DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. VERKIEZING voor den GEMEENTERAAD. binnenland. Honderd en tiende jaargang* MAANDAG 28 SEPTEMBER, Loting voor de Nationale Militie. Uit Mof- en Hoofdstaf]. No. 226. 1908. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheeie Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Hoofdelijke Ontslag. MAANDAG 19 OCTOBER a.s., Telefoonnummer 3. Kamerverkiezing in het district Ommen. ALRMAARSCHE COURANT. —«TT -IL.» I HI 1 I I I" BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeeue kennis, dat het eerste sup pletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1908, den len September 1.1. door den Gemeenteraad vastgesteld en bij besluit van 23 Septem'- er d.a.v, door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd, op heden aan den Gemeente-Ontvanger ter invordering is uit gereikt, terwijl een afschrift daarvan gedurende vijf maanden ter gemeente-secretarie voor een ieder ter inzage is nedergelegd. Bezwaren tegen de aanslagen kunnen op ongezegeld papier bij den Gemeenteraad ingediend worden bin nen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 26 Sept. 1908. DONATH, Secretaris. De BURGEMEESTER der gemer nte ALKMAAR Gelet op art. 55, laatste alinea d6r Kieswet, Brengt ter algemeene kennis, dat op Dinsdag, 6 October a.s., van des voormiddags 8 tot des na middags 5 uur de herstemming zal plaats hebben voor a. één lid van den Gemeenteraad voor het 2e kiesdistrict, waarvoor candidaten zijn de heerenD GOVERS en W. WOLZAK. Het stembureau houdt zitting in een lokaal van de 3e Gemeenteschool aan den Koningsweg, hoek Lombardsteeg b. één lid van den Gemeenteraad voor het 3e kiesdistrict, waarvoor candidaten zijn de heeren J. P. M. ENDEL en J. POT. Het stembureau houdt zitting in een lokaal der 2e Ge meenteschool aan de Oudegracht, tegenover het Wildemans hofje. Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt „Hij, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, „aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschre ven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevan genisstraf van ten"hoogste één jaar." Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, September 1908. G. RIPPING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente ALKMAAR brengen ter kennis van belang hebbenden dat de Loting der in 1908 alhier voor de lichting van 1909 voor de Militie ingeschrevenen zal geschieden op ten stadhuize. Zij worden mitsdien opgeroepen, om zich op dien dag, des voormiddags te 9 ure, aldaar te bevinden om te loten en opgaven te doen van de redenen van vrijstelling, die zij ter zake van de Militie vermeenen te moeten inbrengen. Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of dien van broeders te verkrijgen, moet men overleggen een paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uit treksel uit het stamboek of een bewijs van werkelijken dienst. Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst moet men bovendien overleggen een getuigschrift van den Burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het gezin behoorende, blijkt. Eerstgenoemd bewijsstuk kan, zoo bet niet reeds ingevolge art. 39, derde lid van het K. B. van 2 Dec. 1901 (Staatsblad No. 230) onder den Burgemeester be rust, tenminste tien dagen voor den dag, waarop de zitting van den Militieraad wordt geopend, worden in geleverd bij den burgemeester der gemeente in welke de loteling, die vrijstelling verlangt wegens eigen mi litairen dienst of wegens broederdienst, voor de mi litie is ingeschreven. De opgave van een reden van vrijstelling bij de lo ting ontslaat hem die vrijgesteld wenscht te worden niet van de verplichting om bij den Militieraad de re den van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk ge val bij dit college moet worden gedaan op het daarvoor bestemde tijdstip. Zij, die vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen wegens BROEDERDIENST, moeten op DONDER DAG 12 NOVEMBER e. k., des voormiddags te 10 ure, op het raadhuis verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester te goeder naam en faam bekend staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte getuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te ma ken getuigschrift onderteekenen, terwijl zij verplicht zijn de noodige opgaven voor het opmaken der stukken vóór 1 NOVEMBER e. k. ter secretarie te verstrek ken. De lotelingen worden uitgenoodigd den oproepings brief bij de loting mede te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 28 Sept. 1908. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 28 September. In Marokko is een incident voorgevallen, dat ten zeerste te betreuren is, omdat de verhouding van Frankrijk en Duitschland er mee gemoeid is. Die verhouding is aan allerlei schommelingen onder- vig. Nu eens is zij „correct," dan weer is er een span ning. Toen Duitschland onlangs de wereld verraste met een nota, waarin werd gezegd, dat Moelai Hafid, de tegensultan in Marokko, nu maar als heusché sul tan erkend moest worden, was men in Frankrijk ver ontwaardigd. Men vond dit een slag op het aange zicht van Marianne, toegebracht door Michel. Maar Marianne sloeg onmiddellijk met een nota terug en de zuiderbuurman klopte mee heel raak was het wel niet, maar in elk geval bleef de slag niet onbe antwoord en Michel scheen er voorloopig genoeg aan te hebben hij werd plotseling heel beleefd en voor komend. En toen werd er gedacht, dat Duitschland en Frankrijk het nu wel eens zouden worden over die „eeuwige Marokkaansche kwestie." De kleine baken en oogen, die er nog zijn, zouden thans wel zonder kleerscheuren verwijderd kunnen worden. Opeens is er evenwel een gebeurtenis gekomen, welke de goede verstandhouding tusschen Marianne en Michel weer dreigt te verstoren. In Casablanca i3 een incident voorgevallen, zooals wij in den aanhef zeiden. Fransche gendarmen aldus is de Fransche lezing van het geval bewaakten een vijftal deser teurs van het vreemdelingenlegioen, die in een huis waren gevlucht. Dit huis heette te behooren tot het Duitsche consulaat. Begeleid door een ambtenaar van het Duitsche consulaat en een ruiter van den Duitschen consul wilden de deserteurs ontkomen. Zij vertoonden zich op straat en begaven zich aan boord van een sloep. Maar de gendarmen herkenden hen en hielden het vaartuig aan. Daarop heeft de ruiter van den Duitschen consul met zijn revolver gedreigd. Het is bij dreigen gebleven de gendarmen hebben hem gevangen genomen en met hem de deserteurs. Een ander bericht van Franschen oorsprong zegt, dat er zes deserteurs waren, van Duitsche nationali teit, die door twee Fransche gendarmen werden gehan gen genomen, dat de vice-consul zelf aanwezig was geweest, maar dat de gendarmen niet gelet hadden op zijn verzoek, om de deserteurs in vrijheid te stellen. Bovendien werd volgens dit bericht een Fransch offi cier, die de orde wilde herstellen, door een volksme nigte beleedigd. De Duitsche lezing wijkt op verschillende punten van deze beide voorstellingen af. In de Berl. Lok. Anz. lezen we in een telegram uit Tanger, dat er twee deserteurs waren, die zich onder bescherming van het Duitsche consulaat hadden ge steld en, vergezeld van den secretaris van het consu laat (Just geheeten), en een Duitsch soldaat van het consulaat naar de stoomboot „Cintra" werden gevoerd, welke hen naar het Duitsche vaderland zou brengen. Zij werden door Fransche soldaten herkend, aangeval len, geslagen, geboeid en naar de gevangenis gesleept. De soldaat werd eveneens tot bloedens toe geslagen en zijn lcleeren werden verscheurd. De secretaris werd ook al geslagen en zijn jas vernield, toen hij tegen de gevangennneming der deserteurs protesteerde. Een Iransch havenofficier dreigde den Duitschen ambte naar zelfs met een revolver. Toen de Duitsche vice- consul Maens verscheen, wist deze te bewerken, dat de Duitsche soldaat van het consulaat in vrijheid gesteld werd, maar de beide deserteurs bleven in verzekerde bewaring. Dit zijn de beide lezingen. Als het waar is, dat de Duitsche secretaris door een Fransch officier met een revolver is bedreigd, dan is dit natuurlijk een ernstig feit, dat genoegdoening eischt, ook al bewijst de omstandigheid dat de Duitsche soldaat onmiddellijk vrijgelaten werd, dat de Franschen den ernst van het oogenblik hebben ingezien. Uit onze „laatste berichten" blijkt dat men in Duitschland het geval hoog opneemt. Het Berlijnscha telegram aan de Köln. Ztg., waarin wordt gesproken van een „in de hoogste mate betreurenswaardig inci dent is stellig afkomstig van het departement van buitenlandsche zaken. Het onmiddellijk nemen van diplomatieke maatregelen wijst er op, dat Duitschland zich beleedigd gevoelt, en al zal het de zaak met kalmte behandelen, met beslistheid zal het dit ook doen. De verklaring aan het slot, dat men er geen oogenblik aan twijfelt, dat de kwestie op loyale wijze zal worden afgewikkeld, kan men voorloopig slechts voor kennisgeving aannemen. Hier is óf de wensch de vader der gedachte of een waarschuwing, dat het ook nog wel eens anders kan afloopen. Men weet nu eenmaal, dat liet niet gemakkelijk is een geschil tusschen Frankrijk en Duitschland bij te leggen, vooral niet als het geschil van zulk een aard is als dit, en te meer niet, als Marokko erbij betrokken is. Naar aanleiding van het bericht in de „Zw. Ct.," dat eonige katholieke kiezers in het district Ommen de candidatuur van dr. Kuyper niet met onverdeelde instemming begroetten, kan „Het Cantrum" erieh- ten, dat de Centrale R. K. kiesvereeniging in het district met algemeene stemmen besloten heeft, de candidatuur dr. Kuyper over t9 nemen en krachtig te steunen. Teneinde iets te weten te komen omtrent de can- didatum-Kuyper in het district Ommen is de Haagsc-he Kiekjesman van het N. v. h. Noorden op kondschap uitgegaan ter plaatse waar men in dezen geacht kan worden goed geïnformeerd te zijn. Daar vernam ik, zoo deelt hij mede, dat er veel kans bestaat, dat dr. Kuyper de candidatuur zal aannemen, hoewel hij per soonlijk daartoe weinig luat gevoelt. Als Kamerlid zou dr. Kuyper dan ook in een zeer lastige positie komen. Het kabinet is en blijft „in onvoorzichtigheid geboren". Dat was het oordeel van den redacteur van de „Standaard", toen de heeren Heemskerk c.s. als ministers optradeD, en de jongste Troonrede heeft hem niet precies aanleiding gegeven om deze uitspraak te wijzigen. Komt hij dus in de Ksmer, dan kan het bijna niet anders of hg zal meer dan eens oppositie moeten maken en de anti-revolu- tionnaire Kamerclub kan dan moeilijk anders dan met dr. Kuyper medegaan. Dsfacto zouden wij dan krijgen een kabinet-Heemskerk en een minister zonder porte feuille als Kamerlid, die van dezelfde politieke kleur als het kabinet wel eens gedwongen zou kunne.1 wor den zijn machtigen invloed te laten blijken. Nu spreekt die invloed nog alleen uit en door de courant, maar dan zou die macht iu daden omgez-1 kunnen en soms moeten worden, hetgeen noch dr. Kuyper noch de h eren van het kabinet zouden wsnschen. Aan den andereu kant gevoelt dr. Kuyp r echter zeer goed, dat de strooming in het land onder zija partijgenooten sterk aanstuurt op zijn hervatten van den politieken arbeid in de Kamer. Hem is nu reeds driemaal een Kamerzetel aangeboden en telkens zal zich dit verschijnsel bij een vacature herhalen. Daar is voor hem geen ontkomen aan. In Ommen zijn er bovendien geen christelijk-historischendie formeel voor hem een beletsel zouden kunnen zijn, indien zij tegen zijn candidatuur opponeerden, het aanbod aan te nemen. Uit deze korte samenvatting van den toestand waarbij nog tal van andere factoren zijn, die beter on vermeld blijven, kan men wel eenigszins opmaken hoe lastig de positie is en hoezeer er alle redenen bestaan voor dr. Kuyper om de offerte in bedenking te hou den. Op het oogenblik, dat ik dezen brief schrijf, most er nog geen beslissing genomen zijner bestaat echter een zeer groote waarschijnlijkheid, dat de Om- mensche kiezers op dr. Kuyper zullen stemmen. Een tegencandidaat zal dan wel niet gesteld worden, daar het district door en door anti-revolutionnair is. De zelfde briefschrijver heeft het over het geschil tusschen de Rekenkamer en het ministerie van land bouw, over de dure inrichting van een gebouw voor dit departement. In den Haag, waar een 3000 ambtenaren „een voudig maar degelijk" geïnstalleerd zijn, heeft het ver slag van de Rekenkamer zoo iets van sensatie ver wekt. „En in verband hiermede vernam ik van een ambtenaar, die het klappen van do zweep kent, dat er onlangs aan een der departementen voor drie Kamers f 14000 is uitgegeven, maar zoo werd er bij verteld... daar zullen de heeren van de Rekenkamer, die be taald worden om eenvoudig te zijn, nooit iets van hoaren. Zooals de technische term luidtdat wordt „alles in de papieren verwerkt". De heeren van... ik zal maar zeggen der f 14000 hebben zich niet ge- installeerdgeen quaestie van. Die hebben hun vertrekken „gerestaureerd." Ieder een begrijpt, dat is heel iets anders. En voor de „verwerking in de papieren" maakt dat zoo'n kolossaal verschil, dat er van die f 14.000 niets gemerkt wordt. Mijn ambtenaar was dan ook zeer slecht te spreken over de heeren van Landbouw, die bij de comptabiliteit aan zijn departement eens een lesje moesten komen nemen. Daar zouden ze dat anders geleverd hebben en bovendien den minister niet zulke dwaze corres pondenties gewikkeld hebben. Je kan niet alles ver tellen, wat er alzoo per jaar „in de papieren ver werkt" wordt, maar ik kan mij levendig begrijpeD, dat de leveranciers gaarne aan het Rijk leveren. Voor een behanger en stoffeerder zit er een kleins villa in als hij de heeren van „degelijke voorwerpen" mag voorzien. Als ik weder op de wereld kom, word ik positief behanger n vraag dan de elandisie bij „Landbouw", ook al ziju ze daar nog niet stork in de kunst van het „verwerken" der voorwerpen in de papieren." Haganus schrijft in de Leeuw. Ct. over mr. Pierson en zegt van hem o. a. „Ondanks de frissche opgewektheid van zijn voor dracht, hebben sommigen wel eens te veel doceerend karakter aan zijn parlementaire redevoeringen gehecht. Ja, sommige fijn-proevers vonden hem soms wel wat „preekerig." Nu, ware dat inderdaad 't geval ge weest, ik geloof niet, dat zijn succes zoo volkomen zou zijn geweest. Al moge mr. Pierson heel wat ge doceerd hebben, gepreekt heeft hij nimmer. 't Kerk-orgel bespeeld, wel 'ns 'n keer't Gebeurde te Zetten, dat hij, bij zijn broeder gelogeerd zijnde, hem, door onverwachte ongesteldheid van den orga nist, op 't laatsten oogenblik een „gast"-rol werd toe bedeeld en hij, de president van de Nederlandsche Bank, met zijn orgelspel den kerkelijken dienst wist te begeleiden, zooals een vak-man 't hem niet zou hebben kunnen verbeteren. Zoo was, zoo is Pierson steeds geweest en gebleven, ondanks de hoogste ambten door hem in dienst van den Staat bekleed, in zijn doen en laten steeds van die echte Plollandsche gemoedelijk heid, die hem in die heldere oogen achter de groote, ronde brilleglazen stond te lezen. Een zeer bekend Tweede Kamerlid der linkerzijde, hield ik hem eens voor, zooals Braakensiek hem, in zijn rol, als leuk-ge moedelijke figuur op een van de Groene Amsterdam mer platen had gegeven. „Net 'n goeie opa," hoorde 'k over m'n schouder heen. En wie hem ooit in le venden lijve heeft ontmoet, of wie hem slechts moet kennen, zooals Braakensiek hem in z'n tam-politieke caricatuurs 't Nederlandsche publiek heeft aangebo den, zal moeten toegeven dat heel de uiterlijke facie niet alleen, maar ook 't gemoedelijke, 't heusehe ka rakter van dezen financieelen specialiteit met boven genoemde enkele woorden zoo duidelijk, zoo echt mo gelijk werd geteekend. Ja, eens heeft heel de Kamer hem boos, ernstig boos gezien. Al duurde 't maar 'n enkel oogenblik. 't Was in den eersten tijd van z'n ministerschap. En 't was 't Kamerlid Tijdens, dat hem dien boozen middag be zorgde, door op te merken dat hij, minister Pierson, „meer had van 'n acteur dan van 'n auteur." Eén ondeelbaar oogenblik was noodig om met de flinke, volle handen, zijn fauteuil om te gooien, zoodat 't Ka merlid Tijdens hem in den rug moest zien. Maar 't duurde niet lang zooZelfs kalmeerende inmenging van bevriende Kamerleden bleek overbodig om hem zoetjes aan tot eenige zwenking te bewegen. En toen t bewuste Kamerlid, zijn rede beëindigd hebbende, direct op hem aanstoof en met 'n royaal „shakes- hauds" schuld kwam bekennen, toen. was 't al weer over en de Kamer zag hem weer voör zich, goed moedig, eerlijk, leuk, kortom met diezelfde bonhomie, zooals men mr. Pierson daar steeds heeft gekend en gewaardeerd, en waarom men nu straks zijn afwezig heid, boven en behalve zijn glasheldere zaakkundige adviezen, blijvend zal gevoelen." Ook Ego van de Prov. Geld. en Nijm. Ct. spreekt over dezen staatsman, die spoedig van het parlemen taire veld zal verdwijnen. „De portefeuille van Financiën, na een van Lynden von Sandenburg, een Grobbee, een Bloem, een Gleich- man of een Godin de Beaufort, in handen van een staatsman die door redenaarstalent, met een kloeke-, flink-gebouwde rede de Kamer wist te imponeeren. ja, dat was in 1894 wel één verrassing. Zelfs de her innering aan al de enormiteiten van een Van Lynden van Sandenburg, die bij 't uitspreken van zijn milli- oenenspeech de paperassen onaangeroerd voor zich liet liggen en de meest-fabelachtige cijfer-reeksen van millioenen, duizenden, honderden, tientallen, guldens en centen, zoo maar uit 't hoofd en zoo zuiver aan de Kamer mee-deelde, dat er waar noodig zelfs de halve cent niet aan ontbrak. zelfs de herinnering' aan zooveel ongeëvenaarde geheugen-techniek was op slag verdwenen, toen men Pierson gehoord had. En hij heeft 't vermoedelijk ook wel daaraan te danken, dat hij de reuzentaak, door hem in 1894 aanvaard, heeft kunnen voltooien en een belastinghervorming heeft kunnen tot stand brengen, waarvoor anderen waren bezweken." De heele Venezuela-herrie, zegt de Haagsche brief schrijver van de Arnh. Ct., voorzooveel het ongelijk aan ons .is, vindt, naar mij ter oore kwam, zijn oor sprong in een nietigheid. Denk u het omgekeerde van de dankbare muis, die den leeuw bevrijdt door de ma zen van het net door te knagen. De muis daarentegen, die dezen keer den Nederlandschen leeuw in ongelegen heid bracht, is een klerk, zegt men. De leider van „IIou en Trou" was uit de stad. De klerk begaat de voor hem vergeefelijke flater een strict vertrouwelijke missive van onzen gezant in extenso, met naam en toenaam te publiceeren, als ingekomen stuk. Waar om zou een gezant niet particulier inlichtingen mogen geven? Hoe kan hij denken, dat inlichtingen, die met voorkennis van de Regeering worden verstrekt onder voorbehoud van discretie der ingelichten, wien het be taamt de bron te verzwijgen hoe kan hij denken, dat ongelukkigerwijze zijn epistel in handen valt van een onbenullig ondergeschikte, die het botweg laat af drukken in een tijdschrift? „Valerius" vertelt in de „Opr. Haarl. Ct." het een en ander uit vro gere tijden. De regeerders der steden stonden gelijk met tirannen. Te Amsterdam werden de schepenen gekozen door burgemeesters en de burgemeesters uit schepenen of door hen, die vroeger burgemeesters waren geweest. Het stadsbestuur was eene erfelijke souvereiniteit. Dat was ork het geval fcij andere ambten. T Ho "ra b.v. was het ambt van schout tachtig jaren achtereen erfelijk in het geslacht Breedehoff. Was er voor de zonen van een Regent gi-ne plaat, in de Regeering, dan eioot men met andere steden contracten van correspondentie, liet den overschieten- den zoon als poorter inschrijven in eene andere stad, en dan werd hij daar in de R-geering ber oemd. Had men eene vordering tegen een lid dor Regie ring, geen procureur durfde de zaak te beginnen, en zoo hij dit sl wilde, de stadsbode had geen moed de dagvaarding uit te brengen. Bij de belastingen knevelden de importmei st rs, zooveel ze konden, straffeloos. 'Do dochter van een burgemeester werd stadsvrouw en de zoon van een ander stads vuilnisman. Daarvoor werd een goed traktement uitgekeerd, terwijl natuurlijk het werk voor eene kleiue uitbeering aan anderen werd uitbesteed. Zelfs staat verm-ld, dat een doodgraver door oen burgemeester aang- - sh ld, onder voorwaarde, dat de ambtenaar jaarlijks duizend guld»n aan den Edel Achtbaren Burger vader zoude uitkeeren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1