DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en tiende jaargang 1908. V R IJ D A O 16 OCTOBER. „Ende desespereert nimmer Gemeenteraad van Alkmaar, No. 242. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Qroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. Onbestelbare Brieven en Briefkaarten. Toen er na een vredesconferentie een oorlog gevoerd werd, hebben vele vijanden der conferen tie gejucht. Nu hééft die conferentie vele vijanden. Vooreerst zijn het de paradoxalen, die tegen de conferentie zijn, omdat er zoovelen voor zijn. Dan de mili taristen, die hetzelfde bezwaar hebben tegen zulk een conferente. Vervolgens de regeering en vele onderdanen van die enkele rijken, die belang hebben bij oorlog en oorlogsmogelijkheid, die dus min of meer openhartig geuite annexatieneigingen hebben. Dan de haastiggebakerden, de menschen van alles of niets, die geen tijd hebben om na al ie eeuwen van oorlog nog een paar jaartjes te wachten op den wereldvrede. En eindelijk de superieuren, die beter zijn dan de tegenwoordige machthebbers en het niet een twee drie bereiken van een volledig resultaat toeschrijven aan de geringe beteekenis dier machthebbers. Als men maar hun ideetjes volgde dan was er in een wip wereldvrede. Doch zoolang dat niet algemeen gebeurt, verbaast het deze heereu niets enz. Deze allen hebben genoten, toen indertijd hun haantje koning kraaide. En deze allen genieten nu dubbel. Want ditmaal schijnt het geheele idee van internationale conferenties uit bet mo derne woordenboek te zullen worden wegge- scbrapt. Wat baten conferenties zoo spreken zij indien de daar genomen besluiten toch niets dan theoretisch belang hebbenInternationale ver dragen binden niet. Zij scheppen hoogstens vrij willige verbintenissen, een band dus, dien men kan losmaken zoodra men hem voelt, zoodra hij dus beantwoordt aan zijn doel om te binden. Zie maar Oostenrijk. Het sluit twee overeen komsten met een reeks anderen en met een ander. En zoodra het de kans schoon ziet, doet het pre cies alsof geen van die overeenkomsten bestond. En niet alleen tracht het die rechtsverkrachting nog goed te praten doch het is bovendien nog ten hoogste verbaasd, dat niet ieder dadelijk het van zelfsprekend vindt dat het zich heelemaal niet aan dergelijke tractaten stoort. Ja men gaat nog verder en verklaart, dat degenen, die zich daarover zoo ergeren, oneerlijk zijn en zich alleen zoo boos maken omdat zij het betreuren dat zij zelf ook niet profiteeren ot omdat zij in die boosheid aanleiding willen vinden om zelf het Oostenrijksche voorbeeld na te volgen. Er is veel waars in deze, hunne i edeneerinö, het valt niet te ontkennen. Indertijd, toen qr na een conferentie oorlog ontstond, werden die zelfde redevoeringen ten onrechte gehouden. Niemand kon gelooven, dat die conferenties direct den oorlog uit de wereld zouden wegpraten. Doch nu is het geval veel ernstiger. Indien men zich inderdaad absoluut niet stoort aan eenige rechtsoverwegingen, dan is alle gepraat over in ternationaal recht dwaasheid, zoolang er niet een internationale eenheid is met een politiemacht, groot genoeg om de naties te dwingen hun vei bintenissen na te komen. Doch zóó erg is de toestand gelukkig nog niet. De daad van Oostenrijk is onverantwoordelijk en werpt bij dezen zoo persoonlijk" geregeerden staat een smet op de regeering van Frans Jozel. Doch men mag in aanmerking nemen, dat Oos tenrijk een van de minst democratisch ontwik kelde staten van de wereld is en dan is de daad van Oostenrijk rechtens wel héél erg, doch feitelijk beteekent zij weinig of nagenoeg is het geheel niets. Vooral het laatste verlieze men niet uit het oog. Bosnië en de Herzegowina waren feitelijk al Oostenrijk-Hongaarsch. Het is zeer wel moge lijk, dat de nu gegeven feitelijke oplossing voor deze streken het meest gewenscht was. Het blijft daarom een even ernstige rechtsverkrach ting, doch een die alleen de theoretici, de intel- lectueelen zal treilen. Men kan zich een groofe menigte denken, die maling heeft aan een juristerij, welke in een juridische bevestiging van een feitelijk bestaan- den toestand een hemeltergende rechtsverkrach ting ziet. En men kan zich zeer wel denken, dat die groote menigte heel anders voor den dag zou komen, indien hier een nieuwe feitelijke toe stand was geschapen, indien de Donaumonarchie dus b.v. Servië of Montenegro had geannexeerd. En nu verlieze men niet uit het oog, dat juist de algemeene opinie, het publieke geweten de basis is, waarop de tegenwoordige beweging tot regeling van internationale kwesties langs den weg van rechten steunt. Die steun is niet heel vast. Doch zij is zeker neelemaal niet vast, wanneer de door de algemeene opinie te wraken daad ten slotte als daad nagenoeg niet is waar te nemen Gelukkig voor de beweging is die steun iets, wat bijna dagelijks vaster wordt. Het meest, natuurlijk, in meer westersche landen, in landen waar het volk een grooten, werkelijken en directen invloed op de regeering heeft als in de meeste Amerikaansche en in de West-Europeesche staten. In Oostenrijk is die invloed nog niet groot. Men kan den naam Weenen haast niet hooren zonder te denken aan een jsysteem van volks-bevoogdirig en -onderdrukking, waaraan het Westen wèlgc heel ontgroeid is, doch dat in het Oosten nog nawerkt. Ook daar „daagt het", ook daar is al veel veranderd. Doch Oostenrijk is toch nog een van de vier of vijf groote staten, waar de basis van de bovenbedoelde internationale rechtsbewe- ging het zwakst is, waar men overtredingen dus het eerst mocht verwachten. Oostenrijks achterlijkheid en de geringe feite lijke draagkracht van Oostenrijks daad, verzwak ken de beteekenis van de rechtsverkrachting dus in niet geringe mate. Toch blijft deze. En daarom blijft voor meer ontwikkelde landen en hun be woners de taak om daartegen met kracht op te komen en om de inspanning te verdubbelen ten einde de internationale rechtsbeweging vooruit te helpen. Ineens gaat het niet. Reactie kan niet uitblij ven. Slechts met het grootste geduld is op dit gebied iets te verkrijgen. Welnu dat men dit geduld niet verlieze en met wetenschappelijken ijver weer aan den gang ga. De taak voor de meer beschaafde grootere volkeren en voor de kleine staten, die aan den triurnf van het inter nationale recht willen werken, is dubbel moeielijk maar daarom ook dubbel mooi. Wij, Nederlanders, mogen zeer zeker bij dit werk niet desespereeren. op Woensdag 14 October 1908, 's nam. 1 uur. 8. Onderwijzersjaarwedden. ALKMAARSCHE COURANT. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. LIJST van de aan dit kantoor en de daaronder be- hoorende hulpkantoren ter post bezorgde brieven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de ge adresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. Ie Helft der maand October 1908. Brieven. Mej. Benderingvan Houten Amsterdam. A. Vader Anna Paulowna. Hilversum Cacaofabriek Hilversum. S. Wolsmeer, Oosterend Tex. Mej. E. Meurs Scha gen. Briefkaarten. Mej. H. Rolufs Amsterdam. Mej. J. BoeijinkHonselerdijk. Jb. Keijzer Buitenland. H. Siemens, Dortmund. Mej. M. Kern; erman Keulen. P. Stam Liverpool. t jf (Vervolg). De Voorzitter meent, dat indien het foorstel v»n Buysen werd aangenomen, bij gelijk geschikte sollicitanten financieele overwegingen ten slotte den doorslag zouden geven, en de onderwijzer met minder dienstjaren zou worden benoemd. Spr. gelooft daarom, dat het amendement de onderwijzeres niet in gunstiger conditie brengt. De heer van Buy sen acht dat een rekensom, die niet zoo eenvoudig is, temeer daar hier 3 jarige verhoogingen worden voorgesteld en het rijk hooger uitkeering geeft na öjarigeu dienst. Hij ia echter van otrdeel dat de raad zich bij een benoeming niet zal laten leiden door de vraag, welke onderwijzer is voor ons de voordeeligate. De Voor zitter vindt de rekensom door den heer van Buysen bedoeld niet zoo moeilijk. Het amendement van Buyaen c.s. strekkende om alle dienstjaren te laten meetellen wordt daarna in stemming gebracht en met 11 tegen 4 stemmen ver worpen. Vóór stemden de heerenvan Buysen, van den Bosch, Zaad noord ijk en Giinderman. Daarna stelt de heer Van Buijsan voor het aanvangssalaris met f 50 te verlagen en voor de ver hoogingen de dienstjaren elders doorgebracht, mede te tellen. Dit voorstel wordt niet gesteund en komt dus niet in behandeling. Het amendement op artikel 2, strekkende om de dienstjaren elders doorgebracht voor de onderwijzers te doen meetellen voor de verhoogisgen wordt daarna iu stemming gebracht en verworpen met 11 tegen 4 stemmen. Voor simden weer de heeren Zi&dnoordijk, Giinderman, Van Buijsen en Van den Bosch. De Voorzitter zegt, dat geen andere amende- dementen zijn voorgesteld en dus de artikelen 1 en 2 zijn aangenomen. In bespreking komt thans art. 3.de verhoogiug van f 100 voor het onderwijs in vreemde talen en wiskunde. Door de heeren Van Buijsen c.s. is voorgesteld hieraan toe te voegen Wordt een onderwijzeres be last mtt het onderwijs in de nuttige handwerken buiten de gewone schooluren, dan wordt in dit geval f 50 meer toegekend. De V oorzitter zegt, dat B. en W. bereid zijn ait amendement over te nemen, zooals uit de memorie van antwoord bljjkt, indien de heer Van -Buijsen er dezelfde bedoeling mee heeft als zij dat n.l. die f 50 wordt toegekend boven de f 25 voor de akte. De heer Van Buijsen licht het amendement al dus toe. dat daaruit blijkt dat het dezelfde strekking heeft als B. en W. bedoelen. Daarna wordt artikel 3 aldus gewijzigd aangenomen. Wanneer de Voorzitter wil overgaan tot de behandeling van de volgende artikels vraagt de heer Uitenbosch het woord. Spr. hseft zich misschien vergist, maar hij dacht, dat de behandeling zou plaats hebben aan do hand van het secti6-rapport. Nu leest hij daarin onder een opmerking van art. 3 de wenschen uitgesproken in 2 secties omtrent verhoogingen der jaarwedden met f 75waarover hij het woord had gewenscht. Evenwel dit behoort bij artikel 2 en hij bemerkt thans dat dat reeds is gepasseerd. Het spijt hem, dat hij die vergissing niet eerder heeft bemerkt, doch het is het foutieve in de redactie van het rapport dat er de oorzaak van is. Spr. dacht nu, dat na de bespreking van de vorige opmerking, de volgende aan de orde zou komen. De Voorzitter zegtdat het niet aangaat de discussie over artikel 2 weer te heropenen, 't is straks vastgesteld. Dat het rapport niet duidelijk is, is de fout der rapporteurs of van de leden der sectie zelve, die toch vooraf het rapport hebben geteekend. Men kan nu niet meer op een vorig artikel terugkomen. Op die wijze zou er geen eind komen aan de discussie. De heer Uitenbosch legt zich bij dit gevoelen dan neer. Het spijt hem dat hij niet eerder de ver gissing heeft bemerkt. Het amendement om bij ziekte aan een onderwijzer verlof te verleenen op advies van een door B. en W. aan te wijzen geneesheer en niet van „hunnen" ge neesheer zoo: Is B. en W. voorstelden, wordt door het college overgenomen, waarna de ziekteregelingzes maanden met behoud van 't volle salaris en daarna zes maanden met aftrek van de kosten van plaats verv&ngiDg wordt goedgekeurd. Ook art. 10, uitbetaling van de jaarwedde bij de vervulling der militieplichten, gedurende één jaar, en art. 11 en 12 bepalende dat de uitbetaling van het salaris in geval van verlof, om andere redenen dan vroeger werden genoemd, plaats heeft met inhouding van de kosten der plaatsvervanging en dat aan tijde lijke onderwijzers in den verloftijd geen salaris wordt uitgekeerd, werden ongewijzigd goedgekeurd. Daarna komen aan de orde de artikelen 13 en 14 houdende bepalingen omtrent het verlof aan de gehuwde onderwijzeressen, die hare bevalling tegemoet zien. De Voorzitter zegt, dat uit de opmerkingen in enkele sectiën gemaakt, de schrik blijkt voor het instituutde gehuwde onderwijzeres. B. en W. hebben hierover niet veel meer te zeggen. In hun antwoord wijzen B. en W. er op, dat een verordening, die bepaalde dat de onderwijzeres bij huwelijk zou worden ontslagen, door de regeering vernietigd is. Daarom zou spr. den raad ontraden, om een soortgelijke bepaling op te nemen. Hier zijn geen gehuwde onderwijzeressen. Komen Z9 er, dan is er nog tijd genoeg, om de zaak onder de oogen te zien. De heer Giinderman zou willen voorstellen de bedoelde artikelen geheel te laten vervallen en de zaak, evenals tot nu toe, ongeregeld te laten. Rotter- t »m is met het ontslag aan de gehuwde onderwijze ressen begonnen, ondanks de juristen in den raad aldaar. Andere gemeenten zijn gevolgd, als Delft, Zaandam, Hilversum en er komen er misschien meer. Toevallig las spr. dezer dagen dat door den Raad van State wordt behandeld een ontslag om dezelfde reden n.l. zwangerschap bij een gehuwde onderwijzeres in Noord- Brabant te Middelbeers. Ook is de koninklijke beslis sing nog niet gevallen in zake het ontslag te Rotter dam, daarom gelooft spr. dat het verstandig zal zijn die beslissingen af te wachten en de bepalingen voor- loopig uit de verordening te lichten. Verder wenscht hij thans niet over de zaak te spreken. De vraag of het in het belang van het onderwijs is, dat de gehuwde on derwijzeres in de school blijft is ook door de schoolcom missie te Amsterdam behandeld en met 29 tegen 14 stemmen heeft men er zich tegen verklaard. Waar zaak zoo staat, acht hij een afwachtende houding deze kwestie het meest gewenscht. De V oorzitter wijst er op dat dan toch 30 der Amsterdamsche commissie voor het behoud gehuwde onderwijzeres was, doch acht het beter niet verder op de zaak in te gaan. De heer Giinderman betoogt, dat deze opmer king niet veel zegt, men zal altijd wat anders vinden voor de dwaze verordening, zegt hij. Hij meent echter, dat het zeer de vraag is, of het in het belang van het onderwijs is, dat het onderwijs voor enkele maanden onderbroken wordt. De Voorzitter wijst er op, dat er wel eenige kentering komt in de meening omtrent de gehuwde onderwijzeres; 10 jaar geleden zou ze misschien met algemeene stemmen door de Amsterdamsche school commissie zijn geweerd, misschien is men er over 10 jaar algemeen voor haar te behouden. De heer D o r b c c k die zich niet altijd heeft doen kennen als een bestrijder van het beginsel om de ge huwde onderwijzeres toe te laten, meent, dat de dis cussie onwillekeurig in de verkeerde richting gaat. Ilij is het met den heer Giinderman eens, dat het beter is de koninklijke beslissing af te wachten. Een debat, als dat tusschen den Voorzitter en den heer Giinder man acht hij al heel onvruchtbaar. Den heer Boelmans ter Spill spijt het, dat hij .er bezwaar tegen moet maken om de zaak op deze ma nier af te maken. De heer Giinderman zegt, dat men altijd wel voorstanders kan vinden voor een dwaze verordening. Spr. meent toch, dat hij zich als voor stander van deze bepalingen in goed gezelschap be vindt. Toen bij de behandeling van dezelfde kwestie de der ten opzichte der leeraressen van het gymnasium den heer van der Feen de Lille de schrik om het hart sloeg werd het eenigermate voorgesteld, alsof deze bepalin gen een uitvinding waren van B. en W. Niets is min der waar. Wat heeft men gedaan? Men heeft over genomen de bepalingen in 1906 gemaakt door minis ter Rink, toen deze de verordening voor Middelburg vaststelde. Qed. Staten van Noord-Holland verwijzen in hunne missive, waarbij zij op regeling van het ver lof bij ziekte enz. aandringen naar de bepalingen van ministar Rink. Ged. Staten zouden dus wel eens aan merking kunnen maken indien men de zaak ongere geld liet. In verband met wat de heer Giinderman verder heeft gezegd omtrent het geval te Middelbeers leest spr. voor, wat Mr. Asscher daaromtrent heeft gezegd in den Raad van State n.l. dat en de districtsschool opziener en de inspecteur verklaren dat van nadee- Ügen invloed op het onderwjjs niets was gebleken; het gaat dus niet aan 1 priori de gehuwde onderwij zeres ta weren, zonder dat men heeft kunnen consta- teeren en dat kan men hier niet, omdat men geen gehuwde onderwijzeressen heeft, dat het onderwijs er schade van ondervindt. De heer Zaadnoordijk wijst op een ander be sluit van 1904, waarbij een verordening met een be paling omtrent ontslag der gehuwde onderwijzeressen wel is goedgekeurd. De tegenwoordige minister Heems kerk heeft bepalingen gemaakt omtrent gehuwde vrou welijke rijketelefonisten. 't Komt hem voor, dat de minister eigenlijk graag een uitspraak zou zien, zoowel hier ais elders en daarom gelooft spr. dat een princi- pieele beslissing aanbeveling verdient. De heer Boel mans ter S p i 11 heeft het eerste besluit niet aangehaald, alleen dat van minister Rink. Nogmaals wijst hij er op dat Ged. Staten uit drukkelijk naar dat besluit verwijzen. De heer Giinderman blijft van oordeel, dat het ongeregeld laten van deze kwestie op het oogenblik het beste is, men blijft dan op vrij terrein. De Voorzitter vraagt of men dus geen rekening wenscht te houden met het koninklijk besluit van 1906. De heer Giinderman merkt op, dat minister Heemskerk er misschien anders overdenkt dan minis ter Rink en dat hij juist de wet in anderen zin zal willen herzien. De heer Boelmans ter Spil wfjst nogmaals op het oordeel van de schoolautoriteiten in zake het ontslag te Middelbeers. Na nog eenige discussie tusschen de heeren Giin derman en Boelmans ter Spill zegt de heer D o r b e c k, dat nu eigenlijk de motie of liever het voorstel-GIinderman geheel op den achtergrond is geraakt. De heer de Groot stelt thans voor de discussie te sluiten; hij is het met den heer Giinder man geheel eens. Het voorstel wordt daarna in stemming gebracht en met 11 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Uitenbosch, de Wit, Fortuin en Boelmans ter Spill. De heer Van Buijsen wenscht nog een opmer king te maken, betreffende artikel 3. Ofschoon dat reeds is gepasseerd. In de memorie van antwoord staat een berekening van de kosten voor verhoogingen voor de acte teekenen L. O. Waarom die er in staat is hem niet duidelijk, hij heeft niet bedoeld voor de acte teekenen f 50 toe te kenneD, doch zou willen voorstellen, daarvoor die verhooging te geven, indien aan een onderwijzeres krachtens nadere opdracht van B. en W.. het teekenonderwijs wordt gegeven in meer dan één klasse. Het geven van teekenonderwijs is moeilijk en eischt veel ambitie van den onderwijzer. Wanneer nu een onderwijzer, die voor dat vak veel ambitie heeft, het onderwijs in meer dan 1 klasse speciaal wordt opgedragen, dan komt dat zeker het onderwijs ten goede en is een hoogere bezoldiging daarvoor billijk. De Voorzitter die bezwaar maakt de discussie over artikel 3 te heropenen, vraagt of de Raad alsnog den heer Van Buijsen de gelegenheid wil geven, om dit voorstel in te dienen. De heer van der Feen de Lille meent, dat het niet aangaat den heer van Buijsen toe te staan, wat de heer Uitenbosch werd geweigerd. Andere leden zijn van het zelfde gevoelen. Do V oorzitter acht het dan maar het beste, om bij stemming uit te maken of nog weer op 't artikel mag worden teruggekomen. De vraag wordt met 13 tegen 2 stemmen ontken nend beantwoord. Voor stemden alleen de heeren van Buijsen en van den Bosch. Aan de hand van het sectierapport stelt de vooi- zitter aan de orde den nu volgenden wensch uitge sproken door 2 leden der 3e sectie, om de tegemoet koming voor womnghuur aan de gehuwde onderwij zers van LÖ-jarigon leeftijd van f 100 te verhoogtn tot f 150. Deze za.ik zegt de voorzitter is geregeld bij besluit voorkomende in Gemeenteblad 148. De heer Uitenbosch zegt, dat hij behoorde tot de twee leden der 3e sectie, door wie deze wensch is geuit. B. en W. zeggen in hun antwoord, dat de be doeling van de wet is een tegemoetkoming en geen vergoeding. Daaruit zou men kunnen opmaken, dat B. en W. J 150 een vergoeding willen noemen. In de wet wordt de vergoeding voor de hoofden van scholen minstens op 150 gesteld; de tegemoetkoming voor de onderwijzers op 50. Waar de hoofden van scholen hier vrije woning hebben of 400 vergoeding daarvoor ontvangen, acht hij, gezien de huishuur, die onderwij zers moeten betalen -— zij dienen toch eenigszins op goeden stand te wonen en gezien de omstandigheid dat het volgend jaar, tengevolge van hoogere belastin gen, de huurprijzen zullen stijgen, een tegemoetko-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1