DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1
Honderd en tiende jaargang.
1908.
ZATERDAG
17 OCTOBER.
GROOTE VEEMARKTEN
Groote PAARDENMARKT
Woensdag II Nov. a.s.
Kwade praktijken bij de keuring
van iotelingen.
Uit school en huls.
FEUILLETON.
No. 243.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ALKMAAR
op Maandag 2 en Woens
dag 18 November a.s»
Pandoerenpot
H ill P
Telefoonnummer 3.
„Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft:
i.
Straf.
Een mensch moet in deze nimmer volmaakte
wereld elk uur van den dag op zelfbehoud en
zelfverweer bedacht zijn, en bovendien heeft hij
nog een andere taak, bestaande in het bescher
men van diegenen zijner natuurgenooten, die
voor de eerste taak niet berekend zijn. Hij moet
op zich zelf passen en hij moet op anderen pas
sen? Wie alleen het eerste doet, is een egoïst
en wie alleen het laatste doet, is een ezel. Het
zal dus maar het beste zijn, het dubbele juk te
dragen. Op zelfbehoud en zelfverweer bedacht
zijn, dat zit ons in het bloedde allereerste
menschen voerden strijd tegen het wild gedierte
en zoodra ze dat hadden verdelgd, vochten zij
tegen elkander en dat is zoo gebleven tot op
den huidigen dag. Eerst met de vuist en de tan
den, later met knodsen en in de tijden der be
schaving met verfijnde wapenen. En als groot
symbool dezer onomstootelijke waarheid staat
daar nog het leger en de vloot en het ge
rechtshof.
Zelfbehoud en zeltverweer, wij behoeven het
onzen kinderen niet te geven of aan te loeren
ze krijgen het met de geboorte mee, het is deel
van hun mensch-zijn. Elke vechtpartij, ieder
in twist ontaardend spelletje geeft ons het ver
nieuwd bewijs. Op zelfbehoud en zelfverweer
moet de mensch bedacht zijnhet is de strijd
om het bestaan. Wie het één oogenblik ver
zuimt, ziet den rand des ondergangs voor zich.
Gelukkig, dat het ons in het bloed zitJa, maar
evenals alle menschelijke dingen hebben wij het
ontvangen, ongeraffineerd. Óf heb ik het mis,
als ik me zei ven en anderen vergelijk bij een
stuk erts, dat eerst na herhaalde gloeiing en
smelting en afscheiding van slakken verandert
in metaal Ongeraffineerd. Bij velen blijft het
dit. De tijger verscheurt, het paard trapt, de
hond bijt, de kat krabt, de bij steekt, de straat
jongen stompt, de ruwe poldergast beukt, de
bloode scheldt, de venijnige spreekt kwaad. Zie
daar nog maar enkele vormen, maar alle
ongeraffineerd, alle uit den tijd van zooveel jaar
vóór Chr.. Zoo vecht en slaat en praat men zich
door het leven want elk oogenblik brengt nieuwe
belagers met zich.
Maar de tijd en de wereld gaan vooruit en
nemen den mensch in hun vlucht mee. Wie
zich maar niet zoo nolens volens laat meeslepen,
maar opmerkt de dingen, die langs zijn pad
liggen, voelt behoefte aan wat loutering, eerst
voor zich zei ven, dan ook voor anderen. Hij
hervormt zich en wil hervormen, het oude juk
en de oude gewoonte afschudden. En waar het
nu zelfbehoud en zelfverweer betreft, daar legt
hij die niet af, maar kiest andere vormen om
ze te uiten. Als hij dan gezien heeft, hoe de
dieren handelen en ook de menschen, waar
boven hij zich meent te mogen verheften, krijgt
hij een walg van slaan en stooten en krabben
schelden en kwaadspreken. Hij acht zich te goed
om die dingen zelt te ondergaan en past ze
daarom ook niet op anderen toe. En wonder
genoeg is het respect, de eerbied voor al wat
boven ons is en ons vreemd voorkomt, ook hier
op onze zijde.
Wat de jager niet vermag, dat vermag het
oog van den dierentemmer, wat het zwaard niet
vermag, dat vermag het woord, wat de roede
niet terecht brengt, dat wrocht de liefde. Of
in veel plastischer bewoordingen uitgedrukt
„Polderjongens vechten met polderjongens".
De eerbied en het respect voor al wat boven
ons is, of ons vreemd voorkomt is op onze zijde.
Zoodra wij dit door ervaring hebben ingezien
is ons een wapen van edel gehalte geschonken
de macht van het voorbeeld. De woorden „doe
als ik" zijn sterker dan duizend vuisten. Och,
als de mensch het wat eerder had willen of kun
nen inzien, hoe eenvoudig alles in den grond is,
wot zou hij rustig hebben geleefd. Wij zijn
thans op weg, om den eenvoud der dingen op
te merken en wij zullen er wèl bij varen. Men
smelt geen metaal in een kroes van erts. En
na deze lange inleiding, die ook weer geen in
leiding is, komen we in School en Huis en bij
ons onderwerpStraf.
Is straf dan het resultaat van zucht tot zelf
behoud en zelfverweer Wiens schuld is het, dat
wij wel genoodzaakt zijn, dit aan te nemen
Wat anders zijn de ruwe uitvallen, de klappen
en knepen en trappen, die daar werden en wor
den uilgedeeld Ouders en onderwijzers, zegent
uw kinderen, maar scheldt oi schopt ze niet
blauw. Zegt niet, dat gij dit laatste doet om
recht te maken, wat krom is. Gij liegt. Uw
uitvallen, uw kastijdingen zijn nog de oude onge
raffineerde vormen, fwaarvan sprake was. Gij
ontheiligt Uw kind, 'gij onteert U zeiven en merkt
niet op den eenvoud, die daar ligt in alles. Gij,
vader, die den stok|laat|neerkomen op den rug
van uw ez van uw kind, loop uw kind
voorbij en verzoek den eersten den besten voor
bijganger U de kracht van den stok te laten ge
voelen'. Gij, ouder of onderwijzer, die uw kind
al scheldend en schimpend ^verlaagt tot het al
lerlaagste bijt de tanden op elkander en vraag
uzelven af, hoe hoog gij staat.
Gij straft niet, gij neemt wraak. Wraak is
alle liefde vreemd en zonder ouder-, zonder kin-
derliefdeghebtfgij niet het recht, ouder of onder
wijzer te zijn. Weest eerlijk en bekent „ik
heb het te vèr laten komen ik heb een oogen
blik verzuimd, op"?zelfbehoud en zeltverweer be
dacht te zijn.
Ik heb het te vèr laten komen en ik heb
de macht van het voorbeeld uit het oog verloren".
Of men ouder en onderwijzer kan zijn en het
buiten straf redden? Buiten dezen vorm van
straf móet men het redden en duizenden voor
beelden doen ons zien, dat men het ook kan.
Gelukkig het kind, dat mag getuigen„Noch
mijn vader, noch mijn onderwijzer heeit mij ooit
gescholden of geslagen." Dat kind zal den een
voud, waarvan sprake was, wel gaan inzien
uit dat ertsklompje zal wel een stuk metaal te
voorschijn komen. W. W.
Winterrogge.
't Begon opnieuw te druppen.
ALKMAARSCHE COURANT.
TE
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
Overwegende dat gebleken isdat er nog steeds
personen zijndie er hunne praktijk van maken om
aan Iotelingen, tegen betaling van eene som gelds,
hunne hulp aan te bieden, ten einde hunne onge-
schiktverklaring voor den militie-dienst te verkrijgen,
WAARSCHUWT voor bovenbedoelde
praktijken en wijst belanghebbenden met nadruk
op het bepaalde in art. 206 van het Wetboek van
Strafrecht, luidende als volgt:
10. hij, die zich opzettelijk voor den dienst bij de
militie ongeschikt maakt of laat maken
20. hijdie een ander op diens verzoek opzettelijk
voor den dienst ongeschikt maakt. Indien in
het laatste geval het feit den dood ten gevolge
heeftwordt gevangenisstraf van ten hoogste
zes jaren opgelegd."
Brengt verder te hunner kenuisdat de bemoeiing
van bovenbedoelde personen in geen enkel opzicht tot
afkeuring van den betrokkene kan leiden, terwijl de
raadpleging dier (personen den loteling slechts financieel
nadeel kan berokkenen.
Alkmaar, De Burgemeester van ALKMAAR,
14 October 1908. G. RIPPING.
door F. DE SINCLAIR.
Schrijver vanMeneer Focus als hypnotiseur, enz.
4) o
Sophie keek zuur, bediende zwijgend de heeren, 't
zwakke gesprek leefde nog even door Potman's zwaar
op de handsche jovialiteit; toen begon de lamp te min
deren, wat Margot aanleiding gaf te zeggen dat petro
leum 'n duur artikel was en dat zij er ook zuinig mee
was.
Sophie schold woedend op de meid, voelde diep den
steek en Potman draaide de pit hooger. De vlam
sloeg even helderend op, zonk dan krachteloos ineen.
Ze scheidden in troebel licht.
'n Zondagmorgen met motregenachtige mist-
sluiers.
Kerk gelui uit de verte ter opwekking voor berouw
hebbende zondaren, druppelgetik uit 'n lekke goot,
bron van machtelooze vervloekingen tegen de planbe-
dervende natuur.
Ziedaar 'n soort these en anti-these, die 't humeur
van t echtpaar Potman al van ze$ uur in den morgen
af in de war brachten.
n^ Beetje lichter wordt 't wel", dacht Potman, die
voor 't raam in de achterkamer stond te kijken, terwijl
z'n vrouw nog aan 't ontbijt zat.
„Wat hè-je an lichter.as 't maar droog was",
vond Sophie.
„Nou ja, van 't een komp 't ander."
t Is in alle geval geen weer om je goeie goed an
te trekken."
Nee, dat vond Potman ook.
„Anders had ik dat lichte bruine pak es angedaan"
sprak hij.
„Mö-je nog thee?"
Potman ging nog even zitten, dronk werktuigelijk
z'n kopje leeg, staarde dan peinzend in 't grauwe bui
ten.
„Iloe laat gaat de trein ook?" informeerde Sophie
met 'n blik op de pendule.
„Om en nabij half tien", antwoordde Potman met
een geeuw.„nog tijd zat om droog te worden, 't is
half negen."
„We hebben niks meer te doen, ik ben gekleed, dit
zijdje is netjes genoeg hè?"
„Veel te mooi", dacht Potman.
„Nou en jij blijft zeker ook, zooals je nou bent, mot
je geen schoone zakdoek?"
„Ja. dat 's goed."
„Hè je nou alles bij je?"
„Natuurlijk.... kijk." Potman haalde z'n porte-
mommie uit, legde 't omgewisselde geld uit 't varken
op tafel. „Vier riksdaalders, vier gulden en 'n dub
beltje. en hier 't spoorboekje, me sigaren.ge
zien Hij stak alles weer in z'n broekzak.
„Nou geloof ik ook, dat 't lichter wordt", sprak So
phie, die de ontbijtboel liep op te ruimen, even later.
„D'r wordt gebeld", sprak Potman.
„Kijk jij effen, 't zal de krant zijn", meende ze.
Potman deed open. Op de stoep stond Margot in 'n
spiksplinternieuw toilet van lichtblauwe voilestof met
écru kantjes; 'n enorme hoed, waaruit rechtstandig als
'n enorme scheerkwast 'n witte panache omhoog rees,
dekte haar coiffure.
Druk joelerig klonk haar stem met de begroeting:
„Moge, moge.'t weer wordt al veel beter hè.
Ze was al in de kamer.
„Sophiegod kind hè-je je nog niet angekleed.
't Is zoo negen uur.
„Is 't al zoo laat. god.
Sophie was totaal verbouwereerd, 't Nieuwe toilet
van Margot en die snijdende vraag, 't was te overstel
pend, zoo alles tegelijk.
„We hebben ons een beetje verlaat" excuseerde ze
zenuwachtig.
„Daar is Verheek ook", riep Potman.
Inderdaad verscheen die heer, gekleed in 'n keurig
up to date grijs costuum, blijkbaar kersversch uit de
Van onzen landbouwcorrespondent.
Daar rogge een hoofdgewas is voor onze zandstreken
ligt het voor de hand, dat men op onze Rijksproefvel-
den in den loop der jaren verschillende variëteiten
heeft verbouwd, om te zien welke soort aanbeveling
verdient. De resultaten waren altijd niet even schit
terend, 't geen ons niet behoeft te verwonderen, daar
de cultuurtoestand van sommige gronden nog veel te
wenschen overlaat. De veredelde variëteiten vragen
een diep losgemaakten bodem, rijk voorzien van de
noodige voedingsstoffen. Hoeveel gronden worden nog
gbvonden, die noch aan het een, noch aan het andere
kunnen voldoen. Jaren achtereen bouwt men op de
zelfde ondiepe bouwvoor; er niet aan denkende om ook
eens dien vasten grond los te maken. Daar zou een
ondergrondsploeg goede diensten kunnen bewijzen. De
onvruchtbare ondergrond wordt daarmee losgemaakt,
maar niet bovengebracht.
magazijnen van Peek en Oloppenburg, in de deurope
ning.
„Ik wensch jullie 'n goeie morgen 1" riep hij joviaal.
„Klaar voor de reis?"
„Al lang hoorsprak Potman. „Hoe zou 't gaan
met 't weer
,,'t Is nou droog en d'r komt 'n beetje wind", ant
woordde Verbeek.
„Kom, vooruit met de geit dan", sprak Potman.
„Sophie. waar is Sophie nou?"
„Sophie is naar d'r slaapkamer", sprak Margot.
„Die vrouwen benne nooit klaar", grinnikte Ver
beek.
Op datzelfde oogenblik klonk Sophie's stem gedempt
ergens uit 'n ander vertrek.
„Potman.Potman.och kom es effen.
Potman verdween.
Margot en Verbeek alleen gelaten, draaiden even
rond op hun hakken. Margot met 'n hoofdbeweging
in de richting van de slaapkamer, waaruit 'n hard ge
fluister kwam, glimlachte veelbeteekenend tegen haar
man, die z'n hoofd schudde, even z'n mondhoeken ver
trok om mee te lachen.
Potman kwam terug, 'n beetje onthutst.
„Zeg.... gaan jullie maar vooruit.... wij komen
subiet achteraan.... Sophie heit pech met d'r japon,
d'r is 'n mouw gescheurd of zoo wat
„God. laat ze zich maar niet zenuwachtig ma
ken sprak Margot.
„Vooruit, dan gaan wij vast.en wachten an 't
station in de wachtkamer hè?" besprak Verbeek.
„Ja.... goed, goed...." antwoordde Potman ge
jaagd, al voorgaande naar de deur.
„Ga je gang maar, we kommen d'r wel uit. 's
kijken, je hebt nog 25 minuten.
„Jezus!.
Potman stormde de slaapkamer in. De Verbeeks
trokken de straatdeur achter zich dicht.
„Nog 25 minuten.... maak dan toch voort!"
schreeuwde Potman tegen Sophie, die met roode vlam
men van agitatie op haar gezicht 'n licht lila jacquet
dicht trachtte te maken, dat met 'n onnoemlijk aantal
Laat men dus niet met het uitzaaien van nieuwe
veredelde soorten beginnen voor de grond in uitste
kende conditie verkeert.
De Schlanstadter en Petkuser rogge zijn een paar
variëteiten, die nog al dikwijls genoemd worden.
Laatstgenoemde wint het echter van de Schlanstadter.
Opbrengst en kwaliteit zijn beter ook bleek de Petku
ser meer wintervast dan de Schlanstadter.
Hoewel de Petkuser rogge voor goede gronden
aanbeveling verdient, moet men voor het origineelo
zaad nog al diep in de beurs tasten.
Goedkooper is enter Petkuser rogge, d. i. éénmaal
naverbouwde. Dit zaad is evengoed als 't origineels.
Om zijn bouwgrond in vruchtbaren toestand te bren
gen, zal men voor 't zaaien moeten uitstrooien een
800 Kg. slakkenmeel plus 600 Kg. kainiet en later nog
100 Kg. chili.
Sommigen zijn nog angstvallig voor het uitstrooien
van een weinig chili in den herfst. Toch is het aan-
tebevelen. Bij gebrek aan opneembare stikstof staat
de groei stil. Salpeterzuurvorming in den bodem zal
tengevolge van te lage temperatuur niet plaats heb
ben.
Is nu het reserve-voedsel in den korrel verbruikt,
zoo zal door de kleine gift chili, waardoor stikstof in
opneembaren vorm is toegediend, de plant geen stik
stof honger lijden, maar krachtig kunnen doorgroeien.
W.
Probleem No. 148.
(Eerste publicatie).
J. H. de Ruwe te Hilversum.
W/Zy/M
"a E c d e f g h~
Mat in 2 zetten.
Oplossing van probleem No. 146, (Lad. Vttesnik).
1 P e7 g6 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. C. Bakker Czn., P. J. Boom, F. Böttger, O.
Bramer, G. van Dort, G. Imhtilsen, A. Mooijboer"),
G. Nobel en C. Visser, allen te Alkmaar; Ds. H.
Groeneveld te Vlijmen, Mr. Ch. Enschedé te Haarlem,
C. C. J. de Ridder te Ede, S. te S., P. Bakker en
H. Weenink te Amsterdam, J. H. de Ruwe en J.
Vijzelaar te Hilversum, P. Ooijkaas te Limmen,
„Schaaklust" te Koedijk, O. Boomsma te Kampen,
G. Fijth Jr. en C. J. Strick van Linschoten te Bunnik.
Van wien wij ook een goede oplossing van No.
144 mochten ontvangen.
haakjes onder haar arm en op haar rug sloot.
„Maak me niet gek met je gezeur", snauwde ze, „ik
kan dat lamme lijf niet dicht krijgen."
„Kom hier!"
Potman's dikke vingers friemelden aan de haakjes
en uitgerafelde trensjes. Zenuwachtig en kwaad sloeg
hij de stompe dingen, waar ze maar pakken wilden,
dwars door 't dunne goed van 't jaquet heen.
„Klaar.vooruit nou!"
Sophie vloog op, gooide de kast open en zocht naar
haar hoed.
„Verklee-jij je dan toch!" snauwde ze, bevend van
agitatie 'n hoedepen in 't vel van haar schedel prik
kend.
„Ik.bè-je gek?"
„Jawel", huilde ze bijna, „je bruine pak, je ziet er
nit as 'n schooier."
„Podver...." vloekte Potman, op z'n horloge kij
kend, „is dat ook 'n gedonderjaag met jou. dan zoo
en dan weer zus. loop jij nu maar vooruit.
alla.ik haal je wel in.verdomme.
„Nou bedaar. bedaar!"
Sophie, haar glacé's in de hand, rende de kamer uit.
Potman smeet z'n jas uit, gooide z'n vest tegen den
grond, trapte z'n broek aftrappelde even onzeker
rond in zoek op z'n licht bruin pak, zag 't hangen,
schoot er op los, trok de andere broek over z'n laarzen
aan, met 'n rukken en sjorren, dat de naden kraakten,
vloog met z'n armen door 't vest, smeet z'n colbert om
en zoo, met de knoopen van z'n vest nog open, holde
hij de slaapkamer uit, de gang door en de strat op.
Sophie was hem al vijf lantaarns voor.
Hij draafde.
Sophie voor hem, verdubbelde de snelheid van haar
gang, zonder om te zien.
Hij rende.
Toen won hij op haar, 't aantal lantaarns vermin
derde; zij zag steeds niet om.
Hij had haar ingehaald.
„Met de tram", hijgde hij.
Wordt vervolgd.