DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 219.
Honderd en tiende jaargang.
1908.
ZATERDAG
19 SEPTEMBER.
Verkiezing voor den
Gemeenteraad.
Uit Alkmaar's verleden.
FEUILLETON.
De groote Onbekende.
p™°L;o«BkSïlx* b°os rioh o,er
irüs tot
I
Zij, die zicji met October
a.s. op dit blad abonneeren,
ontvangen de tot dien datum verschij
nende nummers gratis.
DE UITGEVERS.
Piobleem No. 144.
■Mü' .M
ALKMAARSCHE COURANT.
A. Charlick te Adelaide.
„Hampsfcead and Highgate Express"
1908.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
Gelet op art. 55, laatste alinea d«r Kieswet,
Brengt ter algemeens kennis, dat op Dinsdag, 22
September a.s., van des voormiddags 8 tot des na
middags 5 uur de stemming zal plaats hebben voor
a. één lid van den Gemeenteraad voor het 2e kiesdistrict,
waarvoor candidaten zijn de heeren: J. A. B. FENIJN,
D. GOVERS en W. WOLZAK.
Het stembureau houdt zitting in een lokaal van de 3e
Gemeenteschool aan den Koningsweg, hoek Lombardsteeg
b. één lid van den Gemeenteraad voor het 3e kiesdistrict,
waarvoor candidaten zijn de heeren J. F. M, ENDEL,
J. POT en Mr. J. VERDAM.
Het stembureau houdt zitting in een lokaal der 2e Ge
meenteschool aan de Oudegracht; tegenover het Wildemans-
hofje.
Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt
„Hij, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende,
„aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschre
ven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevan
genisstraf vanften hoogste één jaar."
Alkmaar De Burgemeester voornoemd,
September 1908. G. R'IPPIN G.
K e r k z i 1 v e'r.
Den 27 Maart 1784 wérd bevonden, dat in den ver-
loopen nacht aan de in de consistorie der Groote kerk
staande diaconiekist, in welke doorgaans het Nacht-
maalzilver bewaard werd, gebroken doch de kist niet
open gekregen was. Burgemeesteren, zulks vernemen
de, belastten dadelijk de stads- timmer- en metselba
zen inspectie te doen en het noodige tot secure slui
ting dei- consistorie te bezorgen. Den 30 vonden zij,
op voorstel van schout en schepenen, goed, dezen te
machtigen om tot ontdekking der daders bij adverten
tie eene premie van 150 uit de stadskas uit te loven.
Het mocht niet baten, de daders bleven onbekend en
ongestraft.
Het bovengenoemde, nog gebruikt wordend zilver,
eenvoudig van vorm maar zwaar van gewicht, bestaat
uit 1 groote schaal, 6 borden, 2 groote kannen en 6
bekers, en is, zooals de gegraveerde opschriften doen
blijken, vereerd ter gedachtenis van Catharina Johan
na Baert, overleden 24 November 1749. In de aantee-
kening harer begrafenis op den 2 December heet zij
Johanna Catharina. Zij was eene ongehuwd gebleven
dochter van den in 1721 overleden burgemeester Jo-
han Baert en diens in 1715 overleden vrouw Cathari
na 's Jacobgedoopt den 3 October 1677 en dus bij
haar sterven 72 jaren oud. Haar lijk werd, bijgezet in
den 5 zerken beslaanden grafkelder aan bet westeinde
van den zuidergang der Groote kerk, waarin ook hare
ouders, hare zuster Maria Cornelia t 1717, en hare
broeders Willem en Jacob, f 1715 en 1719, rustten.
Bij de scheiding der nalatenschap harer ouders tus-
schen haar (daarbij, evenals bij haar doop, alleen Ca
tharina genoemd) en hare toen- nog levende broeders
ms. Daniël en Johan werd bepaald, dat na doode van
den langstlevende hunner niemand in den kelder
rnccht begraven worden, dat men 25 jaren daarna de
beenderen in een kistje verzamelen en vervolgens den
kelder sluiten moest. -Daniël is den 1 Juni 1757 als
laatste in den kelder bijgezet. Johan was den 18 Fe
bruari 1749 begraven in de zuiderkapel F, in het graf
ten name van Geertruida Geesteranus, weduwe van
mr. Johan Kien, de moeder zijner tweede vrouw Susan
na Jacoba Kien.
Den 4 Maart 1809 werd de kelder, bij het verbeteren
der verzuimde verhooging, gesteld ten name van mr.
Johan baron du Tour.
Het zilver wordt niet meer bewaard in de consisto
rie, maar.is secuur geborgen.
C. W. B.
Een Roman in 48 uren.
Naar het Duitsch van OSCAR T. SCHWERINER.
(Slot.)
„En de plaats, waar „de groote onbekende" het ijze
ren kistje met de diamanten uit het raampje zou wer
pen, was natuurlijk vooruit nauwkeurig bepaald?"
ging Frances verder, terwijl haar gezicht van opge
wondenheid gloeide. Zij was detective met hart en
z en Yan dezen geliefden man hier kon men
steeds leeren. Wat bewonderde ze hem!
„Heel nauwkeurig! antwoordde Armand kalm.
„Voorbij het station Freising. Aan den linkerkant
van de lijn
„Enorm!" zeide zij slechts. „Wat een bijzonder de-
tective zou jij zijn, Armand
Maar hij schudde het hoofd.
„Den domme veracht ik te erg. Den slimme zou ik
te zeer bewonderen."
„Zoo gaat 't mij ook!" stemde Frances levendig toe.
„Maar nog een vraag. Het kistje was toch maar heel
klein en deze trein rijdt allesbehalve langzaam. Daar
bij moet het toch m de omgeving van Freising pas
s morgens 7 uur geweest zijn, dus nog stikdonker.
n m p ichtlge van »de groote onbekende"
zulk jen klein voorwerp door de lucht zien vliegen
abcde f gh
Mat in 2 zetten.
Oplossing van probleem No. 140, (F. Böttger).
1 T h3 h5 enz.
Oplossing van probleem No- 141 (H. Weenink).
1 D a8 c6 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. C. Bakker Czn., P. J. Boom, F. Böttger, O.
Bramer, G. van Dort, G. Imhülzen, O. Nobel en C. Vis
ser, allen te Alkmaar; Ds. H. Groeneveld te Vlijmen, Mr.
Ch. Enschedé te Haarlem, C. C. J. de Ridder te
Ede, P. Bakker en H. Weenink te Amsterdam, J.
II. de Ruwe te Hilversum, P. Ooijkaas te Limmen,
S. te S„ „Schaaklust" te Koedijk, O. Boomsma te
Kampen, G, Feith Jr. en C. J. Strick van Liuschoten
te Bunnik.
Bij de vergelijking van No. 140 en 141 met No. 137
moet men o. i. nimmer vergeten dat de eerste opgaven
zender eenige pretentie zijn en het laatste een be
kroond probleem.
No. 140 en 141 toch werden ons ter plaatsing aange
boden en door ons dankbaar aanvaard èn omdat wij
dit aanbod als een bewijs van belangstelling in onze
rubriek beschouwden èn omdat wij het interessant
venden dat de componisten de o. i. hoogst zonderlinge
voorwaardenaandurfden, zouden wij haast zeg
gen.
Want het is onze stellige overtuiging dat de com
positie in dit geval met groote moeilijkheden gepaard
gaat, zonder dat men in staat is een bepaald kunst
werk te leveren, indien deze dan ook alle overwonnen
zijn.
Het gaat er o. i. mede als met de „e legende" of de
„o sprook." Heel lastig te fabriceeren, aardig als zij
goed gelukt zijn, doch altijd beslist zonder letterkundi
ge waarde.
Zoodat wij dan ook van meening zijn dat de voor
waarden, aan de compositie van problemen als No. 140
en 141 verbonden, hare waarde kis probleem
in den weg staan.
Zoo heeft 140 bijv. een dual van onschuldigen aard,
die was verdwenen indien de k op b2 was geplaatst en
Pi <13 op de een of andere wijze gedekt was. Doch dit
kon niet, want dan was ©r niet voldaan aan de voor-
waarden aan het materiaal gesteld. Zoo heeft dit ge-
hfc-ele probleem iets mats, hetgeen waarschijnlijk ver-
meden zou zijn, indien den componist de handen niet
gebonden waren.
Ook No. 141 heeft een dual, die niet zoo gemakke
lijk te verwijderen is, terwijl en dat is bedenkelijker
de looper op g4 alleen pionnendiensten verricht.
M a. w. de componist zou zeker een pion gebruikt
hebbeii indiengeen looper voorgeschreven was.
Allemaal vlekjes, gemakkelijker aangetoond dan
verwijderd!
Wat nu 137 betreft: één vraag lezer! Een „o sprook"
met een e er m is mislukt, dit zal u ons wel toege
ven. Doch hoe denkt u in verband 'hiermede over den
i mum 1? 137 even goed een P1 kon ziJ'n??
ij ontvingen de volgend© opmerking van een onzer
getrouwen. „Voor hen, die (zooals ik) de schaakm-
brieken opplakken, is de wijze van drukken als in de
voorlaatste Alkmaarsche Courant (rubriek aan beide
zijden en dan tegen elkaar gedrukt) allerlastigst. Mis-
„Eenvoudig. Armand stak een sigaret aan. „Het
kistje was met phosphoor bestreken. Het lichtte in de
duisternis als een ster. Lichtte onder het vallen
duidde nauwkeurig aan, waar het terecht kwam en
lichtte ook daar tot het werd opgeraapt!"
Zij zwegen een oogenblik. Een gedachte pijnigde
lances, een gedachte die zij meermalen aangeduid
had, die uitgesproken moest worden en waarnaar
zij verlangde, dat zij uitgesproken werd.
Zoo verliep er lange tijd, zonder dat er een woord
inblik inWe" tusscken heh, totdat eindelijk Armand
een blik in zijn spoorboekje sloeg.
Ik"wfd?an UUr" DfU1 Z!jn W'j in Palermo, Frances,
ik ken daar een eerwaardig geestelijke. Een half uur
hater zijn wij getrouwd, Frances. Man en vrouw voor
God en de menschen!" oor
Toen richtte het jonge meisje zich op.
ernstig. Armand!" zeide zij kalm en
Hijrverbleekte een weinig.
„Frances
Maar zij hief afwerend haar hand op
haD^Fn^nt™?1^ +Ik h6b jö lief van eanscher
narte. En ik zal met je trouwen op het oogenblik dat
„En
„Dat is hij nog niet!"
Armand leunde tegen zijn kussen, zijn wangen wer
den donkerder gekleurd, bijna gleed er eeTLch e om
zm mond. Nu begreep hij haar. J
„Die diamanten, Armand, de door „den grooten on-
- <r; ff*
glUUlüU Uil-
schien wil u hier wel eens op wijzen."
Zeker willen wij dat, is ons antwoord. En wij heb
ben er reeds op gewezen en er zal op de zetterij op
gelet worden, zoodat een herhaling alleen kan plaats
hebben, indien deze niet te vermijden is. Dat dit laat
ste altijd tot de mogelijkheden behoort, zal de geachte,
zoo belangstellende oplosser wel inzien, naar wij hopen.
Tntusschen voelen wij ons zeer vereerd, dat er zoo
veel notitie genomen wordt van deze eenvoudige ru
briek.
Correspondentie. P. C. B. te A. Wij hopen
u persoonlijk te beantwoorden.
SPROKKELING EN.
Napoleon in Nederland.
Er gaan verschillende aneedotische verhalen omtrent
het verblijf van Napoleon I in Nederland. Wij laten
er hieronder enkele volgen:
Het was in Den Helder.
Bij gelegenheid dat Napoleon zich aan boord bevond
van het vlaggeschip, waarop de admiraal Verhuell
was, gaf de Keizer te kennen, dat men bij het lichten
van het anker op alle oorlogsschepen zooveel beweging
maakte, dat men elkander nauwelijks kon verstaan,
waarop de admiraal, door eerzucht geprikkeld, in zeer
bescheiden termen het tegendeel beweerde; toen de
Keizer voortschertste en dit in twijfel trok, bewoog
dit den admiraal om de proef op de som te geven.
Terwijl Napoleon in de kajuit over een en ander met
den admiraal Verhuell sprak, had deze ongemerkt aan
den kapitein de Man, als eersten officier aan boord,
den last gegeven, het anker te lichten en in zee té
steken. Daar er reeds bij Napoleon's komst aan
boord een zware deining stond, kon hij de beweging
van het schip niet onderscheiden.
Toen het schip een eind in zee was, kwam de offi
cier van de wacht, namens den kapitein de Man, in de
kajuit de bevelen van den admiraal vragen, er bijvoe
gende, dat zij reeds de Engelsche vloot in 't zicht had
den. De Keizer, dit hoorende, sprong op en liep naar
het dek, alwaar hij met zijn aangeboren tegenwoorddg-
^®?d y.an Seest gelastte, onmiddellijk te wenden, ter
wijl hij den admiraal onder herroeping zijner vroegere
onvoorzichtige woorden, een zeer vleiend compliment
maakte over de behendigheid zijner officieren en ma
trozen.
Een tweede anecdote is deze:
Toen Napoleon op Zuid-Beveland kwam, werd hij
begroet door een boeren-maire, die zich in 's Keizers
oog wat links gedroeg, waarop de Keizer hem toe
snauwde: „vous êtes fou!" De man verstond geen
I' ransch en vroeg de vertaling, waarop hij verzocht dat
men aan Z. M. zou zeggen, dat hij, Maire, den Keizer
comphmenteerende, slechts 's Lands gebruik volgde:
want dat men in Zeeland wijzen tot wijzen, gekken tot
gekken en hem tot den Keizer zond.
Te Gent (België) hadden de slagers van de kleine
vlceschhal een chassinet doen vervaardigen met deze
twee regels:
„Les petits bouchers de Gand,
A Napoléon le Grand 1"
In s Hertogenbosch had eveneens een varkensslach
ter voor zijn raam een chassinet geplaatst, waarop was
afgebeeld een kolossale beuling, omgeven door een me
nigte saucijsjes, met het volgende bijschrift:
„Gelijk de beuling is onder de worsten
Zoo is Napoleon onder de Vorsten."
Het volgende overkwam Napoleon in Middelburg:
apoleon was met zijne gemalin en gevolg over
,'7ai?ylek®^s Walcheren gekomen. Na een kort ver-
bhjt in lissingen, kwam bij des avonds tusschen 6 en
uren, met een klein gevolg, te paard naar Middel
burg. Aan de herberg „Het Groenewoud" werd hij op
gewacht door den Burgemeester Schorer, de Wethou
ders en de Vroedschappen, vergezeld van eene com
pagnie burger-grenadiers. De heer Schorer verwel
komde den Keizer met een korte aanspraak, hem te
vens den sleutel der stad aanbiedende, en üu had het
volgende gesprek plaats:
De Keizer: Ik wil uwe sleutels niet. Heeft u de
sleutels aan de Engelschen ter hand gesteld bij hun
binnenkomst en de stad geïllumineerd?
De Burgemeester: Sire, de sleutels zijn de Engel
schen nooit ter hand gesteld en de stad is niet geïllu
mineerd geweest.
De Keizer: Wie is u.
De Burgemeester: Sire, ik heet Schorer.
De Keizer: Wat doet n?
De Burgemeester: Sire, ik ben burgemeester.
De Keizer: De burgemeester is een booswicht, hij
z{il ernstig gestrafd worden.
Terstond gaf hij zijn paard de sporen en reed stad-
waarts. De voor hem rijdende generaal Gilly verwit
tigde de ingezetenen van 's Keizers aankomst en wekte
hen op om „vive l'Empereurte roepen.
Napoleon reed met den generaal naar den Abdij,
waar hij zijn verblijf zoude houden. Do regeering en
de gewapende burgers keerden mede naar de stad te
rug. Spoedig verspreidde zich de mare van de beleedi-
ging, den burgemeester aangedaan, waardoor de har»
ten der burgers met gramschap en verontwaardiging
vervuld werden, en men zelfs moeite had de uitbarstin
gen te beteugelen. De regeering had zich naar haar
raadzaal begeven, en besloot na overwegingvan het
voorgevallene, eene korte memorie ter verdediging
van den burgemeester zoo mogelijk nog dienzelfden
avond den Keizer aan te bieden. (Den inhoud dier
memorie laten wij rusten.)
Zij werd naar het hotel gezonden, kon echter niet
worden aangenomen, wijl de Keizer zich al ter rust
had begeven. 1 t
Den volgenden morgen (10 Mei) vergaderde de Ste
delijke regeering al vroeg en deed audiëntie vragen
bij den Keizer. Ze werd tegen 10 ure toegestaan. De
regeering en corps derwaarts gegaan, vond Napoleon,
omringd van zijn gevolg, in luisterrijke vertooning.
Met waardigheid deed de heer Schorer den Keizer, zoo
in naam der municipaliteit als der burgerij van Mid
delburg, eene zeer doelmatige aanspraak, den Keizer
vooral bepalende bij het nog voortdurend dankgevoel
der ingezetenen aan Koning Bodewijk over het besluit
van den 6den Juni 1809 en bij hun vurig verlan
gen, dat zooveel goeds door de vereeniging met Frank
rijk niet voor altijd mocht verloren zijnj, voorts aller
belangen 's Keizers welwillendheid aanbevelende.
Napoleon scheen met aandacht de aanspraak te hoo-
ren en beantwoordde ze kortelijk, met verklaring van
zijn goede gezindheid jegens Zeeland.
Het kwam vervolgens tot een gesprek, en, daar er
toch bij den Keizer eenige vooringenomenheid door
straalde, nam de heer Schorer het woord, en hield voor
de vuist en met een uit het hart vloeiende welspre
kendheid, tot den Keizer een redevoering, die de Fran-
sche hovelingen en ambtenaren daar tegenwoordig,
verbaasde, daar hij de drie aangevoerde beschuldigin
gen volkomen vernietigde, voorts de regeering van
Middelburg vrijsprak, en eindelijk, daar hij persoonlijk
door Napoleon was aangevallen, ook zichzelven krach
tig en manmoedig verdedigde, terwijl hij zijne rede al
dus besloot:
Ik weet, Sire, dat mijn lot in uwe handen is. Gij
kunt met mij doen, wat gij wilt. Ik vrees zelfs den
dood niet na mijn rust, mijn gezondheid en het groot
ste deel van mijn leven voor de liefde van mijn mede
burgers geofferd te hebben. Ik beroep mij op hun
geweten, ik beroep mij op dat der Engelschen, als zij
mij kunnen bewijzen, dat ik hun toegedaan was of dat
ik een daad heb bedreven, die de belangen van Hol
land of Frankrijk schaadde. Het is waar, de Hollan
ders houden niet van de Engelschen. Zij houden
slechts van hun land en men zal ze trouwer aan hun
meester vinden dan men van hen denkt. Het is de
godsdienst, waaraan zij deze beginselen te danken heb
ben.
V oor 't overige, Sire als een ander volk dan de En
gelschen, als de Engelschen zelf in deze stad terug
kwamen, zou ik niets anders weten te doen dan het
geen ik gedaan heb, dat is te zeggen, te handelen als
een eerlijk man.
De aanspraak scheen op Napoleon eenen hem onge-
wone-n indruk te maken; een kwartier lang onderhield
hij zich met de regeering van Middelburg over onder
scheidene onderwerpen, doch vluchtig en oppervlakkig.
Hij bleef echter gedurende al dien tijd, volgens de ge
tuigenis zijner hovelingen, in de beste luim. Dat de
Keizer inderdaad door 's Burgemeesters aanspraak
buitengemeen moet getroffen zijn geweest, mag men
besluiten uit de getuigenis, welke de Generaal Durec
kort na de audiëntie ervan gaf. „Jamais encore l'em-
pereur na éte harangué de cette manière: jamais en
core il a dit: j'ai eu tort."
Zeeuwsche spreekwoorden.
Ieder land heeft zijn eigenaardige spreekwijzen, ka
rakteristiek dikwijls voor den volksaard; maar ook
iedere streek houdt er nog van die speciale uitdrukkin
gen en gezegden op na, die hoe langer hoe meer in on
bruik geraken, maar die waard zijn om aan de verge
telheid ontrukt te worden. Een dertigtal spreekwijzen
hebben wij bijeengesprokkeld, ontleend aan de landbou
wers-bevolking van Zeeuwsch-Vlaanderen. Enkelen
daarvan zijn ook in andere streken bekend, maar oor
spronkelijk zijn ze allen uit Zeeland afkomstig.
1. Iets voor een appel en een éi geven, d. i. voor een
kleinigheid.
2. Ieder jaar is geen braakjaar, d. i. Iedere oogst
is niet dezelfde; alle baksels en brouwsels verschillen.
moeten aan de
bekende" gestolen diamanten. Die
danseres teruggegeven worden."
„Vindt je?"
„Armand
1 oen greep hij in zijn borstzak, haalde een telegram
te voorschijn en reikte het aan zijn reisgenoote over.
„De beloofde verrassing," zeide hij.
Zij vouwde het telegram open en keek een oogen
blik op het papier, zonder te begrijpen.
„öiimhlas zij hardop. „Wat is Simili?"
Dy keek haar even kalm in de oogen.
„De diamanten!" antwoordde hij bedaard, maar zijn
"ogen schitterden. En toen Frances het nog niet goed
begreep voegde hij er aan toe: „Een telegram van
e" medeplichtige van „de groote onbekende."
De diamanten waren Simili. Onecht! Toreto heeft
„den grooten onbekende bedrogen!"
en ver moedn laChten Van gduk' Vreugde
„Wat een comedie!" riep Frances onophoudelijk.
„Wat een lawaai."
„Om niets!"
„Toreto was veel te slim om de echte mee te nemen 1"
„Die liggen ergens in een bank!"
„Wat een reclame voor Toreto!"
Maar plotseling werden beiden ernstig
„De groote onbekende is gestorven, Frances!'
l",1'1 -ffog êénmaal smeekend, vragend
aan.
„Gestorven?" herhaalde zij. „Dus Armand je
zult het niet weer doen? Je zult niet meer „de
groote onbekende" zijn?! Niet meer diaman-
ten uit expresstreinen trachten te te
Zij /wist niet, hoe den zin te voleinden. Hij hielp
„Geen diamanten meer uit expresstreinen trachten
te stelen, eindigde hij kalm. „Neen Frances, niet
eens met een zweem van humor „simili's van
toreto. „De groote onbekende" en ik als zoodanig
is van den aardbodem verdwenen!"
Zij knikte even. i
„Voor altijd!"
„Voor altijd! herhaalde hij fluisterend.
„Over vijf minuten Palermo!"
Werktuigelijk, droomend, waren zij beiden bezig
met hun handbagage.
„Palermo. Allen uitstappen!"
Gedrang in de gang. De een na den ander, verlie
ten de reizigers den trein. Bijna het laatste Frances
Jackson en Armand von Bleibtreu. Op het perron
legde zij haar arm in den zijne en keek naar den
grond.
.IVoont de eerwaardige geestelijke ver van hier?"
vroeg zij met eenigszins trillende stem.
EINDE.
j