DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Vluchteling. AMBACHTSSCHOOL Aangifte van leerlingen No. 13. Honderd en elfden jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. ZATERDAG Rekeningen Hondenbelasting. FEUILLETON. ALKMAAR. Metselen en Kleermaken INSCHRIJVING NATIONALE MILITIE. Uit school en huis. 16 JANUARI. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. wegens in 19 0 8 aan de gemeente ALKMAAR gedane leveringenwor den zoo spoedig m o g e 1 ij k in gewacht voor zooveel betreft de Gemeentewerken de Gasfabriek de Gemeente-reiniging en het Gemeente slachthuis bij de Directeuren van deze takken van dienstde Plantsoenen en de Begraafplaats bij den Opzichter de Politie bij den Commissaris van Politie en wat de overige takken van dienst aangaat ter Secretarie der Ge meente De Secretaris der gemeente Alkmaar, DONATH. Alkmaar, 14 Januari 1909. voor den cursus 1Q09 1910, H. VAN DER HEIJ. Voor de mannelijke geborenen van 1890 op Dinsdag en Vrijdag van iedere week van 1—3 uur tot 20 Januari as. Kijkjes In de Modewereld. ALKMAAR COURANT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het ge meenteblad van Alkmaar, Hos. 282, 283 en 284 zijn op genomen de besluiten van den Raad dier gemeente van 30 December 1908, waarbij zijn vastgesteld: lo. Eene verordening tot opheffing commissie van toezicht op het Stedelijk Museum; 2o. Eene wijziging der verordening, regelende de geldelijke verhouding tusschen de gemeente Alkmaar en hare gasfabriek; $p. eene verordening, houdende de instructie voor clen gemeente-controleur en de regeling van diens jaar wedde. Welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende drie maanden voor een ieder ter gemeente-secretarie ter lezing zijn nedergelegd, en aldaar tegen betaling van 0.05, 0.05 en 0.10 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 14 Jan. 1909. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen in herinnering, dat volgens de op 20 September 1882 vastgestelde verordening op de heffing eener belasting op de honden, ieder eigenaar, bezitter of houder van een of meer aan de belasting onderwor pen honden verplicht is, daarvan jaarlijks vóór 31 Ja nuari ten kantore van den gemeente-ontvanger aan gifte te doen. Die aangifte geschiedt' door de inlevering van een behoorlijk ingevuld en door den belastingschuldige on derteekend biljet, kosteloos aan dat kantoor verkrijg baar. De betaling der belasting geschiedt dadelijk bij de aangifte tegen kwitantie en afgifte van een penning, onverminderd het recht, om, zoo de aangifte onjuist bevonden wordt, herziening te doen plaats hebben. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 4 Jan. 1909. Naar het Duitsch van O. ELSTER. 10) o Toen klonk 't plots door de telephoon„Is u daar nog, meneer Drexler?" „Ja, heeft u den brief?" „Jawel, het opschrift luidt: Wanneer ik niet te rugkeer moet deze brief aan mejuffrouw Hedwig Drexler worden gegeven, Ferdinand Siewart." „Wat, aan mijn dochter?" „Ja, aan juffrouw Hedwig Drexler 1" „Dat is zeer wonderlijk! Nu, 'tis goed. Als me neer Siewart terugkomt, wilt u hem dan zeggen, dat ik hem oogenblikkelijk wenseh te spreken." „Jawel meneer, ik zal er voor zorgen." ,,'t Is goed Met verbaasd gezicht hing Drexler het gehoorhand- vat weer op het vorkijzer en' belde af, daarna zocht hij op zijn schrijftafel of daar wellicht nieuwe brieven op lagen. Dat denkbeeld liet hem geen rust. Wel alle duivels, wat had die gevluchte baron met zijn dochter te maken? En wat dat rare opschrift: „Indien ik te rugkeer...." wel te beduiden had? 't Was net of de schrijver van dit epistel zich in levensgevaar bevond. Wederom belde Drexler om het dienstmeisje. „Zijn mijn vrouw en dochter reeds thuis?" Ja zeker, meneer, beiden zijn zoojuist teruggekeerd „Welnu, vraag dan mijn dochter of ze even hier wil komen?" De meid vertrok. Na enkele oogenblikken trad Hedwig het vertrek binnen. Aan haar was 't in 't geheel niet te merken dat er gisteren feest was gevierd. Integendeel in plaats van moe, zag zij er juist zoo frisch, opgewekt en verbin dend mooi uit. Tusschen vader en dochter bestond een eigenaardige aanvangende APRIL e.kop eiken Donderdng Vrijdag en Zaterdag der maand FE RUARL vf orm. van 912 "n n*m. van ll/2 4 uren B-halve, h*t theoretisch onderwijs, de vakk-ui timmeren, machinebankwerken en smeden, meu belmaken 'n schilderen, er ook onderwijs in het gegBven worden. '£MT~ De leeftijd van 12 jaren moet zijn bereikt. Oavermogenden kosteloos, anderen betalen een schoolgeld van f 6 -f 12.—, f 18.—, r 24 f 30.-, Of f 36.- in het jaar. Leermiddelen en Gereedschappen worden aan allen verstrekt. Nadere inlichtingen geeft d» D vec.tonr Karin Miehaëlis „Het Kind". „Het kind zou sterven. Het kind moest sterven. Zij wenschten het beiden nu. Nu wenschten ze het. Het kind wenschte het ook. Het was, alsof rondom al de kamers stil stierven, alsof het gansche huis één koud, stom grafgewelf werd, dat van het leven en de levenden niet wist. Slechts één enkele plek was vredig, vol van zon, vriendelijk met bloemen en vroolijk door voortdurend lachen, de plaats, waar het kind lag, de kleine Andrea, het groote aankomende meisje. Zoo was ze, dat alle menschen van haar hielden, alle menschen daar in de stad." Zoo begint het boek, welks titel boven dit opstel staat. En niet wetend, wat ons wacht, zijn wij ge neigd te denken, „Arme ouders, uit dat kille huis met uw stervend, lijdend kind, teringlijderes zeker wel, wat zult ge veel, ontzettend veel dragen." De moeder ging door de hooge kamers, waar een be dorven lucht van verwelkende planten hing; want nie mand dacht er aan, ze te begieten. Zij ging naar de kamer, waar de vader zat, alleen met zijn smart. Maar voor de deur draalde ze, zooals ze altijd deed voor zijn deur. Hij liet het boek zinken, maar keek niet op. „Is er iets?" „Andrea verzocht me, je te roepen." Ze zei het zacht en deemoedig. Hij richtte zich op, verhouding. Zoo kon Drexler bijvoorbeeld in alles zijn dochter gelijk geven en haar alles toestaan wat zij maar wenschte. Deels kwam dit omdat hij zijn dochter te mooi vond om iets te weigeren en deels om dat hij haar meer ontwikkeld achtte dan zichzelf. Hij wa3 meer de man van praktijk, zij daarentegen de ge letterde. Nu haar vader haar had laten roepen, dacht zij na tuurlijk dat Ferdinand reeds met hem had gesproken. Vandaar ook dat zij er zoo vroolijk uitzag en blij glimlachte. „U wilde mij spreken, vader?!" vroeg zij, terwijl zij zich vooroverboog en haar vader een morgenzoen gaf. „Ja, kindje, er is namelijk iets zonderlings met me neer Siewart gebeurd en jouw naam is in deze zaak gemoeid." „Is meneer Siewart bij u geweest?" „Neen, wist gij dan dat hij bij mij zou komen?" Hedwig bloosde. „Ja zeker, hij heeft mij verteld dat hij met u spreken vilde „Waarover?" „Wees niet boos, vader, maar hij wilde u om mijn hand vragen." „V el, wel, dat is sterk, zeer sterk, en gij stond dat toe „Ja, vader, ik houd zielsveel van hem en hij van mij „O, dus dat is 't, wel, wel, dat is een mooie ge schiedenis. Daar moet nog eens rijpelijk over gedacht en gepraat worden." Opgewonden liep hij daarna in zijn kamer op en neer. Hij wist niet wat hij zeggen zou, hij was niet gewoon pp zijn dochter aanmerkingen te maken en haar handelingen af te keuren. Hedwig legde haar hand vleiend op zijn schouders. „Zeker vader, over deze zaak moet natuurlijk rijpe lijk gedacht en gesproken worden, vandaar dan ook, dat Ferdinand u wenschte te spreken." „lerdinand! Ferdinand!" gromde de directeur. „Weet gij wel, dat hij een baron is „Ook dat weet ik vader, en ook dat hij onschul- zag op, maar niet naar haar. „Is er anders niets?" „Nee nu niet. Ze is zoo verwonderlijk wel. Maar ik weet toch Ach, Karsten, je moet voorzich tig zijn, Andrea ziet alles, alsof ze door onze gedach ten heenzag." „Ziet. „Ik houd het niet uit." „Je moet er aan wennen, Jutta. We moeten het uithouden." Hij schudde de hand, die ze op zijn schouders gelegd had, af. „Karsten „Kun je me die scènes niet besparen? Slechts in dezen tijd?" Toen zweeg ze. Bij de deur nam ze zijn hand. „Voor haar!" Hand in hand en glimlachend gingen ze binnen. „Wat komen jullie daar lief!" We hebben gemerkt, dat er iets hapert in de ver houding tusschen dat echtpaar en dat „Wat komen je lui daar lief!" klinkt oijs snerpend tegen. Kan ooit vonnis harder worden geveld? De vader is alleen met zijn kind. „En wat moeten jullie doen, als jullie alleen blij ven. Wat moeten jullie doen, jullie tweeën?" „Andrea." „Wist ik maar dit eene, dat jullie het goed hebben zouden samen, zoo met de liefde en de kleine cadeau tjes en iederen middag thee. Kippetje (haar Moe), is zoo lief, zoo goed, maar gelukkig, dat is ze waar achtig niet. 't Is net of ze aldoor om vergeving vraagt, zoo heel diep in haar oogen. Net alsof ze iets heel verkeerds gedaan had. Als jullie elkaar maar iederen morgen kusten en.... ja, jullie moesten hier komen slapen en aan mij denken." Weer was het nacht. Ze waren met drie in de ka mer, maar één ademde niet. Het kind had een dagboek aangelegd en Moe vindt dit. Daaruit komt zij alles te weten, wat er in haar kind is omgegaan. Wij halen slechts enkele passages a.in, „Kon ik toch maar den eenen dag bij vader en den anderen bij moeder zijn; want ieder alleen zijn ze zoo leuk, maar als ze samen zijn, word ik heelemaal als ijs en krijg ik het land." „Ik zal mijn arme moeder wel helpen. Of hóór moe der ook bedroefd was, omdat zij geboren werd? Want dat geloof ik, dat moeder over mij was en daarom heb ik geen kracht genoeg om te leven. Niemand kan ge- zjud en sterk worden, als alles om hem been zoo zwaar en treurig is. En als je moeder altijd maar stil zit te zuchten en 's nachts niet blapen kan." En de moeder brengt het dagboek (twee blauwe schriften) bij den vader. Hij las. Af en toe hield hij op, streek over zijn voorhoofd, steunde en begon weer. „Hoe weinig heb ik haar gekend!" „Karsten nu is alles voorbij. Ik vind, dat ik geen rechten meer heb. Het graf is van jou; want jou had ze lief. Vaarwel, Karsten. Ik heb je niets te danken; want zoo lang het me heugt, heb je mij niets gegeven, waarvoor ik dankbaar kan zijn. Wij zullen het een zaam hebben, maar minder eenzaam ieder voor zich dan te zamen." Maar de vader boog zich over haar heen. „Blijf bij me, Jutta in mijn ellende. Help me in mijn eenzaamheid." Zij richtte zich op. Het witte nachtkleed stond op den grond als een grafzeiK. Haar oogen brandden. „In ellende,in eenzaamheid dig is." „Dat is nog de vraag, kindje. Maar enfin, mocht dat laatste dan ook waar zijn, wat is hij dan nog?! Een arm bedelaar, niets meer!" „Dat niet zoozeer, vader," hernam Hedwig lachend, „een deel van zijn vermogen heeft hij namelijk mee naar Duitschland weten te nemen, maar wat doet dat alles er feitelijk aan toe, de hoofdzaak is, dat Ferdinand Siewart een zeer bruikbaar persoon is en tevens een zeer sympathiek iemand!" „Alles heel mooi, kindje, maar ge wilt toch geen in specteur trouwen?" „Waarom niet?! Wanneer ik van hem houd.." „Ach, houd daar in 's hemelsnaam over opO ja, dat is waar, weet gij wel waar de bewuste op 'toogen- blik zit?" „Waarschijnlijk in Neuhof." „Neen, hij is daar niet, want anders zou hij reeds bij mij zijn gekomen. Hij moet waarschijnlijk een ge durfd besluit hebben genomen, want hij heeft voor jou een brief achtergelaten." Hedwig verbleekte. Zij dacht met angst aan al 't gebeurde van gisteren. „Waar is de brief, vader?" vroeg zij haastig. „Hij ligt nog op de schrijftafel van Siewart, ik hoorde alles door de telefoon. „Kom vader, laten wij nu fluks naar Neuhof gaan, er is ongetwijfeld een ongeluk gebeurd of hem dreigt een gevaar; misschien is dat gevaar dan nog ai' te wenden." „Welk gevaar kan hem hier dan wel zijn overkomen? De Russische overheid heeft hier geen macht. Want gisteren vroeg ritmeester von Iwanow nog aan rit meester von Wallrott om den inspecteur-landbouwkun dige gevangen te nemen; dit heeft toen von Wallrott geweigerd." „Iwanow wilde hem dus gevangen nemen?" „Ja 't was een beroerde geschiedenis, toen Wall rott de gevangenneming weigerde, heeft Iwanow nij dig het feest verlaten." „Ziet u nu wel, vader, dat hem wellicht een gevaar boven het hoofd hangt?" „Jutta, het graf hebben we. „Ja.het graf 1" De inleiding van dit boek wenschte ik te geven, om- jat het zóó'n ongewoon, zoom merkwaardig, zoo'n door cn door ernstig boek is en om te wijzen op hetgeen ik or uit gelezen heb. Vragen wij na lezing nog, wat Karin Miehaëlis ons heeft willen zeggen? Dat wij dan om ons zien en op merken, hoe daar in de groote maatschappij het kind even opleeft, van stoffelijke dingen ruim wo^dt voor zien, met wijsheid overladen, maar zich tevergeefs af vraagt, „Waarom alles hier zoo zwaar en treurig is." En als het straks lichamelijk verkwijnt, omdat het zich sgeetelijk afmartelt, als Let gestorven is, dat wil zeg gen, het heerlijke, door den Schepper bedoelde leven niet deelachtig is geworden, dan moeten wij ouderen bekennen: „Hoe weinig hebben we Het Kind ge kend." Wij zetten geleerde theorieën op over opvoeding en onderwijs, wij verdiepen ons in zware overpeinzingen over erfelijkheid en wat dies meer zij, wij waken angst allig over de belangen van Het Kind, maar verge ten, dat wij in de eerste plaats onszelven moeten ge ven, opdat Het Kind zie, aat het leven werkelijk des tevens waard is. Maar die, juist dit eene doen wij niet, rmdat wij het niet kunnen, zoolang het ons ontbreekt san wilskracht. Als w ij den adem des levens niet in de neusgaten voelen, hoe zal Het Kinu, dat naar ons is gevormd en naar ons zich vomen gaat dien adem deelach tig worden? Juist in den tijd, dat er zooveel wordt gedaan vöè. en zooveel wordt verwacht vèn Het Kind, is dit boek verschenen. De ten doo ie gedoemde Andrea is zoo'n wonderlijk kind; de schrijfster heeft in haar vereenigd en vereeuwigd al de trekken en eigenaardigheden, wel ke de kinderen van onzen tijd te zamen bezitten. De ouders leven naast, niet met elkander. Zij willen en kunnen hun kind alles gevtn, wat het verlangtalleen niet dit eene: Andrea zou zoo gaarne willen, dat haar ouders gelukkig waren en elkander liefhadden. Miehaëlis heeft het lecge, het zware, het rtille, dat daar is in ons mensch'lijk samenleven symoolistisch weergegeven in dat huis, dat één koud, stom grafge welf werd, dat van het leven en de levenden niets wist. Miehaëlis heeft den vinger gelegd op een diepe won de. Fragment uit een lezing over „Wilskracht." W. W. VOOR DE DAMES. De nieuwe toiletten met haar st ijlvolle draperieën en gracieuse lijnen maken een bijzonder artistieken in druk en 't is daarom, dat zij zon in den smaak der da mes vallen. In deze toiletten moet evenwel, om het effect te verhoogen* naar een zekere eenheid worden gestreefd. Door de rijke keuze van stoffen en patro nen, die de mode tegenwoordig ten dienste staan, zal lit niet moeielijk vallen. De smaak en den kunstzin Ier draagster kan in deze toiletten volkomen tot uiting komen, meer dan ooit is mer. thans in de gelegenheid !oor bevallige, losse drapeering een sierlijke kleeding re voorschijn te roepen. Het 'spreekt natuurlijk van zelf, dat men souple stoffen voor deze japonnen ge waden zou men haast kunnen zeggen moet gebrui ken. Voor het onderkleed neemt men gaarne één nieuw soort van metalen stoffen goud-, zilver-, of koperflikkerend waarvan de strakke glans door het overkleed van chiffon of tule wordt verzacht en alleen „Maar wat zou hem dan toch hier kunnen overko men? Wat zou Iwanow hem hier kunnen doen, trou wens de ritmeester was erg dronken. Zijn woorden waren wellicht in 't minst niet gemeend. „Neen vader, ik zie 't niet zoo licht in, ik vrees dat Iwanow 't er niet bij zal laten." „Maar kindje, zou je nu heusch denken, dat ritmees ter von Iwanow, die zoo vaak bij ons te gast is, den inspecteur-landbouwkundige zoo stillekens zal ontvoe ren. Neen Hedwig, dat kan ook jij niet meenenl" „Vader, wat moeten wij nu echter doen?" „Voorloopig niets. Siewart heeft waarschijnlijk de bedoeling gehad naar Neuhoff terug te keeren, zooals uit het opschrift van zijn brief valt op te merken." „In elk geval," vervolgde toen Drexler, „moeten wij den brief zoo spoedig mogelijk openen. Eerst als wij dat gedaan hebben, kunnen wij verder handelen." Hedwig zag in dat haar vader gelijk had. Voorloo pig moest slechts worden afgewacht of Ferdinand in den loop van den dag nog zou terugkeeren. Aan de vrouw van den hotelhouder te Neuhoff werd dadelijk getelefoneerd de Drexler's dadelijk op te bellen zoo de spoorloos-verdwenene plots mocht zijn teruggekeerd. Uren verliepen evenwel zonder eenige tijding. len slotte werd dit Hedwig toch te machtig, zij kon haar ongeduld niet langer bedwingen. TJlings toog zij toen naar Neuhof om daar verdere bijzonderheden te winnen. Vrouw Meiner wist echter niets anders te vertellen dan dat gisteravond een brief bezorgd was welke den inspecteur-landbouwkundige zoo spoedig mogelijk moest worden ter hand gesteld. Dezen brief had vrouw Meiner teen op 't nacht kastje gelegd in de hoop dat meneer Siewart hem daar zcu vinden. Korten tijd daarna was ds inspecteur dan ook thuisgekomen. Wat er daarna verder was voorgevallen konden noch de hotelhouder noch zijn vrouw vertellen, daar beiden, toen zij om vijf uur opstonden, de slaapkamer van den inspecteur verlaten vonden. Meneer Siewart moest dus al zeer vroeg het hotel hebben verlaten. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5