DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
I wé,
mAm
m
No. 273.
Honderd en tiende jaargang
1908.
ZATERDA
21 NOVEMBER.
Uit school en huis.
FEUILLETON.
De Roode Pimpernel
lil ÉS
fm i* \m nudo
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
/Wonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
Kijkjes in de Modewereld.
1/
ALKMAARSCHE COURANT.
■»- sr~s
VI.
En behoudt he tjg o e d e.
Men klaegt indien de kiele strant,
Maer niet, wanneer se, rijk gelaen,
Uit den verbolgen Oceaan
In een behoude haven lant.
VONDEL.
Zeker, dat is zoo onze menseh'lijke aard, om veel
ophef te maken van den tegenspoed, en den voorspoed
te aanvaarden als iets, dat van zelf spreekt. Misschien
daardoor letten wij zoo weinig op de schoonheid der
natuur, op het bezit van aardsche goederen, op het be
houd van een goede gezondheid en op duizend andere
dingen en zetten wij hen keel op, zoodra ze ons wor
den ontnomen. Een plat spreekwoord zou zeggen,
„Een koe weet niet, waartoe haar de staart dient, voor
ze dien kwijt is." Ja, vader Vondel, ook in onze da
gen geldt uw woord nog:
Men klaegt indien de kiele strant.
En als ze „rijk-gelaen in een behoude haven lant,"
dan klaegt men niet, maar men juicht ook niet. Im
mers het laatste is regel, het eerste slechts uitzonde
ring. Daar schuilt heel wat zwarte dankbaarheid ach
ter die gewoonte om het goede te ontvangen, als iets,
dat ons van rechtswege toekomt en het kwade te be
schouwen alsmaar laat ons niemand kwetsen in
zijn overtuiging. En als wij nu dat woord van Vondel
eens brengen binnen het School- en Huisgebied, dan
merken wij terstond op, hoe het ook daar van toepas
sing is. De opvoeder klaagt, zoodra er iets hapert,
maar gaat gewoon door, zoolang alles loopt. En daar
wordt het kind zoo licht dupe van. Dat de door het
kind „aan den verbolgen Oceaan toevertrouwde kiele,"
heel licht kan stranden, is zoo gemakkelijk te begrij
pen en toch ziet zoo menig opvoeder dit niet in. Ik
voor mij zou niet graag de copie van een artikel voor
deze rubriek overschrijven, omdat er een paar door
halingen in voorkwamen. Ik kan mij niet voorstellen,
dat een patroon een knecht zal ontslaan, omdat deze
een domheid begaat. Geen onderwijzer zou het ont
slag van een collega billijken, gevolg van het eenmaal
5 minuten te laat in school komen. Geen mevrouw zal
haar dienstbode congé geven, omdat ze eens vergeet,
dat men geen aardappelen kookt zonder zout. „Be
halve die paar doorhalingen is mijn copie toch duide
lijk leesbaar en net geschreven; uitgezonderd deze
domheid deed ik toch altijd mijn werk naar behooren:
ik kwam in mijn zooveel jarigen dienst toch anders
nooit te laat; ik doe toch anders altijd! zout op de
aardappels." Zouden deze verontschuldigingen niet
dagelijks als reservetroepen worden opgeroepen?" En
als wij, volwassenen, nu het recht meenen te hebben,
zoo te spreken, zouden wij het kind dan dat recht ont
zeggen? Zou die ee.no maal, dat wij ons vergalop
peerden juist niet het volle licht kunnen werpen op al
de keeren, dat we Zwartje naar behooren lieten dra
ven? En zou dat middeltje ook bij de opvoeding soms
goede diensten kunnen bewijzen? Een kind heeft toch
meer behoefte aan opwekking dan aan blaam? En
wat krijgt het meer?
Het huiswerk is gecorrigeerd; de schriften worden
aan de respectieve eigenaars teruggegeven. „Twee fou
ten over." Met een onverschillig gebaar werpt de
gevonniste leerling het cahier in zijn vak. Zeker, col
lega, ik ben het met u eens, dat de leerlingen hun
werk zoo goed mogelijk, als het kan, onberispelijk moe
ten maken, dat gij hen niet moogt voeren op de paden
van sleur en slenter, maar hebt ge nu heusch niets
DOOR
BARONESSE ORCZY
naar het 217de duizendtal van de Engelsche uitgave
DOOR
ED. VAN DEN GHEIJN Jr.
IB) a
Beiden bukten om dit dun reepje te ontcijferen,
waarop haastig een paar woorden gekrast waren, toen
eensklaps een gerucht hun aandacht trok, dat uit de
gang aan den overkant scheen te komen.
„Wat is dat?" riepén beiden instinctmatig. Lord
Andrew richtte zich naar de deur die hij haastig open
de; op ditzelfde oogenblik ontving hij een vuistslag
tusschen de oogen, die hem gevoelloos in de kamer te
rugwierp. Tegelijkertijd was de in de duisternis
rondkruipende gedaante opgesprongen en viel ze van
achteren den niets vermoedenden Sir Andrew aan, die
cogenblikkelijk tegen den grond werd geworpen.
Dit alles greep binnen het kort verloop van twee of
drie seconden plaats, voordat Lord Anthony of Sir
Andrew tijd of kans hadden een schreeuw te uiten dan
wel zich tegen de onverhoedsche overrompeling zich te
verzetten. Beiden werden ze door twee mannen aan
gegrepen, een prop werd hun in den mond geduwd,
rug aan rug werden ze gebonden, en aan ai-men, han
den en beenen stevig geboeid.
Eén man had onderwijl kalm de deur gesloten; zijn
gelaat was gemaskerd, hij zag bewegingloos alles aan.
„Volkomen in orde, burger!" zei een der mannen
die de touwen inspecteerde.
„Goed!" zei de man bij de deur; doorzoek nu hun
zakken en geef mij al de papieren die je vindt,"
Dit werd spoedig en kalm gedaan. De gemaskerde,
na alle papieren in beslag te hebben genomen, luister
de eenige oogenblikken of eenig geluid in „Visschers-
welvaren" werd vernomen. Blijkbaar voldaan dat nie-
in die thema gevonden dan de twee fouten, welke u
het woord over in het blauwe potlood gaven? Is
ik vraag het u in alle bescheidenheid, is er in dat veel
zeggende woordje over niet een klein beetje aan
wezig van wat ik in mijn artikel „Straf" heb aange
roerd? Heeft u wellicht zonder het te weten het sleur
en sleuterpaadje bewandeld zoo lang, dat ge opschrikt
bij Vondels
Men klaegt wanneer de kiele strant?
Ge begrijpt toch wel, waar ik heen wil?
Be stond eens bij een collega in de klas; hij keurde
schoonschriftenhij had zijn klas goed onder de plak,
dat zag ik wel aan de angstige gezichten. Het meisje
naast mij keek mij zoo beteekenisvol aan, dat ik mij tot
haar vooroverboog en zachtjes vroeg, „Vind je het nog
al mooi „O, ik heb zoo mijn best gedaan," zei ze
heel stilletjes en ze jokte niet. Haar schrift was aan
de beurt en werd gemerkt met een rood kruis, omdat.
de ophaal van een S dik was gemaakt; geworden
denk ik liever. „Daar heb je nu waarlijk al weer zoo'n
ongelukkig ding.Die woorden en het roode kruis
waren alles wat het meisje ontving. Wie heeft hier
meer reden tot klagen, omdat „de kiele strant" dacht
ik en bekeek nog eens het schrift met die ongelukki
ge S.
„En dus zou jij ze maar raak laten pennen? vroeg
de strenge onderwijzer, toen we nog wat praatten na
schooltijd. ,lk niet 'hoor, ze zullen het goed doen en
daarmee uit!" „Ik wenscli je voor je zelf geen haar
minder, man, maar zei je niet tegen het kind, „Daar
heb je nu waarlijk al weer....?"
Dank je voor je compliment, maar nog eens, ik houd
vol, totdat ze* die S wèl goed maakt."
En dus zou die man nooit op de idee komen om eens
tegen dat meisje te zeggen, „Jammer hè. Wat staat
die S daar leelijk tusschen al die mooie letters." Ziet
ge, dat is mijn bedoeling. Ik vrees, dat wij wel eens
wat al te angstvallig over de belangen van het kind
waken, dat wij zijn werk corrigeeren, loerend naar een
foutje of een mislukt lettertje (de Engelschman noemt
zoo iets heel ridderlijk en eerlijk een „Slip of the
pen") en dat wij al loerend, al wat er goeds en moois
schuilt in dat werk over het hoofd zien.
Geldt dit voor de school, het gaat in huis al even
zoo. Het kan best zijn, dat ik mij heb verkeken, maar
het is mij voorgekomen, alsof het tijd werd bij de op
voeding eens wat meer aan Vondels woord te denken.
Kinderwerk komt uit kinderhand en wij moesten
eens wat meer het goede en wat minder het verkeerde
in dat werk willen gaan zien. Wellicht bereikten wij
dezelfde resultaten en bezorgden wij de jeugd wat
minder kinderrampen, teleurstelling, zelfonderschat-
ting, moedeloosheid, onverschilligheid, onwil en wat
dies meer zij. Corrigeert en behoud het goede.
W. W.
VOOR DE DAMES.
De empire-stijl is wel de overheerschende te noemen
in het komende seizoen. Mits met goeden snit ge
maakt, kleeden de empire-toiletjes zeer flatteus. Voor
baljaponnetjes, bestemd voor jonge dames, zijn ze bij
zonder geschikt, indien ze vervaardigd worden van
ruooie, dunne stof en met weinig garneering versierd
worden. De snit is in dezen alles en moet de chic aan
de toiletjes geven, niet de opgesmuktheid of de volle
garneering. De rok moet in soepele plooien neerhan
gen en van onderen niet gegarneerd worden, tenzij
met een enkel zijden lintje, dat er rondom op gestikt
wordt. Het lijfje is vierkant uitgesneden en omrand
met een zijden lint of een biais van fluweel. Waar het
mand hen had gehoord, opende hij andermaal de deur
en wees, met bevelend gebaar naar de gang. De vier
mannen beurden Sir Andrew en Lord Anthony van
den grond, 011 even kalm, even geruischloos als zij
waren gekomen, droegen zij de twee geknevelde jonge
lieden uit de herberg en langs den Doverweg in de
duisternis.
In de gelagkamer doorliep de gemaskerde aanvoer
der van deze stoute overrompeling vluchtig de gestolen
papieren.
„Geen kwaad karweitje vandaag," mompelde hij,
zijn masker kalmpjes afnemend, terwijl zijn vossen-
oogen glinsterden in den rossigen gloed van het haard
vuur.
Hij opende telkens meer brieven uit Sir Andrew
f oulkes' notitieboek, noteerde het reepje papier dat
beide jongelieden juist tijd hadden gehad om te lezen;
maar ('én brief in 't bizonder. geteekend Armand St.
Just, scheen hem een heerlijke voldoening te geven.
„Armand St. Just toch een verrader in het eind!"
mompelde hij. „Welnu schoone Marguerite Blakeney,"
knarsetandde hij „ik geloof dat ge mij behulpzaam
zult zijn in het uitvinden van de Roode Pimpernel!"
T I E N-D E HOOFDSTII K.
IN DE LOGE DER OrERA.
Het was een der gala-avonden in Covent Garden
1 néatre, de eerste van het herfstseizoen, in het ge
denkwaardig jaar 1792; het gordijn was juist opge
haald vuor het 9e bedrijf van Gluck's toonwerk Or
pheus.
De reer Chauvelin zat er, zijn onafscheidelijke
snuifdoos in de hand, met zijn doordringende scherpe
oogen voortdurend gevestigd op eeue loge tegenover
hem, waar Margueritg Blakeney, vergezeld van haren
echtgenoot, zoo oveii was binnen gekomen; onder haar
weelderigen goudbruinen lokkentooi zag de jonge
vrouw er hemelsch uit.
korte lijfje eindigt, wordt een breede zijden sjerp be
vestigd, die links van voren met lange mden afhangt
i'ii met franje of met kwasten afgewerkt is. Dergelijke
avondtoiletjes kunnen vervaardigd worden van crêpe-
de-chine, zijde, ninon, enz.
Voor een wandeljapon in empire-stijl leent cachemi-
rc zich uitstekend. Het stuk en de ondermouwen zijn
van geplooide zijde, ter verdere gavneeiing wordt
.iaruifluweel en fluweelen knoopen gebruikt.
Fluweelen wandeljaponnen maken ook weer veel op
gang. Donker lila-fluweel gegarneerd met zijden bi-
ais in een iets lichtere tint maakt veel effect voor een
dergelijk toilet. Een blouse van lila-zijde, aangebracht
op chiffon, voldoet bijzonder bij lila-fluweel. Op den
fok zijn cM. van den onderrand en l1/2 cM. van den
re-chterrand af, P/2 cM. breede zijden biai3 gestikt. De
boord van de tulen blouse is hoog, van achteren hooger
dan van voren. De mouwen zijn gerloft en afgemaakt
met smalle manchetten, waarop ook zijden biais zijn
aangebracht. Bij dit toilet moet een kort jakje ge
dragen worden, dat driekwarte lange mouwen heeft.
De heeft een sleep en sluit aan den linkerkant
van voren.
Zooals wij reeds meermalen mededeelden, blijft de
tuniekrok nog steeds in den smaak. De tuniek van
twee banen valt over den voeringrok, welke zoover als
het noodig is met bovenstof is bekleed. Aan den ach
terkant heeft hij een tusschengevoegde plooi, terwijl
de randen omzoomd zijn. Aan de sluiting van de tu
niek bevinden zich fant-aisieknoopen en nagemaakte
knoopsgaten. Deze zelfde gameering is aan den lin
kerkant van het jacquet aangebracht. De links of wel
ifpn achteren gesloten ceintuur alsmede het garnituur-
gedeelte zijn van zwarte Liberty-zij de. Het soutache-
motief, dat van voren aan het grrnituurgedeelte is
aangebracht, is omrand door een biais, afgemaakt
door kwasten. Een galon is genaaid op den pas, die
evenals de staande kraag en de ondermouwen bestaat
uit lichte op.rijgjestulle. De oprijgjes der ondermou
wen zijn onderbroken door biais van laken. De volants
die van uit de mouwen over de hand hangen, zijn vau
tule.
Probleem No. 153.
(E«rate publicatie).
L, A. Kuyers te Amsterdam.
Mat m 2 zetten.
Oplossing van probleem No. 150 (P. H. Mikkelsen)
1 Thé f4 enz.
Alvorens plaats te nemen, leunde ze, met de vrij
moedigheid der gewezen tooneelspeelster. een oogen
blik uit de loge, onder het publiek, nagaande de be
zoekers die zij kende. Menigeen gaf haar een hoofd
knik, zelfs uit de Koningsloge kwam een minzame
groet.
Chauvelin sloeg haar onafgewend gade, bij het be
gin van het 3e bedrijf, terwijl zij geheel onder de
macht scheen van de muziek waarvan ze een hartstoch
telijke liefhebster was. De echte levensvreugd stond
duidelijk te lezen op haar lief jong gezichtje en schit
terde uit haar lachende blauwe oogen. Twee dagen
geleden was de Day Dream van Calalis teruggekeerd
met de tijding der behouden aankomst van haren broe
der, dat hij haar in gedachten hield, en om harentwil
voorzichtig zou te werk gaan.
Haar echtgenoot was bij haar gebleven in de loge
zoolang de goede toon dit eischte, 'e plaats ruimend
voor Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins van Wa
les en het heirleger bewonderaars, die in onafgebroken
optocht de koningin van den dag hun hulde kwamen
aanbieden. Sir Percy had zich langzaam verwijderd,
waarschijnlijk om kennissen aan te spieken, die meer
met zijn neigingen strookten. Marguerite vroeg zich
zelfs niet at waarheen hij kon gegaan zijn, het was
haar tamelijk onverschillig.
Nadat allen vertrokken waren, wekte een bescheiden
tikje aan de deur der loge haar op uit haar genot van
de muziek.
„Binnen," zei ze, zonder zich om te keeren.
Chauvelin had zijn gelegenheid afgewacht, hij zag
dat ze alleen was, en nu, zonder op haar ongeduldig
„Binnen!" acht te slaan, sloop hij zachtjes in de loge
n stond in liet volgend oogen blik achter Margueri
te's fauteuil.
„Een woordje, met u, burgeres," zei hij kalm.
Marguerite keerde zich haastig om, eenigszins gea
larmeerd.
„Gunst, man, je maakt me aan 't schrikken," zei ze
met een gedwongen lachje, „je tegenwoordigheid komt
me nu al heel ongelegen, ik wil naar Gluck's muziek
luisteren en heb geen lust om te praten."
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. C. Bakker Czn.t P. J. Boom, F. Böttger, O
Bramer, G. van Dort, G. Imhtllsen, A. Mooijhoer, G.
Nobel, P. van 't Veer en C Visser, allen te Alkmaar
Mr. Ch. Enschedé te Haarlem, P. Bakker en H.
Weenink te Amsterdam, C. C. J. de Ridder te Ede,
P. Ooijkaas te Limmen, J. H. de Ruween J. Vijzelaar
te Hilversum, „Schaaklust" te Koedijk, O. Bo'omsma
te Kampen, G. Fijth Jr. en C. J. Strick van Lin-
schoten te Bunnik. Ds. K. t roeneveld te VlijmeD.
Hoewel de heer Kuyers reeds eenige malen in 2-
zetterstornooien bekroond is, komt zijn compositieta
lent naar onze meening beter uit in langere proble
men.
Zoo is het ons telkens een genot zijn 2den prijs 4
zetten, in het reuzentornooi der Strategie(1902) be
haald, weder eens door te kijken, terwijl er zich onder
de 12 driezetten, van hem in Ned. rlandsche Schaak
problemen opgenomen, geen enkel bevindt, dat niet
door het een of ander aantrekt.
De heer Kuyers is dan ook beslist een der allerbe
kwaamste onzer nationale probleemcomponisten en
houdt telkens onze eer tegenover het buitenland op
door de fraaie problemen, die hij in wedstrijden in
zendt. Zonder overdrijving toch komt de heer Kuyer3
slechts hoogstzelden „leer aus" in internationale 3-zet
ters wedstrijden en zoo behaalde hij o. a. kort geleden
in den wedstrijd „Liverpool Weekly Courier" een éér
ste eervolle vermelding met een keurigen di'iezet.
Wij waardeeren het bijzonder dat de heer Kuyers
no. 153 speciaal voor deze rubriek componeerde. Én dit
des te meer omdat het ons bekend is, dat de compo
sitie van twee-zetten dezen componist minder aantrekt.
Wellicht voelt hij zelf, dat zijn weg meer in de rich
ting der compositie van langere problemen voert.
N.B. B. B. te G. S. Uwe oplossing van No. 149 is
goed, die van No. 150 faalt op Lb3. Wij heeten u wel
kom in de rij onzer medewerkers.
Partij gespeeld te Utrecht den 21 April 1908.
OpeningKoningspion tegen dame pion.
Wit Zwart
Joh. Swart. P. van 't Veer.
1. e4 d5
2. ed5 Dd5
3. Pc3 Da5
4. d4 Pf6
5 Ld2 Pc6
6. Pb5. Deze zet is zwak, wit wil trachten de
zwarte Dame te vangen, maar dit is bp goed tegen
spel van zwart geheel onmogelijk. Hierdoor geeft
wit zich te veel bloot.
6. Db6. Hier staat
de zwarte dame best en kan gerust afwachten.
7. Lf4. Dreigt 8 Lc7 waardoor de dame na
7 Di>6 verloren zou gaan door 9 P 6 -e
7. PH5 sterke zet.
8. Lz3 8. Nu wordt
't paard reeds lastig gevallen, hierdoor moet 't paard
met tempo-verlies terug.
9. c4. Deze zet is slecht, zooals 't vervolg aantoont.
9. Pel was nog 't beste.
9. ahö
10. cd5Pd4
11. L«5. Niet sterk, hier was 11 Lc7gevolgd
door Dc712 Dd4sterk geweest.
11. Da6 I
Deze zet is zeer sterk,
12. Dd2. Wit heeft niet anders.
12. Pc2
13. K-2 Dd2
14. Kd2Pal Het.
is duidelijk dat wit nu verliezen moet.
„Maar dit is mijn eenige gelegenheid," antwoordde
hij dood-kalm, en zonder verlof te vragen, trok h'j
een stoel dicht achter haar naar zich toe en wel
zoo dicht, dat hij haar in het oor kon fluisteren, zon
der de bezoekers te storen en zonder in den donkeren
achtergrond der loge te worden opgemerkt. „Dit is
mijn eenige gelegenheid," herhaalde hij, toen zij hem
geen antwoord verwaardigde.
„Dan.moet u een ander oogenblik zien waar te ne
men," hernam ze ongeduldig. „Ik ga na de opera
r aar het bal van Lord Grenville. U misschien ook. Nu
dan, vijf minuten hoor!...."
„Drie minuten in deze loge zijn ruim voldoende,"
antwoordde hij bedaard, „en ik geloof dat ,u verstan
dig' doen zult naar mij te luisteren, burgeres St. Just."
Marguerite sidderde onwillekeurig. De stem van
Chauvelin verhief zich niet boven fluisteren; hij nam
weer kalm een snuifje, maar toch was er iets in zijn
houding dat haar bloed in de aderen deed stollen.
Als een kat, die een achtelooze muis ziet voorbij
schuiven, gereed tot den sprong, zei hij op onverschil
ligen toon:
„Uw broeder Armand verkeert in gevaar."
Geen spier vertrok in haar schoon gelaat. Hij kon
haar enkel in profiel zien, maar de plotselinge strak
heid van haar oogen en mond ontging hem niet.
„Och kom," zei ze met gemaakte luchthartigheid,
„dit is een van je denkbeeldige intriges; 't ware beter
dat je naar je plaats gingt en mij van de muziek liet
genieten."
En met haar hand begon ze zenuwachtig de maat
te slaan Chauvelin verroerde geen vin; hij beschouw
de kalm het tenger bevend handje, dat hem te kennen
gaf hoe fel zijn gezegde haar had getroffen.
Wordt vervolgd.