DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 227.
Honderd en tiende jaargang
1908.
DINSDAG
29 SEPTEMBER.
Stedelijk Museum.
LANDWEER.
BINNE N L A N D.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
8 OCTOBER.
Telefoonnummer 3.
Oproeping in werkelijken dienst.
Eerste Kamer.
De quaestie te Goirle.
ALRMAARSCHE COURANT
Bezichtiging tegen 10 cent de persoon, op Zondag
3 October a.s. 's middags van 1 tot 3 uur.
De toegang is ditmaal door het Politiebureau en
over de binnenplaats van het Stadhuis.
Plaatsgebrek ten gevolge der veitimmericg laat
niet toe het Museum op den volgenden Zondag gratis
open te stellen.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat het voor
bereidend militair onderricht in deze gemeente zal
aanvangen op Vrijdag 2 October a.s., des namid
dags half twee uur, in het gymnastieklokaal.
Het onderricht zal plaats hebben op Maandag van
6—8 uur en op Vrijdag van D/s—31/. uur, namid
dags in het gymnastieklokaal der gemeente aan de
Paardenmarkt en in een der lokalen van den Nieuwen
Doelen aan de Doelenstraat.
Alkmaar, De Burgemeester van Alkmaar.
22 Sept. 1908. G. RIPPING.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den onder-
staanden verlofganger -van de Landweer, om zich op
na te noemen dag en plaats aan te melden, ten einde
voor den tijd van zes dagen in werkelijken dienst te
worden gesteld tot het houden van oefeningen.
Hij moet voorzien zijn van de voorwerpen van
kleeding en uitrusting door hem met groot verlof me
degenomen, alsmede van de voorwerpen van kleeding,
uitrusting en ledergoed, die aan hem na zijn vertrek
met groot verlof of na den ingang van zijn groot ver
lof bij toezending mochten zijn uitgereikt.
De verlofganger der landweer, die door ziekte ver
hinderd is in werkelijken dienst op te komen moet
twee dagen vóór den dag voor zijne opkomst bepaald
een gezegelde en gewaarmerkte geneeskundige verkla
ring ter gemeente-secretarie inleveren.
Is de verlofganger ter uitoefening van zijn
beroep van zeevarende buitenlands, dan wordt
betrekkelijk hem een uittreksel uit de monsterrol tege
moet gezien. Dat stuk zal de verklaring dienen in te
houden, dat het schip, waarmede de reis is onderno
men niet is teruggekomen.
Landweer-Vesting-Artillerie, 26e compagnie.
19 October 1908, vóór 9 uur 's voorm., in de
Artillerie-kazerne te Helder, lichting 1904:
DIRK VAN BRAAM.
De opgeroepene heeft recht op daggeld en op vrij
transport naar de plaats zijner bestemming, dat ter ge
meente-secretarie der woonplaats kan worden aange
vraagd.
De Burgemeester van Alkmaar,
G. RIPPING.
Alkmaar, 28 Sept. 1908.
(Ingezonden).
Nu de 8e October opnieuw voor de deur staat en het
te voorzien is, dat deze dag weder opgewekt in de stad
onzer inwoning zal worden gevierd, dunkt het ons niet
ondienstig, evenals zulks ten vorigen jare geschiedde,
vooraf een enkel woord aan de herdenking van Alk-
maar's Ontzet te wijden.
lederen Alknmarder ligt de welgeslaagde feestvie
ring van het afgeloopen jaar nog te goed in 't geheu
gen, dan dat 't noodig zou zijn, daarop in bijzonderhe
den terug' te komen. De redenen, waarom het feest
gevierd wordt op den 8en October, is ook al te bekend,
dan dat wij 't gewensckt oordeelen, daarover weder uit
te wijden. Het kleinste schoolkind toch zou ons, wan
neer wij met feiten en persoonsnamen uit Alkmaar's
Verleden voor den dag kwamen, van de overbodigheid
daarvan overtuigen.
Er zit echter aan de 8-October-herdenking een kant,
welke, naar 't ons voorkomt, gewoonlijk te weinig in
't oog wordt genomen, en die toch juist aan de geheele
herdenking haar groote, haar blijvende waarde geeft.
Dezen kant een weinig te belichten, is het doel, waar
mede dit artikel geschreven werd.
Wat is 't, dat de verdediging en 't ontzet van Alk
maar in 1573 zoo belangrijk, zoo gedenkwaardig
maakt? Het is 't feit, dat Alkmaar de eerste stad
was, die met goeden uitslag den strijd bestond tegen
den schijnbaar onwederstaanbaren overweldiger. Diens
neerlaag voor Alkmaar's wallen was zijn eerste groote
tegenspoed, niet slechts in stoffelijken, doch ook, ja
veelmeer nog in zedelijken zin. Die neerlaag bracht
hoop en moed en vertrouwen in de harten der bedrukte
Nederlanders, en gaf den stoot tot een hernieuwd,
krachtig verzet, waardoor metterdaad van Alkmaar uit
de Victorie een aanvang nam, een Victorie, welke uit
liep op de vestiging van het vrije Nederlandscke Ge-
meenebest, welks geschiedenis, met die van 't Oranje
huis innig verbonden, tot de roemrijkste mag gerekend
worden, onverschillig welk land men ook ter vergelij
king kieze.
Indien wij dus dankbaar „Alkmaar's Ontzet" vieren
dan mag, dan kan feitelijk onze gedachte zich niet
richten op de gebeurtenis in 1573, als eene die geheel
op zichzelf staat, als eene van slechts plaatselijke be-
teekenis. Neen, Alkmaar's verweer, in die langver-
vlogen duistere dagen, werd met angstige spanning en
urige hoop op bevrijding meegeleefd door ieder,
wiens hart hing aan vrijheid, aan eigen land en taal
en zede; Alkmaar's Ontzet werd met vreugdgejuich
en dankgebed begroet door de bevrijde burgers dezer
kleine, onaanzienlijke stad niet alleen, doch door heel
het bedrukte vaderland: een straal van hoop schoot in
de gemoederen, een straal van hoop, aankondiger van
„den eersten dag eens nieuwen levens." Inderdaad,
van Alkmaar begon de Victorie, bezegeld 75
jaar later door den vrede van Munster, waarin de Re
publiek der Vereenigde Nederlanden zelfbewust, als
een der machtigste staten van Europa, uit den grooten
worstelstrijd te voorschijn trad.
De 8e October behoort dus feitelijk een herdenkings
dag te zijn, niet voor de huidige inwoners dezer stad
alleen, maar voor alle Nederlanders zonder onder
scheid, voor zoover ze liet voorgeslacht dank meenen
verschuldigd te zijn voor de vrijheid, de welvaart, in
één woord de vele zegeningen, waarmee dit voorge
slacht ons, nakroost, heeft begiftigd, en waardoor wij
ook thans nog moge ook alles niet volmaakt zijn
waar wordt de volmaaktheid gevonden? roemen mo
gen in het bezit van een vaderland, dat wij, hoe klein
t ook zij, voor geen land op aarde zouden willen rui
len.
Zóó opgevat en hoe anders zou men 't eigenlijk
mogen opvatten, zonder den schijn van groote opper
vlakkigheid, van kleingeestigheid, of erger, op zich te
laden? is het feest van Alkmaar's Ontzet in zijn
dieper wezen een nationaal feest en bestemd om ge
vierd te worden door alle Nederlanders, jong, oud,
arm, rijk; een feest, dat getuigen moet van de liefde
in onze harten, voor 't geen ons allen toch ten slotte
vereenigt, hoe ver onze wegen in het dagelijksch leven
uiteenloopenhet Vaderland.
In naam van de liefde tot het Vaderland zwijgen
leef tij ds- en standsverschillen, verstomt politiek gekra
keel en worden theologische strijdvragen begraven.
Voor het Vaderland en dóór het Vaderland zijn
wij allen één. En niets mag déze eenheid verzwakken.
Want verzwakt ze, dan wordt daarmee.de eerste stap
gezet op den weg die leidt tot verwording van ons volk
als natie. Hield de liefde tot het Vaderland ons, Ne
derlanders, die helaas zoo gaarne bijzaken, welke ons
verdoelen, tot hoofdzaken vergrooten, niet langer vast
aaneengesloten, wat ter wereld zou onzen ondergang
verhoeden.
Viere dan op 8 October Alkmaar's burgerij eendrach
tig feest als Nederlanders!
W.
ALKMAAR, 29 September.
Prins Eulenburg, de man, die zooveel op zijn gewe
ten heeft dat de meineed, waarvoor hij vervolgd werd,
eigenlijk niets beteekent, is vrijgelaten uit de zieken
inrichting voor gevangenen. Men heeft van hem een
groot bedrag als waarborgsom geëischt 100.000
mark maar wat kan zulk een kapitaal iemand sche-
ook niet.
len die schatrijk is? Meer dan een vorm is dit dan
Natuurlijk wordt er over deze vrijlating in Duitsch-
land veel geschreven, al moet men daar bijzonder voor
zichtig zijn, wil men niet met den rechter in aanra
king komen die minder toegevend is voor een jour
nalist dan voor een prins
De heer Theodor Wolff lucht zijn beleedigd rechts
gevoel in een artikel, dat we hier in zijn geheel laten
volgen, vertaald uit het Tageblatt.
Prins Philipp Eulenburg is onder het gejubel der
bevolking weer op het slot Liebenberg teruggekeerd,
waar het herfstloover in den zonneschijn glanst en
waar de jacht lokt. Wie de zaken onbevangen onder
zoekt, moet toegeven, dat alles volkomen correct is,
en geheel volgens de letter der wet is gegaan en dat
allo justitie-autoriteiten slechts hun plicht hebben ge
daan.
Het naar de ziekekamer overgebrachte proces, het
welk zoo eindeloos lang duurde, dat het zelfs een ge
zond menscli ziek had moeten maken, kon en mocht
niet ten einde gebracht worden, en de prins, voor wien
zooveel doctoren attesten schreven, kon ook niet eeu
wig in de Charité (het ziekenhuis dat bij de gevange
nen behoort) blijven, liet is, zooals gezegd, alles vol
komen correct in zijn werk gegaan, maar een beklaag
de, die Muller of Meijer heette, zou even correct in de
doos gestopt zijn.
De berichten over de terugkeer op Liebenberg deden
ons zien, dat trouw nog geen herschenschim is en da
geen vermetele demagogische geest van opruiers de
diepwortelende aandoeningen der Uckermarksche
volksziel heeft kunnen schokken.
Prins Eulenburg die de menschen zonder onder
scheid van stand of geslacht steeds vriendelijk tege
moet gekomen is, wordt daar oprecht bemind, en de
gedachte, dat zulk een allervriendelijkst heer mis
schien een heimelijke zondaar is, blijft dezen eenvoudi-
gen menschen verre. Men heeft den terugkeerenden
lijder met hoezee en bloemenslingers ontvangen, en
zou zeker nog meer gedaan hebben, als de tijd voor
feestelijke toebereidselen niet ontbroken had. Men had
gemakkelijk eenige spreuken boven de poorten van
liet slot kunnen zetten en de muzikale schooljeugd zou
den grooten vriend van de Starnberger visschers heb
ben kunnen begroeten met het oude liedje: „Keiner
war wohl treuer, reiner, Naher stand dem Koning kei
ner, Doch dem Yolke schlug sein Herz."
Zulke eerbewijzen moesten bij gebrek aan tijd ach
terwege blijven, maar de heer Kopp, de bezitter van de
ziekenwagen, meende toch den prins persoonlijk naar
Liebenberg te moeten brengen. Dit is zeker geen we
reldschokkend feit, maar deze en andere bijkomende
verschijnselen, verdienen toch, als karakteristieke
symptomen genoteerd te worden.
Ook het door het afscheid zeer getroffen Oha-
rité- en rechtbankpersoneel, had ter juister tijd ge
waarschuwd, het uur van scheiden door dichterlijke
spreuken kunnen verheerlijken en dan zou de versregel
uit de „Taucher" „Den Jiingling bringt keines wie
der hier op zijn plaats geweest zijn.
Wij zijn immers inderdaad allen er van doordrongen,
dat er tusschen prins Eulenburg en de Pruisische jus
titie geen weerzien zal zijn en dat de zaak in het zand
van de TTckermark is doodgeloopen. Wanneer prins
Eulenburg, snel versterkt door de heilzame lucht van
de vrijheid, onder de hoornen van zijn park, zal rusten
of binnen eenigen tijd in de zon van de Riviera
op zijn verhaal zal komen, zal hij met lichte ironie aan
die „vrienden" denken, die hem als eenigen uitweg
zelfmoord hebben aangeraden. Bij de herinnering aan
deze goedhartige zielen zal hij nauwelijks een glimlach
kunnen onderdrukken en in zichzelf zeggen, dat men
met rang, verstand en een ziekte op aarde nooit moet
wanhoopen.
Den man, die zulk een sterk en mooi vertrouwen
toont, den levenskunstenaar, die de ellende van de
gerechtelijke vervolging zoo gemakkelijk van zich af
heeft geschud, moet men met zijn welgeslaagde bevrij
ding oprecht gelukwenschen. Iedereen gunt hem de
vrijheid, iedereen gunt hem aan de Liebenbergers, en
men zou hem volgaarne nieuwen overlast willen bespa
ren, omdat ook ons dan nieuwe weerzinwekkende din
gen bespaard blijven. Mag men bekennen, dat het ook
om een andere reden zeer heuglijk is, prins Eulenburg
vrij en ongemoeid rond te zien loopen, terwijl de mei
needsakten onafgedaan in de lade van de justitie rus
ten? Evenals Gretchen vóór haren misstap, verston
den wij de kunst om dapper op anderen te schimpen,
en wanneer er in een ander land eens een hooge zon
daar wegglipte, behoorde dat tot het vele, dat „bij ons
niet kan gebeuren." Een geestig schrijver heeft on
langs in een revue-artikel uiteengezet, dat een schoon
heid aan verleidelijke bekoring pleegt te winnen, wan
neer er iets aan haar kapsel of haar kleeding niet in
orde is, een krul over haar gezicht is gevallen, een
kantje verfrommeld is. De Pruisische staat, zedig en
in den plooi, is in zijn strakke ordeliefde, niet zeer be
koorlijk, en met genoegen zien wij, dat er een krul los
geraakt is. Evenals in landen, waarin Romaaiisch ver
val den teugel viert, is er ook bij ons, temidden van
onze ordelijke toestanden, soms een steekje aan los. En
wanneer, wat immers kan voorkomen, een prins een
ziek been heeft, dan hinkt ook de Gerechtigheid, uit
sympathie, een beetje mee."
Gisteren vergaderde do Eerste Kamer.
Mededetling wordt gedaan van de ingekomen stukken.
De Voorzitter deelde me ie dat de centrale r.ectie
besloten loeft heden in de af do dingen to onderzot
k.u, de Rivierenwet eu de verhooging van Hoofdstuk
IV (J £itit.itder sts&tsbegrooting van 1908 en evtmiu-
i - wanneer de Tweede Kamer h 'dsn met de be
handeling komt Woensdagochtend het contract met
de stoomvaartmaatschappij Zeeland.
Vooits om Woensdag na afloop van het sect ieondei-
zoak, dat eventueel om 10l/2 uur zal aan vangen, ten
1 ll/a ure in openbare behandeling te nemen de Vis
echeiijwit en de Motor wet en Donderdag daaraanvol
gende do Exploiatiewet.
Niets meer aan de orde zijnde werd de vergadering;
gesloten.
Zooals men weet was de heer Joh. Krap, van 's-Gra-
venhage, de derde, en de heer N. Oosterbaan, van
Doesburg, de vierde van het grostal.
Q M ËMQö -Ni E W S,
Pensioneering van commissarissen van politie.
De heer A. P. Heg, commissaris van politie te
Leeuwarden, had dea Ban December 1906 aan elk der
leden van de Tweede Kamer der Staten.Generaal een
schrij ven gezonden, waarin hij er op woes hoe, volgens
irt. 191 der Gemeentewet de commissarissen van
politie door de Koningin worden benoem!, geschorst
en ontslagen, terwijl hun bazoldiging door de Koningin
wordt geregeld, den Raad en Gedeputeerde Staten
gehoord.
Da heer Heg vestigde er voorts de aandacht op,
dat niet geregeld is het pans oen van dan commis
saris van politie, die, naar zijn bescheiden oordeel,
uit den aard van zijne betrekking, sneer dan monig
ander, op eene pensioenregeling mag aanspraak
maken. Immers de commissaris van politie staat er
aan bloot, dat hem in de uitoefening van zijn ambt
dusdanig lichamelijk letsel wordt toegebracht, dat hij
zijne betrekking in het geheel niet of niet naar be-
hooren kan waarnemen, terwijl hij, gekomen op be
trekkelijk hoogen leeftijd, niet meer geschikt is, om
het hem opgedragen gewichtig ambt in zijn geheelen
omvang naar beheoren te vervullen.
In zeer vele plaatsen is van gemeentewege den
commissaris van politie psns'oen verzekerd, door
dezen ambtenaar op te nemen in de verordening,
regelende de pensioneering van gemeente-ambtenaren.
Tot deze opname echter zijn de gemeentebest uren niet
verplicht en de Raad der gemeente Leeuwarden heeft
die dan ook geweigerd.
In 21 gemeenten des lands is den commissaris van
politie het recht van pensioen verzekerd en in 5 ge
meenten kan hem pensioen worden verleend, terwijl
er 21 gemeenten zijn, die van pensioneering niets
willen weten, althans te dier zake geen regeling troffen,
Die toestand is voor menigen commissaris van politie
te betreuren en verontrustend, wanneer hij denkt aan
den tijd, waarin het noodig zal zijn, dat hij zijn be
trekking neerlegt en jongere krachten hem vervangen.
Met groote voldoening en erkentelijkheid had de
heer Heg uit de destijds verschenen Regesringsant-
weorden op het Afdeelingsverslag (Tweede Kamer der
Staten-Gsnsraal), betreffende hoofdstuk IV (Justitie)
vernomen, dat Zijne Excellentie de minister van Justitie
gaarne wilde medewerken, om a#n de commissarissen
van politie het recht op pensioen te verzekeren.
Daarom wendde hij zich tot de ledon der Tweede
Kamer met het beleefd verzoek, om ter gelegenheid
van de behandeling der Staatsbegrooting voor 1907
er bij Z.E. den minister van Binnenlandsehe Zaken
op aan te dringen, dat Z.E. de goede voornemens van
zijn ambtgenoot van Justitie zou steunen en helpen
verwezenlijken.
Thans, bijna twee jaar later, wendt de ht-er Heg
zich wederom tot elk der leden der Kamer. Terwijl
hij een afschrift van bovenvermeld schrij ven overlegt,
doet hij uitkomen, dat sedert hij het verzond, de pen-
sioneeringsquaestie der commissarissen van politie
geen wijziging heeft ondergaan.
Wel is waar schenkt de Regeering in zake pensi-
onneering hare aandacht aan gelijkstelling der ge
meente-ambtenaren met burgerlijke ambtenaren, maar
wie vermag te zeggen hoeveel jaren er nog verloopen,
eer de oplossing dezer quaestie der verwezenlijking
nabij is Opgemerkt wordt, dat de commissaris van
politie geen gemaente-ambtenaar is.
Nogmaals laat de heer Heg het licht vallen op den
ongezonden en treurigen toestand, waarin een groot
deel der commissarissen wat pensioneering betreft
verkeeren.
Met waardeering memoreert hij dat èn door leden
der Eerste èn door leden der Tweede Kamer der
Staten-Generaal bij herhaling de bjj zond ere aandacht
der Regeering op de onderweiq elijke zaak werd ge
vestigd. Doch al beloofde de R,geering hare mede
werking tot oplossing van 4iet vraagstuk der pensio
neering, o.a. ook ter gelegenheid van het onderzoek
der Staatsbegrooting voor 1905, tot heden ia het nog
onafgedaan.
Daarom doet da heer Heg nog een3 een ernstig
beroep op den machtigen invloed der K nierleden en
verzoekt hij hen beleefd, bij de Ro.eering aan te drin
gen tot het spoedig nemen van da voorzieningen,
iiie er toe leiden, dat de commissaris van poliïie worde,
althans kan worden opgenomen in het pensioenfonds
voor burgerlijke ambtenaren.
Tweede Kamerverkiezing in het district Ommen.
Men meldt aan „De Rott.", dat in de ver,id-ring
d.>r centrale antirov. kiesvereniging op Vrijdag jl. ar.
A. Kuyp»r als candidaat gthi dh&afd werd. Indien
dr. Kuyper bedankt hid, zou ds. G. W. C. Vunderink.
van Amersfoort, de catiditlaal zijn gewet st, di> eciitt-r
reeds gemeld had niet i.ö aanmerking to willen komen.
Gistermorgen zijn wederom verschillende uitgesloten
11 bij de firma G1 van Beaouw Jbzn. ia dienst getreden.
Het zijn hoofdzakelijk arbeiders der firma's Lisdonk,
Pijnenburg en Van Enschot, omdat niettegenstaande
do pressie, die de organisaties de vorige week op de
werklieden der firma van Puijnenbrosk hebben ge
oefend, eenigen hunner geweigerd hebben in de ge
geven omstandigheden bij eerstgenoemde firma te
werken.
Het juiste aantal dat hedenmorgen a:m den arbeid
is gegaan konden wij vooralsnog niet te weten komen.
Do verdeeling zal echter zoo geschieden dat waar vroeger
meerdere ploegen in het geheel 16 uur per etmaal
werkten, thans 20 uur zal gearbeid worden.
Ongeregeldheden komen niet voor.
Uit Bergen.
Aan de gistermiddag gehouden harddraverij bij ge
it genheid van de kermis op 't Woud in deze gemeente,
namen 10 paarden deel. Do d olnamt was alleen
opengesteld voor paarden, aan op het Woud woon
achtige eigen&ars toebehoorende. Do le en 2e prijs