DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 207
Honderd en tiende j&argang.
1908.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ZATERDAG
5 SEPTEMBER.
Groote Paardenmarkt
op Maandag 7 September 1908.
DEN BOER OF.
FEUILLETON.
De groote Onbekende.
Uit School en Huis.
- - pg
mm
mm 4 wm
wm 1
Telefoonnummer 3.
te ALKMAAR,
v/z/m.
ALKMAARSCHE COURANT.
Een vorige week hebben wij een pleidooi gehouden
over navolging van het Engelsche camping out in een
naar wij meenen te weten origineelen vorm, zoo
dat het camping out met zijn vele voordeelen toch niet
meer einddoel is maar middel tot een nieuw (en ge
wichtig) einddoel. De omstandigheid, dat wij al da
delijk eenige bewijzen van instemming hebben gekre
gen, doet ons hopen dat te eeniger tijd ons plan in
werkelijkheid zal worden omgezet. Intusschen geeft
een der brieven ons aanleiding om op te komen tegen
het idee alsof wij in de toen aanbevolen methode een
panacee zagen tegen het in de moderne schoolontwik
keling geconstateerde euvel van eenzijdige verstands
ontwikkeling.
Volstrekt niet. Het was naar onze meening slechts
één van de middelen om daartegen te reageeren. En
al komt ons het middel uiterst gewenscht voor, er zijn
er zeer zeker nog andere, meer voor de hand liggende,
die ons eveneens in de gewenschte richting doen gaan.
De vraag was: Hoe houd ik mijn kinderen in de va-
cantie zoo aangenaam en nuttig mogelijk bezig? En
daarop zijn nog verscheidene andere antwoorden te ge
ven.
De tegenwoordig gevolgde methode meenemen op
reis en logeeren bij familie is zeker niet slecht.
Doch zij heeft in vele gevallen toch deze bezwaren,
dat het kind dadelijk te veel krijgt, te ver weg komt,
aan te veel luxe went en toch vaak in de hotels Biet-
recht op zijn gemak is. Bovendien leert hij niet zelf
standig handelen, uit eigen oogen kijken, zich zelf
schikken en blijft er toch in den regel een groot deel
van de vacantie ongebruikt. En dan is voor zoovelen
het bezwaar hiertegen: de te groote kosten.
Deze bezwaren nu zijn te ondervangen, wanneer men
de kinderen vroeg went op zich zelf te staan en wan
neer men hun een lesje in eenvoudigheid geeft, zonder
dat het veel geld kost.
In dit verband is herhaaldelijk aanbevolen kinder-
rail. Twee families in verschillende, streken ruilen
vcor den tijd der vacantie het eene kind tegen het an
dere. Beide kinderen, meisjes zoowel als jongens,
zullen voor hun ontwikkeling van dien ruil grootelijks
profiteeren en bovendien zich amuseeren.
Bij dezen eigenaardigen ruilhandel stuit men, wat
het buitenland aangaat, veelal op de bewering dat de
buitenlanders er niet veel voor gevoelen om hun kinde
ren te sturen naar een land, dat niet bekend is om zijn
gemakkelijk te waardeeren natuurschoon en dat een
beperkt taalgebied heeft.
Zonder deze bezwaren nu van geen gewicht te ach
ten, gelooven wij toch, dat men overdrijft. Ook hier
is er een weg, wanneer er een wil is. Ook hier zou
men van samenwerking en nauwgezet onderzoek zeker
gunstige resultaten mogen verwachten. Doch het is
voor zoover wij weten nog nooit geprobeerd om dezen
ruilhandel op een flinke schaal in te richten. Zou het
werkelijk niet mogelijk zijn om te ruilen met inwoners
van groote landen wat wij niet gelooven omdat wij
Een Roman in 48 uren.
Naar het Duitsch van OSCAR T. SCHWERINER.
15)
Zij gaf hem de hand, die hij drukte. Maar het duur-
do toch een heele poos, eer de commissaris van zijn ver
bazing was bekomen.
Nu zaten zij tegenover elkaar aan de tafel.
„Maar, beste miss Jaekson, waarom toch niet?"
vroeg de commissaris.
„Omdat ik met dit geval liever niets te doen wil
hebben. Ik zoek, zooals ik u reeds verklaard heb, den
grooten onbekende. Ik ben hem, zooals ik u ook ge
zegd heb, op het spoor en ik wil mij niet laten afdwa
len door een of ander geval, welk dan ook. Ik hoop,
dat gij mijn handelwijze niet oncollegiaalzultvinden
„O, ik kan u begrijpen," antwoordde de andere,
„maar ik bedoel en alle teekenen wijzen daarop
dat wij op hetzelfde oogenblik, waarin wij den groote
onbekende pakken de hand op onzen diamantdief zul
len leggen. Naar mijn meening zijn hij en de groote
onbekende één. En bijgevolg zoeken wij dus denzelf
den man. Onder zulke omstandigheden kunnen wij
toch samenwerken."
Frances haalde de' schouders op.
„Vindt gij het niet beter, dat ieder zijn eigen weg
gaat?" stelde zij voor. Dan oefenen wij geen invloed
op elkander uit. Laten wij rustig naar eigen goeddun
ken verder werken, ieder voor zich. Op het oogenblik,
waarin wij elkander treffen, wanneer onze sporen naar
een gemeenschappelijk punt leiden op dat oogen
blik zullen wij met goed gevolg kunnen samenwerken
„Maar ik vind, dat dit oogenblik gekomen is!"
„Waarin bestaat dat?" lachte Frances, „in mijn ge
vangenschap
„Die heeft ook zijn góede zijde", zeide de commis
saris ernstig. „Daaraan blijven wij getrouw, niet
de enkele malen, dat wij ernstig een proef hebben zien
nemen, geconstateerd hebben, dat de proef (geheel in
den wilde, door één particulier genomen) succes had,
dan blijven nog altijd de andere kleine landen met be
perkt taalgebied. En dan blijft ons eigen land. Ook
binnen onze grenzen zou op deze wijze '11 levendige ruil
handel kunnen worden gedreven, die van onbereken
baar nut voor de jeugd zou zijn, mits de zaak goed ge
organiseerd werd, en die ook in niet weinig gevallen
aanleiding kon geven tot het vormen van aangename
relaties tusschen twee families. Tot nu toe gebeurt
het intusschen slechts heel weinig en op zeer kleine
schaal.
Doch er is meer. Men behoeft volstrekt niet zich te
beperken tot rail. Het is mogelijk den kinderen, den
jongens vooral natuurlijk, het eenvoudige leven te lee-
ren door hen op eenvoudige wijze te doen reizen en
door hen eenigen tijd op het land in de kost te doen.
De tweede methode behoeft haast geen toelichting.
Er zijn in de mooie streken ongetwijfeld verscheiden
geschikte landbouwers, die wel een zeer bescheiden lo
gies en een plaats aan den pot willen verschaffen voor
betrekkelijk weinig geld, vooral wanneer de jongelui
nu en dan eens mee de hand uit den mouw willen ste
ken en zoo wat willen leeren van dat interessante be
drijf, oud als de wereld, waarvan het stadskind anders
alleen de buitenzijde ziet. Zulke gelegenheden zijn on
getwijfeld in huiten- en binnenland te vinden. Doch
alweer niet, als de papa's niet de handen ineenslaan
en aan een of twee uit hun midden opdragen te zoeken
en over de gevondenen informaties in te winnen.
Meer organisatie-bezwaren heeft de eerstbedoelde
methode van de jongelui op de meest eenvoudige wijze
een voet- of fietsreis te laten doen. Doch dat die wel
zijn te boven te komen leert de ervaring met de scho
lieren-herbergen in Oostenrijk en Duitschland. Deze
werden gesticht door een „Verein," die overal in de
mooie streken goedkoope en vaak zeer primitieve lo-
geergelegenheid voor rondtrekkende scholieren inricht.
In Duitschland worden de jongens daarin niet toege
laten dan met legitimatie van den directeur van hun
"school en in veel gevallen geheel kosteloos. Of datt
hier ook zou moeten gebeuren zou nader moeten wor
den onderzocht. Doch het hoeft geen betoog, dat men
in Drente, in Zuid-Friesland, in de mooie gedeelten
van Overijsel, Gelderland en Utrecht en van de andere
provinciën wel uiterst goedkoope logies en eetgelegen-
heden zou kunnen scheppen, zoodat de jongen zoo niet
voor niets, dan toch voor heel, heel weinig geld per dag
zou kunnen rondreizen. Het is waar het diner zou
vaak „gestampte pot" zijn, de slaapkamer eenige flin
ke stroozakken in een goed gesloten schuur. Maar wat
een gelegenheid voor de jongens om nu een werkelijk
nuffige luxe behoeftetj es af te leeren, om de voordee
len van een eenvoudige, gezonde levenswijze aan den
lijve te ondervinden!
Wij gelooven gaarne, dat er vrij wat Jan Salies zul
len zijn, die het thuis liever royaal hebben en in mooie
bedjes slapen, dan dat ze zich zoo op reis behelpen.
Doch voor onze jongens, voor de toekomst van ons volk
hepen wij, dat er ook heel wat jongens gevonden wor
den, die zulk reizen, dat hen werkelijk in een andere
wereld verplaatst, heerlijk zullen vinden en die gaarne
zoolang mogelijk daarvan zullen willen genieten, tot
groot profijt voor hun karaktervorming en levenserva
ring.
Welnu het doel is niet moeielijk te bereiken, in
dien eenige vaders maar het initiatief nemen en de
zaak goed opzetten. En ook zij kunnen de zelfvoldoe
ning erlangen van iets zeer nuttigs voor veel kinde
ren tot stand te hebben gebracht, wanneer zij in hun
pogingen slagen.
waar?"
„O, ja, ik blijf gevangen, zoolang u het verkiest."
„Dank u nog één vraag. Wien verdenkt u?"
„En u?" klonk Frances wedervraag. De commissa
ris dreigde met den vinger.
„Zegt u het mij dan ook?" vroeg hij.
Zij knikte.
„Cronheim. En u?"
Frances keek een oogenblik door het raampje naar
buiten. Toen wendde zij plotseling haar gezicht naar
den spreker.
„Ik ook," zeide zij.
Men kon den andere de vreugde over deze instem
ming duidelijk van het gezicht lezen.
„Niet waar? Hij heeft de danseres bestolen en zij
weet het."
„Hij is een oud geliefde van haar in elk geval
heeft zij hem nog lief en wil hem nu beschermen. De
bloemen heeft hij u gegeven om de verdenking op u te
laten rusten. En
Met opgeheven hand weerde Frances zijn woorden
vloed af.
„Niet zoo, heer collega," zeide zij. „Op deze wijze
komen wij weer bij elkaar. Motiveer uw verdenking
niet, ik zal de mijne ook niet motiveeren. Niet eerder
als wanneer wij elkander ontmoeten. Daarentegen zou
ik u graag een andere vraag stellen: „Waar zijn de
diamanten verborgen
„Daarover heb ik natuurlijk ook veel gedacht, zon
der een bevredigend antwoord te kunnen vinden. In
Regensburg had de danseres haar sieraden nog. Tus
schen Regensburg en München heeft de trein niet ge
stopt, kon de buit dus aan niemand afgegeven worden.
Op den dief of in de bagage kunnen zij ook niet zijn;
wij hebben zooals gij weet, alles nauwkeurig onder
zocht. Ergens in den trein verstopt? Mogelijk, maar
nauwelijks waarschijnlijk. De man zal bedenken, dat
ieder mensch in den trein na het bekend worden van
den diefstal zoo in het oog wordt gehouden, dat hij
hoogstwaarschijnlijk niet in de gelegenheid zal zijn,
zijn buit mede te nemen. Want zoo oppervlakkig kan
hij den buit niet verstopt hebben, als hij hem tenmin-
XVIII.
(S 1 O t.)
Wij zijn aan het einde van onze beschouwing geko
men. Wie ons op den voet is gevolgd, zal hebben op
gemerkt, dat wij het licht trachtten te doen vallen op
enkele ernstige feiten, welke den zedelijken groei van
het kind in den weg kunnen staan. Naast onze eigen
opinie gaven wij de meening van anderen. Om het
kort te herhalen, kwam het besprokene neer op de
conclusie: ons onderwijs is niet geschikt voor alle kin
deren, er is geen voldoende samenwerking tusschen
school en huis; in zeer vele gevallen komt de zedelijke
vorming niet voldoende tot haar recht; bij overstelping
aan den eenen maken wij ons schuldig aan onthouding-
van den anderen kant.
Dat bij dit alles geen opzet voorzit, wij beamen het.
Er wordt tegenwoordig eer te veel dan te kort voor
het kind gedaan, maar de tijd en het leven zijn zoo
veranderd, dat het oude stelsel van opvoeding en on
derwijs zich daarbij niet langer kan aanpassen. Mis
schien met eenige overdrijving noemen wij het heden-
da agsche leven een wilde rit. Wee hem, die dien rit
niet kan bijhouden en als wij ernstig om ons zien, be
merken wij menig slachtoffer. En nu moge, figuur
lijk gesproken, het Roode Kruis overal aanwezig zijn
om te helpen en te redden, wij vinden, dat het beter is
te voorkomen dan te genezen. Het spreekwoord zegt
wel, „Beter ten halve gekeerd dan ten volle gedwaald",
maar nog beter is het, terstond de goede richting in te
slaan. En dit wordt o. i. in vele gevallen niet gedaan.
Dit zich laten meeslepen met den stroom des tijds
moet zich wreken. Er gaan jongelui op studie, die
geen aanleg hebben, er zitten kindertjes in de school,
die het gewone onderwijs niet kunnen volgen, er wor
den ondernemingen op touw gezet, die heel geen kans
van slagen hebben, er zijn ouders, die hun kinderen
op straat laten verworden. Dit alles was toch niet
noodig en straks moet de maatschappij zich maar zien
,te redden met teleurgestelde wezens en afgemartelde,
verstompte hersens. -
Of het zoo erg niet is? Men weet wel beter.
Doet het goed, op te merken, dat wat men schrijft
ook gelezen wordt, des te meer stelt men dit op prijs
als een waardeerend woord van een gewaardeerden
kant komt. Die voldoening mochten wij onlangs sma
ken, toen de heer Poutsma, instituteur te Leeuwarden,
ons van zijn instemming blijk gaf. Hij zond ons een
prospectus toe, waaruit wij konden afleiden, dat zijn
kostschool schitterende resultaten afwerpt niet alleen,
maar dat het den heer Poutsma ook hooge ernst is
met de zedelijke vorming zijner pupillen. Ik ken dien
heej- persoonlijk niet en twijfel sterk of hij ooit een
mijner-kinderen onder zijn leiding zal krijgen. Alle
reclamemakerij is dus van mijn kant buiten gesloten
en trouwens ook geheel overbodig.
Mij trof het, in dit prospectus een verwant aan het
woord te vinden; vandaar mijn commentaar. Waar
de heer P. schrijft over onderlinge samenwerking, zegt
hij
„En hier moet mij iets van het hart. De belangstel
ling der ouders in de verstandelijke ontwikke
ling van hun kind laat over 't algemeen vooral als 't
om een examen gaat, niet veel te wenschen over, die
b 1 ij k t althans wel (niet vaak) als de rapporten zijn
verzonden. Maar 't schijnt menigeen misschien
vreemd van de belangstelling in de zedelijke
ontwikkeling b 1 ij k t althans heel vaak weinig."
En t. a. p. „Het is verscheidene jaren voorgekomen,
dat ik van een groot aantal mijner huisgenooten nooit
den vader of de moeder, soms wel geen van beiden te
ste verstopt heeft. Wat is uwe meening, miss Jaek
son?"
„Het gaat mij evenals u, heer collega. Ik kan in
't geheel geen bevredigend antwoord op deze vraag
vinden. Maar ik kan u iets anders verraden.
U zult nog een verrassing beleven!"
En toen hij haar vragend aankeek, antwoordde zij:
„In onzen trein bevindt zich nog een collega I"
„Nog een?!" riep de verbaasde commissaris uit.
„Waar vandaan?"
„Uit Berlijn."
„Een Duitsche collega. En hij heeft zich niet aan
mij voorgesteld?"
„Hij wilde nog een poosje wachten. Hij mpet hoog
in rang zijn, mijnheer von Rosen. En weet u, wien hij
zcekt
„Toch niet de groote onbekende?"
„Geraden„De groote onbekende
Rosen sloeg zich op de knie, dat het klapte.
„Dan zijn wij met een heel gezelschap. Allen achter
denzelfden man aan. En deze man in den trein. Als
wij hem nu niet pakken maar, hoe heet onze colle
ga Welke van de reizigers is het Hoe heeft u het
ontdekt?"
„Mijn beste mijnheer von Rosen, zouden wij het be
antwoorden dezer vragen liever niet aan dien heer zelf
overlaten? Weest ervan verzekerd, dat hij zich heden
nog met u in verbinding zal stellen!"
Zij spraken nog een paar minuten over het geval,
toen stond de commissaris op.
„Miss Jaekson, u zult nog een poosje voor martela
res moeten spelen en gevangen blijven. Het is heel aar
dig van u. Sluit u op. Driemaal dubbel geklopt
dat ben ik. Ik hoop, dat ik u gauw vrij kan laten.
Maak het u intusschen gemakkelijk."
Zij lachten, gaven elkander de hand, de man ging
weg en Frances sloot de deur van binnen. Zij ging
na ar het raam, steunde mét haar handen op de tafel,
boog het bovenlichaam voorover en keek uit. Hare
lippen bewogen, alsof zij halfluid sprak, zooals hare
gewoonte was, als zij alleen was en ernstig nadacht.
BozenBozenfiep de conducteur buiten. Zij keer-
zien heb gekregen."
Het meerendeel onzer onderwijzers zal dit den heer
P. hartgrondig nazeggen.
Ook deze opmerking is onze overdenking ten volle
waard
„De school moet toch ook opleiden voor het leven
jen de maatschappij, en deze knot en kneust vaak op
zeer ruwe wijze de individuen, die zoogenaamd vrij
'ontwikkeld, zich niet naar hare regelen en wetten
kunnen voegen, niet in tijds hebben geleerd him wen
schen en behoeften te matigen naar personen en om
standigheden."
Al is men niet zoo gelukkig, zijn kinderen naar een
instituut te kunnen zenden, men kan uit die tirade het
zijne halen en er zijn profijt mee doen.
Nog één aanhaling, die ten volle verdient, algemeen
ter kennisse te worden- gebracht
„Er_ wordt in deze „eeuw van het kind" zoo verba-
Zend veel. geidealiseerd (bijna had ik gezegd: ge
schetterd), over hetgeen redelijkerwijs een kind, resp.
teen jongen van 1420 jaar toekomt, dat men heele-
maal niet meer rekent, met 't geen den ouderen en
den ouders van den kant van 't kind toekomt.
Ik acht het noodig er op te wijzen, dat naar mijn
ervaring bij de tegenwoordige jeugd van pl. m. 14 tot
pl. m. 18 het rechtsgevoel heel sterk, het plichtsgevoel
veel te zwak ontwikkeld is."
Met dit slotwoord kunnen wij volstaan. De moderne
mensch Jieeft boeien en kluisters verbroken, grenzen
uitgevaagd, afstanden doen wegvallen. Het kind heeft
dit bij terugslag ook gedaan. Vrij willen beiden zijn,
vrij zich bewegen en vrij zich ontwikkelen zonder ge
voel van eerbied en afhankelijkheid. Dat zich ont-
knecht gevoelen heeft veel voor; het adelt. Maar
het zijn sterke beenen, die de weelde dragen; zoo ook
hier. Het groot aantal doodloopers, en nog grooter
aantal stumpers en zwakken bewijst het. En ons
schijnt het toe, dat in de wilde vlucht, waarmee wij
het leven meelevpn, dit te veel over het hoofd wordt
gezien. Daarom bleven wij een oogenblik achter om
dit feit te constateeren en het zal ons aangenaam zijn,
ook van andere zijden te vernemen, dat er reden was
voor het inhouden van onzen tred. Dat men het in dat
geval niet bij ja-knikken late.
W. W.
Probleem No. 142.
C. D. P. Hamilton.
2de prijs „Illustrated American" 1891.
/sss/v,
c d e f g
Mat in 2 zetten.
Oplossing van probleem No. 138.
1 T e6 h6 enz.
de zich van het raampje af en deed een paar haastige
stappen in de coupeé.
„Dus mompelde zij, wat zou het wordenEen
tragedie of een comedie. Ik denk
En toen bleef zij plotseling staan.
„Het leven is tragisch genoeg. Ik denk dat het
een comedie zal worden," zeide zij bijna hardop.
Toen nam zij haar plaats weer in aan het raam,
bijna op hetzelfde oogenblik, waarin de commissaris
tot Armand von Bleibtreu zeide
„Miss Jaekson is zooeven wegens verdenking van
den diamantendiefstal gevangen genomen!"
Een schel gefluit. Een ruk. De beide mannen vlo
gen tegen elkander aan. De trein had zich weer in
beweging gezet.
Armand keek den spreker een oogenblik met drei
gend tezamen getrokken wenkbrauwen aan.
„Wegens verdenking van den diefstal?"
herhaalde hij dringend. „Maar in 's hemelswil
hoe komt u tot deze dwaze
Hij hield op. Plotseling sloeg zijn stemming om en
lachtte hij hartelijk.
„Zulk een dwaas idee heeft er nog nooit bestaan,
ha, ha, haU heeft het arme kind toch niet in boeien
geslagen?"
„Hebt gij een of andere reden
„Och wat," viel de andere hem in de rede, weer
brommig geworden. „Deze eenvoudige, naïve kunste
nares. Maar ik kan u in dit geval nog verschillende
dingen meedeelen. Zouden wij dus ergens kunnen
heengaan, waar wij ongestoord kunnen praten?"
„In mijn dienstcoupé. Volg mij alstublieft."
(Wordt vervolgd.)
a