DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
AMBACHTSSCHOOL
Aangitlevan leerlingen
Jubileum der Maandagsche veemarkt
Feuilleton.
Nö. 37
Honderd en elfden jaargang.
1909.
ZATERDAG
13 FEBRUARI.
ALKMAAR.
Metselen en Kleermaken
Uit school en huis.
Zooals ook wij vergeven
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Wonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
voor den cursus 1909 -1910,
H. VAN DER HE1J.
2)
ALKMAARSGHE COURANT.
aanvangende APRIL e.kop eiken Donderdag,
Vr|}dag en Zaterdag der maand FEBRUARI,
veorm. van 912 en nam. van P/j 4 uren
Behalve het theoretisch onderwijs, de vakken
timmeren, machlnebankwerken en smeden, meu
belmaken tn schilderen, aal er ook onderwijs in het
gegeven worden.
De leeftijd vaD 12 jaren moet zjjn bereikt.
Oavermogenden kosteloos, anderen betalen een
•oheolgeld van
f 6-, f 12.—, f 18.-, f 24.—, f 30.-, of f 36.—
4 In het jaar.
Leermiddelen en Gereedschappen
worden aan allen verstrekt.
Nadere inlichtingen geeft de Directeur
ft
Het metriekstelsel en nay wat.
O, gij, die al de verschrikkingen kent van een be
nauwenden droom, gij alleen kunt beseffen, boe het
mij dien nacht te moede moet zijn geweest. Nog rest
mij oen enkele druppel van bet angstzweet, mij toen
uitgebroken. Tk droomde en deed examen. Weet gij,
dat er menschen bestaan, die geen examen kunnen
doen, die niet exameu-fahig zijn? Voor hen is een
examen wat een auto-da-fé in vroeger eeuwen voor de
t.rme martelaren moet zijn geweest, neen, erger. Die
ongelukkigen waren tenminste dood, als ze goed en
wel verbrand waren, de examen-unfahigen blijven
leven na de marteling. Maanden te voren bekruipt
bun reeds een zekere angst, een gevoel, dat zij niet
onder een naam kunnen brengen en eenige dagen voor
den dag worden ze gebiologeerd. Zoo gaan ze naar de
plaats des gerechts en pas hebben ze zich gezet aan
bet tafeltje, waaraan ook de examinator. Mevrouw,
is u doodelijk vau een spin, niet zoo'n kleintje, maar
zoo'n dikke bolronde met korte dikke schraagpooten
bedoel ik, is u daar bang voor? Ja, welnu, dan kunt
u zich eenigszins een voorstelling maken van hetgeen
er omgaat in die rampzaligen op het gezicht van den
r-xarainator. Rekenschap kunt u zich niet geven van
uw doodelijke vrees; u heeft bet diertje wellicht nooit
aandachtig bekeken, veel minder kennis met bet mon
stertje gemaakt. Het is voor u een spin! Juist.
Welnu het is ook een examinator. Wat die spin
kan en niet kan, wil of niet wil, is voor u evenzeer
een gesloten boek als wat er schuilt in zoo'n examina
tor voor de unfahigen. En ik, die mij tot dat rampza
lig geslacht moet rekenen, zal dan voor een examina
tor doorgaan. Ik zag hem niet, maar boorde hem vra
gen „Het zal u zeker geen moeite kosten even den ku-
biekwortel te trekken uit. en hij duwde een groot
getal onder mijn neus. Ja, dat kostte mij ontzettend
veel moeite; want mijn omgang met kubiek-wortels
ROMAN VAN
W. HEIMBURG.
Naar het Duitsch.
Het kosste mij heel wat moeite te gewennen in dit
gezin, waar zoo weinig warmte heerschte, en ik zag al
heel spoedig in, dat Johanna volkomen gelijk had in
't geen zij beweerde. Ik heb alles gedaan om vriende
lijk en lief voor bet. kind te zijn, vooral als wij samen
waren, want mijnheer Nordmann wou volstrekt niet
dat zij overgevoelig werd. dat drukte hij mij nog eens
ter dege op hot hart.
Eens op een dag riep hij mij 's middags na tafel bij
zich op zijn kamer, voornamelijk met het doel mij te
verzoeken Johanna goed te doen begrijpen dat zij arm
was. „Weet u juffrouw, een heel arm meisje, dat la
ter voor zich zelf moet zorgen. Ik bezit niets anders
dan mijn tractement, daar moet ik van leven, en Jo
hanna's moeder bezat niets. Caroline alleen is rijk;
zij heeft van haar moeder geërfd, want mijn eerste
vrouw was zeer gefortuneerd en niet lang geleder
heeft Caroline daarenboven een groote erfenis gehad
van een oom, een broer van haar moeder. Zij is de ee
nige hier in hui sdie iets bezit en zij is volstrekt niet
verplicht Johanna iets te geven. Het erfdeel, dat ik
na den dood van mijn eerste vrouw ontvangen heb, is
totaal verteerd in mijn tweede huwelijk, dus, Johanna
is arm en zij heeft helaas maar al te veel smaak in
luxe, zij heeft een merkwaardigen aanleg om zich do
aangenaamheden des levens te laten welgevallen. Doe
uw best als ik u vriendelijk verzoeken mag, haar dat
af te wennen en de werkelijkheid, haar totaal gebrek
aan geld, onder de oogen te zien."
De lange, sombere man, die zich gewoonlijk zoo wei
nig uitte en zoo kortaf kon zijn in zijn spreken, zside
dateerde uit den tijd, nu 20 jaren geleden en sedert
hadden wij elkander niet ontmoet. En toch, mijn toe
komstige welstand, mijn lot, mijn leven, ja ook zelfs
dat van mijn nageslacht stond hier op het spel! „Het
leven heeft zijn lieflijkheen", reciteerde een toehoorder
achter mijn rug. Daar zat ik tusschen drie vuren,
zweette, leed en zonk in een peillooze diepte. Maar
het was mijn verdiende loon; want den avond te vo
ren had ik tot een privaat-lesser de vraag gericht:
„Hoeveel dubbele deci-Stèren zijn er in een halven
Myria Liter?" en mij verkneukeld in zijn benauwd ge
zicht. Maar - ik heb boete gedaan en mij zelf voorge
nomen, nooit weei- schik te hebben in eens anders on
wetendheid. En vooral sedert ik gelezen heb, dat vele
mannen van naam al even examen-unfahig waren in
hun tijd en sinds ik weet, dat er meer van mijn leef
tijd en ervaring op even slechten voet met den kubiek-
wortel staan, is mij het angstzweet opgedroogd. De
droom dient mij nu nog enkel tot een preludium van
dit artikeltje over het Metriek-Stelsel. Ja zelfs, ik
heb weer den treurigen moed in een lach te schieten
bij de herinnering aan een ui uit mijn vlegeljaren. Ik
had op de school voor het eerst kennis gemaakt (dat
ging toen maar zoo gauw niet!) met het woord Kilo
gram. Na schooltijd moest ik voor mijn moeder een
pond zeep halen en onder den indruk mijner pas ver
worven wijsheid vroeg ik het vrouwtje in den winkel
om een halve Kilogram groene zeep. Wie na den wel
verdienden draai om mijn ooren het meest verbouwe
reerd stond, zij of ik, weet ik niet, maar dit heugt mij,
dat wij beien een oogenblik later onbedaarlijk lachten.
Zou het effec' zulk eener bestelling in onzen huidigen
tijd anders zijn? Weet men nu al van deci- en Deka-,
van Myria- en milli-Grammen Of houdt men zich
nog maar aan pond, ons en lood? Het Metriek-Stelsel
is toch al een halve eeuw oud. Hoe kan dit toch! O.
mij dunkt er is een innig verband tusschen die deci-
Stère, dien kubiek-wortel en die Deka- en deci-Gram-
men. Ik ben in later jaren op geen enkel mijner le
venspaden mijn ouden kennis Kubiek-wortel tegenge
komen, evenmin als ik ooit een Deka-Liter petroleum
aan de deur heb genomen of een Wisse brandhout heb
gekocht. Uit het oog, uit het hart, nietwaar? En het
volk, dat niet eens weet of het examen-fahig is of niet,
heeft wel wat andeis te onthouden dan Deka-Stèren
en milli-Liters. Om deze reden en omdat het uitland-
sche woorden zijn, die je zonder hoofdbreken niet eens
goed kunt spellen, vinden die metrieken geen ingang,
en houdt men zich, niettegenstaande invoer van
Staatswege en een halve eeuw onderwijs nog maar
aan pond en ons en lood en kan en kop en verrel. Dat
zijn mooie, ronde, kleine woordjes, ieder verstaat ze
en je komt ze eiken dag tegen. Ja, ja, als mij recht
van meepraten werd gegeven, kon het er voor die
vreemdelingen wel eens gek gaan uitzien. Zeker, er
zijn al menschen, die er mee kunnen omgaan. Gaf de
uitstekende verzorgster der Dames-kroniek in het
Nieuws van deir Dag niet onlangs een herleiding der
Grammen tot lepels. Dat zou zij toch niet gedaan heb
ben, als. do dames ze niet in haar kookboek zagen
staan.
En het is voor onze leergierige jeugd zoo'n uitste
kende hersenoefening, dat werken met dat stelsel. Al
wederom toegegeven, 'k Zou zelfs niet weten, waarop
de kinderen hun hersentje zouden scherpen, als dat
nooit volprezen Metriek-Stelsel er niet was.
En dan, het is toch maar mooi, dat één volk, één
stelsel van maten en gewichten! Daarom weet een Hol
lander precies wat een Schepel land is, als hij in Over-
ijsel en een Drente, wat een maatje melk is, als hij in
Holland komt. Neen, bij al wat men de jeugd zou
kunnen leeren en als nutte wijsheid voor haar volgend
dit alles op een buitengewoon zachten, vriendelijken
toon; hij keek mij niet aan, 't was of hij over mij heen
naar zijn beide takshonden keek, die rustig voor de
kachel lagen te slapen.
Ik beloofde hem zooveel mogelijk mijn best te doen,
en den geheelen dag moest ik nadenken over het ka
rakter van den opperhoutvester. De manier waarop
hij met Johanna omging, was bijna onvriendelijk; toch
zag ik duidelijk, hoe ongerust hij zich maakte over de
toekomst van het kind.
Auguste, de huishoudster, gewoonlijk Juuske ge
naamd, was een eenvoudig, goedhartig iemand van on
geveer vijftig jaar en dol op Johanna, ofschoon zij het
weinig bemerken liet; voor Caroline was zij bang.
„Mijnheer houdt veel van Johanna", zeide zij in haar
eigenaardig dialect, „dat weet ik zeker, maar hij wil
het niet toonen en Caroline gunt haar die liefde niet,
zij heeft altijd wat op Johanna aan te merken."
Om mij bekommerde Caroline zich al heel weinig,
toch was k niet alleen als gouvernante van Johanna,
maar ook om de meisjes te ohaperonneeren aangesteld.
Zij ging uit, nu eens te voet en dan per rijtuig, zij
kwam thuis wanneer zij er lust in had. Toen ik haar
zeidedat naar vader verlangde dat ik met de families
in de buurt zou gaan kennis maken, noemde zij mij
een paar families op waarmee zij omgingen. Johanna
kon met mij meegaan om mij te presenteeren.
Zoo ging ik dan eens op een dag met Johanna op
weg. Caroline had beslag gelegd op hot rijtuig, zij
moest naar de stad om een japon te koopen en naar
de naaister. Wij waren dus aangewezen te voet te
gaan. Het was een prachtige dag in October toen wij
er 's middags om drie uur op uit gingen. Wij woon
den daar zoo mooi, het huis is een weinig hoog gele
gen, voor ons strekt zich een zeer groot weiland uit,
tot Klein-Ziilia toe, het heldere beekje de Züllbach
baant zich kronkelend een weg door dit frissche wei
land. achter ons loopt het gebergte zacht glooiend om
hoog. De bleeke najaarszon deed het bosch schitteren
in do prachtigste kleuren, de roodachtig gele beuk, de
schitterend gouden berk, de purperroode ahorn en
daartussctien de donkere dennen. De korte weg naar
leven meegeven kan, staat het Metriek-Stelsel boven
aan. En daarom, bestel mij dezen middag 2 Hecto
Grammen tabak, vrouw en gij, Jan, haal voor Uwe
moeder een halven Deka-Liter petroleum en zeg den
winkelier, dat hij ons ook een centi-Stère gekloofd
brandhout bezorge. Ja, ja, heer examinator, ik weet
mijn weetje wel, als gij absent oftewel niet hier zijt.
Dan heb ik eenige Myria-Grammen gewicht in de
schaal, maar zoodrn UEd. verschijnt, krimpt mijn ver
beelding in tot de ruimte e<*is kwart kubieken milli-
Meters, en dat is voor mij iets verschrikkelijks, k Zou
voor niet nog zoo veel weer gaan droomen van iets,
dat kubiek is en een wortel heeft.
Daar loopt een spm, mevrouw!
W. W.
li
In April 1858 werd te Londen de wekelijksche vee
markt van Vrijdag op Donderdag verzet, zoodat de tijd
tc kort werd om daar het des Dinsdags te Purmerend
verhandelde vee te kunnen aanvoeren. B. en W. meen
den, dat deze omstandigheid eene aanleiding bood om
de vroeger mislukte poging voor eene markt op Maan
dag alhier te vernieuwen, waaraan alsnu de landlieden
in onze omstreken te meer behoefte zouden krijgen.
Den 13 besloten zij den Raad voor te stellen om alsnog
te beproeven, goedkeuring op het besluit van den 11
April 1855 te verkrijgen, en reeds den volgenden dag
werd dit voorstel eenparig aangenomen, met inwilli
ging van het verzoek der Kamer van Koophandel om
er kennis vau te bekomen. Men vleide zich ditmaal te
zullen slagen, temeer omdat Gedep. Staten den 19 No
vember 1856 aan Haarlem een Maandagschen vee
markt toegestaan hadden, in strijd met het vroeger
door hen gehandhaafde monopolie van Hoorn. Maar
deze heeren hadden Haarlem blijkbaar als zwakker
concurrent van Hoorn beschouwd dan Alkmaar; en
Hoorn liet zich niet onbetuigd, den 29 April werd aan
Alkmaars besluit andermaal de goedkeuring onthou
den uit overweging, dat de redenen daartegen van 1855
nog bestonden. B. en W. besloten dadelijk aan den
Raad voor te stellen om den Koning voorziening tegen
deze beslissing te vragen, en de Raad vereenigde zich
den 12 Mei eenstemmig met dit voorstel alsmede met
het daartoe ontworpen adres. Ter zelfde vergadering
werd nota genomen ven een adres van 68 makelaars,
koop- en landlieden, belanghebbenden bij den veehan
del met Londen, d.d. 6 Mei, waarbij de noodzakelijk
heid eener Maandagsche veemarkt betoogd en op voor
ziening bij den Koning tegen het besluit van Gedep.
Staten aangedrongen werd.
De Koning gaf den 4 October eene gunstige be
schikking, de markt toestaande voor een proeftijd van
2 jaren, in te gaan op genoemden dag. B. en W. be
sloten den 19, de opening der markt op den 25 bij bil
jetten en advertentiën aan te kondigen en daarvan aan
do Kamer van Koophandel en de Londensche koop
lieden kennis te geven. Daar echter de in verschil
lende plaatsen 's Maandags gehouden wordende groote
veemarkten op handen waren en in dezen tijd geen
aanvoer van vette kalveren voor den uitvoer naar
Londen bestemd te wachten was, derhalve het beginnen
der nieuwe markt alstoen geen kans van slagen bood,
besloot de Raad den 10 November B. en W. te machti
gen om den Koning eene verlenging van den proeftijd
tot 1 Mei 1861 te verzoeken. Bij kon. besluit van
den 27 werd hierop bepaald, dat de termijn (Jen 15
April zou ingaan.
Bij aankondiging van B. en W. van dien dag stel
den zij als eersten marktdag den 9 Mei. De aanyoer
het bosch was omzoomd door wilde sorbeboomen, wier
roode vruchtbosjes een vroolijk effect maakten in het
herfstlandschap. Binnen een half uur hadden wij de
pastorie bereikt, ze lag midden in het dorp Groot-Zül-
ladaar zouden wij onze eerste visite maken. Een wit
huis met bruine baiken en vele kleine, schitterende
■vensters, met witte gordijnen, zoo vertoonde zich het
huis voor onze oogen, in de schaduw van een grooten
lindeboom. Door een bruin geverfde poort kwamen
wij in deii tuinde deur was begroeid met wilde win
gerd, die in ranken feestelijk omlaag hing.
De levendige gezette dominésvrouw kwam ons tege
moet, kuste Johanna en vertelde mij dat zij reeds lang
ten bezoek van mij verwacht had; zij ging ons voor
naar de woonkamer, een groote kamer, door en door
gezellig en huiselijk, 't was of ik in de kamer bij mijn
grootmoeder kwam.
/ij nooddgde mij uit met haar op de canapé te gaan
zitten en zond Johanna naar haar man. „Ga jij mijn
man maar eens halen, kind, hij is bezig in 't zweet
zijns aanschijns in den tuin te werken, dat is zijn dag
taak die do dokter hem heeft opgelegd, juffrouw
Maaszen.
Johanna ging hoen, precies of zij nog een kind was,
en wij begonnen elkaar onze wederwaardigheden te
vertellen.
De predikantsvrouw was ook gouvernante geweest,
vertelde zij, bij een graaf en gravin. zij moest het
eenige dochtertje opvoeden en was later getrouwd met
den gouverneur der vijf jongens. Deze was later tot
predikant beroepen op ee<n plaatsje in Silezië. Daar
waren huil drie dochters geboren, twee waren nu reeds
getrouwd en de derde, de oudste, was pleegzuster in
een ziekenhuis. De eenige zoon, een nakomertje, was
in Ziilla geboren; die was nu ook al student in de the
ologie te Halle.
„Mijn lieve juffrouw Maaszen", zeide zij toen wij
\voer op ons vak terugkwamen, „n zult de hoofddeug
den van een gouvernante, waartoe ik in de eerste
plaats reken, de opvoedkunde natuurlijk daargelaten,
veei tact en een zeker diplomatiek talent, in uw be
trekking veel meer noodig hebben dan ik in de mijne.
beliep toen 3 paarden, 17 koeien, 33 kalveren, 30 schs
pen, 10 lammeren, 13 vette en 2 magere varkens, alzo»
te zamen 108 stuks. Het was nog niet veel, maar toen
de tijd der mestkal veren vorderde werd het steeds beter,
en in de 8 maanden van het jaar kon geboogd worden
op een totaal van 6859 stuks, hetgeen over het volgen
de, volle jaar 7035 beliep. Er was dus alle reden om
verlenging van den toegestanen termijn te vragen en
de Raad machtigde hiertoe den 29 Januari 1861 B. en
W„ die in hun verzoek aan Gedep. Staten deden uitko
men, dat 's Konings verwachting aangaande het on
schadelijke der markt voor die te Hoorn juist gebleken
was. Aangezien bij Gedep. Staten naar aanleiding
hunner cireuluire van 21 Februari geene bezwaren
waren ingebracht, besloten zij den 7 Maart, „dat de
wekelijksche veemarkt te Alkmaar voortdurend, in
plaats van op Woensdag, op Maandag gehouden
worde."
De Vrijdagsche vette-varkenmarkten legden het in
hetzelfde jaar voor goed af. In 1858 had de aanvoer
neg bedragen 948 stuks, in 1859 verminderde die tot
247, in 1860 tot 83, in 1861 tot 3. Een verzoek om
deze markten naar den Voordam te verplaatsen was
den 13 September 1859 door B. en W. van de hand ge
wezen. De waag, op den hoek der Zakkenstraat, was
reeds sedert 1852 in huur bij D. Nierop, voor. 60
's jaars, en werd den 27 Februari 1863 publiek ver
kocht aan C. Baan, voor 1230.
Ter Raadszitting van 20 November 1861 kwam een
adres in van eenige handelaars in paarden, verzoekende
de paardenmarkt, vallende op den eersten Maandag in
September, welke voor de Maandagsche veemarkt
naar den Achterweg had moeten wijken, voortaan te
doen houden op den daarop volgenden Woensdag; en
den 29 Januari 1862 een van 67 land- en kooplieden
in schapen om, in het belang van hunnen handel, de
Maandagsche veemarkt, met uitzondering van de var
kens, te verplaatsen van den Dijk, waar de ontledigde
wagens de stallen niet bereiken konden, naar het
Waagplein. Het advies van B. en W. hierop strekte
om laatstgenoemd verzoek in te willigen; zij ook acht
ten de ruimte op den Dijk te gering, hetgeen nog er
ger zou worden als de spoorweg tot stand kwam; daar
om verklaarden zij zich vóór het Waagplein, waardoor
bedoelde paardenmarkt weder als van ouds op den Dijk
gehouden zou kunnen worden. Op voorstel van den
heer Verhoeff werd den 26 besloten de Kamer van
Koophandel te hooren. Deze was het, blijkens haar rap
port van den 28 Maart, niet eens met het aangevoerde
voor verplaatsing van de paardenmarkt vond zij geen
reden, immers was de Achterweg voor het doen loopen
der paarden beter geschikt dan de Paardensteegzij
was tegen de splitsing der veemarkt, deels op den
Voordam, deels op het Waagplein, en oordeelde de
ruimte op den Dijk niet te klein, werden maar de wa
gens op den vest en in het plantsoen gebracht.
De Raad dacht er intuschen andeis over, want den
2 April besloot hij eenparig de veemarkt op het Waag
plein te brengen, de varkens op den Voordam te laten
blijven en dc z. g. tussohen-paardenmarkt weder op den
Dijk te,stellen. Op een den 23 ter tafel gebracht ver
zoek der bewoners van den Dijk om op het genomen
besluit terug te komen, werd den 7 Mei met algemee-
ne stemmen verklaard, dat daartoe geene termen be
stonden.
Vergelijkt men den aanvoer van het eerste geheele
jaar met dien van het jongst verloopene, tot een getal
van 51783 stuks, dan blijkt van kolossalen vooruitgang.
1 och uitte een optimistisch lid der Kamer van Koop
handel in hare vergadering van 25 Januari 1.1. de mee
ning, dat de Maandagsche veemarkt nog pas in hare
opkomst is. Mogen wij dit aannemen, dan zou zij eene
angdurige jeugd gehad hebben. 'Hoe het zij, in een
Verlies uw geduld maar niet als alles niet dadelijk
gaat zooals u verlangt."
„Ik geef mij alle mogelijke moeite, maar 't is zoo
moeilijk als men zoo weinig van de omstandigheden
afweet."
„Ja, u helpen en raad geven gaat toch ook niet",
zeide zij peinzend, „de hoofdzaken zal ik u wel even
vertellen, dat beschouw ik zelfs als mijn plicht. De
opperhoutvester is ten door en door beste man; zijn
ondervindingen in het leven hebben hem verbitterd; 't
i.s of zij hem totaal hebben geschokt en zijn evenwicht
doen verliezen. Wij kennen hem nu al twintig jaar;
hij was pas getrouwd toen hij hier kwam en Caroline
is geboren drie dagen na hun komst te Ziilla. Of dat
huwelijk gelukkig is geweest, daar weet ik niets van.
Zijn vrouw was eeu rijke boerendochter uit den Harz;
in ontwikkeling stond zij ver beneden hem. Behalve
een open oog voor de schoonheden der natuur interes
seerde hij zich nog voor allerlei andere dingen; mijn
man beweert, dat het vroeger tot zijn grootste genoe
gens behoorde met den verstandigen, eenvoudigen
man te praten en te disputeeren; nu is dat alles heel
anders geworden. De natuurlijke vroolijke, een weinig
ruwe eigenschappen van een houtvester heeft mijn
heer Nordmann eigenlijk neoit bezeten; hij is de zoon
van een professor in de theologie uit Halle, hij is dus
van huis uit een geleerde. De goede, eenvoudige me
vrouw Nordmann paste in dat opzicht heel weinig bij
hem; zij bemoeide zieh vooral met de verzorging v*n
j haar kindje en met keuken en kelder; verder ging
haar wetenschap niet en haar smaak ging ook niet
naar iets anders uit. Toch heb ik nooit van eenige
onaangenaamheid tusschen hen gehoord en toen zij
haar daar ginds naar het kerkhof brachten, heeft
haar man haar oprecht betreurd.
(Wordt vervolgd.)