DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Feuilleton. No. 39 Honderd en elfden jaargang 1909 DINSDAG 16 FEBRUARI. NNENL.ANO. Zooals ook wij vergeven Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote iters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Huldeblijk aan H M. de Koningin. Nederland en Venezuela. De Rijksmiddelen. QEMENCD KIEUW 8. Kranige jongens. Een^uitstekend gemeenteveldwachter. Slachtoffers van het Ijs. 'J«. Uit St. Pancras ALKMAAR RIA ALKMAAR, 16 Februari. Fr is weer eer. nieuw sensatie-bericht van uit Rus land gekomen. Het Berl. Tagebl. ontving uit een bron te St. Pe tersburg, die volgens het blad als goed ingelicht kan worden beschouwd, de medodeeling, dat sedert 12 Ie bruari, voor een bijzondere, geheime rechtbank een aan klacht tegen den oud-minister graaf Witte aanhangig is gemaakt. Het blad deelt de volgende bijzonderhe den mede onder' voorbehoud, en de verantwoordelijk heid geheel latend voor zijn berichtgever. In den eer stan tijd, nadat- in Rusland de grondwet was gepro eiameerd, oefende een raad van de arbeidersafgevaar digden te St. Petersburg een bijna onbeperkte heer schappij uit. Ten einde nu aan deze neven- en tegen- rogeering een einde te maken en misschien ook wel, omdat hij de constitutie beschouwde als een noodzake lijke ondersteuning voor zijn financiëele plannen, trad graaf Witte in overleg met de arbeidersafgevaardigden en ook met de thans nog in de Doema zitting hebbende leiders der Kadettenpartij, ten einde tot een compro mis te geraken, dat voor de regeering en de revoluti onnairen beiden aannemelijk zou zijn. De onderhandelingen bleken zeer moeielijk te zijn omdat de revolutionnairen, ten volle overtuigd van hun macht, bijna onvervulbare eischen stelden. In- tusschen deed er zich een middel om tot overeenstem ming te geraken voor, toen de grootvorsten van graaf Witte trachten gedaan wisten te krijgen, den reacti onnair Doernowo in zijn kabinet op te nemen en hem minister van binnenlandsehe zaken te maken. Graat Witte liet zich tot dezo inkonsekwentie verleiden. De arbeiderspartij beschuldigde hem toen natuurlijk van tiouweloosheid en de kans om aan het propagandis tisch optreden der revolutionnairen een einde te ma ken was verkeken. Graaf Witte's ster begon toen hoe langer hoe meer te verbleeken en Doernowo, die door de grootvorsten en het Hof werd gesteund, kreeg al lengs meer invloed, tot eindelijk graaf Witte tot af treding genoodzaakt was. De episode nu van graaf Witte's onderhandelingen met de revolutionnairen zijn hem noodlottig geworden. De reactionnairen brachten, onmiddellijk, nadat be kend was geworden dat Azef in betrekking had ge staan met de regeering, tegen graaf Witte de be schuldiging uit, dat ook hij betrekkingen had onder houden met de revolutionnairen en aan dezen belang rijke concessies had gedaan. Deze strooming was zoo sterk, dat de regeering reeds op 6 Februari Witte in zijn paleis aan het Kamenosstrowskyprospect te St. Petersburg gevangen wilde laten nemen. De oud-mi nister was echter gewaarschuwd door Maxim Kowa- lewsky, lid van den Rijksraad, die ook vele andere le den van dit college voor den vervolgde wist te winnen, en kreeg daardoor gelegenheid met de regeering in on derhandeling te treden. Zijne vijanden lieten echter hunne buit niet los. Met medeweten van den Tsaar en van de regeering werd een geheime rechtbank inge steld, voor welke graaf Witte binnen drie dagen uit de stukken zou hebben te bewijzen, dat hij onschuldig was, d. w. z. dat hij met de revolutionnairen slechts had onderhandeld met het doel de rust in het land te herstellen, maar dat hij hen in geonen deele in hunne pogingen had gesteund. Aan de zittingen van de geheime rechtbank, die 12, 16 eai 14 Febr. gehouden zouden zijn, hadden, behalve eenige leden van den Rijksraad, ook een aantal groot vorsten, minister-president Stolypin, minister Kokof- sef en andere hooggeplaatste regeeringsambtenaren deelgenomen. Men heeft de strengste maatregelen genomen om te verhoeden, dat de pers iets van deze zittingen zou ver nemen, zoodnt het publiek geheel en al onkundig van dit zeldzame proces zou blijven, wanneer het graaf Witte mocht gelukken zijn onschuld te bewijzen. Nog een andere onthulling doet van zich spreken. De Matin, het Fransche sensatieblad, publiceert artk kelen van een gewezen ambtenaar der Russische gehei me politie, die revoluti onnair is geworden. De schrijver vertelt, dat hij te Warschau woonde. Zijn chef heette Peterson, een uitmuntend, eerlijk inan, beschaafd ep onafhankelijk, die zag aankomen dat Rusland te gronde ging aan het bureaucratische „leisel. Nooit maakte hij gebruik van de laaghartige middelen, die andere politieambtenaren bezigen en hij gebruikte zijn onbeperkte macht slechts voor goede doeleinden. Hij was van meening dat het beter is, een schuldige door rechters tot een paar dagen gevange' nisstrnf te doen veroordeelendan hem langs admi nistratieven weg, zonder vorm van proces, naar Sibe rië te zenden. Peterson stelde zelfs aan de regeering voor, het heirleger van spionnen en geheime agenten te ontslaan. Op deze wijze echter werden er te War schau heel weinig samenzweringen en bommenfabrie ken ontdekt, en dat hinderde de superieuren: het ide aal der Russische geheime politie is, zooveel mogelijk beklaagden aan dc overheid over te leveren. Daarom werd aan Peterson een ambtenaar gegeven, zekeren Jo- colef, die in zijn promotie gehinderd werd door de eer lijke wijze waarop Peterson zijn ambt waarnam. Om die reden beschuldigde hij Peterson bij minister Med- nikof, en van dien tijd af stond het vast dat Peterson weg moest. Om dat doel te bereiken, werd een plan op touw ge zeter zouden samenzweringen en depots van wapenen ontdekt worden, zonder dat Peterson er iets van wist; desnoods zou men een aanslag plegen op den gouver laeur-generaal van Warschau, teneinde Peterson's on bekwaamheid te bewijzen. Dat plan verkreeg de goed keuring van het ministerie te St. Petersburg en op die wijze ontstonden er te Warschau twee geheime politie diensten: een officieele onder Peterson, en een onder' Joeolef, welke beschermd werd door de regeering. Zoo werd de aanslag tegen den gouverneur op touw gezet: twee geheime agenten waarvan Joeolef zich bediende zouden er de hoofdrol in spelen; de gouverneur zou vermoord worden aan het station, terwijl hij zijn vrouw van den trein haalde. Evenwel zij kregen niet genoeg geld. vreesden, zelf het slachtoffer te worden van het geval en ontdekten het plan aan Peterson. Deze maak te nu proces-verbaal op en zond dat naar St. Peters burg. En hot resultaat was dat Joeolef bevorderd werd en Peterson ontslagen, op bevel van den minister zon der opgave van redenen. Aldus vertelt de Matin. De echtgenoote van den burgemeester van Haarlem, mevrouw Boreel van Hogelandenan W cede, is be noemd tot presidente van het comité voor het hulde blijk door Noordholland aan H. M. dc Koningin aan te bieden. Volgons een telegram uit Willemstad heeft Venezu ela het besluit, waarbij het verkeer van kleine sche pen tusschen Curacao en Venezuela verboden was, in getrokken. Kamerverkiezingen.! De heer P. F. Fr uij tier, lid van de Tweede Kamer voor hei distriet Hontenisse, die aanvankelijk geen herbenoeming wenschte, heeft zich thans bereid vei - klaard opnieuw een candidatuur te aanvaarden. Fit Dordrecht meldt men dat de heer S. M. Hugo van Gijn, als lid der Tweede Kamer zitting hebbend voor het district Dordrecht, zich niet meeT voor eene herziening wonscht beschikbaar te stellen. De heer mr. P. C. J. Hennequiu wenscht bij de a. s. verkiezingen voor de Tweede hamer geen nieuw man daat meer aan te nemen. Het jaar 1909 heeft goed ingezet. De opbrengst van V Rijks middelen was in de maand Januari een flink I bedrag hooger dan in de overeenkomstige maand van 1908, Werd verleden jaar ontvangen 10,809,073.59 dc afgeloopen maand Januari bracht 11,249,524.73 in de schatkist, dus 440.451.13s meer. De verschillende rubrieken nagaande, toonen in Ja nuari 1909 meer te hebben opgebracht dan in Januari 1908: het recht op de mijnen ruim 7000, de invoer rechten 43.000, de suikeraccijns 469.000, de wijnac- cijns 2000, de zoutaccijns 21.000, en die op bier en azijnen 11.000, de belasting op gouden en zilveren werken 4000, de zegelrechten 98.000, de registra tierechten 25.000, de hypotheekrechten 2000, de do meinen 1000, de rijkstelegraaf 69.000, terwijl Staatsloterij en jacht- en viscliakten niet noemens- waardige verschillen aanwijzen. Minder werd ontvangen uit de grondbelasting 45.000, het personeel 17.000, de bedrijfsbelasting .1 71.000, de vermogensbelasting 38.000, het gedistil leerd 73.000, den accijns op het geslacht 14.000, de successierechten 33.000, de posterijen 19.000 en de loodsgelden 3000. Jl. Zaterdagmiddag liep het zoontje van den heer De Groot te Maarden over het steeds onbetrouwbare ijs van dc diepe buitenvestiuggracht aldaar. Plotseling zakte bij door liet ijs en ofschoon er menschen genoeg in de nabijheid stonden, kon of durfde niemand een hand tot redding uitsteken. Daar kwamen Marius, Ferdinand en 1' rans Ver- nimmen aan, resp. 11, 12 en 16 jaar oud met de schaat sen in de hand naar huis terugkeerende. Onmiddellijk werden de overjassen uitgetrokken en begaven zij zich 0]i het broze ijs tot dicht bij den drenkeling, die reeds een paar malen geheel onder water verdwenen was. Deze was echter te verkleumd om de jasmouw vast te houden. Plotseling zakte ook Marius door het ijs, doch bijna op hetzelfde oogenblik greep Frans zijn broertje en wist hem uit het gat te trekken. „Ik ben nu toeli nat" zei de dappere kleine Marius. ging plat cp het ijs liggen en greep met de rechter hand deri drenkeling vast toen deze weder bovenkwam en hield met de andere hand de jas vast die Frans weder in de hand hield enz. Hot gelukte den kranigen jongens het knaapje zoo van een wissen dood te redden. Toon Marius htuis kwam en moeder hem onderhield over do roekelooze wijze, waarop hij zijn jeugdig leven gewaagd had, antwoordde hij„Moe, ik kon het heusch niet laten. Hij zag mij toch zoo smeekend aan, maar mijn schaatsen ben ik er bij kwijt geraakt, als u daar maar niet boos over is." Tn 1906 werd in een plattelandsgemeente in Zuid- Limburg een muziekuitvoering gegeven, waarbij een buffet was opgericht, waar bier en wijn verkocht werd. Men scheen nogal van bier te houden, tenminste dat ging op, terwijl meerdere flesschen wijn overbleven, en in liet vereenigingslokaal werden geborgen. Dezer dagen werd deze historie weer eens opgera keld, daar het scheen, dat de buffethouder niet ge noeg aan de betreffende muziekvereeniging had afge dragen. Een brigadier der marechaussee werd op de hoogte gesteld van de zaak en begon een onderzoek. Opmerkenswaard is nu het volgende, dat bij even genoemd onderzoek aan het licht kwam. Verschillende flesschen wijn van de indertijd opge borgen voorraad ontbraken, en niemand minder dan (ie gemeenteveldwachter had deze ontvreemd. Wanneer de dienaar van den H. Hermandad naar de secretarie moest, ging hij telkens langs het lokaal, en dan kon hij de verleiding niet weerstaan, een fleach- je klein te maken. En zoo heeft hij menig flesehje leeg gemaakt. Thans zal het hem echter opbreken! Op den Ouden Rijn te Lobit is een jongen van 9 jaar door liet ijs gezakt en kort daarna levenloos opge haald. Te Farmsum (gem. Delfzijl) zakte Zaterdagmiddag liet zevenjarig zoontje van den arbeider A. Kuiper, door het ijs op liet Afwateringskanaal en verdronk. Door den krachtigen N. W. wind is al het ijs, dat eenige dagen de kust van Texel bezette, in de richting van Friesland afgedreven. Zoover 't oog reikt is het nu overal open water in zee. De vissenersvloot is uitgezeild. Op Texelstroom en in het Marsdiep wordt thans ongestoord de gamalen- visscherij uitgeoefend. Het westelijk deel der Zuiderzee is van Enkhuizen uit open. Naar het Oosten en Noorden is de zee echter nog ol drijfijs. De wintervorst is nog maar nauwelijks geweken of de natuur ontwikkelt zich alweer. Alhier komen van dc allervroegste tulpen al spruitjes boven den grond. ROMAN VAN W. HEIMBURO. Naar het. DuiUch. 4) „Daar hebt u uw kruidje-roer-mij-niet terug, juf frouw," zeide hij, „daar heeft zij wel wat van, vindt u niet? Zij heeft mij juist heel wat van haar bezwaren verteld, ze moet niet zoo gevoelig zijn, vindt u ook niet, Caroline is nu eenmaal zoo, daar kan zij niets aan doen. Er zijn naturen die veel van egels hebben, maar er zit toch onder de stekels een heel zachte, teere huid, zoo zal het niet Caroline ook wel zijn. Let er maar op, Johannaatje." Johanna liet beschaamd het hoofdje hangen en keek naar den grond. Zij bleef een oogenblik zoo staan, terwijl de predikant haar liefkoozend over haar bruine vlechten streek; toen ging zij op een stoel zitten naast liet. raam en keek naar buiten. De predikant vroeg of ik belang stelde in den tuin en ging met mij naar buiten; wij wandelden wat heen en weer en praatten als menschen die elkaar voor 't eerst ontmoeten en elkaar gaarne willen leeren kennen. Midden in een gesprek bleef hij staan en schijnbaar vol aandacht voor een struik herfstasters, kwam hij eindelijk voor den dag met hetgeen hem op de ziel brandde. „Nooit heb ik zulk een gevoelig persoontje onder handen gehad en nooit zoo veel behoefte aan genegenheid daarbij. Zij zou een misdaad doen voor oen weinig liefde." „Mijnheer, wat zegt u?" zei ik verschrikt. Hij knikte bevestigend. „Ach doe uw best het kind wat flinker te maken, wat meer weerstandsvermogen te schenken. Of het helpen zal! God geve.het!" Een poosje daarna stonden wij weer samen op straa. Ik Wou den weg opgaan waar iik op den heen weg een mooien gevel had zien uitsteken of opdagen uit het groen der statige boomen. - Want ik wist dat wij nu oen bezoek gingen brengen aan mevrouw Rho den, de beschermvrouw van Zülla. „Wij moeten links", zeide Johanna. „Daar heb ik straks toch een kasteel gezien." „Ja, dat is Klein-Zülla, wij moeten naar Groot-Zü la, daar woont mevrouw Rhoden." „Liggen die landgoederen zoo vlak bij elkaar i vroeg ik. Tusschen boerenhuizen door waren wij bij een groot weidand gekomen en liepen langs een muur om dit weiland heen. Rechts aan het eind van deze groote grasvlakte zag ik weer dien trapgevel voor den dag komen, dat was dus Klein-Zülla, en dit park waar wij langs liepen behoorde tot Groot-Zülla. Johanna knikte. „Ja, vlak bij elkaar, twee groote landgoederen. Zij behooren beide aan mevrouw Rho den, liet eenige kind van haar ouders; Klein-Zülla was de bruidschat dien zij mee ten huwelijk bracht. Haar vader had geen verstand van boschcultuur, ten minste dat zegt vader, en daar Klein-Zülla voornamelijk uit bosschen bestaat, heeft hij liet verpacht. Haar moeder heet van zich zelve von Korde; en haar vader vond het niets prettig dat zij met dien buurman, een man uit den netten burgerstand, trouwen zou, hij wou graag dat Klein-Zülla in adellijke handen bleef. Maar de dochter heeft haar wensch doorgezet en is mevrouw Rhoden geworden. Vader zegt dat men nergens een prachtiger paar menschen zou kunnen vinden dan die twee waren toen zij trouwden." Verder zei zij niet veel meer dan ja of neen als ik haar wat vroeg. Zij liep met gebogen hoofd naast mij in haar marineblauw pakje, het fijne gezichtje zag er bleek uit onder den grooten blauwen, vilten hoed. Wij waren weldra bij het heerenhuis van Groot-Ziil la aangekomen; een livreiknecht deed open en geleidde ons naar een zeer deftig gemeubileerd en gezellig sa Ion. Mevrouw Rlioden liet ons niet lang wachten, zij kwam weldra naar ons toe, een slanke, elegante vrouw met een melaneholieken trek op het gelaat, maar bij zonder mooie, droevige oogen. Johanna maakte een knix. „Zoo, jonge juffrouw, doe je nu eens goed je best bij de nieuwe J ut trouw, klein klaagstertje zeide zij tot Johanna. „U moet weten, juffrouw Maaszen, dat ik mij zeer interesseer voor do kleine Johanna,' zoo wendde zij zich tot mij, „ik heb haar moeder gekend en heb innig ver driet gehad over haar dood. liet was zulk een mooi vrouwtje, je moedertje, Johanna, en ik heb zeer, zeer veel smaak voor alles wat mooi is, zeer, zeer veel." Dit alles werd gezegd met een zachte, klanklooze stem; zij lag meer dan zij zat in een grooten stoel mee kostbaar, ouderwetsch gobelin overtrokken. Ik wou wel gelooven dat zij hield van alles wat mooi is, want de kamer, de meubels, tapijten, behangsel, gordijnen, zelfs haar japon, alles was volkomen met elkaar in har- moine. De rolgordijnen voor het raam, zacht rose van kleur, wierpen den juisten gloed op deze gedistingeer de dame in zacht groen gekleed. Johanna kreeg dadelijk de tranen iin de oogen toen zij van haar moeder hoorde spreken, mevrouw Rhoden haastte zich van onderwerp van gesprek te veranderen. „Zonder u in 't minst te willen beleedigen, juffrouw Maftszen", ging zij voort, „het was zeer noodig' dat er een dame bij de familie Nordmann aan huis kwam, maar voor Johanna had ik een kostschool ver te verkie zen gevonden boven privaat onderwijs thuis. Ik heb er al dikwijls over gesproken met mijn lieve Caroline, na tuurlijk zonder eenig resultaat, maar ziet u Johan na moet leeren op zich zelf te staan, zij moet zich on afhankelijk maken van anderen en die zelfstandigheid krijgt men veel beter op een kostschool dan thuis, niet waar? Maar mijnheer Nordmann is er niet toe te be wegen.' Johanna was doodsbleek geworden en zag' mij met groote, verschrikte oogen aan. Ik antwoordde dat ik daar niet veel op wist te zeggen, ik moest mij wel schikken naar het verlangen van Johanna's vader. „Ja natuurlijk," knikte mevrouw Rhoden, „en zij heeft altijd die lieve Caroline bij zich, die zal haar zus je niet verlaten. Die heeft zulk een flink, vast karak ter, haast te "rustig voor haar lei ftijd. Ik houd heel veel van dit eenvoudige meisje, dat uiterlijk zoo wei nig voor heeft. Maar zij heeft een hart van goud wien zij liefheeft, die is veilig en geborgen. Ik ver heug mij al op vanavond, dan komt zij bij mij. Het lieve kind reed hier even aan toen zij op weg was naar de stad, om te vragen of ik ook commissies voor haar had. O, ze is zoo praetisch, zoo buitengewoon prac- tisch. Wij hebben afgesproken dat zij vanavond bij mij zou komen soupeeren; dat vind ik zoo prettig, 't is dan net een gevoel of ik een dochter bij mi) heb." Wij stonden op en namen afscheid; mevrouw Rho den kuste Johanna op het voorhoofd en liet ons gaan; zij zelf bleef midden in de kamer staan, verbazend lief en vriendelijk en steeds groetende met "de hand. De knecht ging mee den tuin in om de poort open te doen. En toen liepen wij den weg langs de weide, wel ke direct naar Klein-Zülla voert. „Die mevrouw Rhoden is een allerliefste dame", zeide ik eindelijk. Johanna knikte. „Caroline dweept met haar, ik kan niet begrijpen hoe die twee zoo dol op elkaar zijn, zij passen bij elkaar als het fijnste batist bij het grofste baai dat zeg i k eigenlijk niet, maar 't. is mevrouw Elildebrandt die de vergelijking gemaakt heeft. Toe juffrouw Maaszen, laten wij daar nu nog meteen even naar toe gaan, naar die oude dame, zullen wij?" Zij maakte een paar danspassen uit louter vreugde, en wij verdubbelden onzen pas. Van naderbij bekeken bleek het heerenhuis van Klein Zülla een mooi antiek zeventiende-eeuwsch ge bouw te wezen. De beide zijgebouwen waren zuiver Duitsche Renaissancestijl, op de voorgevels prijkte een ktepel, die in strijd met allen stijl iin de achttiende eeuw er bijgevoegd scheen te zijn. „In dat koepelvormig gedeelte is de feestzaal", zeide Johanna; „die loopt over twee verdiepingen, do zooge naamde hal, maar het ziet er alles vervallen uit. In de zaal liingen een paar jaar geleden nog veel herten geweien en reeënkoppen. Mevrouw Rhoden heeft ze successievelijk allemaal verkocht. Vader zegt dat het schande is om zulke schatten allemaal maar te veTkoo- pc ,nwant haar eenige zoon, Georg Rhoden, is een hartstochtelijk jager en was toch al volwassen, toen zij dat deed." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1