DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en tiende jaargang
1908.
V R IJ D A
13 NOVEMBER.
Hinderwet.
aan de Burgeravondschool
FEUILLETON.
BINNENLAND.
No. 266.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk 1,
/Wonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Handelscursus
De Roode Pimpernel
Telefoonnummer 3.
h i n d:e r w e t.
ALKMAAR, 13 November.
Wanneer wij het wagen hier heden nog even
op de laatste zitting van den Duitschen Rijksdag
terug te komendan is dat niet om nog eens
weer over de beteekenis der debatten te schrijven
of om oordeelvellingen der Duitsche couranten te
vertalen, maar om uitvoeriger mede te deelen,
hoezooals wij gisteren schrevener een minis-
terkans is verspeeld. Ziehier wat uit de Duitsche
couranten hieromtrent blijkt:
2Reeds bijïhet begin der'zitting had men aan
de ministertafel een vreemde heer bemerkt, die
zich|£daarr met groote levendigheid en zoo vol
maakte zekerheidjbewoogals of hij sedert langen
tijd in dat huis was. Deze vreemde meneer
v?lens rozige! vleeschkleur er behagelijk en levens
lustig"uitzag en die zijn breede borst in een op
vallend geel',^zwartrvest'"gestoken had, was de
gezant in Boekarest, de heer van Kiderlen Wachter
die vroeger'jweljeens^in Kladeradatsch op saty-
rische wijze werd afgebeeld en die nu als plaats
vervanger van den zieken staats-secretaris von
Schön -naar Berlijn was ontboden.
Toen de afgevaardigde Heine zijn rede geein
digd had, verwachtte men in den Rijksdag een
antwoord van den heer Tan Bulow, maar de
man met het gele vest ging tot ieders verbazing
staan en nield een verdedigingsrede, neen een
lofzang op het ministerie van buitenlandsehe
zaken. De Rijksdag kon zich niet begrijpen, dat
een heer van af de regeeringstafel het beleic
aan buitenlandsehe zaken zou komen verdedigen
die eenige dagen te voren uit Boekarest was
gekomen, van de toestanden in de Wdhelmstrasse
tittel nog jota wist. Hij sprak en men was
verbaasd. Maar spoedig ging die verbazing over
irr vroolijkheid en spotlust. Het wemelt [in de
verslagen over de rede van den ongelukkigen
gezant van woorden alshartelijk gelach, scha
terend gelach, groote vroolijkheid, beweging.
Uit het volgende staaltje blijkt dit wel
Helaas is de staatssecretaris ziekik
wil echter niet nalaten mede te deelen, dat ik
een groote verzameling stukken over voor-arbeid
voor oen nieuwe organisatie aangetroffen iieb.
Ik /.uu li lange tabellen kunnen vuoile/.en (uit
bundige /rooiijkheidj. Ik kan de verzekering
geven, dat in geen ander ministerie van een
grooten staat zoo weinig ambtenaren zijn als in
ons ministerie (gelach). Ik heb dikwijls een blik
in andere ministeries geslagen en kan daarom
ook zeggen, dat nergens met zoo groote nauw
keurigheid wordt gewerkt als bij ons. (Hartelijk
gelach links. De President, graaf Stolberg: Ik
verzoek orde.)
De verwijten tegen onze diplomaten heb ik
niet erg tragisch opgenomen. Zij bevinden zich
in goed gezelschap. Nadat men juristen en pro
fessoren becritiseerd had, begint men nu op de
diplomaten te schelden. Ik zou er echter voor
willen waarschuwen, dat het in voorname krin
gen gewoonte is onze gezanten syste
matisch te verkleinen. (Gelach links). Gelooft
gij, dat gij de zaken van het ministerie van bui
tenlandsche zaken daardoor gemakkelijk maakt
wanneer gij den indruk te voorschijn roept, alsot
onze gezanten in ons eigen land niet gezien zijn?
(Gelach van de sociaal-democraten. Zeer waar!
rechts).
Wat de organisatie van het ministerie betreft,
dat is een' oude en zij stamt voor alles at ui*"
een grooten tijd, den tijd van Bismarck. Ik ge
loof, dat dit ons dubbel voorzichtig zal maken,
eer wij veranderingen in de organisatie zullen
brengen. Men heelt proeven genomen, die even
wel niet gelukt zijn. De regeering zal u voor
stellen tot vermeerdering van personeel doen.
(Luid gelach. De President vraagt stilte). Ik kan
u verzekerenIk ben 30 jaar geleden in het
ministerie gekomen, heb het in 1888 en ook nu
weer gezien: Als gij zoudt willen inzien, met
welke een zekerheid die enkele ambtenaren
werken, hoe voortreffelijk onze bureaux georga
niseerd zijn. (Luidruchtige vroolijkheid).
Gij zoudt onze plichtsbetrachtende ambtenaren
achten en den nauwkeurigen arbeid van de tal
rijke ambtenaren aan het ministerie van bui
tenlandsehe zaken erkennen. (De redenaar gaat
zitten onder aanhoudend gelach en lawaai. Na
een oogenblik verzoekt de president de uitroe
pingen te staken. Opnieuw beweging.)
De heer Kiderlen-Wachter zal wel een goed
diplomaat zijn. Maar als „plaatsvervangend
staats-secretaris" bleek hij ten eenenmale onge
schikt. En staats-secretaris zal hij wel nimmer
meer worden!
Tweede Kamer.
Verschillende sprekers de heeren Ketelaar,
Boogaardt, De Visser en Schokking gaven bij
de voortgezette behandeling der Indische begroo
ting, verschillende wenken in het belang van het
lager, uitgebreid lager en middelbaar onderwijs,
zoowel openbaar als bijzonder.
De heeren De Visser (C.H. Leiden) en Schok
king (F.C.U. Bal lingen) keurden at. dat, niette
genstaande het door hen betreurd ontbreken van
een algemeene regeling der subsidieering voor
het bijzonder middelbaar onderwijs, wèl aan eene
particuliere middelbare meisjesschool te Batavia,
maar niet aan de aldeeling Middelbaar Onder
wijs der Salembahschool subsidie is toegekend.
De Minister van Koloniën, de heer Idenburg,
zeide, dat omtrent de bêdoelde subsidie-toeken
ning aan de Salembahschool ongunstig is gead
viseerd door den directeur van het onderwijs-
departementeen advies, waarmede de Minister
het echter niet eens was. Daarom zal eventueel
bij suppletoire begrooting of subsidie worden
aangevraagd, of maatregelen tot vaststelling van
grondslagen voor algemeene regeling der subsi
dieering van het bijzonder mi Idelbaar onderwijs
worden voorgesteld.
De Minister wilde bevorderen eene herziening
van het aanvangs-traktement der onderwijzers.
Tegenover den heer Ter Laan (S.D. Ilooge-
zand) stelde de Minister in het licht, dat door
nieuwe subsidie-regeling voor bijzonder lager
onderwijs, met handhaving van de bestaande
regeling, echter verzwaart de eischen ten op
zichte van het getal leerlingen.
Bij onderafdeeling 71 (geneeskundige dienst)
zegt de heer Van Kol den Minister dank voor
hèt uitgebrachte rapportwaaruit echter blijkt
hoeveel nog op het gebied van ziekenzorg te
doen is.
Bij onderafdeeling 71 (Handel en Nijverheid)
wijst de heer Van Bylandt (c.h. Apeldoorn)
er op dat hieronder behoort een door de Regee
ring terug genomen post voor de Brusselsche
tentoonstelling.
Een groot bezwaar op 13 October was het
hoog bedrag (6 ton), maar nu heeft spr. uit de
kringen der nijveren vernomen dat men ook met
minder zou kunnen uitkomen. Met 4 ton.
Na eenige discussie over de Brusselsche ten
toonstelling geeft de heer P a t ij n in overwe
ging de verdere beraadslagingen tot morgen te
verdagen. Een nacht van beraad is wel gewenscht.
De Voorzitter heeft hiertegen geen be
zwaar doch de Minister van Koloniën
vraagt of 't de bedoeling van den heer Van
Bylandt is dat de Minister alsnog den post ver
hoogt, ten einde de Kamer te laten stemmen
over de gezamenlijke deelneming van Nederland
en Indiëen wel met 3 ton voor Nederland en
150,000 voor Ned.-Indië.
De heer Van Bylandt zegt dat zijn be
doeling isdat door ,'t bedrag dat de Minister
van koloniën op de 'begrooting zal brengen, niet
wordt geprejudicieerd op 't bedrag, dat voor Ne
derland op de begrooting voor Landbouw zal
worden gebracht en dus nog niet beslist dat dit
3 ton zal zijn.
De Voorzitter verdaagt de verdere dis
cussie tot heden ÏO1/* uur.
0
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk
maar brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van
C. WIJN, aldaar, om vergunning tot het uitbreiden
van zijne brood- en koekbakkerij, door het vergrooten
van den bestaanden oven, in het perceel Zeglis, wijk
F No. 7.
Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
Woensdag 25 November e.k,,'s voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen
vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die be
zwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de ter zake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
11 Nov. 1908. DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij
bij besluit van heden onder voorwaarden vergunning
hebben verleend aan P. HAMMES, aldaar, tot h«t
uitbreiden van zijne kistenmakerij door het bijbouwen
van een ketelhuis, waarin te plaatsen een stoomketel
met een verwarmend oppervlak van 10 M2, ter
vervanging van den bestaanden en tot verplaatsing
van de bestaande stoommachine van 20 P.K. in het
perceel Langelaan, wijk E, No. 7 en 8.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
11 November 1908. DONATH, Secretaris.
te ALKMAAR.
Inschrijving van leerlingen aan 1 o>Dg-noemd-
inrichting, zal plaats hebben op Zaterdag 14 Novem
ber 1908, des avonds van 7—9 uren, in het gebouw
der Burgeravondschool alhier.
Zij, die een bewijs kunnen overleggen van met
vrucht lager onderwijs aan eene openbare of bij
zondere school genoten te hebben, worden van het
vereischte'toelatingsexamen vrijgesteld.
Het schoolgeld bedraagt f 5 per leerling, f 2.50 voor
wien dit bezwarend is en geheel vrij voor hen, die
geen schoolgeld betalen kunnen ter beoordeeling van
Burgemeesters en Wethouders.
Voor zoover er plaatsruimte is, kunnen leerlingen
uit omliggende gemeenten tegen het hoogste school
geld worden aangenomen.
Het onderwijs zal omvattenBoekhouden, Handels
recht, Rekenen, Handelsaardrijkskunde, Nederlandsche,
Duitsche taal en schrijven.
Do Directeur,
H. VAN DER HEIJ.
DOOR
BARONESSE ORCZY
naar het 217de duizendtal van de Engelsche uitgave
DOOR
ED. VAN DEN GHEIJN Jr.
9) o
Lord Thony en Sir Andrew sloegen met gespannen
verwachting het tooneeltje gade. Zij kenden de Fran-
schen maar al te goed, om geen begrip te hebben van
den ijzigen trots en bittere verachting waarmede de
oude adel van Frankrijk 'neerzag op allen, die -hadden
bijgedragen tot zijn val en vernedering: Armand St.
Just, de broeder der sclioone Lady Blakeney, was een
vurig republikein. Zijn v< r Lel.iheid mot de u le
familie van St. Cyr waarvan een derde nimmer de
bizonderheden heeft geweten kwam tot het toppunt
toen deze laatste ten val was gébracht.
Marguerite stond daar vóór hen met haar fijnge-
vormde uitgestoken hand, alsof zij door deze eenige
daad de veete en het bloed van het laatste tiental ja
ren wilde uitwisschen.
„Suzanne, ik verbied u tot die vrouw te spreken'-,
zei de Comtesse op strengen toon, hare hand doende
neerdalen op den arm harer dochter.
Zij zeide dit in het Engelscli, opdat alle aanwezigen
het zouden hooren en begrijpen, de twee jonge edellie-
(1 ne,zoowel als de plebejische herbergier en diens doch
ter. De laatsten stonden letterlijk als aan den grond
genageld door de onbeschaamdheid dezer vreemdelinge
ten aanzien eener lady die nu, als Sir Perey's ge
malin, een Engelsche was geworden en bovendien be
kend stondals persoonlijke vriendin der Prinses van
Wales.
Wat betreft Lord Anthony Dewhurst en Sir Andrew
Eoulkes, hun harten schenen opgehouden te hebben
met kloppen na deze onredelijke beleediging. Beiden
gluurden haastig naar de deur, 'waar men een lijzig
Di»./. -V - D
deoh niet onaangenaam stemgeluid reeds had verno
men.
Alleen Marguerite Blakeney en de Comtesse de
Tournay waren onder de aanwezigen schijnbaar niet
ontroerd. Laatstgenoemde rechtop staande, met streng
uiterlijk, dé hand nog steeds op den arm harer dochter,
scheen de 'incarnatie van onbuigzamen trots. Een
oogenblik was Marguerite's zacht gelaat wit geworden
als het sneeuwblank doekje om haren hals, en zou een
scherpe opmerker hebben ontwaard dat haar hand
ietwat beefde.
Maar dit alles was slechts van voorbijgaanden aard;
in het volgend oogenblik sloeg ze haar tengere wenk
brauwen even op en krulden zich haar lippen. Sar-
kastisch zagen haar heldere blauv» kijkers de gestren
ge Comtesse strak in het gelaat, en met een zweem
van schouder ophalen:
„La, la, la, burgeres", zei ze luchtig, „welke vlieg
steekt u, asjeblieft?"
„Wij zijn nu in Engeland, Mevrouw", antwoordde
de Comtesse koud, „en ik heb het recht, mijne dochter
le verbieden u de vriendschapshand te reiken. Kom,
Suzanne."
Zij gaf hare dochter een wenk, en zonder Margueite
Blakeney met een blik te verwaardigen, maar met een
diepe ouderwetsche buiging voor de twee jonge man-
enn, zeilde zij majestueus uit het" vertrek.
Een wijle heerschte er stilte in de oude gelagkamer,
nadat de Comtesse, door de kleine Suzanne gevolgd,
deze had verlaten. Op Marguerita's gezicht lag een
harde uitdrukking, doch haar trekken ontspanden zich
toen zij den blik ontmoette van haar vriendin. De ge
hoorzaamheid aan hare moeder verschuldigd, verge
tend, keerde Suzanne zich om bij de deur; zij snelde
terug naar lady Blakeney, en haar armen slaande om
den hals van deze, kuste zij haar nogmaals en nog
maals en nogmaals. Daarop volgde ze hare moeder in
de gang.
Marguerite had inet sierlijke gemaaktheid beiden
dames een kushand achterna gezonden, toen deze ach-,
ter de deur verdwenen, daarna speelde een fijn glim
lachje om de hoeken van haren mond.
„Zoo, dat is het dus. wel, wel!" zei ze vroolijk.
„Wel, Sir Andrew, hebt u ooit zulk een onaangenaam
persoon ontmoet? Ik hoop, als ik oud wod, op zoo iets
niet te gelijken."
Ze nam haar rokken op en stapte majestueus op den
vuurhaard aan.
„Suzanne", zei ze, de stem der Comtesse nabootsend
ik verbied u met die vrouw te spreken!"
De lach waarmee dit gepaard ging, klonk misschien
wel wat .gedwongen en hard. Maar de mimiek was zoo
volmaakt, de toon der stem zoo nauwkeurig weergege
ven, dat beide jongelui in een hartelijk „Bravoaan
hun bewondering lucht gaven.
„Ah! lady Blakeney!" zei Lord Lord Anthony, „wat
zullen ze u missen bij de Comédie Frangaise, en hoe
moeten de Parijzenaars niet het land hebben aan Sir
Percy, die u er vandaan heeft gehaald."
„Gunst, man", zei Marguerite, haar bevallige schou
ders ophalend, ,,'t is totaal onmogelijk het land te heb
ben aan Sir Percy, zijn grappige in- en uitvallen zou-
:len zelfs Madame la Comtesse ontwapenen."
Op dit oogenblik vernam men een aangenaam, hoe
wel duidelijk onbeteekenend gelach van buiten, en
kort daarop verscheen een ongewone rijzige en zeer
rijk gokleede figuur op den drempel der deur.
ZESDE HOOFDSTUK.
EEN UITGELEZEN EXEMPLAAR VAN 1792.
Sir Percy Blakeney, naar de kronieken ons verha
len, was zoo wat even nabij de dertig bij het begin on
zer geschiedenis. Lang van gestalte, zelfs voor een
Engelschman, breed geschouderd en forsch gebouwd,
zou men hem een buitengewoon knap man genoemd
hebben, zoo niet zekere ziellooze uitdrukking in zijn
diep liggende blauwe oogen en een eeuwige idioten-
ach, die zijn fijn besneden mond ontsierde, al het
gtede in uiterlijk aan- hem te niet deden.
Het was nu zoo wat een jaar geleden, dat Sir Percy
Blakeney, baronet, een der schatrijke Engelsche edel
lieden, de toonaangever der model en intiem vriend
De heeren van Kol (soc.-dem., Enschedé) en
Ketelaar (Vriji. dem. Amsterdam V) gaven ter
doelmatige ontwikkeling der' inlanders in overweging
den aanbouw van eenvoudige gouvernementsscholen
en vooral de uitbreiding der de&saschool.
De heer Van Deventer (vrijz.-dem. Amsterdam
IX) sloot zich hierbij aan en vroeg voorziening in de
behoefte aan Hollandsch-Inlandsche scholen.
De Minister, de uitgesproken teleurstelling over
de trage uitbreiding der tweede klassescholen ver
klaarbaar achtende^ verzekerde, dat met kracht aan
de oprichting der scholen zal worden voortgewerkt.
Bij onderafdeeling 70 (Armwezen) zegt de heer
Van Kol, dat nog niets is gedaan om verbetering
te brengen op dit gebied. Het tractement van den
inspecteur is alleen teruggebracht van f 12,000 op
f 7200. Had men de betrekking opgeheven, dan had
men daarvoor 200 kinderen kunnen verplegen in de
inrichting van Van der Steur. Spreker wijst op het
treurig lot dier Indo-kinderen, die bjj gebrek aan
ondersteuning tot diefstal en roof vervallen.
De Minister zegt dat hij zelf het eerst bezwaar
gemaakt heeft tegen de bezoldiging van een inspec
teur met f 12,000, die tén doel had werkzaam te zjjn
tot leniging van armoede. Zijns inziens hoort armen
zorg het eerst thuis bij het gezin, daarna bjj de kerk,
vervolgens bij de maatschappij, eerst in de laatste
plaats bij den Staat, en er lag z. i. een zekere ironie
in om waar armenzorg bedoeld wordt te beginnen
met een ambtenaar met f 12,000 traktement.
van den Prins van Wales, de voorname kringen in
Londen en Bath met verbazing had vervuld, toen hij
van een zijner buitenlandsehe reizen een prachtige,
betooverende, verstandige Fransche echtgenoote mee-
biaeht, hij, de slaperigste, de saaiste, meest Britsche
Brit van Groot-Brittannië en Ierland.
Marguerite St. Just had tijdens de eerste periode
van de Revolutie in artistieke Parijsche kringen haar
debuut gemaakt. Nauwelijks achttien jaar, kwistig be
gaafd met schoonheid en talent, alleen gechaperon
neerd door een jeugdigen en verknochten broeder, had
de betooverende jonge tooneelspeelster van de Comédie
Frangaise weldra een kring om zich heen verzameld
\an uitstekende mannen, mannen van hooge positie,
en gleed zij door het republikeinsch, revolutionnair,
bloeddorstig Parijs als een schitterende komeet, met
een staart achter haar van al wat gedistingeerd en
belangwekkend was van Europeesche intellectualiteit.
Toen kwam de climax, het toppunt of zenith van
lui ar levenszon. Sommigen glimlachten en noemden
het een artistieke uitmiddelpuntigheid, anderen be
schouwden het als een verstandige voorziening-, met
het oog op de vreemdsoortige toestanden die zich van
dag tot dag- in Parijs destijds openbaarden, maar voor
allen bleef het wezenlijk motief dezer apotheose een
raadsel en geheim. Hoe het zij, Marguerite St. Just
huwde op zekeren mooien dag Sir Percy Blakeney,
zonder eenige kennisgeving aan haar vrienden, zonder
de soiree de eontrat (avondpartij van aanteekening)
of trouwdiner, waarmede iedere nette huwelijksverbin
tenis gepaard gaat.
Hoe die ideote, saaie Engelschman ooit werd opge
nomen in den intellectueelen kring, die zich bewoog
om „de schranderste vrouw in Europa", zooals zij een
parig door haar vereerders genoemd werd, niemand
waagde zich er aan, om dit verschijnsel te verklaren.
Haar intieme vrienden wisten dat Marguerite St.
Just niets gelegen was aan geld, nog minder zich be
kreunde om een adellijken titel.
Wordt vervolgd.