DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. SÉivaarlft te laar Honderd en tiende jaargang. 1908. DONDERDAG 12 NOVEMBER. FEUILLETON. BINNENLAND. No. 264. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, rWonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. op Woensdag 18 Nov 1908. De Roede Pimpernel Telefoonnummer 3. H. M. de Koningin. Eerste Kamer-verkiezing. Tweede Kamerverkiezing. Door een combinatie van R.K. leden van ver schillende plaatselijke organisaties in het kies district Haarlemmermeer worden ernstige pogin gen aangewend om den heer J. H. M. Balvers, lid van den gemeenteraad van Hillegom, in 1909 candidaat te stellen voor de Tweede Kamer. De heer Balveis heeft na rijp beraad zich bereid verklaard een eventueele candidateur te aanvaar den, mits die hem wordt aangeboden door de centrale R -K. kiesveTfeeniging van het district. N.R.Ctr Aanbouw booten voor „Zeeland." Naar aanleiding van twee vragen van den heer Yan Doorn is door den minister Bevers het vol gende antwoord ingezonden Naar ingekomen berichten is door de Stoom vaart-Maatschappij „Zeeland" nog geen beslissing genomen omtrent den bouw der nieuwe booten, aangezien door haar aan de Nederlandsche wer ven tot 13 November a.s. uitstel is verleend voor het haar doen toekomen van inschrijvingen voor den bouw van die booten. Door de Regeering is herhaaldelijk en nog onlangs bij de Maatschappij „Zeeland" aange drongen, opdat de bouw der booten hier te lande zou geschieden. Het is daarom niet te verwach ten, dat een herhaling van dien aandrang eenigen invloed op het bestuur der maatschappij zou oefenen. i •.faaii'jU.J&lSs) u. i ALKMAAR, 12 November 1908. Het is gisteren in den Duitschen Rijksdag afgeloo- pen zooals we reeds voorspelden. De Rijksdag heeft zieh tevreden getoond. Wel hebben nog verschillende sprekers het woord gevoerd, maar daarbij is het ge bleven. De heer von Biilow, de Rijkskanselier, heeft niet eens meer geantwoord. Hij heeft zijn portefeuille onder den arm genomen en de vergaderzaal verlaten, hoewel men van verschillende zijden riep, dat hij nog eens het woord moest voeren. Namens hem had even te voren de plaatsvervanger van den minister van bui- tenlandsche zaken, de heer Kiderlen,-Wachter, gespro ken, verklaard dat er slechts weinig aan het departe ment van buitenlandsche zaken haperde, dat dit wei nige hersteld zou worden, en dat de Duitsche diplo matie toch zoo uitstekend was. Deze verklaring, in allen ernst gedaan, werd door de vergadering met een hoongelach ontvangen en de man, die hier waar schijnlijk een ministerkans verspeelde, eindigde zijn .rede maar spoedig. Toen werd er voorgesteld om naar aanleiding van de gebeurtenissen een adres te zenden aan dén Keizer. Dit voorstel werd verworpen, daar alleen de anti-se mieten, de vrijzinnigen, de Polen en de soejplisten vóór stemden. En hiermede was de zaak afgedaan. Zij is precies zoo gebleven als zij was. De sprekers heb ben hun overvol gemoed eens gelucht dat is alles. Terwijl zij dit deden, amuseerde zich de Keizer bij graaf Zeppelin met een hoogere vlucht. Geen wonder, eenige sprekers betoogden, dat een Duitsch Keizer, die up een oogenblik, waarop in het volk en in den Rijks dag zulk een opgewonden stemming jegens hem heerscht, voor zijn pleizier uitgaat in stede van zich door deii Rijkskanselier onmiddellijk over de parlemen taire debatten te doen voorlichten, alle voeling- met het Duitsche volk heeft verloren. Hierbij sluit zich aan wat een der andere sprekers zeide: Als de Kei zer met een Amerikaan spreekt, dan denkt hij geheel Amerikaansch, en wanneer hij met een Engelschman spreekt, denkt hij geheel Engelsch. Dat is het juist, wat liet volk zoo verbittert en wat de diepste droefe nis en neerslachtigheid wekt, dat de Duitsche Keizer niet ten allen tijde Duitsch denkt en Duitsch voelt" Zoo zouden we nog verschillende teekenachtige ge zegden uit de verslagen kunnen opdiepen. Laten we er nog één nemen van een lid der sociaal-ctemocrati- sehe partij, welke partij zich bij deze gelegenheid heeft onderscheiden door zeer groote gematigdheid, zoodat haar voornaamste woordvoerder, de heer finger, heeft kunnen spreken zonder onderbroken te worden, terwijl ook de conservatieven met aandacht naar hem luister- DOOR BARONESSE ORCZY naar het 217de duizendtal van de Engelsche uitgave DOOR ED. VAN DEN GHEIJN Jr. 8) o „Ja, helaas," bevestigde de Comtesse, terwijl een flikkering van intensen wrevel lichtte in haar melan cholieke oogen. „Daar hebt u bijvoorbeeld die vrouw, Marguerite St.. Just. Ze diende tegen den Markies "e St. Cyr en diens geheele familie een aanklacht in bij bet tribunaal van het Schrikbewind." „Marguerite St. Just?" vroeg Lord Anthony, een snellen blik op Sir Andrew werpend. „Marguerite St. Just? Zeker. „Ja!" hernam de Comtesse, „zeker kent u haar. Ze was een der premières van de Comédie Frangaise en is onlangs met een Engelschmah gehuwd. II moet haar kennen „Haar kennen?" zei Lord Anthony. „Lady Blakeney niet kennen de meest gevierde dame in Londen -- de echtgenoote van den rijksten man in Engeland? Natuurlijk kennen wij allen Lady Blakeney." „Zij was een schoolkameraad van me in het pensio naat in 1 arijs bracht Suzanne in het midden, „en beiden gingen we naar Engeland om uwe taal te lee- ren. Ik hield heel veel van Marguerite, en ik kan nauwelijks gelooven dat zij ooit zoo iets boosaardigs heeft jritgehanld." „Zeer zeker schijnt het ongelooflijk", zei Sir An drew. „Er moet bepaald een vergissing hebben plaats gehad „Er is geen vergissing mogelijk, Mijnheer", hernam Comtesse, ijskoud. „De broeder van Marguerite is een bekend republikein. Er was spraak van een fami- lieveete tusschen hem en mijn neef, den Markies van den. De sociaal-democraat Heinen herinnerde er aan, dat de Rijkskanselier eenigen tijd geleden in den Rijks dag- betoogde, dat men den Keizer niet als een gewoon mensch moet beschouwen, '-„de Keizer is geen philis- ter", zei de heer von Biilow. De Korpsstudenten al dus de sociaal-democratische spreker noemen een ieder „philister", die werkt .en slechts over dingen spreekt, waarvan hij een beetje verstand heeft. Zulk een „philister" is de Keizer niet!" Men kan begrij pen, dat er een daverend gelach opsteeg. De spreker ging evenwel kalm voort: „maar wij zouden liever een beetje meer klein-burgerlijk verantwoordelijkheidsge voel zien dan die genialiteit, welke ten slotte steeds met moeielijkheden eindigt." Het bovenstaande bewijst voldoende, dat de Keizer op het oogenblik een zeer slecht parlement heeft en hieruit volgt, dfit hij ook een slechte pers heeft. Ook de couranten nemen het hem kwalijk, dat hij zich de zer dagen niet te Berlijn bevond. En ook gelooven zij niet, dat de Keizer voortaan niet terughoudend zal op treden. Maar dit is zeker: telkenmale als de Keizer or zijn impulsief optreden onhandigheden begaat, zal de Duitsche pers hem daarover op de vingers tik ken. Dat dit zoo gauw heeft kunnpn gebeuren, is het wonder van deze eeuw. Nog slechts een paar jaar ge leden werden Duitsche dagbladen wegens majesteits schennis vervolgd als ze maar een kleinigheid jegens den Keizer durfden schrijven. Toen vonden sommige redacties het noodzakelijk een „zet-redacteur" aan te stellen, een man die in de gevangenis ging als het blad werd veroordeeld en die dan per dag- betaald werd. En nu schrijven de Duitsche bladen maar over den Keizer wat ze willen en van gerechtelijk vervolgen hoort men niet. Licht hierin niet de beste waarborg voor 't intreden van een beteren toestand? Wanneer de bladen vrij uit kunnen schrijven, wordt het volk beter voorgelicht en dat zal van invloed zijn op de verkie zingen voor den Rijksdag, welks samenstelling, gelijk nu weer is gebleken, nog niet getuigt van West-Euro- peesche parlementaire opvattingen. Tweede Kamer. Bij het voortgezet debat over de Indische begrooting beloofde de minister van koloniön, de heer Idenburg, met den gouverneur-generaal overleg te zullen plegen over het door de heeren van Deventer en van Styrum gewenschte breken met het tegenwoordig stelsel, dat slechts in bepaalde gevallen de revisierech- ter mondeling verhoor van beklaagden beho'eft toe te passen. Hoewél staande op het standpunt, dat God aan de overheid het recht en den jdicht heeft gegeven om de doodstraf toe te passen, wilde de minister evenwel de aandacht der Indische regeering- vestigen op de dooi den heer van Deventer gevraagde beperking van de toepassing der doodstraf. De heer Brum meikamp droug aan op verbod van opiumgebruik. De minister antwoordde, dat twee afgevaardig- St. Cyr. De St. Justs zijn volslagen plebejers en het republikeinseh gouvernement houdt er veel spionnen op na. Ik verzeker u dat er geen kwestie is van een vergissing. I heeft van deze geschiedenis niets vernomen I och wel, Mevrouw, eenige vage geruchten ervan zijn tot mij doorgedrongen, maar in Engeland wilde niemand er geloof aan slaanSir Percy Blakeney, haar echtgenoot, is een zeer vermogend man, van hooge maatschappelijke positie, de boezemvriend van den Prins van W ales. en Lady Blakeney geeft in Londen voor modes enz. in voorname kringen den toon aan." „Dat alles mag waar zijn, Mijnheer, wij zullen na tuurlijk in Engeland een zeer kalm leven leiden, maai de hemel geve dat ik Marguerite St. Just nergens ont moet Er was een andere stemming gekomen onder het kleine vroolijke gezelschap. Suzanne keek treurig en zweeg, Sir Andrew speelde zenuwachtig met zijn vork, terwijl de Comtesse deftig en stijf aanleunde tegen den rechten rug- van haar stoel. Wat Lord Anthony betreft, hij gevoelde zich volstrekt niet op zijn gemak en scheeloogde een paar malen vreesachtig naar Jelly- band, die er al even onrustig- uitzag. „Tegen hoe laat verwacht u Sir Percy en lady Bla keney?" gelukte het hem den kastelein ongemerkt toe te fluisteren. „Ieder oogenblik, milord'", fluisterde Jellyband ins gelijks. Hij «had <lit nauwelijks gezegd of men hoorde het verwijderd rollen van een naderend rijtuig, luider en luider werd het vernomen, een of twee waarschuwin gen kon men verstaan, daarop klonk het getrappel van paardenhoeven op de ruwe keien, en in het volgend oogenblik stormde een staljongen de gelagkamer bin nen met den opgewonden uitroep: „Sir Percy Blakeney en milady zijn in aantocht!" Nog meer kreten, ondermengd met het gerinkel van lu:rnachement, en een prachtige reiswagen, door vier kranige schimmels getrokken, hield voor het hek van den van de Indische Regeering deelnemen aan de In- tennationale Opiumconferentie, met opdracht om mede werken tot beperking van het opiumgebruik, zonder te achten op financiëele inkomsten. Bij het verder debat kondigde de minister een wets ontwerp aan, waarbij buiten quaestie wordt gesteld, dat particuliere landerijen kunnen onteigend worden. Landerijen daarvoor in aanmerking komende zijn reeds in rubrieken gerangschikt. De minister overweegt als noodmaatregel, toeken ning- van toelagen aan studeerende jongelieden voor Indisch ambtenaar. Bij de beraadslagingen over de vierde afdeeling er kent de heer Van Deventer (Amsterdam IX), dat er bij ons weinig animo bestaat om dienst te ne men bij het binnenlandsch bestuur. De Minister wil daarin verttitering brengen door den termijn voor het verlof naar Europa van tien jaar te verkorten. Dat systeem is voor uitbreiding vatbaar. Maar al juicht tpr. die verkorting van den verlof stermijn toe, dit is niet voldoende om den dienst voor onze jongelui aan trekkelijk te maken. Vervolgens komt spr. op de bekende quaestie van den voorschottentermijn bij de suikerindustrie'. Do lieer van Idsing-a meende, dat een zekere stemming be staat voor verkorting van den termijn, maar spreker meent dat er door de suikerfabrikanten juist stem ming wordt gemaakt tegen de vej-korting. Het belang dei inlandsehe bebvolking brengt mede den termijn te verkorten. De heer B o g a a r d t (k. Breda), breekt, in aan sluiting bij den heer Van Deventer, een lans voor de ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur. De be stuursambtenaar is de man die het contact vormt tus schen ons bestuur en de inlandsehe bevolking en daar om mag niet verzuimd worden om dat contact zoo goed mogelijk te maken. Spr. brengt hulde aan de instelling van het canclidaat-ambtenaarschap en de be- stuurs-academie. Maar toch valt nog zoo veel te doen. In de eerste plaats zijn de aanvangssalarissen veel te laag. De opleiding in Indië en Nederland moet een- tormig worden. De Minister zegt, dat de overtochtsregeling der ambtenaren reeds herhaaldelijk de aandacht van het gouvernement heeft gehad. Op het oogenblik ligt een ontwerp gereed tot wijziging van de klasse-indeeling der ambtenaren die van Indië naar Nederland of om gekeerd reizen. Maar elke regeling zal wel tot onte vredenheid van sommigen aanleiding geven. Het verschil tusschen de regeling voor ambtenaren en of ficieren wordt verklaard door hun verschil in positie. Na repliek van d"e heeren Van Kol, Van Deventer, an Idsinga en Bogaardt, dupliceert de Minister. Bij de vijfde afdeeling (Onderwijs, Eeredienst en A ijvgrheid) betoogt de heer Van Kol dat in 1901 de toenmalige minister Van Asch van Wijck het belang van het bevorderen van de groot-industrie door de in landers bepleitte. Maar thans lezen we de ontmoedi gende woorden: van Regeeringswege laat zieh een industrie niet scheppen. Maar waarom niet bevorderd een inlandsehe katoen-industrie, conservenfabricage, lucifersfabrieken, papierfabricage, terwijl toch de grondstoffen daarvoor aanWezig zijn? Niets van dat alles is onderzocht of voorbereid. Ook rijstpellerijen, tapioca fabrieken, textielfabrieken zouden zeer goed in Indië mogelijk zijn. Bij de onderaf deeling 63 (het departement) bepleit de heer I er Laan (s.-d., Hoogezand) aanstelling an c^ef. aan 't departement, die het geheele on derwijs kan overzien, deze moet naast zich hebben een persoon, ervaren op het gebied van 't Europeesch on derwijs en gen ervaren op dat van 't inlandsch onder wijs. In de hoofdplaatsen en in de buitenbezittingen Misscherswelvaren" stil. VIJFDE HOOFDSTUK. MARGUERITE. In minder dan geen tijd was de gezellige gelagkamer het tooneel van hopelooze verwarring- en ongerieflijk heid. Op het eerste bericht van den staljongen was Lord Anthony van zijn stoel opgesprongen en gaf hij allerlei aanwijzingen aan den beteuterden Jellyband, '"lie niet wist wat hij zou beginnen. „Om godswil, man", riep hij, „zie dat je Lady Bla keney een oogenblik buiten aan de praat houdt, onder wijl de dames hier zich verwijderen. Dit treft al heel cngelukkig „Gauw, Sally, de kaarsen!" schreeuwde Jellyband, heen en weer loopend tot ieders ongerief. De Comtesse was opgestaan, deftig- en stijf, een ver- geelsche poging doende om haar opwinding- te- verber gen en werktuigelijk herhalend: „Ik wil haar niet ontmoeten! Ik wil haar niet ontmoeten!" Daar buiten nam de herrie, waarmee de aankomst van voorname gasten altijd gepaard gaat, meer en meer toe. Rercy! Welkom, Milady! Uw dienaar, Sir 1 ercyklonk het in koor. Jellyband wierp de deur open, altijd nog hopende het naderend onweer te bezweren, toen een zachte mu zikale stem met vroolijken lach en gemaakte ontstel tenis zei 1 -ï-r-r-r Ik ben druipnat 1 Goeje hemel! heb je ooit zoon ellendig klimaat gezien?" „Suzanne, ga terstond met mij mee ik sta er op zei de Comtesse op gebiedenden toon. „Och, mama!" smeekte Suzanne, die haar oude schoolkameraad hoopte weer te zien. „Milady. hm., hm.. Milady'kwam het met moeten hoogere burgerscholen komen van 't type van onze hoogere burgerscholen met driejarigen cursus. Spr. hoopt voorts, dat de nieuwe directeur van onder wijs zijn aandacht zal wijden aan de nauwere aanslui ting van ons middelbaar onderwijs bij het Indisch mid delbaar onderwijs. Hedenmorgen 10V4 uur voortzetting. H. M. de Koningin deed H. M. de Koningin-Moeder gisteren te Apeldoorn voor het eerst persoonlijk uit geleide. H. M. de Koningin vertrekt heden Donderdag te 12.39 per extratrein van het Loo over Utrecht naar Den Haag, waar H. M. te 3.17 aankomt. Naar wij vernemen wordt het salonrijtuig voor H. M. zoo danig ingericht, dat zij gemakkelijk zal kunnen reizen. De Staten van Gelderland hebben gisteren herkozen tot lid der Eerste Kamer den heer 't Hooft. In de Kamer van Koophandel te 'a-Gravenhsge is besloten, aan het adres van de Amsterdamsche Expediteursvereeniging aan den minister van Water staat om tusschenkomat in deze kwestie, adhaesie te verleenen. Namens de Dordtsche Kamer van Koophandel is, naar de „D. Ct." meldt, na een spoedvergadering van de commissie voor de verkeersmiddelen een dergelijk adres verzonden, GEMENGD NIEUWS. Uit Bergen. Te Amsterdam slaagden gisteren voor het examen vrjje en orde-oefeningen der gijmnastiek C. Timmer, A. M. G. Wienker en A. Scholten alhier. zwak stemgeluid uit Jellyband's keel, van den waard die een onhandige hopelooze poging deed den door gang te versperren. „Pardieu, man", zei lady Blakeney, ietwat ongedul dig, „wat sta je me daar als een lantaarnpaal in den weg'. Laat me asjeblieft bij het vuur, ik verga van de kou." En kort daarop, na den gastheer zaehtkens op zijde te hebben geduwd, zweefde lady Blakeney de gelagka mer binnen. Er bestaan veel portretten van Marguerite St. Just destijds lady Blakeney, doch te betwijfelen valt het of deze haar buitengewone schoonheid hebben recht doen wedervaren. Marguerite Blakeney telde toen nauwelijks vijfentwintig lentes. Rijzig, boyen de mid delmaat, met een prachtige leest, was het niet ,te ver wonderen, dat zelfs de Comtesse de Tournay de Bas- serive een oogenblik in bewondering- staan bleef, alvo rens zij de betooverende verschijning den rug toe keerde. Met een vluchtigen blik door het vertrek, had Mar guerite Blakeney alle aanwezigen gemonsterd. Zij knikte vriendelijk tegen Sir Andrew Foulkes en stak Lord Anthony de hand toe. „Hallo! Milord Thony, wel, wat doet u hier in Do ver klonk het vroolijk van haar lippen. En zonder een antwoord af te wachten, keerde zij zich om en stond ze van aangezicht tot aangezicht over de Comtesse en Suzanne. Geheel haar gelaat straalde warmer, toen ze beide armen naar het jonge meisje uitstrekte. „Wel, wel! Is dat niet mijn kleine Suzanne. Par dieu, burgeresje, hoe kom jij zoo in Engeland? En Mevrouw ook Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1