenteslachthuis. Thans is dus vastgesteld,
dat die leening in 50 jaren zal worden afgelost en dat
jaarlijks met de verschuldigde rente 11637.55 wordt
betaald. Hadden Gedeputeerde Staten hun zin gekre
gen, dan zou de leening zijn afgelost met geleidelijk
dalende termijnen, zou het tegenwoordig geslacht méér
hebben moeten betalen, hetgeen wij, vooral wijl het
slachthuis gebouwd is voor een stad met 30.000 inwo
ners met den Raad onbillijk achten.
De benoeming van een wethouder was slechts een
vormkwestie. De heer Jan de Wit Dzn. werd onmid
dellijk herkozen en hij nam, dadelijk de herbenoeming
x) Dit geschiedde ook met het adres van het be
stuur der vereeniging tot verbetering der Volkshuis
vesting, waarvan in ons verslag abusievelijk werd ge
zegd, dat het voor kennisgeving werd aangenomen.
aan, zonder gebruik te maken van de 24 uur bedenktijd,
die de wet hem toestond. Zooals bekend is, worden
wethouders gekozen voor den tijd van zes jaar.
De overige benoemingen liepen ook vlot van stapel,
alleen deed er zich bij die van een onderwijzer aan de
Derde Gemeenteschool een eigenaardig feit voor. De
eerstvoorgedragene werd niet benoemd en de heer
Boelmans ter Spill achtte het wenschelijk te verklaren,
dat het van eenigen invloed op de stemming zou kun
nen zijn geweest, dat de eerat voorgedragene in Zaan
dam als no. 1 op de voordracht staat. De heer Fortuin
voegde hieraan toe, dat de sollicitant aan die andere
betrekking de voorkeur zou geven omdat zijn ouders
nabij Zaandam woonden, en tevens deelde hij mede dat
de heer Kroone nergens de gewone beleefdheidsvieite
had gemaakt wij hebben altijd gedacht, dat zulke
bezoeken aan raadsleden een andere beteekenis had
den, maar dit raadslid schijnt ze echter als een be
leefdheidsvorm te beschouwen. De heer Glinderman
viel den heer ter Spill bij en toen de heer Dorbeck
op een ander gestemd hebben, zoodat de eerstvoorge
dragene door de gesproken woorden even onverdiend
in een tegunstig daglicht zou kunnen worden ge
plaatst. Om al deze redenen, zijn we het eens met den
heer Dorbeck, dat een dergelijke opmerking beter ach
terwege wordt gelaten.
Wat de benoeming zelf aangaat, doet zich de vraag
voor, of hef wel correct is, een sollicitant zijn stem te
onthouden, op grond van een mededeeling, dat hij el
ders kans heeft benoemd te worden. Zoolang hij zich
niet teruggetrokken heeft, blijft hij dingen naar de be
trekking en wanneer hij elders niet mocht worden be
noemd, zou de raad het verwijt niet kunnen ontgaan
van lichtvaardig te hebben gehandeld, indien men niet
met zekerheid wist, dat hij om de Alkmaarsche vaca
ture niets meer gaf en dat het niet-bezoeken van de
raadsleden hieraan toe te schrijven was.
Thans komen we tot het laatste punt, tot de
„kamer," welke den naam zal vereeuwigen van den
den kijk op menig punt van het verleden heeft verbe
terd en verruimd, dan spreekt het wel van zelf, dat we
hem inlijven bij het kleine korps van buitengewoon
verdienstelijke ingezetenen, wien men elders het eere
burgerschap zou aanbieden. In ons land kent men die
onderscheiding niet, maar gelukkig zijn er'andere me
thodes om hulde te betuigen. Er heeft zich een com
missie gevormd om de gemeente en haar ingezetenen
in de gelegenheid te stellen een blijk van waardeering
te geven voor hetgeen deze medeburger heeft verricht
en die commissie heeft gemeend niet beter te kunnen
doen, dan, met medewerking van het gemeentebestuur
een Bruinvis kamer te maken van de koffiekamer
van den ouden stadsschouwburg, later de „klasse voor
oude talen." Al spoedig bleek het echter wenschelijk
dat het onderste gedeelte van den gevel werd her
nieuwd, omdat het uitwendige toch wel eenigszins in
overeenstemming diende te zijn met het inwendige.
Eindelijk werd besloten een geheel nieuwen gevel te
bouwen, naar oud-Hollandschen trant. Onze directeur
(De beschrijving vindt men in het artikel „Uit den Raad".)
aanmerking maakte op de handelwijze van den wet
houder, nadat ook de heer Fortuin had gezegd het be
ter te hebben gevonden, indien de mededeeling vóór de
stemming was geschied, zeide de heer Boelmans ter
Spill, dat hij niet kon beloven, dat hij in een dergelijk
geval, niet weer evenzoo zou handelen. Het zoutenzeer-
ste te betreuren zijn, indien een soortgelijke verklaring
op dezelfde wijze werd herhaald, omdat hierdoor een
geheel verkeerd licht wordt geworpen op andere benoe
mingen. Nog onlangs heeft zich het geval voorgedaan,
dat nummer drie der voordracht voor een onderwijzer
werd benoemd. Mag hieruit, omdat er door geen en
kele der raadsleden iets gezegd is omtrent de motie
ven, welke tot dezen uitslag hebben geleid, de conclu
sie worden getrokken, dat er iets aan no. 1 en no. 2
„los isordt door deze methode niet onverdiend
een eigenaardig licht geworpen op die beide sollicitan
ten? Bovendien was de heer Boelmans ter Spill ge
dwongen om slechts veronderstellenderwijs te spreken.
Andere raadsleden kunnen uit andere overwegingen
man, die uit liefde voor zijn geboortestad en voor zijn
vak, geheel belangeloos zich opofferingen getroostend,
voor het museum en voor het archief meer heeft ge
daan dan met een paar woorden valt te zeggen.
De heer Bruinvis is de man van het museum, waar
over hij als voorzitter der commissie meer dan dertig
jaar toezicht heeft gehouden, en dat vooral door hem
is geworden wat het thans is. Maar ook is hij de man
van een waarschijnlijk éénige prentenverzameling, die
thans reeds uit 3500 exemplaren bestaat, en van de
boekerij, welke door zijn toedoen is geworden tot een
kleine, maar in goeden staat zijnde historische biblio
theek. En tenslotte is hij de man van het archief, die
op hoogen leeftijd nu acht jaar geleden er niet
voor is teruggedeinsd te maken, wat er ontbrak: een
volledige betrouwbare catalogus. Wanneer we voorts
nog bedenken, dat de heer Bruinvis een groot deel van
zijn leven raadslid is geweest en geruimen tijd wethou
der, in welke kwaliteiten hij ook veel heeft gedaan in
het belang van Alkmaar, dat hij door zijn geschriften
van gemeentewerken, de heer Looman, maakte de ont
werpen voor het gebouwtje en de oud-Hollandsche ka
mer, welke aan het oordeel van den bekenden Amster-
damschen architect Jan Stuijt werden onderworpen,
waarna de heer Schulte Nordholt de keurige teekenin
gen vervaardigde, door den heer J. Chrispijn voor onze
cliché's zoo uitstekend gefotografeerd.
Zooals men zal begrijpen, is de uitvoering van het
plan duurder geworden, dan in het voornemen lag. De
heer Fortuin vond zelfs dat het te duur werd en hij
had waar de heer van den Bosch zeide, dat
met algemeene stemmen tot de uitvoering was beslo
ten het recht, dit mede te deelen. Het was dan ook
volkomen ongemotiveerd van den heer van den Bosch
om zich verontwaardigd te toonen over deze mededee
ling. Doch laat ons thans de „Bruinviskamer," die
waarschijnlijk het volgende voorjaar gereed zal zijn,
nader bekijken. De gevel is opgetrokken van steenen,
die, wat tint en model betreffen, overeenkomen met de
oude handvormsteenen, zoodat hij er oud-kleurig uit-