DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 256.
Honderd en tiende jaargang.
1908.
MAANDAG
2 NOVEMBER.
HET KEIZER-INTERVIEW.
Gemeenteraad yan Alkmaar,
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
I" Wonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën;
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
VERGADERING van den
op Woensdag 28 October 1908, 's nam. 1 uur.
(Vervolg.)
8. Gemeeutebegrootlng. dienst 1908.
Raming f 584 878,605.
AVONDZITTING.
Tegenwoordig 16 leden afwezig de heer Pot.
Volgnr. 107. Pompen en riolen.
De Voorzitter gelooft, dat het bekend ge
noeg is, dat de post van f 2500 niet te hoog is
en hoopt dat er niet veel discussie over zal wor
den gevoerd.
De heer de Groot zal kort zijn. De f 2500
wordt geregeld in de laatste jaren voor de riolen
uitgegeven. In overleg met de commissie van
bijstand wordt de zaak ee;is nagegaan en dan
wordt die 1 2500 opgemaakt. Wanneer er dit jaar
een 1 2000 wordt besteed, gelooft hij dat daar
mede de slechte rioleering, die wij hier hebben
geen schade wordt gedaan.
Het voorstel om den post met f 506 te ver
minderen wordt aangenomen met 9 tegen 7
stemmen. Tegen stemden de heeren Meienbrink,
Boelmans ter Spill, de Wit, Uitenbosch, de
Lange, Wanna en van den Bosch.
Volgn. 108. Havens, vaarten enz.
De heer de Groot betoogt, dat het maken
van de 90 M. schoeiing langs de Breelaan wel
uitgesteld kan worden. Als het boordwerk wat
behoorlijk onderhouden wordt, de gaten worden
gedicht, kan, die 90 M. nog wel een jaar wachten.
De heer Uitenbosch zegt' dat het dezen
avond vechten is tegen de Bierkade, om een post
te behouden. De voorziening van de schoeiing
langs de Breelaan acht hij zeer gewenseht met
het oog op het nog al drukke verkeer te water
aldaar. Uitstel is geen afstel, maar 't volgend
jaar zal men voor dubbele kosten komen te staan,
De Voorzitter wijst er nog op dat door'
de motorvaartuigen de toestand is verslecht.
De heer G o v e r s acht het verkeerd met die
hooge schoeiing door te gaan, als daar een paard
te water raakt zal het zeer veel moeite kosten
het er uit te halen. Dergelijke hooge schoeiingen
zijn niet gewenseht.
Het maken van de schoeiing wordt in stem
ming gebracht. De stemmen staken. Voor stem
den de heeren de Wit, van der Feen de Lille,
Uitenbosch, de Lange, van den Bosch, Govers,
Meienbrink en Boelmans ter Spill. Het voorstel
of die 1 453 zal worden uitgegeven, moet dus
aangehouden worden tot de volgende vergadering.
Volgn. 109. Diep- en schoonhouden van havens
enz.
De V o o r z i 11 e r zal de moeite niet nemen
den post voor de grondverwijdeiing langs de
Voormeer, die op f 760 is uitgetrokken te ver
dedigen.
De heer de Groot acht het uitdiepen daar
niet noodzakelijk er is langs de Voormeer genoeg
ruimte om te lossen. Veel wordt er niet gelost.
Meent men echter dat het zand moet worden
weggehaald, dan kan men dat goedkooper gedaan
krijgen en evenals in de Singels toestaan, dat
het er vandaan gehaald wordt voor ophooging
van bouwterrein, als men maar zorg draagt, dat
niet te dicht onder den walmuur wordt gebaggerd.
Men kan op die wijze f 600 a f 700 uitwinnen.
De Voorzitter acht de ^toestand er on
houdbaar het zal nog zoo worden dat de schepen
4 tot 7 M. uit den wal moeten blijven. Wat
voorts de opmerking betrett, dat men het zand
er vandaan kan laten halen evenals van de Sin
gels; spr. geloolt niet, dat de baggerschuiten in
het kanaal kunnen worden gebruikt.
De heer Uitenbosch is dat geheel eens
de schuiten kunnen er niet gebruikt worden
door de drukke stoombootvaart die er is. Er L
verder door de Kamer van Koophandel meer
malen geklaagd over de slechte gelegenheid om
te lossen en in den zomer is het dikwijls moeilijk
voor pleizierbooten om een goede aanlegplaats te
vinden.
De heer Meienbrink meent dat de toe
stand alleen goed kan worden als men groote
steigers maakt buiten den walmuur.
Met 12 tegen 4 stemmen wordt daarna de
post van 1 760 geschrapt.
Voor stemden de heerenGlinderman, Fortuin,
Luiting, van der Feen de Lille, Wanna, van den
Bosch, van Buijsen, Govers, Dorbeck, Zaadnoor-
dijk, Meienbrink en de Groot.
Volgnummer 110. Klokken, horloges, speel
werken en dergeljjken.
De Voorzitter zegt zich niet persoonlijk
er van overtuigd te hebben of het speelwerk
van de Groote kerk de reparatie waard is, hij
gaat echter af op het rapport van den directeur
van gemeentewerken.
De heer Glinderman heeft er zich ook
niet van overtuigd. Hij legt zich bij den post
neer.
De Voorzitter: Er wordt dus op dezen
post niets uitgewonnen.
De heer van den Bosch merkt nog op,
dat de stadsklokken nog al eens verschillen met
de spoorklok.
Anderen hebben daarover nooit klachten ge
hoord.
Volgn. 115. Jaarwedde van den commissaris
van politie wordt overeenkomstig 's raadsbesluit
van 30 Sept. j.l. met f 200 verminderd.
Volgn. 128. Kosten van doodschouw.
De heer Glinderman vraagt, of het niet
gewenseht is hiervoor een memoriepost uit te
trekken.
De Voorzitter acht dit niet noodig.
De post wordt goedgekeurd.
Volgn. 129. Kosten der reiniging.
Ingevolge de benoeming van den agent Heusy
tot opzichter in de plaats van Hoekstra kan deze
post volgens den Voorzitter met t 104 worden
verlaagd.
De heer Fortuin bespreekt bij dezen post
den toestand van den Kennemerstraatweg.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W.
de bevoegdheid niet hebben daar zelfstandig
maatregelen te nemen, daar het een rijksweg is,
De heer Fortuin wijst er op, dat hier geldt
een zeer bevolkt gedeelte en een der voornaamste
wandelwegen. Een gedeelte van den weg is een
deel van het jaar niet begaanbaar. IJet argu
ment, dat het een rijksweg is, moet de voorzitter
maar laten valleneen bespreking met den inge
nieur van de waterstaat zal er wel toe leiden,
dat de gemeente in den toestand kan voorzien.
De ingenieur is er tegen, dat er gesproeid
wordt met een straalpijp, maar tegen den sproei
wagen heeft hij geen bezwaar.
De Voorzitter zegt, dat de heer Fortuin
hem verkeerd heeft begrepen. Hij heelt willen
zeggen, dat het een rijksweg is en dat de ge
meente niets kan doen, dan na overleg met den
ingenieur. Dat overleg wordt toegezegd.
De heer de Groot meent, dat er geen sprake
van behoeft te zijn, of de gemeente het mag
doen of niet. In den Haag houdt het rijk zijn
wegen schoon, ook als ze door de gemeente
loopen. Als er met den ingenieur over gesproken
wordt, gelooft hij wel dat van rijkswege voor
het schoonhouden zal worden gezorgd.
De heer Uitenbosch vraagt den heer
Fortuin of hij berekend heeft, wat een reiniging
van den straatweg om de 14 dagen de gemeente
kan kosten. Deze heeft er op gewezen, dat het
in het belang is der bewoners, doch er zijn al
vele posten geschrapt, die in 't belang der be
woners waren.
Spr. voorspelt van die reiniging belangrijke
llnancieele gevolgen.
De heer Fortui n gelooft niet, dat het zoo
veel zal beloopen, de reiniging behoeft maar
plaats te hebben van Nov. tot einde Maart, om
de 14 dagen.
De heer Van den Bosch vraagt of er
besloten is deze begrooting af te handelen met
water.
De Voorzitter weet dat niet. Wel weet
hij, dat het vorig jaar subsidie is verleend aan
geheel-orithoudersvereenigingen. (Gelach.)
Als niemand zich er tegen verklaart, om een
glas wijn te nemen, zegt de Voorzitter dan
is conform besloten, (gelach) tegen het rooken
maakt de Voorzitter echter bezwaar.
Daar B. en W, niet verder aandringen op de
aanschaffing van een veegmachinevervalt de
post daarvoor, die f 650 bedraagt.
Volgnummer 131. Kosten gezondheidscommissie.
De heer Glinderman zou de aandacht dei-
gezondheidscommissie willen vestigen op het
maken van roomijs, en wel op de weinig hygi-
ALRMAARSCHE
OURANT.
UAVlS
Telefoonnummer 3.
Onbestelbare Brieven en Briefkaarten.
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
LIJST van de aan dit kantoor en de daaronder be-
hoorende hulpkantoren ter post bezorgde brieven en
briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de ge
adresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt.
Ie Helft der maand October 1908.
Brieven.
C. BrandAmsterdam.
K. v. d. AaBloemendaal.
Mevr. HubrechtsBloemendaal.
P. Schuur 's Hage.
Mej. J. Kerkhoff, 'fa Hage.
K. WelborenHaarlem.
Herman Vader Helder.
Briefkaarten.
J. H. de Jong Uitgeest.
Buitenland.
J. v. d, Meer, Hoboken.
P. J. v. BatenburgLonden.
ALKMAAR, 2 November.
„Tk duld geen zwartkijkers in mijn rijk."
Aldus sprak eens Wilhelm IT.
Maar -is het niet juist de Keizer zelf, die zijn on
derdanen tot zwartkijkers maakt?
„Altijd hijheet niet oneigenaardig een bundel spot
prenten met den Duitschen Keizer tot lijdend voor
werp.
Altijd hij en altijd verkeerd.
Veel doet Wilhelm II van zich spreken, doch zelden
is het in goeden zin.
Vaak treedt hij op den voorgrond, maar steeds ver
schijnt hij in een ongunstig Ticht of op een ongunstig
oogenblik.
Gaarne bedient hij zich van de reclame, telkens even
wel mistastend in de middelen.
„Fout op fout" schreef dezer dagen het Tageblatt,
naar aanleiding van het Keizer-interview, waarover
wij in het nummer van Donderdag hebben gesproken.
„Een fout was het telegram aan Oom Paul, een fout
was de zwenking naar den kant van Engeland, meer
dan een fout was het uitwerken van een veldtochtplan,
en het is wel de grootste fout geweest, dat de Keizer
destijds telegrafisch Engeland in kennis gesteld heeft
van het voornemen van Frankrijk en Rusland. Een
fout is de bewering, dat de onderste lagen van het
Duitsche volk anti-Engelsch gezind zijn, een fout is
de verklaring, dat de Duitsche vloot gebouwd wordt
voor mogelijkheden in het verre Oosten."
Niet minder kras liet de democratische Morgenpost
zich uit
„Nam Keizer Wilhelm toch maar tot gewoonte aan,
velen zijn oor en weinigen zijn lippen te geven, en on
der de velen zoowel als onder de weinigen aan degenen
de voorkeur te schenken, die het oprecht met Duitsch-
land meenen, dat wil zeggen aan zijn eigen burgers,
en lien te mijden, die onder een valsch masker slechts
den wensch verbergen, Duitschland, waar ze kunnen,
schade te berokkenen, namelijk de buitenlanders, En-
gelschen zoowel als Amerikanen en Franschen. Hij
zou tenminste beter dan nu ingelicht zijn over de in
de wereld heerschende stemmingen, waaruit een man
met zijn verstand gemakkelijk de feiten zou leeren
kennen, welke daaraan ten grondslag liggen."
Het blad roert hier een punt aan, dat eenigen tijd
geleden in Duitschland algemeen besproken werd: wel
ke couranten de Keizer leest. Men wilde het name-
li.lklijk de dagclijksche lectuur van Wilhelm II wijten,
dat de Keizer zoo slecht op de hoogte is van de werke
lijke toestanden, omdat de bladen, die onder zijn
oogen komen, er op uit zijn, de toestanden valsch weer
te geven.
Nu heeft ons bijzonder de houding van eenige cou
ranten getroffen, welke, naar steeds wordt beweerd,
tot de lijfbladen van den Keizer behooren.
De Berl. Lok. Anzeiger, die doorgaat voor een hof-
blad bij uitnemendheid, onthield zich over het Keizer-
interview een zelfstandig oordeel uit te spreken, maar
nam een telegram van zijn Londenschen correspondent
Von Zedlitz op, waarin o. a. werd gezegd, dat de in
druk in Engeland van 's Keizers woorden voortreffelijk
was en dat het interview de stemming ten gunste van
Duitschland zou doen wijzigen. Dit is een grove leu
gen over het geheel komt het Engelsche oordeel
hierop neer, dat al het werk van commissies, politici,
journalisten, predikanten, burgemeesters, industriëelen
en anderen, om een Engelsch-Duitsche toenadering
tot stand te brengen in één slag vernietigd is.
Ten tweede is het ons opgevallen dat we in der Tag,
ook een hofblad, dat tot devies heeft: „Jn dienst van
geen enkele partij, het vrije woord voor elke partij,"
in welk blad geregeld actneele onderwerpen worden be
sproken, geen woord gelezen hebben over bet inter
view
Daarentegen heeft de Iieichsbote, die doorgaat voor
het lijfblad der Keizerin, onomwonden verklaard, dat
het interview zóó'n zware slag is voor de Duitsche po
litiek, als zij tot nog toe door geen enkelen is getrof
fen.
Het is geen wonder dat er in een der Berlijnsclie
bladen sarcastisch herinnerd wordt aan de volgende
uitspraak van den Keizer:
„Ik gun den Duitschers alle vrijheid; slechts niet
die van slecht geregeerd te worden."
Wij achten het dan ook niet noodig ofschoon wij
haast een boekdeel artikelen over het interview gele
zen hebben nader aan te toonen de pessimistische
stemming welke dezer dagen bijna over de geheele
Duitsche perslinie heerscht.
Was Wilhelm journalist, politicus of staatsman ge
weest hij was stellig aan den dijk gezet. Met een
Keizer gaat dat nu eenmaal niet. Maar men kan iets
anders doen, men kan hem onschadelijk maken, door
hem steviger in constitütioneele kluisters te slaan.
Waar was de Rijkskanselier von Billow toen het in
terview gepubliceerd werd? Was Zijn Doorluchtigheid
van het gesprek en de openbaarmaking op de hoogte?
Zoo ja, heeft bij alles gedaan wat in zijn vermogen
was om het gevaar te keeren? Zoo niet, blijft hij, nu
hij ervaren heeft, dat zijn monarch alles doet zonder
hem erin te kennen, nog één dag in zijn ambt, daar
door bewijzend dat hij zich zelf en zijn betrekking als
iets overtolligs beschouwt? Is het niet gewenseht, dat
de Rijksdag waarborgen verlangt, welke de Duitsche
staatkunde beschermen tegen persoonlijke neigingen
van den Keizer, daar immers het Duitsche volk de ge
volgen van een averechtsch beleid moet dragen, zooals
het dit trouwens reeds sinds jaren heeft gedaan?
Deze en dergelijke vragen zijn Zaterdagavond beant
woord in een buitengewone klare nota, voorkomende in
de officieuse Norddeutsche Allgemeine Zeitung.
Van deze hoögstbelangrijke verklaring- seinde het j
agentschap Reuter het volgende:
De Norddeutsche verklaart, dat de onderstelling, dat
de openbaarmaking in de Daily Telegraph door den
Keizer geschied is zonder voorkennis der verantwoor
delijke personen ongegrond is.
Een Engelseh particulier heeft toestemming gevraagd
voor openbaarmaking van gedeelten van keizerlijke ge
sprekken met verschillende Engelschen, op verschil
lende tijden gevoerd, om de goede betrekkingen tus-
schen Engeland en Duitschland te bevorderen.
De Keizer liet een ontwerp van het artikel aan den
rijkskanselier toekomen en deze zond het aan het mi
nisterie van buitenlandsehe zaken ter zorgvuldig on
derzoek. Toen het ministerie geen bedenkingen
maakte is de openbaarmaking gevolgd.
Nadat de rijkskanselier door de openbaarmaking
van het artikel den inhoud had leeren kennen, ver
klaarde hij den Keizer dat hij het ontwerp niet zelf
gelezen had, anders zou hij de openbaarmaking ont
raden hebben.
Hij. achtte zich alleen verantwoordelijk en dekte de
onder hem gestelde ambtenaren.
Tegelijkertijd bood de rijkskanselier zijn ontslag aan.
De Keizer gaf liiera^an geen gevolg maar keurde het
voorstel van den rijkskanselier goed door openbaar
making van het verloop der zaak een ongerechtvaar
digde beoordeeling des Keizers allen grond te ontne
men.
Blijkens deze verklaring heeft de Keizer gehandeld
als een constitutioneel vorst. Is deze lezing juist,
dan gaat Wilhelm II in dit opzicht vrij uit. Als mo
narch is hij dus ten deele niet meer verantwoordelijk
voor zijn uitlatingen ten deele, immers hij toch had
het gebeurde in de eerste plaats kunnen voorkomen.
Het verwijt, dat hij inconstitutioneel heeft gehandeld,
kan hem nu niet meer treffen, doch andere verwijtin-
gen zijn er te over
De heer Von Bixlow heeft zich, volgens de officieu
se voorstelling, schuldig gemaakt aan een onverant
woordelijk verzuim, dat slechts gedeeltelijk wordt ver
ontschuldigd door ongesteldheid en drukke werkzaam
heden. Kennende zijn keizerlijken meester, had hij
moeten oppassen, en een dergelijk gewichtig stuk,
voor welks inhoud hij verantwoordelijk gesteld zou
worden, niet moeten zenden naar het ministerie van
buitenlandsehe zaken, waar men blijkbaar Oost-Indisch
blind is geweest.
Nu is er nog een verklaring mogelijk dat de ver-
Jtlaring in strijd is met de waarheid. Het zou niet
onwaarschijnlijk zijn, als de Rijkskanselier niet verant
woordelijk wilde wezen voor de uitlatingen, voor zich
zelf niet en ook met het oog op de moeielijke omstan
digheden niet. Wellicht hebben 's keizers raadslieden
of niets van diens optreden geweten, of het niet aan
gedurfd zich tegen diens wil te verzetten.
Om den Keizer te sparen, kan de heer von Bülow dg
schuld op zich en op het departement van buitenland
sehe zaken hebben geschoven, daardoor een daad van
groote opoffering verrichtend.
Hierdoor zou de Keizer wel gered zijn, maar heeft
men geen waarborgen voor de toekomst gekregen, dat
een dergelijk feit zich niet zal herhalen.
Met belangstelling zien we uit naar wat de Duitsche
pers van de verklaring der Norddeutsche zal zeggen.
Wellicht kunnen we onder de rubriek „buitenland"
nog wel een paar oordeelvellingen opnemen van de
Duitsche bladen, die de middagpost ons brengt.
En niet minder belangstellend zien we uit naar de
zitting van den Rijksdag, waarin deze geschiedenis
ter sprake zal komen. 4 November, dus Woensdag
komt de Rijksdag bijeen.
Denzelfden dag ontmoet de Keizer in Eckartsau
den Oostenrijkschen troonopvolger, terwijl hij ook
Keizer Frans Jozef zal ontmoeten. Dan zal de Balkan-
politiek natuurlijk wel ter sprake komen.
Het Duitsche volk zou zeker nog wel eenigen tijd
op de interpellatie over het Keizer-interview willen
wachten, als de Keizer maar zou kunnen besluiten, op
reis naar Eckartsau en Weenen zijn verantwoordelij
ken rijkskanselier mede te nemen!