DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en tiende jaargang 1908. Onze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Wonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. WOENSDAG 11 NOVEMBER. FEUILLETON BINNENLAND. No. 263. rïAVis Telefoonnummer 3. Emser Water (Kriinchen) De Rootle Pimpernel Tweede Kamer. ALKMAA CENT PER HEELE KRUIK. ALKMAAR, 11 November. Het was gisteren voor het Duitscherijk een „kritie ke dag van den eersten rang" zooals de weervoo'rspel- lers vroeger zeiden. In den Rijksdag zou het befaam de Keizer-interview ter sprake komen. De vraag, in hoeverre de redevoeringen en handelingen van den Keizer in de Rijksdag debatten bekritiseerd mogen worden, is niet bij de wet geregeld. De vorige presi dent was van meening, dat alleen de uitingen van den Keizer in de „Reichsanzeiger'' aan kritiek mochten wor den onderworpen, maar zijn opvolger, graaf Stolberg, heeft een geheel ander standpunt ingenomen. Hij heeft een bespreking van het Keizer-interview toegestaan, maar tevens de sprekers verzocht rustig, zakelijk en waardig de kwestie te behandelen. Dat de belangstelling in het Rijksdaggebouw giste ren groot was, spreekt wel van zelf. Alle afgevaardig den schenen aanwezig te zijn, de publieke tribunes wa ren overvol en de hofloge en diplomatenloge waren zoo bezet, dat de deuren niet konden worden gesloten. Er was te voren nog gevreesd, dat de Rijkskanselier niet zou verschijnen, maar hij was aanwezig en ver klaarde zich bereid, de interpellaties te beantwoor den. Namens de nationaal-liberalen werd de interpellatie toegelicht door hun leider, den heer Basserman. Deze partij geldt voor zeer „mak." De kritiek, welke even wel gisteren namens haar werd uitgeoefend, was lang niet malsch. 'De spreker eindigde met den wensch te uiten, dat dit de laatste maal mocht zijn, dat men zich met een verwijt tot den Keizer moest wenden en hij las een door zijn partij aangenomen verklaring, waarin wordt gezegd „dat de persoonlijke inmengingen van den Keizer in de buitenlandsche staatkunde noch dienstig zijn voor 'i welzijn des Rijks, noch in over eenstemming met de grondwet. Het bestuur geeft met erkenning van 's Keizers edele beweegredenen, uiting aan den wensch, dat de Keizer zich de terughouding oplegge, waartoe een constitutioneel vorst verplicht is." Zulk een verklaring kan slechts gorden aangehoord in den Rijksdag is het niet geoorloofd in verband met een interpellatie een voorstel te doen en in stem ming te brengen. Vervolgens spraken dr. Wiemer namens de vrijzin nige volkspartij, Singer namens de sociaal-democraten, Heydebrund namens de conservatieven, prins ILatz feldt namens de vrij-conservatieven. Eindelijk kwam de Rijkskanselier aan het woord. Hij verklaarde zeer voorzichtig te zullen spreken, en te zullen letten op de uitwerking zijner woorden in het buitenland, daar hij niet een nieuw nadeel wilde voegen bij het groote^ na deel, dat door het bericht in de Daily Telegraph werd toegebracht. Vervolgens zeide hij te moeten aanne men dat niet alle bijzonderheden juist waren weerge geven. En daarop ging hij in de eerste plaats de ge- DOOR BARONESSE ORCZY naar het 217de duizendtal van de Engelsche uitgave DOOR ED. VAN DEN GHEIJN Jr. 7) De arme vrouw was totaal vernietigd; vermoeienis, zorg en emoties hadden haar strenge, ari.stokratische houding overmeesterd. Zij weende in stilte, terwijl Suzanne naar haar toesnelde en trachtte haar tranen weg te kussen. Lord Anthony en Sir Andrew hadden zich gewacht de Comtesse in de.rede te vallen terwijl deze aan het woord was. Geen twijfel of zij hadden innig medelij- tien met haar; maar in iedere eeuw en altijd, sedert Engeland geweest is wat het ten huidigen dage nog is, heeft een Engelschman zich steeds eenigszins ge schaamd over gevoeligheid en persoonlijke sympathie. Daarom deden beide jonge mannen er het zwijgen toe en poogden zij hun gevoel van meewarigheid te on derdrukken, alleen erin slagend een zeer onnoozel ge zicht te zetten. „Wat mij betreft, Mijnheer," zei Suzanne plotseling, „ik vertrouw u onvoorwaardelijk, ik ben overtuigd dat u mijn goeden vader veilig naar Engeland zult bren gen, zooals ge het ons hebt gedaan." „Mademoiselle," antwoordde Sir Andrew, „hoewel mijn leven tot uw dienst staat, ben ik slechts een nede- i ïg werktuig geweest in handen van onzen grooten lei der, die uw ontsnapping heeft beraamd en tot uitvoe ring gebracht." Suzanne zag hem met bewondering aan. „Uw leider, Mijnheer?" vroeg dc Comtesse met le vendige belangstelling. „Ah! natuurlijk moet u een leider hebben gehad. Dat ik daaraan te voren ook niet heb gedachtMaar zeg mij waar deze zich be vindt, Ik wil terstond tot hem gaan, hem dank zeggen schiedenis van het plan van den veldtocht tegen de Boeren uitvoerig behandelen. Hij zeide dat het hier betrof eenige zuivere academische gedachten, die de Keizer in zijn briefwisseling met wijlen koningin Vic toria heeft uitgesproken. Generaal von Moltke, de chef van den generalen staf en diens voorganger graaf Schlieffer, hebben verklaard, dat de generale staf nim mer een zoodanig plan de campagne of een dergelijken op den Boerenoorlog betrekking hebbenden arbeid van den Keizer onderzocht of naar Engeland doorgezonden hebben. „Ik. moet echter, zoo zeide de Rijkskanselier, ook onze politiek verdedigen tegen het verwijt dat zij tegenover de Boeren dubbelzinnig is geweest. Wij heb ben de regeering van Transvaal er te rechter tijd op merkzaam op gemaakt, dat zij in het geval van een oorlog inet Engeland alleen zou staan. Wij hebben haar rechtstreeks en door de bevriende Nederlandsche regeering in Mei 1899 in overweging gegeven zich in vrede met Engeland te verstaan." Ook sprak hij veel over de houding van Duitschland tegenover Frankrijk en Rusland, maar bleef bij deze kwestie slechts aan de oppervlakte, evenals bij het vraagstuk van de beteekenis der Duitsche vloot in ver band met het verre Oosten. Toen kwam prins von Bil low tot de verklaring, naar welke het meest werd ver langd. „De erkentenis, zeide hij, dat zijne uitlatingen in Engeland een niet verwachte uitwerking hebben ge had, in Duitschland echter een diepgaande beroering en een smartelijke droefenis opwekten, zal Z. M. den Keizer er toe leiden in de toekomst ook in zijn parti culiere gesprekken zich een zoodanige terughouding op te leggen als voor een eenvormige politiek en voor het gezag der kroon een dringende eisch is. Ware dit niet zoo, dan zou noch ik noch een mijner opvolgers daar voor de verantwoordelijkheid kunnen dragen." Voor de fout, die begaan is met de behandeling van het hand schrift neem ik de volle verantwoordelijkheid op mij. Ik betreur het, dat het departement van buitenland sche zaken is gebleken niet geheel in orde te zijn. Ik sta er voor in dat dit zich niet zal herhalen. De in diening van mijn verzoek om ontslag is mij niet zwaar gevallen. Het ernstige en zwaarste besluit van mijn politieke leven was, den wensch des Keizers volgende, mijn ambt te blijven bekleeden. Ik hield het voor mijn politieken plicht in dezen moeielijken tijd den Keizer en het land verder te dienen. Wij mogen in het hui dige oogenblik voor het buitenland geen kleinmoedig heid aan den dag leggen, een fout niet als een ramp doen schijnen. Het nadeel is niet zoo groot, dat het met omzichtigheid niet weder goedgemaakt kan wor den." Dat was alles wat de Rijkskanselier had te zeggen. Ilij heeft met een paar mooie woorden en een paar vage beloften dep Rijksdag weer met een kluitje in het Het gestuurd, er naar gestreefd 's Keizers verklarin gen te verzwakken en den toestand te redden met een beroep op de vaderlandsliefde. En de Rijksdag zal zich zeker van daag wel weer tevreden toonen merk- voor alles wat hij voor ons heeft gedaan." „Helaas, Mevrouw," zei Lord Anthony, „dat is on mogelijk." „Onmogelijk? Waarom?" „Omdat de Roode Pimpernel in het duister werkt en alleen zijn intieme vrienden weten wie hij is." „De Roode Pimpernel?" vroeg Suzanne met een vroolijken lach. „Hé! wat grappige naam! Wat be- teekent de Roode Pimpernel, Mijnheer?" Zij zag Sir Andrew met belangstellende nieuwsgie righeid aan. Diens oogen schitterden van geestdrift; liefde en bewondering voor zijn leider schenen letter lijk op zijn gelaat gegrift, „De Roode Pimpernel, Mademoiselle," sprak hij ein delijk, „is de naam van een nederige Engelsche bloem; maar tevens is ze de schuilnaam van den bésten en dappersten man ter wereld, een naam, dien hij heeft gekozen om beter te kunnen slagen in de vervulling eener taak die hij zichzelf heeft opgelegd." „Jawel," bracht de jonge Burggraaf in het midden, „ik heb hooren spreken van die Roode Pimpernel. Een kleine bloem rood! ja! Ze zeggen in Parijs dat, zoo dikwijls er een royalist naar Engeland ontsnapt, die duivel van Foucquier-Tinville, de Openbare Aan- Hager, een papiertje krijgt met dat roode bloempje, er op geteekend. ja?" „Ja, dat is zoo, stemde Lord Anthony toe. „Zou hij dan vandaag- ook zulk een briefje hebben ontvangen „Buiten twijfel." „O, maar ik ben benieuwd wat hij zeggen zal!" zei Suzanne. „Ik heb gehoord dat de afbeelding van dat kleinte roode bloempje het eenige is, dat hem schrik aanjaagt. ,Er zal zich nog menige gelegenheid voor hem op aoen om den vorm van dat kleine roode bloempje te bestudeeren," zei Sir Andrew. „Ach! Mijnheer," zuchtte de Comtesse; „het klinkt alles als in een roman, en ik begrijp er niets van." „Waarom zoudt u er ook naar trachten, Mevrouw?" „Maar zeg me toch eens waarom uw leider, waarom gij allen uw geld besteedt en uw leven waagt, want uw waardig, dat geen centrum-afgevaardigde het woord gevoerd heeft, voordat de Rijkskanselier sprak. En waarborgen tegen een herhaling van deze droevige ge schiedenis zullen er niet zijn. In de Duitsche couran ten zullen heftige artikelen geschreven worden, wel licht zullen er in verschillende Duitsche plaatsen pro test-vergaderingen worden gehouden, maar aan de zaak zelf zal dit alles niets afdoen. Alles zal bij het oude blijven. Of zou er misschien tocli nog iets veran derd zijn, iets dat men zoo dadelijk niet kan zien, doch dat toch wel eens eventjes te yoorschijn komt bij het groote Duitsche volk? Ingekomen zijn de geloofsbrieven van den heer Kuyper, nieuwgekozen lidfuit Ommen,"welke werden goedgekeurd. Voortgezet is het algemeen debat over de Indische Begrooting. De heer Van V1 ij m e n (K. Veghel) huldigde gouverneur-generaal Van Heutsz tegenover de aan vallen om diens roem te verduisteren, en verdedigde het j stelsel-Van Heutsz, overtuigd dat dit stelsel, in dien heU const quent en humaan toegepast wordt, zal leiden tot 3 vrede, rust en orde in A jeh. Uit zijne gouvernementsorders en uiLgeheel zijne handelwijze als gouverneur blijkt, dat het' de wensch van Van Hbutsz was het 'gezag der goedgezinde hoofden hoog te houden, de bevolking meuschlievendjjte behandelen en te beschermen, en wreedheden te voorkomen. Wat Wekker's brochure betreft betoogde "spreker, dat 99 procent van diens beschuldigingen onwaar zijn. De heer Marchsjat (V.D. Deventer) verdedigde zijn vriend, den controleur Lulofs, tegenover de aan vallen van'denjheer Van Kol. Daarna kwam de minister van koloniën, de heer Idenburg, aan het woord. De minister oordeelde den financieelen toestand be vredigend. Hij stond nog op zijn standpunt van 1903, dat Indië [normaal zich zelf kan helpen dat buiten gewone uitgavenfdoor leeniogen gedekt moeten wor den en dat alleen wanneer Iadië door een crisis heengeholpen moet j wordenh6t moederland moet steunen. Da minister verdedigde voorts de belastingheffing op Sumatra's Westkust. Hat belastingsysteem zal vol strekt niet leiden tot verdeeling van het familiebezit. Desgevraagd Tachtte_ de gouverneur van Sumatra's Westkust, buitengewone maatregels n met het oog op de invoering van deze belasting onnoodig. De minister sloot zich aan bij des heeren Marchant's verdediging van den controleur Lulofs. Hulde bracht spr. aan de voortvarendheid, door den gouverneur van Sumatra's Westkust en door onze be stuursambtenaren aan den dag gelegd. Daarna kwam de minister tot het militair beleid op Atjeh. Vrucht van het ingesteld onderzoek is geweest, dat generaal van Daalen en zijn troepen geen blaam verdienen. Met groote beslistheid kwam de minister op tegen des heeren Thomson's bewering, dat de heeren van Heutsz en van Daalen wreedheden hebben gewild. Met nadruk protesteerde de minister er ook tegen, dat men een goed sergeant als Emondt, niettegen staande alle tegen hem uitgespeelde lasterpraatjes, die bij nauwgezet onderzoek onjuist bleken, hier een moordenaar durft noemen. leven is ermee gemoeid, Mijneheeren, als gij den voet zet op Franschen bodem, en dat alles voor Fransche onderdanen die u totaal onverschillig kunnen zijn!?" „Sport, mevrouw de Gravin, sport," beweerde Lord Anthony, met zijn joviaal luid en aangenaam stemor gaan, „wij zijn een natie van sportlieden, weet u, en het is nu juist in de mode het haas uit den bek van den hond te trekken." „Ach, neen, neen, niet enkel sport, Mijnheer. U hebt nobeler beweeggrond ik ben er zeker van voor het goede werk dat' u verricht." „In trouwe, Mevrouw, ik zou gaarne zien dat u hot motief opspoordetwat mij aangaat, ik houd van het wild en het spel, want de mooiste sport is het, die ik ooit heb aangetroffen. Op een haarbreedte van den ufgrond. en rutschl. we zijn er van door!" Maar de Comtesse schudde alsnog ongeloovig het hoofd. Daar kwam het als iets ongerijmds voor, dat deze jongelieden en hun groote leidsman, allen schat rijk, van hooge geboorte en jong, niets anders daar! mee zouden beoogen dan sport, om daarvoor de vreese- üjke gevaren te loopen waaraan zij zich voortdurend blootstelden. Eenmaal den voet in Frankrijk gezet, zou hun nationaliteit niet de minste waarborg voor hen blijken. Een ieder, die hulp of schuilplaats aan verdachte royalisten mocht verleenen, zou zonder ge nade worden veroordeeld en terechtgesteld. Met sidde ring overdacht zij de gebeurtenis der laatste dagen, haar ontsnapping uit Parijs met twee harer kinderen, alle drie verborgen onder een hoop kool en appelen op een kar, niet durvende ademhalen, terwijl het grauw brulde: „Hang de aristo's op!" Het was alles op zulk een mirakuleuze wijze ge schiedt. Zij en haar echtgenoot hadden begrepen dat ze op de lijst stonden der „verdachte personen," wa' evenveel inhield als korter of langer uitstel van execu tie door de guillotine. Dan kwam de hoop op redding; de geheimzinnige brief, geteekend met de raadselachtige roode bloem; de duidelijke strenge aanwijzingen; het hartverscheurend afscheid van haren echtgenoot; de hoop op hereeni- ing-; de vlucht met haar twee kinderen; de huifkar; Wanneer echter deze leden den officier bedoelen, dien zij op het oog hebben, dan voegde de minister er aan toe, dat die bewuste officier integendeel vervolgd wordt als verdacht van dubbelen moord, welke uitge komen is juist bij het onderzoek van de beweringen van „Wekker." De minister verdedigde voorts uitvoerig het beleid van gouverneur-generaal van Heutsz. Volgens den minister had na 1904 meer gedaan moeten worden in de richting van het pacificatiestel- sel, maar daarvoor was noodig een bestuur door mid del van landshoofden, zooals de heer van Heutsz dit wenschte. Maar dit deed generaal van Daalen als ei- viel gouverneur niet door zijn houding jegens de hoof den. Absurd is de meening, dat gouverneur-generaal van Heutsz naar At jeh is gegaan om generaal van Daalen te nekken. De minister had van generaal Swart's op treden de beste verwachtingen. Voorts trad de minister in een uitvoerige beant woording van de verder in het debat gebrachte opmei kingen. De vergadering wordt geschorst tot 's avonds 8 uu;. Daar werden de beraadslagingen over de Indische begrooting' voortgezet met een repliek van den heer De Stuers (K. Weert) die, veel onderschrijvende van 's ministers rede, zich voornamelijk richtte tegen de re de van den heer Lobman,' welkt- hij als oppervlakkig en bloeddorstig kenschetste, en waartegenover hij de stel ling plaatste, dat de zendeling vooruit moet gaan om beschaving te brengen, zonder te wachten op de bajo net. len aanzien van het beleid van den gouverneur-ge neraal betoogde spreker, dat we diens verkeerde eigen schappen moesten neutraliseeren. Gaarne verklaarde spreker nogmaals, dat het leger geen blaam treft, omdat zich een aantal schurken in Jat leger bevinden; maar de minister had den leger commandant, die een bloeddorstig rapport schreef, hier 1 ot de orde moeten roepen, omdat in het vervolg nu ieder officier zich op de uitspraken van den legercom mandant zal beroepen. Spreker oordeelde, dat op het oogenblik genoeg is uitgeroeid en het tijd is wat humaner te worden. De patrouilles zijn een bron van ongerechtigheid. De heer Van Kol (s. d, Enschedé) repliceerend, her haalt zijn opmerking omtrent 't plakkaat-Pandjang, Joch verklaarde het gaarne te zullen erkennen, wan neer hij zich in den controleur Lulofs heeft vergist. Over de toestanden op Atjeh zou spreker niet op nieuw aandringen op een onderzoek door een onpartij dige commissie, maar hij zou zich verheugen over dc instelling van zulk een commissie buiten de Kamer. Hij concludeerde, dat ons rechtstreeksch bestuur geen beschaving brengt, wat Java bewezen heeft, dat ons de hand niet zal toesteken, als we er niet meer voor doen. De heer Van Deventer (v. d. Amsterdam IX) repli ceerend, brengt den Minister hulde voor zijn schitte rende rede. In vele opzichten bestaat tusschen hem en den Minister overeenstemming. Slechts enkele op merkingen en vragen dus. De Minister geve nadere in lichting op de vraag of alsnog schadeloosstelling mo- gelijk is van de personen op Soembawa wier wapenen zijn ingenomen. De heer Thomson (U. L. Leeuwarden) gaat niet in op het protest van den Minister en van anderen tegen zijn optreden. Wel verre van blaam op het leger te werpen, tracht spr. daardoor het eergevoel van het le ger te versterken. erschillende wantoestanden zullen anders niet verdwijnen. De generaal Van Daalen er- lïcnt verschillende feiten, die de leger-commandant ontkent of in twijfel trekt en Van Daalen liegt niet. een vreeselijke oude heks als voerman, die er uitzag als ceu schrikwekkende booze geest met de akelige trophee aan het handvat harer zweep! Dc Comtesse zag rond, in de nette ouderwetsche her- Iterg, zij dacht aan den vrede, in dit land van gods dienstige vooral staatkundige vrijheid, en zij sloot haar oogen om het rondwarend spooksel niet te zien vuil die Westerbarricade, van het vluchtend gepeupel, door een paniek bevangen, toen de oude tooverkol van lue pest had gesproken. In die kar verwachtte ze ieder oogenblik herken ning', arrestatie en een veroordeelend vonnis, en deze jeugdige Engelsehen, onder aanvoering van hun dap peren en geheimzinnigen leider, hadden hun leven ge- waagd om lien allen te redden! En dat alles zou slechts sport zijn? Onmogelijk! De bogen van Suzanne, als deze den blik van Sir Andrew i ntmoetten, zeiden hem duidelijk hoe zij over hem dacht, dat hij althans zijn medemenschen van een vree- M'lijken en onverdienden dood redde, uit hooger en edelmoediger beginselen dan hij haar wel wilde doen gelooven. „Hoeveel leden telt wel uw nobel Verbond, Mijn heer luidde haar bedeesde vraag. Twintig in het geheel, Mademoiselle," was het ant woord, „één gebieder en negentien volgelingen. Allen Er.gelschen, allen staan we onder een eed van gehoor zaamheid, aan onzen leider met de belofte onsehuldi- gen te bevrijden." „Moge God u allen beschermen, Mijnheerenzei de 'omtesse met vuur. „1 öt dusver, Mevrouw, heeft de Voorzienigheid daaraan voldaan." „Het is onbegrijpelijk voor mij, totaal onbegrijpelijk. Alles is in Frankrijk het werk van verraders, in naam djer vrijheid en broederschap." „Dc vrouwen in Frankrijk hebben zich bitterder je gens ons aristokraten gedragen dan de mannen," zei dc burggraaf. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1