DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. BLOOKER'S CACAO Nieuwjaarswenschen. No. 298 Honderd en tiende jaargang, !908 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, onderlijke nummers 3 Cents. MAANDAG Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 21 DECEMBER. Nieuwjaarswenschen FEUILLETON. De Roode Pimpernel. DAALDERS Dit Hof- on Hoofdstad. Telefoonnummer 3. Die zich met 1 Januari op ons blad abonneert, ontvangt de tot dien datum verschijnende num mers gratis De Uitgevers. In het nummer van den Oudejaars avond, hetwelk DONDERDAG 31 DE CEMBER verschijnt, zullen wederom worden opgenomen, k 25 cents contant. kost slechts de helft van andere goede cacao. De prijs van een bus van I Kilo (twee pond) bedraagt 1.50 (een daalder). Kieinere bussen naar verhouding. Nooit los verkrijgbaar. ALKMAARSCHE COURANT. o r -v.j DE UITGEVERS. KENNISGEVING. Het HOOFD, van het Plaatselijk Bestuur te ALK MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvanger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering zijn overgegeven vijf kohieren der bedrijfsbelasting Nos. 8 tot en met 12, voor het dienstjaar 1908/9, executoir verklaard door den Directeur der directe belastingen in Noordbolland te Amsterdam, den 17 December 1908dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen an dat heden ingaat de termijn van zes weken binnen welken daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend. Het Hoofd van het plaatselijk bestuur voorn., G. RIPPING. Alkmaar, den 19 December 1908. ALKMAAR, 21 December. De afgeloopen week is niet bijzonder belangrijk ge weest. Een van de gewichtigste gebeurtenissen op buitenlandsch politiek terrein was wel het bijeenkomen van een parlement in het Turksch rijk, dat Donderdag is geopend, en wel persoonlijk door sultan Abdoel Ha- mid, die een troonrede hield, waarin de volgende be langrijke zinsnede voorkwam„Ons verlangen, het rijk overeenkomstig de grondwet' geregeerd te zien is vast en onveranderlijk." Geen wonder dat deze veelbelo vende zin met luiden bijvel werd begroet door de afge vaardigden, die uit alle oorden van het groote Turk- sche rijk waren verschenen. Behalve een volksverte genwoordiging is er nog een Hoogerhuis, waarvan de leden door den sultan worden benoemd. Het Turksche parlement krijgt een zware taak: de toestanden in het rijk van de halve maan zijn zeer ongeregeld en er valt verbazend veel te verbeteren ten aanzien van de finan ciën, het onderwijs, de. landsverdediging etc. In elk geval zal de volksvertegenwoordiging behoefte hebben aan een bekwamen en handigen leider; de karakters dor verschillende Turken loopen veel uiteen en dat kan licht gelijk bijv. in Rusland is gebleken tot on aangenaamheden leiden. Naast de eigenlijke Turken hebben in bet parlement zitting: Slaven, Grieken, Al- banezzen, Koerden, Armeniërs Syriërs, Arabieren en DOOR BARONESSE ORCZY naar het 217de duizendtal van de Engelsche uitgave DOOR ED. VAN DEN GHEIJN Jr. 89) o „Mijn jas en laarzen!" zei hij tot Desgas. Desgas begaf zich naar de deur en deelde de noo- dige bevelen uit. Kort daarop kwam een soldaat met liet gevraagde binnen, benevens een hoed. Chauvelin ontdeed zich van zijn soutane en wisselde van kleeding. „Gij, burger," zei hij intussohen, „ga weer naar ka pitein Jutley, zoo hard als je kunt rijden of loopen; zeg, dat hij je nog twaalf man geeft en breng die allen met je mee langs den St. Martinsweg, waar je hoogst waarschijnlijk de kar van den Jood, met mij erin, zult inhalen. Het zal er zoo straks warm toe gaan, ik be doel in de hut van Vader Blanchard. Ik wed dat we er onzen man zullen aantreffen, want die vlegel van Roode Pimpernel heeft de stoutmoedigheid of lie ver de domheid laat ik zeggen bij zijn origineel plan te volharden. Hij is heengegaan, om de Tournay, St. Just en de rest te ontmoeten, wat ik daclit dat hij, voor liet oogenblik althans, niet voornemens was te doen. Als we hen er aantreffen, zal het een bende zijn, die zich wanhopig zal verdedigen. Sommigen on zer mannetjes zullen denkelijk wel buiten gevecht ge steld worden. Die royalisten zijn zeer bekwame de gens, de Engelscliman is een duivelsche sluwert en geen kerel om het mee aan den stok te krijgen. We zullen toch altijd vijf tegen één zijn. Gij kunt de kar met uw manschappen dichtbij volgen, altijd langs den St. Martinsweg door Miquelon. De Engelschman is ons vóór en zal waarschijnlijk niet achterom kijken." Onderwijl hij deze bepaalde orders uitdeelde, was nog andere stammen, diie onderling tot heden elkaar soms voortdurend bevochten hebben men denke maar eens aan de moordpartijen tusschen de Arme niërs en de Koerden. in liet Fransche en Duitsche bladenwoud heeft het weer liard gewaaid. Uit liet Fransche vreemdelingen legioen in Algiers waren weer een aantal Duitsche soldaten gevlucht en de Fransche pers nam dit Dui(sehland ten zeerste kwalijk, waarop de Duitsche couranten natuurlijk vinnig en soms vrij tactloos van zich afgebeten hebben. Het meest hebben de couranten echter gesproken over den heer Gastro, president van de Vereenigde Staten van Venezuela. Deze president is te Berlijn gekomen om een operatie te ondergaan en gisteren is hij inderdaad opgenomen in de particuliere kliniek van professor Israël. Is dit de eenige reden van zijn verblijf in Europa? Men gelooft het niet. Als de kat weg is dansen de muizen op de tafel, zullen sommige lezers denken, wanneer ze lezen dat er thans in Vene zuela opstand is. Er is evenwel een andere beeld spraak mogelijk. Men zou kunnen zeggen dat de aap de kastanjes uit het vuur laat halen, zelf een veilig plaatsje heeft opgezocht en den ander zijn poot-en laat branden. De heer Castro is een rijk man, geniet van liet Europeesche leven en laat het aan generaal Gomez ove:' het land uit de verschillende onaangenaamheden te redden, waarin de president het door zijn tyrraniek optreden gebracht heeft. De Nederlandsche regee- ring, anders zeer vredelievend van aard, heeft enkele Venezolaansche schepen genomen: de „Gelderland," nam ,,Alix„' en de „Jacob van Heemskerk" „de 23 Mayo," om te laten zien dat zij niet langer met zich sjiotten laat. Het heette, dat Venezuela ons land reeds den oorlog verklaard had, maar dat gerucht bleek; op een misverstand te berusten. Ook heeft men te vergeefs gezocht naar een terrein, waar de oor- leg' zou moeten plaats hebben. De Duitsche pers heeft president Castro met spot tende artikelen ontvangen. Men hoopt evenwel op be stellingen, op zaken en de spottende toon is uit de ar tikelen verdwenen. Men waarschuwt echter den pre sident, dat hij moet zorgen, dat Venezuela zijn interna tionale verplichtingen nakomt op een wijze, welke overeen stemt met Europeesche opvattingen. Maar hoe kan de man dat, die in Berlijn vertoeft, die, volgens verschillende berichten, in zijn eigen land zoo goed als niets meer te zeggen heeft en wiens pre sidentsschap elk oogenblik kan afloopen indien het waar is, dat de regeering der Vereenigde Staten van Amerika een regeering van president Gomez zou wil len erkennen Chauvelin met zijn gedaanteverwisseling gereed ge komen. „Ik zal je een belangwekkend gevangene in handen spelen," zei hij zich verkneukelend. „We moeten hem niet morsdood maken, he, vriend Desgas? De hut van Blanchard is zoo ik me niet vergis een eenzame plek aan de zeekust, en onze mannen zullen een heet stukje werk hebben met den gekwetsten wolf. Doe on der je mannetjes een goede keus, Desgas. zei hij rnet een diuvelschen lach. „Doe een goede keus onder je manschappen!" her haalde hij, toen hij zijn handlanger eindelijk met ziel) naar buiten troonde. ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. OP HET SPOOR. De laatste geluiden buiten de herberg de „Chat Oris" waren weggestorven in de nachtelijke stilte. Marguerite had Desgas orders hooren uitdeelen aan zijn soldaten, die naar het fort opmarcheerden.om nog een twaalf kameraden als versterking te halen. Eenige minuten later vernam zij de stem van den Jood die zijn paard aanzette, daarop het geratel van wielen en het gerommel van een krakende kar die over de ruwe keien hotste. Binnen de herberg heerschte diepe stilte. Brogard cn zijne vrouw hadden, uit schrik voor Chauvelin, geen reeken gegeven van leven, zij hoopten niet anders dan totaal vergeten te zijn. Marguerite wachtte nog eenige oogenblikken, toen sloop ze zachtjes de vermolmde trap af, wikkelde zich in haren donkeren mantel en verliet het vunzig ver trek. ■De nacht was duister genoeg, om haar gestalte voor onbescheiden blikken te verbergen, terwijl haar scherp gehoor rekening hield met het geluid van het kreu nend voertuig dat vóór haar uit ging. Door in de schaduw te blijven van het laag houtgewds, dat den De „Brief uit de Residentie in de Brov. Geld. en Nijm. Ct." begint aldus: Ge weet 't immers hoe er onlangs klachten werden vernomen, ernstige klachten over verregaande vrij heidsbelemmering, waarvan de Koninklijke Familie hier steeds 't slachtoffer was? Laat ik u zeggen, dat we ons tot beter gaan schikken en 'k Zondagmiddag de Koningin, vergezeld van een hofdame, naar het Noordeinde zag terugwandelen zonder dat 't publiek had opgemerkt, wie daar voorafging aan den lakei, die. op ruimen afstand zijn Koninklijke gebiedster volgde. Publiek was nu te laat ingelicht en blijkbaar wijzer geworden na eenige onaangename ervaringen aan bet Paleis. Ik heb 't zelf vernomen in de tram uit den mond villi een dame, die, slachtoffer als velen, blij was in de tram naar de Duinoordsche koersen zich aan een vriendin of over-buur te kunnen luchten, 't Goeie mensch was ten slotte een ongeluk nabij van woede. „Verbeeldt u," hoor ik haar zeggen, „daar sta 'k me daar van drie tot half vijf te wachten om de Ko ningin te zien thuis komen, loop heen en weer, zie de agenten ook kijken zonder dat er wat komt. Eindelijk vraag 'k zoo'n man hoe laat ie denkt dat de Koningin (huis komt. Maar wat denkt u nu mevrouw, dat die man ten antwoord geeft? Neen maar, dat geef ik u te raden. Wel, dat ik dan morgen zou moeten terugko men, want dat de Koningin vandaag was thuisgeble ven. En mevrouw, als u nu toch had gezien de manier waarop me dat gezegd werd, neen maar, als 'k m'n man bij me had gehad, zou 't anders zijn afgeloopen." Natuurlijk acht ik 't geheel en al overbodig om u te zeggen dat de jammerklacht hier niet mede beëindigd was. Ja, d'r volgde zelfs nog een lang niet malsche kanonnade van ergernis-uitingen over die politie-pos- ten aan 't paleis. De meerderheid van 't tram-audi torium genoot blijkbaar, ja genoot zoo duidelijk, dat 't beleedigde mevrouwtje minstens een paar straten te vroeg al verdwenen was. En wij die gebleven waren, waren 't er over eens, dat onze agentjes zelden meer Blijk hadden kunnen geven van handige tactiek dan in het afdoen van dit geval. Aangezien 'k nergens iets van een ingezonden stuk als ergernis-uiting heb aan getroffen, zal ik maar aannemen dat de slachtoffers 't er achter-af over eens zijn geweest, dat de ver kleumde voeten dubbel en dwars verdiend zijn geweest. Want wij Hagenaars mogen d'r nu geen reputatie van weg omzoomde, hoopte zeniet gezien te worden door Desgas' manschappen of een rondwarende patrouille. Zoo was voor haar dan het laatste bedrijf aangevan gen van don verdrietigen tocht naar Frankrijks on herbergzame noordwestkust, geheel alleen, in het liolst van den nacht, en te voet. Drie mijlen ongeveer tot Miquelon, van daar naar de hut van Vader Blanchard, over een ongebaanden weg. Het paard van den Jood kroop traag voort, zij wist dat ze gemakkelijk gelijken tred met het mager beest zou kunnen houden. Gelukkig voor haar, dat de maan zich schuil hield achter wolkgevaarten en Marguerite, tamelijk wel voor menschelijke oogen verborgen, voortliep. Doodsche stilte heerschte in haar onmiddellijke omgeving, alleen in de verte drong het bruisen van de rustelooze zee tot haar door. Haar voet gleed uit over het vochtig, met gras be groeid pas, langs den" kant van den weg, want zij acht te het raaazaamniet het midden te houden, ook de kar niet al te diclit te naderen;- er heerschte zulk een al- gemoene stilte in haar omgeving, dat het knarsen dei- wielen haar tot vasten leiddraad kon dienen. Rondom heerschte volstrekte eenzaamheid. De en kele schemerlichten van Calais lagen ver achter hen, en op dezen weg was geen schijn van menschelijke woning te bespeuren, geen visscliershut, houthakker of lu lenbrander in de nabijheid. In de verte, aan haar rechterhand, zag ze den rand van een rif_. daaronder liet woeste zeestrand, waartegen de opkomende vloed in toomelooze vaart zijn ziedende golven deed uiteen spatten. Chauvelin vóór haar uit, in het voertuig van den Is raëliet heen en weer geslingerd, gaf den vrijen teugel aan zijn zelfgenoegzame overpeinzingen. Hij wreef zich met innige voldoening de handen, als hij dacht aan hot weefsel dat hij had gesponnen, en door de mazen waarvan die ondernemende Engelschman niet de minste kans had om te ontsnappen. Naardat de tijd verliep en de oude Jood, langzaam maar zeker, met hom voortreed langs den duisteren weg, wakkerde het verlangen meer en meer bij hem aan na-ar de groote Vechtersbaas op na houden, nergens ter wereld naar zoo gauw naar de pen wordt gegrepen om de ergernis te luchten als hier. Zoo'n ingezonden stuk mag dan ook veilig gelden als de thermometer der publieke opi nie. Daarom geloof ik dat de manoeuvre aardig' raak is geweest en de ongewenschte samenscholingen vóór 't paleis en in de omgeving eens en voor altijd tot het verledene zullen behooren. De Hgagsche medewerker van de Opr. Haarl. Crt. schrijft o.a. ,,'t Is niet prettig om, als gij zijt man, die ondanks alle mogelijke „zeiïhians-rondheid" in taal en manie ren, toch van eerbiediging der maatschappelijke goede vormen lioudt; bovendien, iemand met echt officiers- bloed in de aderen, als admiraal Wentholt; gewoon om, wanneer hij aan 't woord is, aandachtig en eerbiedig te worden aangehoord Om dan te moeten verduren dat daar, op twee pas afstands van u, een paar heeren zitten neergehurkt, en elkander opvroolijken door allerlei moppige gezegden. Hard op, luide, zonder zich te geneeren.... Nu en dan, al voortsnaterend, even kijkend naar den spreken den minister, met oogtrekje van: „Is-ie nu nog al niet klaar En dan, opeens, zoo ter loops, precies of men daar zit aan de „kletstafel" van een soos of een „kroeg," waar de toon van 't discours nu eenmaal zekere fideele lossigheid heeft aangenomen. Dan, plotseling, eene interruptie. Meneer de afgevaardigde heeft waarachtig tocli nog eventjes, onder 't snateren en giebelen door, geluisterd. En nu verwaardigt-ie zich van er een woord tusschen te gooien. Waar zijn Excellentie zeker maar direct, nederig, dadelijk kant en klaar, op moet reageeren?. Neen, dan vliegt 't zoo'n „zeebonk" als admiraal Wentholt dan toch eventjes, met wannen bloedstroom, naar 't hoofd.... Dan komt al wat er in hem aan eerbied voor decorum, voor tucht, voor gezag, aan auti- rotoir gevoel ook, leeft, in feilen opstand. Dan don dert door de zaal, inderdaad als de kreet op de com mando-brug van het schip, welke het gedruisch der golven èn van dq machines één oogenblik overheerscht, dat vergramde: „Ik ben aan 't woord, meneer Troel stra 1" Dan ziet men de jolige lachtrek op het smalle, vale gezicht van scherpe lijnen der afgevaardigden uit Amsterdam verstarren. De vale kleur wordt intens- wit. In de donkergrijze, stekerige oogen vlamt woe de. „En ik interrumpeer u, meneer de minister!". De schrale gestalte staat bij de groene tafel, 't Lijf iets vooruit gebogen, als in dreighoudingDe vuisten gebald, 'in heftige emotie. Van de bleeke, trillende lippen komen nog wat woorden, verstervend in 't aanzwellend gedruisch van eene Kamer, die. verschrikt door plots-ontvonkt incident. te-hoop dringt Door het doffe gegons van iets-dreigends, dat komt, tikt onverpoosd de hamer van den president. 't ls alweer gedaan. Het incident is afgedreven De heer Troelstra, nog wat bleeker dan gewoonlijk; mét schamper glimlachje en medelijdend schouder schokje, loopt weg. Den minister is enkele mo menten de lust tot jolig-zijn vergaan.... maar wel haast komt Gok deze weer terug. De onrust ver dampt, vervluchtigtHet incident behoort tot 't verleden. Straks, als de lui er van in de kranten le zen, zal er om gelachen worden. Dat komt mag men zeggen van al de jolig heid!. Voor de Kamer-up to date is er toch al zoo bitter weinig toe noodig om; zeker als ze een campag ne reeds achter den rug heeft, gelijk nu 't geval is, finale van deze prikkelende jacht op de geheimzinnige Roode Pimpernel, wiens arrestatie het schoonste blad zou vormen in den lauwerkrans om de slapen van bur ger Chauvelin. Geen enkel oogenblik welde een schijn van wroeging op in zijn verstokt gemoed, aangaande den toestand waarin hij Perey's ongelukkige vrouw had gebracht. Koude realist als hij was, bestond deze zelfs voor hem niet meer. De magere knol van den Jood deed weinig meer dan stappen. Om de vijf minuten stond hij stil. „Zijn we nog ver van Miquelon?" luidde nu en dan de vraag van Chauvelin. „Niet ver meer," was het even eentonig antwoord. „Tot nog toe hebben we jouw vriend en den mijne niet aangetroffen, als een vormelooze massa op den openbaren weg," merkte Chauvelin sarkastisch aan. „Geduld, Edelachtbare, ze zijn ons nog vóór, ik zie liet aan de voren van hun kar." „Je kent den weg toch wel?" „Zoo goed als ik de tien goudstukken ken, in den zak van Uwe Excellentie, die ik hoop dat strakjes naar tnijn geldbeurs zullen verhuizen." „Zoodra ik de hand zal gedrukt hebben van mijn langen vriend, den Engelschman, zijn ze je eigendom." „Hoor eens! Wat was dat?" vroeg de Jood eens klaps. In de ijzingwekkende stilte, die rondom ljeerschte, kon men duidelijk het getrappel vernemen van paar den op den eenzamen weg. „Soldaten," vervolgde de Jood fluisterend met eer biedige vrees. „Wacht, houd even stil, ik wil eens luisteren," zei Chauvelin. Marguerite had ook het geluid gehoord van hoefsla gen in de frontrichting van de kar en van dq plek waar ook zij nu stilstond. De duisternis verleende haar genoegzame dekking. Ze had bemerkt dat de wagen niet meer voortreed, uiterst behoedzaam kroop ze wat naderbij. (Wotdt vervolg').

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1908 | | pagina 1