DAGBLAD VOOR ALKMAAR OMSTREKEN.
No. 263
Honderd en tiende jaargang.
1908
DINSDAG
10 NOVEMBER.
Hinderwet.
Handelscursus
aan de Burgeravondschool.
Handelscursus
aan de Burgeravondschool
81NNENLA D.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
aar plaatsruimte.
Br n franco aan de N. V. Boek- en handelsdrukkerij
ms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
REKENEN 2 uur.
HANDELSAARDRIJKSKUNDE 1
BOEKHOUDEN en HANDELSRECHT Vjj
NEDERLANDSCHE TAAL 3
DU1TSCHE TAAL 3
SCHRIJDEN 1
Prov. Staten van Naordholland.
ALKMAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk
maar brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van
den heer G. RIPPING aid ;ar, om vergunning tot
het oprichten van een bergplaats tot bewaring van
benzine in het in aanbouw zijnde perceel Bleekers-
laan, wijk E No. 16.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
Maandag 23 November e.k., 's voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen
vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die be
zwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
9 Nov. 1908. DONATH, Secretaris.
Voor de afdeeling Handelsonderwijs aan de Burger
avondschool worden voor den cursus 1908/1909 leera
ren opgeroepen in de navolgende vakken
op eene belooning van 1.50 per werkelijk gegeven
lesuur.
Inzending van stukken aan het Gemeentebestuur
vóór of op 11 NOVEMBER a. s. met vermelding voor
welke vakken afzonderlijk of gecombineerd de sollici
tatie strekt.
De aandacht van belanghebbenden wordt gevestigd
op het bepaalde bij art. 25, laatste lid der Wet op het
Middelbaar Onderwijs.
te ALKMAAR.
lnschrtyving van leerlingen aan bovengenoemde
inrichting, zal plaats hebben op Zaterdag 14 Novem
ber 1908, des avonds van 79 uren, in het gebouw
der Burgeravondschool alhier.
Zij, die een bewijs kunnen overleggen van met
vrucht lager onderwijs aan eene openbare of bij
zondere school genoten te hebben, worden van het
vereischte toelatingsexamen vrijgesteld.
Het schoolgeld bedraagt f 5 per leerling, f 2.50 voor
wien dit bezwarend is en geheel vrij voor hen, die
geen schoolgeld betalen kunnen ter beoordeeling van
Burgemeesters en Wethouders.
Voor zoover er plaatsruimte is, kunnen leerlingen
uit omliggende gemeenten tegen het hoogste school
geld worden aangenomen.
Het onderwijs zal omvattenBoekhouden, Handels
recht, Rekenen, Handelsaardrijkskunde, Nederlandsche,
Duitsche taal en schrijven.
De Directeur,
H. VAN DER HEIJ.
ALKMAAR, 10 November.
Te Londen was het gisteren Lord Mayor 's day, de
dag van den eersten burgemeester. De Lord-Mayor,
na den Koning de voornaamste persoonlijkheid, wordt
in den regel voor den tijd van één jaar gekozen en de
uitverkorene is meestal de oudste .alderlnan, zoo ietsals
een wethouder. Londen is een groote stad en heeft
een gemeenteraad van 232 leden en 26 wethouders!
Het ambt van Lord Mayor is dan ook geen sinecure,
geen baantje dat weinig geld en veel inkomen geeft.
Het salaris is niet gering: 120.000 gulden, maar van
den lord-major wordt verwacht, dat hij in zijn ambts
woning, Mansion House, de traditioneele gastvrijheid
in eere houdt. De werkzaamheden nemen evenwel
steeds toe hetgeen bij de uitbreiding van de gemeen
telijke bemoeiingen niet behoeft te verwonderen. De
nu afgetreden functionaris, sir John Bell verklaarde
dezer dagen, dat het werk in vijftien jaar verdubbeld
is en dat ieder nieuwe eerste burgemeester het moeie-
l'jker krijgt dan zijn voorganger en er een ijzeren ge
stel noodig is, om het jaar goed door te komen. Ge
lukkig heeft het ambt ook zijn humoristische zijde.
Eenvoudige menschen meenen, dat de Lord-Major tot
alles in staat is. Zij schrijven daarom allerlei ver
zoekschriften en dagelijks komen er stapels uit de ge
heele wereld. Als ze maar eenigszins voor inwilliging
vatbaar zijn, zeide de heer Bell, deed ik mijn best om
er aan tegemoet te komen. Zoo schreef mij bijv. een
man uit Amerika, of ik niet zoo vriendelijk wilde zijn
hem te.helpen bij het zoeken naar een verdwenen broe
der. Het eenige dat de man kon opgeven was de naam.
ik liet een onderzoek instellen en de beide broeders,
die elkaar i'eeds dood waanden, hebben elkaar weer te
rug' gevonden.
Een inboorling van den Indischen staat Pandsjoab
schreef een brief aan „Lord Mayor van Londen"
meer stond er niet op het adres. Hij zeide twee doch
ters te hebben en verscheiden zoons. Voor de jongens
was reeds gezorgd, maar de meisjes wilde hij gaarne
overeenkomstig zijn stand deen trouwen. Dit laatste
kon hij niet doen, zonder een bedrag van 30.000 gulden
en hij scheen het voor heel natuurlijk te houden, dat
ik hem die som ten geschenke gaf. Zelfs gaf hij mij
allerlei voorschriften, hoe ik het geld het best kon
zenden! Niet zelden wordt de Lord Mayoruitgenoodigd
als huwelijksmakelaar op te treden. Een der laatste
brieven was afkomstig uit Toronto in Canada. Do
schrijver had er een portret bijgevoegd en verzocht
mij, niet alleen een huwelijksadvertentie in 'alle groote
couranten van Engeland te plaatsen, maar ook een
onderzoek in te stellen naar het aanbod van „bemiddel
de meisjes."
Dat zijn, zoo eindigde de heer Bell, slechts eenige
staaltjes uit 't leven van den Lord Mayor van Londen,
waarin de vreugde gelukkig niet minder groot is als
liet lijden der vele bankets en lunchen."
De nieuwe lord mayor moet den 8sten November zijn
diensteed afleggen en begeeft zich dan den volgenden
dag met veel pracht en praal in Guldhall naar het op
perste gerechtshof, waar hij de kroon trouw zweert. Er
worden bij deze gelegenheid redevoeringen gehouden
en natuurlijk gaat het alles bijna precies zoo toe als
vroeger men hecht in Engeland aan de traditie!
met dit onderscheid evenwel, dat er vroeger geen rede
voeringen werden gehouden, maar gedichten werden
opgezegd, die door de daarvoor betaalde stadsdichters
waren vervaardigd. Aan den avond van den 9den No
vember heeft er een feestelijke maaltijd in Guildhall
plaats, grootendeels op kosten van den nieu
wen titularis. Daar zitten ook de ministers aan en
daar worden soms belangrijke politieke speeches ge
houden.
Gisteravond heeft de minister-president Asquith
aan den maaltijd, door sir Wyatt Pruscott als nieuwen
lord-mayor aangeboden, eenige belangrijke verklariu-
gen afgelegd. Hij zeide kenteekenen te zien, die er
op wezen, dat de slapte op handelsgebied niet lang zal
duren en voorzag, dat de vrede in de wereld gehand
haafd zou worden. Engeland doet wat het kan, om de
gevoelens, die in de Balkanstaten zeer geprikkeld zijn,
te verzoenen en te verzachten.
Ten aanzien van de Engelseh-Duitsche betrekkingen
zeide de heer Asquith, dat het onmogelijk was te ver
geten de door den Keizer afgelegde nadrukkelijke ver
klaring, toen hij verleden jare de gast van Londen was,
dat het overheerschende doel van zijn politiek is den
vrede in Europa en de goede betrekkingen tusschen
Engeland en Duitschland te handhaven. Het is deze
geest, welke ons leidt bij alle onderhandelingen in za
ke de tegenwoordige moeilijkheden in de Europeesche
politiek. Indien, zooals wij gelooven, de andere mo
gendheden dezelfde bedoelingen hebben, dan zullen 4p
wolken, die momenteel het uitspansel der Balkanlan-
den en elders verduisteren, wel over trekken, zonder
dat er een storm losbarst en de atmosfeer zal gezui
verd zijn van achterdocht en wantrouwen. Er moest
geen sprake zijn van isoleering- of vijandige groepee
ring tusschen mogendheden, die de bewakers zijn van
du beschaving en den vrede in de wereld, terwijl niets
ons er toe zal brengen aan onze verbintenissen .te kort
te doen of ontrouw te zijn, zelfs voor een oogfenblik,
aan bestaande vriendschapsbanden. Wij zullen geen
hand weigeren, die ons in goeden wil en goede trouw
wordt toegestoken.
Ons besluit om het onbetwistbare overwicht met on
ze vloot te behoudeiij is, zooals elke buitenlandsche
mogendheid weet, niet met het oog op aanvallende be
doelingen genomen, maar om den elementairen plicht
te vervullen door het rijk en zijn handel buiten gevaar
stellen van een met goed gevolg uitgevoerden aanval.
De heer Asquith gaf tenslotte zijn landslieden de
verzekering dat niets zou worden nagelaten om de
vloot ten volle te doen beantwoorden aan de nationale
en algemeene behoeften van het rijk.
Hierover zou nog wel het een en ander te zeggen
z'jn en er zal zeker nog wel iets over gezegd worden
ook
Tweede Kamer.
Xadat hel nieuwbenoemd lid voor Sneek, de heer
I ollema, na eedsaflegging heeft zitting genomen,
werd het debat over de Indische begTooting voortgezet.
De, heer de W aal Malefijt (a.-r. Breukelen) constateer
de met genoegen, dat de begrooting hoe langer hoe
meer onafhankelijk wordt gemaakt van de opbrengst
der producten. Spreker bepleitte voorts onder meer
krachtigen moreelen steun van de Regeering' voor den
Zendingsarbeid en voor een andere inrichting der
■staatskerk, opdat zij zich meer zelfstandig knn ontwik
kelen.
Wat Atjeh betreft meende spreker, dat het militair
beleid van generaal van Haaien geen enkele reden op
levert om dien bekwamen en dapperen officier van
wreedheid en ontactvol optreden te beschuldigen. Doch
uit de gewisselde stukken'had spreker den indruk ge
kregen, dat generaal van Daalen in zijn civiel bestuur
ten eenemale is te kort geschoten. Wanneer 't waar
is, dat van Haaien is afgeweken van de hem door den
gouv.-generaal voorgeschreven gedragslijn ten opzichte
van de hoofden, dan is hij ook terecht ontslagen, 't
WTire misschien wenschelijker geweest, dat van Heutsz
eerder naar Atjeh was gegaan, maar hiervan mag men
hem geen verwijt maken, 't Zou verkeerd zijn van
Heutsz te laten repatrieeren. Integendeel men moet
uen gouv.-generaal de gelegenheid laten in zijn geest
zijn program uit te voeren. Hoet men dit, dan is spre
ker overtuigd, dat de Atjeh-ongelegenheden spoedig
tot de geschiedenis zullen behooren.
Spreker verdedigde voorts tegenover den heer van
Kol het Regeeringsbeleid ten opzichte der Buitenbe
zittingen, waar, dank zij ons bestuur, de vroegere toe
standen van barbaarschheid en anarchie zijn verbeterd.
Be heer van Nispen tot Sevenaer (kath., Nijmegen)
besprak ook de Atjeh-quaestie, maar mm niet tot
grondslag de „WTekker"-brochure, aangezien deze vol
onwaarheden zit. Hit maakt, dat men bij lezing dezer
brochure uiterst voorzichtig moet zijn.
Spreker critiseerde scherp „Wekker's" beschuldigin
gen en laakte het, dat er leden zijn, die zoo maar klak
keloos al die beschuldigingen voor evenveel waarheden
aannemen. Spreker noemde „Wekker's" werk een ver
achtelijk pamflet. Hij kwam voorts op tegen het be
toog van de heeren de Stuers, Thomson en van Kol,
die geen praktische critiek deden hooren. Spreker ver
dedigde den legercommandant tegen de aanvallen,
waaraan hij bloot stond. Wel komen in zijn rapport
zeer krasse uitdrukkingen voor, maar men houde in
het oog, dat hij hart heeft voor zijn troepen, welke hij
tot dusver nooit kon verdedigen tegen beschuldigin
gen tegen het leger geuit.
Spreker bewonderde niet de houding van den leger
commandant. maar zij is niet in strijd met het oorlogs
recht.
De heer van Bijlandt (chr.-bist. Apeldoorn) bepleit
te de krachtige bevordering der zending.
He heer IJzerman (lib. Amsterdam IV) oordeelde
du Atjeh-oorlog onvermijdelijk. Hij huldigde van
Heutsz en achtte eene voorzichtige financieele politiek
geraden en verdedigde de ingevoerde belastingheffing
op Sumatra's Westkust.
Spr. behandelt het neerschieten van gidsen en het
afmaken van gevangenen. Men moet geen gidsen ne
men, die niet betrouwbaar zijn en betrouwbare gidsen
moet men goed beloonen. Een goed spion voor ons is
een man wiens leven elk oogenblik gevaar loopt en dat
men die in heerendienst langs den weg kan vinden, is
geen opvatting voor een generaal, zelfs niet voor een
korporaalZeker is het een epineuse zaak hoe te han
delen met gidsen, die zich aan verraad schuldig ma
ken. In de alleruiterste noodzakelijkheid kan men ge
dwongen zijn om een gids te dwingen den weg te wij-
z( n onder bedreiging met den dood, als hij verraad
pleegt. Spr. zou niet gaarne een militair vonnissen,
die zulk een gids doodt, wanneer hij ons verraadt.
A at het afmaken van gevangenen betreft, wijst spr.
op den leiddraad van gouverneur Van Daalen, die
slechts bij oorlogsnoodzaak, indien de gevangenen ge
vaar opleveren voor de patrouille, het dooden van ge
vangenen goedkeurt op verantwoordelijkheid van den
patrouille-commandant, die zich daarvoor voor den
krijgsraad zal hebben te verantwoorden. Van twee
kwaden moet men het beste kiezen. Loslaten kan ge
vaar opleveren voor de bevolking en de troepen. De
Minister bedenke zich driemaal vóór hij de te dezen
aanzien bestaande order intrekt.
Komende tot het rapport van den gouverneur-gene
raal^ meent spr. dat er niet veel kans bestaat dat de
Minister den brief van gouverneur Van Daalen van 28
December zal overleggen. Spr. meent dat hier een
soort misverstand bestaat. Gouverneur Van Daalen
was volkomen te goeder trouw, toen hij verklaarde dat
du toestand op Atjeh goed was. Zijn opvatting was,
dat men nooit spionnen moest kweeken van een oelee-
balang en dat door een geleidelijke evolutie, die jaren
lang moet duren, door scholen, wegen enz., Atjeh tot
ontwikkeling zou worden gebracht.
Spr. prijst echter in gouverneur Swart dat de toestand
te Tapa Toean thans zoo verbeterd is. Dat de toestand
te Pedir en te Iclok Semawe is achteruitgegaan,
komt omdat daar de oelee-balang-familiën onderling'
strijden en omdat we de troepen te vroeg daaruit heb
ben teruggetrokken. In de overige onderhoorigheden
is de toestand in hoofdzaak stationnair gebleven. Men
kan dus niet zeggen dat de toestand im groszien Gan
zen achteruit was gegaan. Als een trouw dienaar
vplgde gouverneur Van Daalen alle wenken en bevelen
op; geen wonder dat hij geen alarmeerende berichten
naar Buitenzorg zond. Hij dacht toch: Alles wat hier
gebeurt, weet de Gouverneur-Generaal, en de Gouver
neur-Generaal had geen enkele reden om zich omgerust
te maken over den toestand op Atjeh. Spr. gelooft dat
hem eerst hij zijn komst op Atjeh de oogen zijn open
gegaan. Waartoe anders vroeg hij de Regeering hier
voortdurend gouverneur Van Daalen met rust te la
ten De Gouverneur-Generaal had echter sinds zijn
vertrek van Atjeh een flink civiel bad ondergaan,
waardoor zijn horde „militaire paeifica.tie"-opvattin-
gen ^eenigszins waren weggespoeld. De Gouvernetjr-
veneraal komt nu met geheel andere opvattingen op
Atjeh dan uit zijn vroegere geschriften blijkt. Moat
men hem nu vervolgen met zijn oude geschriften van
voor 15 jaar? Hebben dan alleen groote mannen in
Xederland het recht er „oude plunje" op na te hou
den Is t wonder dat de majoor Van Heutsz van
189-i een heel ander man is dan de Gouverneur-Gene
raal an Heutsz van 1908? De Gouverneur-Generaal
Van Heutsz was aan den gouverneur Van Daalen ont
groeid, ziedaar het geheele geheim. Maar de speur
colonnes, thans ingevoerd, acht spr. een groote ver
betering. Maar de pacificatie zal ernstig belemmerd
worden als wij niet zorgen voor bescherming van de
ons welgezinde hoofden, die door de bevolking worden
geterroriseerd. Men betrachtte toch vooral humani
teit tegen de ons goedgezinde Atjehers. Spr. weet wel
dat daarvan misbruik wordt gemaakt, maar hier ligt
toch een der hoofdpunten van de pacificatie, de mid
delen laat hij gaarne aan den gouverneur van Atjeh
over. We hebben hier echter te doen met een goed
voorteeken. De tegenwoordige gouverneur van Atjeh
had minder bezwaar om de bevolking haar wapenen te
laten houden dan zijn voorganger. Spr. eindigt met
I' het uitspreken van de hoop dat de nieuwe gouverneur,
in wien hij vertrouwt, op tactvolle wijze de geheele pa
cificatie binnen niet al te langen tijd zal weten te
verkrijgen.
Heden 101/4 uur voortzetting.
Door Ged. Staten van Noord-Holland is een belang
rijk rapport uitgebracht over de melkvoorziening.
liet was ons aangenaam te ontwaren zegt het Colle
ge, dat de wijze, waarop het melkvraagstuk door ons is
behandeld, de instemming van velen uwer mocht ver
werven.
Met voldoening constateeren wij, dat vele leden uwer
vergadering meer uitkomst verwachten van een pre
ventief optreden der provinciale overheid dan van re
pressieve maatregelen, en dat velen met ons het zwaar
tepunt van de provinciale bemoeiingen meer zoeken in
hygiënische opvoeding van den veehouder en zijne me
dewerkers, dan in eene provinciale strafverordening.
De andere opvatting, die naast preventieve maatre
gelen in dwingende, door straffen te handhaven voor
schriften het aangewezen middel ziet om met kracht
het in consumptie brengen van voor de gezondheid
schadelijke melk tegen te gaan, vindt voor een deel
reeds bestrijding in ons rapport van 17 Juni 1.1. Het
geen in de 5 afdeelingen uwer vergadering ter zake
werd aangevoerd, geeft ons echter aanleiding tot het
doen van eenige mededeelingen en het maken van en
kele opmerkingen, waarvan wij u de kennisneming
niet willen onthouden.
In die gevallen, waar ingrijpen van het hooger ge
zag, niet te vermijden zal zijn, blijft ons regeling van
het zoogenaamde melkvraagstuk bij de wet het meest
verkieslijk toeschijnen. Zoodanige regeling vond ook
in uwe afdeelingen pleitbezorgers.
len einde omtrent de vooruitzichten dienaangaande
eenige zekerheid te verkrijgen, wendden wij ons tot de
Ministers van Binnenlandsehe Zaken en van Land
bouw, Nijverheid en Handel, met het verzoek ons mede
te deelen, of wellicht voorstellen tot het nemen van
maatregelen in het belang der melkvoorziening van
Rijkswege kunnen worden verwacht.
Aan den Minister van Landbouw, Nijverheid en
Handel, ontvingen wij nog geen antwoord, wel van
diens ambtgenoot van Binnenlandsehe Zaken. Deze
schrijft ons, dat de regeling van den melkverkoop
reeds geruimen tijd bij den Centralen Gezondheidsraad
in studie is. De Minister is thans voornemens dit on
derwerp bij zijn departement ter hand te doen nemen,
met het doel om zoo mogelijk te komen tot een voorstel
van wettelijke regeling.
Wij verwachten daarbij veel van de werkzaamheid
der gemeentebesturen. Dat eene gemeentelijke veror
dening veel kan bereiken, wij wezen daarop reeds in
ons rapport. Het is maar de vraag of de gemeentebe
sturen willen.
Hiervan ons op de hoogte te stellen was, toen het
verslag uwer aandeeling aan ons ter beantwoording
gerenvoyeerd was, een der eerste zaken, welke wij
meenden ter hand te moeten nemen.
W ij zonden een exemplaar van ons rapport en van
het afdeelingsverslag aan alle gemeentebesturen en
gezondlieidscommissiën omtrent de heilzame werking
van doeltreffende melkverordeningenwij vestigden de
aandacht op de belangrijke plaats, welke de gemeente
in den strijd tegen schadelijke melk vermag in te ne
men. Wij noodigden mitsdien Burgemeester en Wet
houders uit deze aangelegenheid ernstig te overwegen
en daarna bij den Raad ter sprake te brengen, voorzoo-
er dat niet reeds geheel of ten deele geschied was, en
wij verzochten die Colleges te bevorderen, dat de Raad
zich in beginsel zoude uitspreken omtrent het in het
leven roepen van eene gemeentelijke melkverordening.
De ontvangen antwoorden lig-gen voor uwe leden ter
griffie ter inzage.
De uitkomst van ons onderzoek in dit opzicht schijnt
ons niet onbevredigend; bet laat zich in dezen stand
van zaken aanzien, dat eerlang Je melkhandel in de
gemeenten dezer provincie niet dan bij uitzondering
oi[gereglementeerd zal zijn. Ook Jen aanzien van her
melkvervoer meenen wij met grond hetzelfde te mogen
verwachten.
Iets anders is het met de melkproductie. IJet groot
ste gedeelte der gemeentebesturen deelt ons mede, dat
de Raad in beginsel bereid is eene verordening op de
melkvoorziening in het leven te roepen. Velen willen
van geen melkverordening weten, omdat zij, naar hun
oordeel, toch niet uit te voeren is.
Sprekende over de bevoegdheid van het Prov. be
stuur in deze erkennen Ged. Staten, dat die zeer zeker
volkomen bestaat, maar het College ziet tegen een
provinciale regeling dezelfde bezwaren, als die tegen
een rijksregeling bestaan.
Do conclusie van het rapport van den heer dr. Scheij
te Hoorn luidt als volgt:
Resumeerende kom ik tot de slotsom, dat de volgen
de maatregelen uitvoerbaar en gewenscht zijn ter ver
krijging van verbeteringen in de melkvoorziening-:
lo. Bevordering van gezonde begrippen omtrent de
melkvoorziening bij de melkproducten op allerlei wij-