DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. binnenland. No. 248. Honderd en tiende jaargang V R IJ D A G 23 OCTOBER. Drankwet. Een ernstig vonnis. 1908. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. Tweede Kamer. De nieuwe booten van de „Zeeland". Internationaal verbond van diamanthandels- vereenigingen. President Castro. Hardvochtige familieleden. KENNISGEVING. Het HOOFD van het Plaatselijk Jlestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven de aanvullingskohier6n der parsoneele belasting No. 11 en 12 voor het dienstjaar 1908. executoir verklaard door den Directeur der directe belastingen in Noordholland te Amsterdam, den 20 October 1908dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Het Hoofd van het plaatselijk bestuur voorn., G. RIPPING. Alkmaar, den 22 October 1908. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat bij hun college is ingekomen een verzoekschrift van: B. H. VASKE, aldaar, om verlof tot den verkoop van alcoholhoudenden anderen dan sterken drank in het perceel Luttik-Oudorp C 27. Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa ren worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 20 Oct. 1908. DONATH, Secretaris. De president van onze grootste rechtbank, van de Amsterdamsche arrondissements-reehtbank, de heer mr. Ooninck Westenberg, heeft, sprekende in zijn kwa liteit in een plechtige zitting van de rechtbank, din gen gezegd, die niet zullen nalaten een groote beroe ring te brengen onder de geheele bevolking. Het was bij de installatie van twee substituut-offi eieren van justitie. De president was blijkbaar begaan met het lot van een substituut-officier, die door een pear nog al de aandacht trekkende onhandigheden ko ninklijke besluiten bad doen nemen, waardoor hij ver plaatst werd in een andere rechterlijke betrekking. Onder den indruk van deze gebeurtenissen wees de president op de vele moeilijkheden, welke deze ambte naren op hun weg vinden. En het was niet meer dan gewoon menschelijk, dat hij de beteekenis van deze moeielijkheden zoo groot mogelijk stelde om daardoor het aftreden van den getroffen substituut-officier zoo zacht mogelijk te verklaren. Zie hier nu hoe hij deze moeielijkheden volgens de vrijwel gelijkluidende verslagen illustreerde „Gij zult waarschijnlijk ook de ontmoedigende erva ring opdoen, dat ons strafproces in verband met den aard van den Nederlandschen rechter het schier onmo gelijk maakt ontkennende beklaagden, waar het eenigszins ingewikkelde misdrijven geldt, gestraft te krijgen en dat aldus juist de in uw oogen gevaarlijkste misdadigers het minste gevaar loopen gestraft te wor den. Maar dit betreurenswaardig verschijnsel hangt zoo onverbrekelijk samen met de goede eigenschappen van den Nederlandschen rechter, dat gij daarin wel zult willen berusten." En waar zooveel zaken onafgedaan moeten blijven rusten, blijft dan aan den anderen kant de troost dat ten minste geen onschuldige veroordeeld zal worden. Ook wij, publiek, aanvaarden dien troost met bedde handen. Het is waar, de uitdrukking is wat sterk „geen onschuldige," zij zou juister geklonken hebben „niet vele of slechts weinige onschuldigen." Maar toch het blijft aangenaam te hooren, dat een beza digd magistraatspersoon zoo kan spreken over de kans, «al onschuldigen in Nederland worden veroordeeld. Zeer onaangenaam daarentegen was het uit zoo des kundigen mond te moeten hooren wat deze rechter in de eerste plaats zeide: „ln meer ingewikkelde zaken gaan de gevaarlijkste-misdadigers in den regel vrij uit, als zij maar ontkennen." Doortrapte misdadigers zul len in den regel wel ontkennen. Is hun zaak dus iet wat ingewikkeld, dan zijn zij klaar. liet is ongetwijfeld hoogst onaangenaam voor am bitieuse jonge ambtenaren zoo iets te hooren. Doch de wetenschap, dat Nederland een soort vrijland voor bru taal geboefte van de allerergste soort is, kan ook al lerminst aangenaam zijn voor de rustige burgers van dit vrije land. En nu nemen wij eenerzijds gaarne aan, dat mr. Co- ninck Westenberg wat overdreven heeft uit medelijden met den verplaatsten ambtenaar. Doch anderzijds moet ook niet uit liet oog worden verloren, dat wij hier niet te doen hebben met een wellicht op paradoxen jagend en publicist doch met een hoogst achtbaren ma gistraatspersoon, die zulke krasse dingen zegt bij de uitoefening- van zijn functie. Er is dus geen ontkomen aan. In iets mindere of iets meerdere mate moet waar zijn, wat de voorzitter van een zoo groot en gewichtig college, de Amsterdam sche rechtbank, als tot de misdadigers gezegd heeft Indien gij in eenigszins ingewikkelde zaken maar ont- kent, kunt gij in veel gevallen moorden, inbreken, op lichten, traudeeren, zedemusdrijven plegen enz. enz., zonder dat gij kans loopt gestraft te worden. En gij burgers, indien gij vindt dat uw leven, uw eigendom, uw zaken, het zedelijk en lichamelijk welzijn van uw kinderen en vrouwen, thans groot gevaar loopen, ik geef u geen ongelijk doch ik raad u, dat gij troost zult vinden in de gedachte dat de Nederlandsche rechter zoo is, dat hij onschuldigen niet naar de gevangenis sen kan zenden. Het kan zijn, dat de nieuwe ambtenaren na deze rede getroost aan hun Sisyphus werk zijn gegaan, het zou ons toch verbazen als ook het Nederlandsche volk zich met die troost tevreden stelde. Ten slotte hebben wij er toch zeker onmiskenbaar belang bij, dat de gevaar lijkste misdadigers onschadelijk worden gemaakt, ja hebben wij bij die afzondering van deze gevaarlijkste individuen grooter belang dan bij veroordeeling van Vnaïeve toevalsmisdadigers die niet ontkennen. En dit belang is wel zóó groot, dat wij kunnen eischen, dat er onmiddellijk maatregelen worden genomen om aan de zen door mr. Ooninck Westenberg met zoo groote dui delijkheid gekenschetsten toestand zooveel mogelijk een einde te maken. En wij kunnen aan dezen eisch verbinden de vraag, dat die maatregelen onverwijld worden overwogen en ingevoerd, omdat thans de ge vaarlijkste misdadigers een onverdacht advies hebben hoe zij moeten handelen om hun handwerk ongemoeid door de justitie en in rust en vrede te-kunnen uitoe fenen. Welke-maatregelen dat zullen moeten zijn, is een vraag, waarop wel slechts de beste deskundigen een antwoord zullen kunnen geven. Zal men staatsspeur- ders aanstellen uit de meest scherpzinnige menschen, die den officier als practici zullen bijstaan in het op speuren van misdrijven en het aanbrengen van het be wijsmateriaal, zoodat veldwachters niet meer zooveel invloed als thans op den loop van het strafgeding zul len hebben Zal men de lijdelijkheid des rechters moe ten verminderen en hem voorschrijven zich meer met do beklaagden direct in verbinding te stellen bij meer belangrijke misdrijven zelf de omgeving van de mis daad en de personen uit de omgeving te bezoeken? Zijn er andere middelen die kunnen strekken om het door mr. Ooninck Westenberg bestaande euvel aan te tasten Het zijn vragen, waarop alleen de meest deskundige adviseurs der regeering een antwoord zullen kunnen geven. Wij weten niet hoe men het kwaad zal moe ten bestrijden. Doch wel weten wij, dat het noodzake lijk is dat de stgat zorge, dat een aldus door een hooge autoriteit en uitnemend deskundige geconstateerd hcogst ernstig kwaad, zoo spoedig mogelijk worde ver- mmderd zoo niet geheel gekeerd. De heer Goeman Borgesius (U.L. Enk- huizen) vroeg gisteren bij de voortgezette behandeling der Militie wet meer licht omtrent de door de regee- riDg zelve erkende bezwaren. Spreker verwachtte ook vaF ontwerp verlichting van druk en eenige be zuiniging. Echter moet vaststaan, dat de eerste her halingsoefening, welke door 's Minister stelsel als het ware een verlengstuk zal vormen van den eersten oefeningstijd ook inderdaad door opvolgende ministers ls eene herhalingsoefening zal worden aangemerkt. Spreker drong voorts er op aan, dat de voornoemde inperking van duur van het blijvend gedeelte in de wet zou worden neergelegd. De^ heer Verhey (U. L. Rotterdam III) aarzelde met s ministers voorstel mede te gaan. Het was zijns inziens de paarden achter den wagen spannen. Met den heer Thomson, vreesde spreker, dat door kunst matige samenvoeging van den eersten oefeningstijd het blijvend gedeelte en de herhalingsoefening een eersten oefeningstijd zal worden geschapen, die de grens verre overschrijdt. Spreker ontwikkelde nog eenige andere bezwaren. De Minister van Oorlog, de heer S a b r o n, wees er op, dat in de laatste jaren vrijwel algemeen een streven viel waar te nemen om het blijvend ge deelte zooveel mogelijk weg te werken. Noch minister Staal, noch minister Van Rappard hebben voorgesteld het bljj vend gedeelte geheel af te schaffenwèl stel den zjj aanzienlijke vermindering voor, maar geheel opheffing deden zij niet. Nu was de bedoeling der regeering om door een tijdelijken maatregel want een algehoele wijziging van de Militiewet zou eenige jaren op zich laten wachten te traehten een weg te vinden tot een bevredigend compromis. De Minister erkende, dat aan het voorgestelde be zwaren verbonden zjjn, maar dit zal met eiken nieuwen maatregel het geval zijn. De Minister oordeelde eene enquête als door hot „Handelsblad" een ietwat bedenkelijke weg, en de wijze waarop die enquête was ingesteld, achtte hij niet doelmatig. Vervolgens verdedigde de Minister het stelsel van het ontwerp, dat staat op den grondslag van de wet van 1901. De Minister wees er op, dat zelfs een onvervalscht voorstander van een volksleger als indertijd De Roo van Alderwerelt, naast een volksleger een staand legt r noodzakelijk oordeelde en dat generaal Eland in 1901 zich ook beslist kantte tegen kazernesluiting in den winter. De Minister meende, dat vele oefeningen des winters beter slagen dan des zomers, en hij oordeelde dan ook, dat aan opkomst van een gedeelte der miliciens in October geen overwegende bezwaren verbonden zijn. Op voorstel van den hee-r Van V1 ij m e n (K. Vechel) werd besloten, indien het debat hedenmiddag niet eindigt, hedenavond daarmede voort te gaan. De minister betoogde, dat de mobilisatie geen na deel van bet ontwerp zal ondervinden. Met inkrim ping van het blijvend gedeelte, is de minister ook vol gens het eenparig oordeel van leger-autoriteiten ver gegaan, als met de eischen der defensie te brengen. Vervolgens besprak de minister het advies van den Defensieraad, 't Was ong-unstig en 't wekte bij de Regeering teleurstelling. Achtereenvolgens trad de minister in de weerleg ging- van 's Eaads bezwaren. De minister verklaarde zich o. a. bereid, door een spoedige jn te dienen wetswijziging, de bij dit ontwerp beoogde proefneming tot inperking van den blijvend gedeelte-dienst van 4 tot 2 maanden in de wet vast te leggen. De minister becijferde, dat het ontwerp een bezuiniging van een half millioen zal brengen. De minister van Marine verklaarde voornemens te zijn, de zeemiliciens voor de eerste oefening niet lan ger dan 71/2 maand en voor de herhalingsoefeningen niet langer dan 5 weken te houden. De minister van Binnenlandsche Zaken verdedigde de houding der Regeering in zake het tijdstip dei- overlegging van het advies van den Defensieraad. De heer van Karnebeek (lib. Utrecht I) verklaarde tegen het ontwerp te zullen stemmen, omdat de minis ter door zijn bereidverklaring, om de beoogde inper king van den dienst van het blijvend gedeelte door een wetswijziging in de wet vast te leggen, het karakter van het ontwerp geheel veranderd heeft. De voorzitter deelde mede, dat de Regeering twee wijzigingen in het ontwerp heeft aangebracht, 1. vastlegging in de wet van de inkorting van den duur van het blijvend gedeelte bij de infanterie met 2 maan den; 2. de bepaling, dat de herhalingsoefeningen in het geheel niet korter dan 9 dagen en hoogstens 12 we ken zullen duren. De heer Eland (U. L. Arnhem) handhaaft zijn be zwaren tegen dit wetsontwerp, speciaal tegen de win- teroefeningen. De heer Duymaer van Twist (a. r. Steenwijk) ver heugt zich over de wijzigingen, zooeven door de regee ring in het ontwerp aangebracht, maar hij begrijpt niet, waarom de heer Van Karnebeek nu plotseling te gen is. De heer Sehokking (chr. h. Harlingen) dringt er nogmaals op aan, mede in het belang van het platte land, dat de minister zijn aandacht vestige op de rui ling van ploeg. De verdere beraadslaging wordt verdaagd tot 's avonds 8 uur. Voortgezet werden toen de beraadslagingen over het wetsontwerp tot wijziging van de militiewet. De heer De Geer, hoewel verwonderd en teleurge steld door 's ministers nadere wijziging van art. 109, zal toch met het wetsontwerp medegaan. Na een repliek van den heer Marchant en eenige opmerkingen van den heer Schaper, die o. a. betoogde, dat hij en zijn vrienden niet al de spoken, vreezen, welke de heer Marchant ziet, verklaarde de minister van oorlog geen proef te kunnen nemen met een ver korten oefentijd, omdat daartegen te groote bezwaren bestaan. De minister van Binnenlandsche Zaken antwoordde nog op een desbetreffende vraag van den heer Thom son, dat het advies van den Defensieraal bij de Ko ningin is geweest. Bij het verder debat werd door den heer Van Doom (U. L. Gouda) een amendement ingediend, om te la ten vervallen de voorgestelde wijziging in art. 52 en de- zittingen van den Militieraad dus weer aan te vangen in December. Door den heer Ter Laan (s. d. Hoogezand) werd een amendement ingediend, strekkende om te bepalen, dat ij, die een twijfelnummer heeft, na zes maanden niet meer kan worden opgeroepen. Ka eenige discussie, waarbij de minister van Bin nenlandsche Zaken bezwaar maakte tegen dergelijke geïmproviseerde amendementen, werden deze amende menten tot hedenmorgen aangehouden. Intusschen kwam in behandeling een amendement- Ier Laan beoogende om te voorkomen, dat de dienst tijd van 8 maanden niet wordt uitgebreid door de 14 dagen speling voor het opkomen der lichtingen. h a bestrijding door de ministers Sabron en Heems kerk werd dit amendement verworpen met 40 tegen 33 stemmen. De heer Ter Laan lichtte vervolgens twee amende menten toe, le. om bij de onbereden wapens het blij vend gedeelte geheel af te schaffen en 2e om den dienst bij het blijvend gedeelte voor de bereden wapens te beperken tot 6 maanden. De heer Duymaer van Twist meende, dat dit amen dement leidt tot kaderplicht. De minister van oorlog bestreed des heeren Ter Baans amendementen en liet over het amendement - an Karnebeek de beslissing- aan de Kamer over. Hij vindt er wel iets voor te zeggen, dat zoowel vrij willig als militiekader bij het blijvend gedeelte per se moeten dienen. De heer Savornin Lobman (chr. h. Goes) is altijd tegen de plaatsvervanging geweest, omdat elk burger moet medewerken aan de verdediging des vaderlands, maar hij ziet geen enkel ethisch bezwaar tegen de ver wisseling van nummer voor den dienst bij het blijvend gedeelte. Men kan de menschen gerust daarin vrij la- ten. 1 )ts heer ter Laan heeft bezwaar tegen het amende- ment-Van Karnebeek, dat de lasten verzwaart. De heer Van Karnebeek verdedigt het goed recht van bestaan van zijn amendement. I)e heer Duymaer van Twist handhaaft zijn bezwa ren tegen het amendement Van Karnebeek. De heer Van Karnebeek verdedigt het nader, waar in. de vergadering te 12.10 wordt gesloten om Vrijdag morgen 11 uur te worden heropend. Een staaltje van den stijl in de „Constitucional" is de vertaling waard. „De apotheose van den Held gaat haar gang, als de verhevenste uiting eener natie, van de hoogste idealen vervuld, niet van een oogenblik of van een partij, maar van het volk in zijn groot geheel en in zijn hoogere geschiedkundige beteekenis. Zij verkondigen met een geluid niet in woorden te bren gen, dat al die menschen in de eenheid van hun godsdienst' vaderlandsliefde en goedheid al hun ge loof, al hun liefde vereenigen op hem, die eenheid, waardigheid en harmonie verpersoonlijkt, in hem, die voor den dienst van nationaliteit en broederschap altaren heeft opgericht met een eeuwig brandend vuur, blakend in de zon van een tastbare toekomst. Zoo is de man, zoo is het volk 1 In die reusachtige omhelzing van de natie door een hooger wezen open baart zich de wondere kracht die idealen tot werke lijkheid maakt. Iedere aanslag, door alle eeuwen heen, beproefd tegen de vrijheid der volken, is altijd verijdeld door een karakter dat, ongenegen om dien dwang te aan vaarden, de lawine stuitte in den naam v»n iets bo- venmenschelijks, dat niet in de menschelijke wetten is opgenomen, omdat het onmiddellijk door den Eeu wige aan zijn uitverkorenen wordt geopenbaard. Nu eens was die uitverkorene Jezus genoemd, dan weer Spartacus, Garibaldi, Bolivar, Washington, Cipriano Castro 1" In hetzelfde nummer wordt God tot de „Castrioten" gerekendomdat „Hij in alles op de zjjde is van onzen president." („Ned. Zeewezen".) Naar het „Hdbl." verneemt, bestaat bjj de directie van een der betrokken scheepsbouwmaatschappijen bet voornemen nog een conferentie te houden met de directies der beide andere werven, om te bespreken of er nog wat te doen valt na de ontvangst van het gisteren door ons vermelde schrijven van de maat schappij „Zeeland". Met den bouw der drie nieuwe booten moet een kapitaal van ongeveer 4 millioen gemoeid zijn. De eerste algemeene vergadering van het Interna" tionaal Verbond van diamanthandelsvereenigingen zal den len November te Amsterdam worden gehouden. Een viertal vereenigingen, bevattende circa 3000 leden, zullen zich daar doen vertegenwoordigen. zoo- is overeen Ier wijl Nederland zijn pantserschepen zond en nog andere mogendheden de Republiek Venezuela aan grimmen, trok het Staatshoofd Castro met een stoet vrienden al feestvierende door hst land, door de be volking koel bejegend, maar in de sta.atecourant op gehemeld in bewoordingen, aan het nuchtere Europa ten eenenmale vreemd. GEMENGD NIEUWS. Openluchtspel. Door het hoofdbestuur van h.t Nederlandsch Onder wijzers-Genootschap is in opdracht der algemeene ver gadering eene commissie benoemd, die tot taak heeft, gegevens te verzamelen, betreffende de beoefening van open-luchtspel aan scholen, zoowel in binnen- als buiten land, en een rapport samen te stellen, waarin wordt uiteengezet, of. en in hoeverre invoering van open luchtspel aan onze scholen waarde heeft voor de school- opvoeding. Te Knijpe, Fr., werd boeldag gehouden bij eene hoogbejaarde arme weduwe, van wie enkele familie leden uitkeering van de nalatenschap van haar over leden echtgenoot eischten. De koopers waren echter op de hand der weduwe, zoodat zij twee bedden kon inkoopen voor 10 cents, een paar stoelen 10 cents, en zoo naar evenredigheid. Voor een zeer geringe som behield zij dus haar in boedel. Geheimzinnig. Gisteren is uit een gesloten huis aan de Raampoort te Amsterdam een rijwiel verdwenen op dezelfde on verklaarbare wijze, waarop ook dat aan de Marnixstraat gebeurde. De oolrjke dief schijnt de kunst te verstaan rijwielen door een sleutelgat te peisen. Onder de tram. Woensdagavond is te Heemstede, ter hoogte van de stichting Meer en Bosch, door de stoomtram aan zekeren Van Loon een been afgereden. Brand. Gistermorgen is een groot deel der machinefabriek eigenaar Tenhorn, te Veendam, afgebrand. Vele landbouwwerktuigen en vijf stoomdorschmachines zijn vernield, zoo mede vele andere machines. De schade bedraagt wel een ton. De broodquaestle. De levering door de Haarlemsche broodfabriek van versch brood op Zondag aan de cantine van de infanteriekazerne te Haarlem, wordt door de betrokken vakorganisaties beschouwd als een sta-in-den-weg voor een goede oplossing van het Zondagsrust vraagstuk. Door het centraal bestuur van den Ned. R. K. Volks bond werd reeds tot den minister van oorlog het ver zoek gericht, maatregelen te nemen, die de gewenschte verbetering brengen. Op dit verzoek is afwijzend beschikt. De minister meent dat deze zaak behoort tot de bevoegdheid van den commandeerenden officier van het 10e regiment infanterie, terwijl het verzoek om van de bovenge noemde levering \erschoond te mogen worden, niet is gedaan door de Haarlemsche Broodfabriek zelve, als zijnde do meest belanghebbende. In overleg met de betrokken vakorganisaties zal thans verder worden overwogen wat in deze nu te doen staat.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1