DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. No. 43 Honderd en elfden jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. ZATERDAG Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 20 FEBRUARI. BINNENLAND. Telefoonnummer 3. Tweede Kamer. De scheuring in de S. D. A P. Tweede Kamer verkiezing. Inbraak. Forensen. Slachtoffers van het ijs. Zwaarmoedigheid. De nieuwe veerpon Boeken, Schrijverj rn Lezers. MAARSCHE COURANT ALKMAAR, 20 Februari. De oorlogscorrespondenten van de groote buiten- landsohe bladen staan gereed of hebben zich reeds naar den Balkan begeven. De Matin zond zijn bekwaam- sten verslaggever, Jules. Hedeman, de Berliner Lo- kal AnZeiger heeft sinds eenigèn tijd zijn correspon dent van den Russisch-Japanschen oorlog, von Gott- berg ter plaatse. Deze heeren zijn de vogels, die den storm aankondigen, de boden van naderend onheil. Natuurlijk kunnen ook zij zich vergissen, wellicht moe ten ze terugkeeren zonder staaltjes van verstand en vernuft te hebben gegeven. Maar waar is het, dat de lucht vol oorlogsgeruchten is. Er komt weer spanning in de slappe Balkankwestie. De belangstelling zal overigens thans wel zeer gering zijn en de lezers zul len te tellen wezen, die geregeld de vele berichten over de crises in het Oosten volgen. Eerlijk gezegd tot heden was deze kwestie nog vervelender dan de Ma- rokkaansche, die nu, althans voorloopig, van de baan is. Het was alsof er op een zoelen zomerdag plotseling een bliksemschicht was gekomen en een ratelende donderslag, die wel even verwondering gaf en eefl klei ne opfrissching bracht, maar die de atmosfeer niet blij vend zuiverde en de benauwing niet wegnam. Het bleef broeien en men wist niet wat hieruit geboren zou wor den. Soms was men gelaten en dacht dat de lucht nu wel gauw opgeklaard zou zijn, maar dan kwamen er weer de befaamde donderkoppen, die weinig goeds voorspelden. Thans hebben de donderwolken zich sa men gepakt en weer duisternis en onrust gebracht. De regeeringen in Europa slaan met bezorgdheid dit ver schijnsel gade. De groote couranten staan vol sombe re bespiegelingen. Zij wijzen op reeksen slechte voor- teekenen. Is thans niet door Oostenrijk officiëel mel ding gemaakt van gevechten aan de Servisch-Oosten- rijksclie grens? Herhalen zich niet met meer stellig heid de geruchten, dat het Oostenrijksch-Hongaarsche leger gemobiliseerd wordt? Is er niet al reeds sprake van het stellen van een ultimatum door Oostenrijk aan Servië? Was men in de Donau-monarchie niet sinds lang algemeen overtuigd, dat de toestand spoedig tot klaarheid moest komen? Verwacht men niet in St. Petersburg elk oogenblik het begin van de vijandelijk heden In de Russische hoofdstad vooral is de spanning bij zonder groot. Wel wordt nog steeds gemeld, dat Rus land zich in het geval van oorlog onzijdig zal houden, maar de openbare meening moet beslist aan Servische zijde staan. In de Doema bijv. houdt men zich meer met deze kwestie dan met de politie-onthullingen be zig. Een correspondent, die den leider der gematig den, den leider der kadetten en den voorzitter der Doe ma heeft gesproken, vat hun oordeel aldus samen „Alle drie waren het erover eens, dat, al moet Rus land alle moeite doen, om, zoo eenigszins mogelijk, een botsing met Oostenrijk te vermijden, zijne politieke belangen, historische overleveringen en bovendien de zeer opgewonden openbare meening niet gedoogen, dat het Servië aan een ongerechtvaardigden aanval over laat. Servië wacht nog altijd, vol vertrouwen op de mogendheden. Het zou monsterachtig zijn, om zijn stem met geweld te onderdrukken." Nu schijnt Rusland inderdaad moeite te doen om een botsing te vermijden, maar het kan voorshands niet tusschenbeiden komen, omdat dit zou zijn een on vriendschappelijke daad jegens Oostenrijk en daar ziet men blijkbaar erg tegen op. In Parijsche diplomatieke kringen gaat een gerucht, dat eeu vriendschappelijke tusschenkomst van een of meer mogendheden, om een verzoenende raadgeving te doen hooren, binnen zeer korten tijd zou kunnen wor den verwacht. Wanneer dit waar is, dan mag men de veronderstelling opperen, dat Rusland hierin de hand heeft. Intusschen men hechte niet te veel geloof aan het welslagen van vredelievende pogingen. Dezer dagen hebben wij nog eens speciaal gewezen op het eigenaar dige karakter van het Servische volk, waarmede men vooral onder deze omstandigheden rekening te houden heeft en dat het tegendeel van een waarborg voor het behoud van den vrede is. Het wil ons dan ook voorkomen dat de kans op een oorlog nu inderdaad zeer groot is en dat de vrede al leen kan worden gehandhaafd, indien Oostenrijk tot het doen van een concessie bereid is. De toestand is kritiek dit kan niet worden tegen gesproken. En voor optimisme schijnt er ons op het oogenblik op den Balkan weinig plaats te wezen, tenzij dit zich bezig houde met de vraag, of een eventueele oorlog* gelokaliseerd, tot den Balkan beperkt zal wor den. Want Rusland moge, gedrongen door de open bare meening, Servië in het geheim steunen, tot een openlijke daad van vijandigheid jegens Oostenrijk zal het zich niet licht laten bewegen, en dat andere mo gendheden zich feitelijk in een Oostenrijksch-Servi- schen oorlog zouden mengen is niet aan te nemen. Dat is tenminste een troost bij den kritieken toestand. Z. K H Prins Hendrik. Gisterochtend omstreeks half elf is prins Hendrik met zijn adjudant, den luitenant ter zee le klasse ba ron Van Asbccfc te Hoek van Holland per automobiel aangekomen, teneinde een tocht met de nieuwe stoom- roddingboot te doen. Met de directeuren der Zuid-IIollandsche Red ding-Maatschappij en den directeur van het etablisse ment Feijenoord, den heer D. Croll, ging de Prins da delijk aan boord van het nieuwe vaartuig, dat tegen waalf uur het gezelschap weer aan den Hoek terug bracht. Het weer was zeer schoon en de zee kalm. Het gezelschap vereenigde zich in het damessalon van het station der H. IJ. S. M. aan een lunch, nadat men te voren de nieuwe woningen van het personeel bezichtigd had. Het noenmaal was aangeboden door Ie directeuren der Z. II. Redding-Maatschappij. Daar na begaf de Prins zich naar het Hotel Amerika. Om half twee verzamelden zich de leden der redding brigade in het magazijn der Redding-Maatschappij, teneinde daar voor den Prins hun oefeningen uit te voeren. Van de reddingbooten, boothuizen en het ma gazijn der maatschappij woei de vlag. De oefening der reddingbrigade aan den Hoek be tond uit het aan wal brengen van gewonde en zieke schipbreukelingen uit de reedingbooten en het vervoer van die schipbreukelingen. De oefeningen zijn zeer naar genoegen van Z. K. H. afgeloopcn. Aan Dr. Diamant en de leden betuigde de hrins zijn tevredenheid. De Prins begaf zich ook naar het graf van de slachtoffers der Berlinramp. Z. K. II. de Prins zal als lid der Johanniter-or- de Maandag de leden dier aloude orde, die in Néder- and zijn gevestigd, ten Koninklijken paleize een feestmaal aanbieden. Het plan bestaat bij deze gele genheid een Nederlandsche afdeeling dier orde te lichten, welke hier te lande 2(5 ridders moet tellen. De afdeelingen der Tweede Kamer waren gisteren gereed met het onderzoek der deze week naar de sec tiën gezonden wetsontwerpen. Naar het Hbld. verneemt zal mr. Mendels ook het lidmaatschap van den Utrechtschen Gemeenteraad en Pi'ov. Staten van Utrecht neerleggen. Zijn Kamer- candidaturen van de S. D. A. P. in verschillende districten zijn, naar vanzelf spreekt, vervallen door het uittreden uit deze organisatie. Aan alle Marxistische partijgenooten, ook aan de voormannen, zijn uitnoodigingskaarten gericht voor de op a. s. Zondag te houden vergadering. Ieder heeft het recht van introductie. Eerst op deze vergadering za 1 een beeld gegeven 'kunnen worden van den omvang der scheuring in dc S. D. A. P., voor zoover deze zich reeds voor de afdeclingsvergaderingen heeft voltrok ken. Verder zal het consigne voor deze afdeelingsver- gaderingen worden uitgedeeld. Onder hen die reeds individueel bedankt hebben voor hun lidmaatschap van de S. D. A. P., bevinden zich verscheidene bekwame woordvoerders en debaters, zoo dat de oude part ij voortaan deze krachten zal moeten missen. Het Utr. Dgbl. heeft bij mr. Mendels naar de waar heid van de eerste alinea van het bovenstaand bericht geïnformeerdhij qualificeerde de mededeeling van het Hbld. in algemeenen zin onjuist, zonder zich ech ter over bijzonderheden te willen uitlaten. De liberale kiesvéreeniging te Andijk, district Enk huizen, heeft candidaat voor de Tweede Kamer ge steld mr. H. Goeman Borgesius. De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij te Zierik- zee heeft voor de aanstaande Kamerverkiezing den heer Wibaut candidaat gesteld. Het kiescomité van liberalen te Koog aan de Zaan lieeft mr. Van Tienen tot voorloopigen candidaat voor 't lidmaatschap van de Tweede Kamer gesteld. GEMENGD NIEUWS. Gisternacht is te Apeldoorn in een villa in de Loo laan, waarvan de bewoners tijdelijk afwezig waren, in gebroken. Men vond alle kasten opengebroken en de inhoud over den grond verspreid. Dc dieven hadden vreeselijk huisgehouden. Aan het Centraal-Station te Amsterdam duikt een abonné van jarenlang forensschap uit den tunneltrap; hij is laat, en ziet den trein tot vertrek gereed staan. Een leuke conducteur sluit het laatste portier. De rei ziger vraagt hem hijgend „Is dat mijn trein?" „Ik denk 't niet, m'neer," is het antwoord, „maar de initialen van de Maatschappij kunt u zelf op eiken wagen vergelijken." - Een ongeveer 5-jarig zoontje van den arbeider L Westerbeek te Busselte, Dr., vermaakte zich op het ijs van een sloot achter de woning zijner ouders. Hij zakte er door en verdronk. Een buurmeisje van onge veer 10 jaar was bij hem en bleef verstift op den wal staan kijken, zonder te helpen of de op een paar ine tors afstand wonende ouders tc waarschuwen. Men vond dc kleine met de handjes nog aan den rand van iet ijs. Donderdagavond te ongeveer half twaalf riep een bewoner van den O. Z. Voorburgwal te Amsterdam de hulp in van een waker van den Particulieren Nacht veiligheidsdienst, daar hij in ongerustheid verkeerde omtrent zijn dienstbode. Het aan zwaarmoedigheid ijdende meisje was nergens te vinden. De waker doorzocht het geheele huis, zonder resultaat. Ten slotte werd ze echter ontdekt in den goot van het na burig perceel. Met heel veel moeite gelukte het den beiden mannen het meisje weer naar beneden te bren gen.- Donderdag is te Eukhuizen aangekomen, om spoe dig in dienst te worden gesteld, dé nieuwe veerpont „Leeuwarden." Het vaartuig lieeft ongeveer dezelfde afmetingen en is op dezelfde wijze ingericht als de beide veerponten, die reeds in de vaart zijn. De heer L. Simons, bestuurder der Wereld-Biblio theek, heeft voor de afdeeling Rotterdam der abonné's een belangwekkende lezing gehouden, waar met aan dacht naar is geluisterd. Aan het uitvoerige verslag n de N. Rot t. O. ontleenen we het volgende T reinleiding begon hij voor te lezen uit Carlyle's Holden en Heldenvereering om over zijn gehoor te irengcn de stemming van diepe veréering voor het ;.oek in het algemeen, als drager van heel onze men- gchelijke beschaving. Die eerbied is noodig bij ieder een, die in betrekking tot het boek staat: bij deh schrijver, den drukker, den uitgever eu den lezer. Nu c-r zoo'n boeken-overvloed is, is deze eerbied er niet op versterkt. Te weinig beseft men, hoeveel een boek waard is; hoeveel een goed boek, in eigen bezit rustig thuis gelezen en doorproefd, te zeggen heeft; in welk een dampkring van cultuur dat rustig lezen en genie ten brengt. De lezer is er met het gekocht, betaald hebben, niet af. Hij is den schrijver meer verschuldigd. Hij is den schrijver aandacht verschuldigd. Wij zijn verplicht, te beginnen met den auteur onze belangstelling, onze aandacht te geven. Ik heb zeide spr. nooit aan- biddelijker voorbeeld van dit soort lezers-plichtsbe- trachting ontmoet dan eenige jaren geleden in een vraag van een der fijnstbeschaafde geesten die ik heb mogen lecren kennen: een man van 88 jaar, toen die mij vroeg hem een Engelsch boek te willen bezorgen van wijsgeerigen aard, dat toen 20 jaar geleden was uitgekomen. „Ik had indertijd zei hij mij niet veel lusl dat bock te lezen, omdat ik niet dacht dat het veel bijzonders was. Maar nu heb ik dezer dagen \an ieman d,die het pas lupl gelezen, gehoord, dat het wel degelijk verdienste heeft en ik wil het onrecht, dat ik den schrijver indertijd blijk aangedaan te hebben, graag nog herstellen, door zijn bock nu nog te lezen." Ziedaar het besef der verantwoordelijkheid, dat men als lezer heeft jegens een schrijver. Wij zijn niet ver schuldigd alles tc bewonderen of aan te nemen; wij hebben het recht, neen, we zijn verplicht, het aangebo dene te toetsen: „de werkelijk hoog-staande, heeft Nietzsche gezegd, zal zich weigerachtig betoonen net nieuwe, dat van buiten op hem komt aanstormen, on middellijk tc aanvaarden." Doch deze plicht om kri tisch te zijn, vermindert niets van onzen plicht om ons eerst te geven; deemoedig haast, te luisteren, te trachten te begrijpen. Er is een schijnhoogheid, die zichzelf zoekt te eerhoogen, door met een zekere af werende geringschatting te spreken over velerlei werk: „boek van niets!" „schrijver van niets!" Hoe dik wijls was niet juist die aldus veroordeelde nog maar kort geleden dc meest gezochte auteur! En nu is een vooroordeel tegen boeken die in de mode zijn, ze ker gerechtvaardigd. Al te dikwijls zijn dat boeken, waarin een schijn dc oogen verblindtde schrijvers van het oogenblik zijn meest de tusschcnpersonen tus- schen het bijzondere en het alledaagsche toch is er iets heel wreeds In de onverschillige wijze, waarop men hen straks als hommels uit het nest werpt. Zoo on rustig cu ongedurig is men zelfs, dat men een auteur, die veel produceert, ten slotte nauwelijks vergeeft, er nog te zijn. Vooral in ons land is deze houding tegen over schrijvers heel sterk; andere volken, de Engel- schen b. v. toenen zich veel dankbaarder jegens hen, die zij eenmaal hebben liefgekregen. Onze bedenker lijkste volksondeugd is gebrek aan waardeeringszin. Spr. noemde in dit verband o.a. de onverschilligheid waarmede de eens zoo „gevierde" Couperus wordt be handeld. Een andere groote fout van vele lezers is het vasfc- houden aan hun subjectiviteit. Wij hebben ons te ge ven aan een schrijver en zijn werk, ons in te leven in zijn gedachtewereld, zijn gemoedsaandoeningen; in .zijn hartstocht en zijn ontroeringen, zijn ziening en zijn uitdrukkingsvermogen. Dat is nut van alle lectuur, want het is onze zelfverrijking. Alleen indien wij aldus geheel en rustig ons geven, kunnen wij tot ons nemen, Hoevelen missen dit vermogen van volle overgave, zelfs voor korten tijdZij blijven weerbarstig, willen niet treden uit hun ik. Altijd naar hün ik meten zij af, wat de dichter spreekt of de uitbeelder vertoont. Lezen zij romans of tooneelstukken, zij constateeren tegenover dc optredende figuren: „dat zou ik nooit zoo gedaan hebben," en zijn met hun oordeel klaar. Wat zij vergeten, is, dat het niet gaat om lriin ik, maar om dien denkbeeldigen i k, door den schrijver gezien en uitgebeelden dat diens ikheid dan beslistdat wat dézen past, goed is, niet wat het hun zelf is. Er zijn lezers, die niet hooren willen van wat zij noemen „onaangename lectuur." Zij vragen van de kunst verstrooiing; in ieder geval veraangenaming; het leelijke, hatelijke, neerdrukkende brengt de werke- ijklieid hun immers nl genoeg! Ik begrijp zeide spr. dien afkeer en kan hem billijken tegenover velerlei realistische schrijvers, wien het, bij wijze van mode alweer, allereerst te doen was om eigen onverschrok kenheid te bewijzen en die niet schreven om dat leelij ke en neerdrukkende te lijf te gaan. Maar als eenslui tend protest ook tegen het in zoo feilen dwang gebore ne vind ik dien afkeer bedenkelijk voor onze kunst en onze lezers. Het noodzakelijk eind wordt een zoete lijke literatuur van „rozengeur en maneschijn," een opzettelijke romantiseering en vervalsching van het leven, een verarming van onze aandoeningen. Moeten we dan alles bewonderen? 1 Natuurlijk niet. Wijdgeopende venstors maar wel een „toets"! Een zeer strenge: wij vragen van een werk, dat om toelating vraagt, dat het zal toonen waarde te hebben in zijn soort en te zijn'van een goede soort. Het moet minstens zijn: een werk, waarvan de kennismaking een verrijking voor den lezer is'. Wat is een goed boek? De eerste eisch, aan een goed boek te stellen, is deze: dat het echt zij en in eerbied geboren. Populair kan men de echtheid omschrijven als het zingen, gelijk een vogel, zooals ie gebekt is. Aldus sluit men al dadelijk uit: het gemaakte, opzettelijke, mooi-doenerige, mo- dieuse, valsche. Ook schoolschheid is uitgesloten. Nonchalance zou kunnen ingesloten maar we vroe gen immers ook eerbied. Eerbied en echtheid houden elkander in toom, vullen elkander aan. Moet niet ook grootheid bij onze eischen; althans, hetzelfde in be scheidener vorm: belangrijkheid? Ook als een kleine ziel zich eerbiedig en op echte wijze uit, moet haar uiting toch immers de mindere blijven van die eener grootere ziel? Onmiskenbaar. Alleen vrees ik, zei spr., dat een boekerij ,die niet anders bevatten zou dan groot werk, voor zeer velen te afschrikwekkend zou blijken. In elk geval echter: echtheid en eerbied. En dan de schakeeringen tusschen grootheid en belangrijk heid. Wat is een belangrijk, was een groot boek? zoo vroeg dc heer Simons verder. Bitteraard zal het antwoord op deze vraag verschil len, of we over een wetenschappelijk werk spreken dan wel over een kunstwerk. Nochtans is er een algemeene kenschets te vinden: het eigene, het vermogen en de omvang der ziening. Binnen zekere grenzen heeft elk normaal mensck de gaaf der verbeelding. Zonder reproduceerende verbeel ding zou niemand veel hebben aan zijn lectuur. Lezend moet hij het vermogen bezitten uit de woorden van den schrijver op te bouwen het beeld dat deze zag toen hij schreef, zooals ook om, zonder ze uit te spreken, den klank, te hooren van diens woorden (vooral bij gedichten; toch ook bij goed proza). Hoe sterker we die reproduceerende verbeelding in Ons zelf gemaakt hebben, des te meer genot wacht ons bij het lezen. Ten zij een schrijver ons iets weet te doen kennen en zien, dat ons nieuw is, bestaat er weinig aanleiding om naar hem te gaan luisteren. Dit nieuwe ontstaat uit het eigene, uit de sterkte en den omvang van zijn ziening natuurlijk, mits hij het vermogen bezit om die ook weer te geven in zijn kunst. Want of zijn ziening al heel eigen, heel sterk, heel omvattend is, maar hij weet ons door zijn werk niet te doen kennen dat ze dit is, we zullen er den iindruk niet van krijgen en die hoedanigheden gaan voor ons verloren. Menig dilet tant of niet-künstenaar heeft gelijke zieningsgaaf als goede kunstenaars, doch mist het vermogen haar bij- Z' ndorlu id en kracht te openbaren in kunst. Hangt nu dit nieuwe ook aan het gegeven? Het wordt ontkend, het wordt vooropgesteld. Spr. meent, dat de waarheid in het fnidden ligt. Vervolgens behandelde hij de vraag of de kunste naar denken moet aan het publiek, dat ten slotte van zijn werk zal moeten „genieten." Mag of moet er een strekking gelegd in het werk? Er zijn gelukkige stervelingen, voor wie de moeilijk ste vraagstukken verdwijnen, omdat zij' ze vanzelf op lossen door hun besliste opvattingen of beginselen. Een eenzelvig levend man als onze Matthijs Maris, die zoo heel moeilijk zijn werk uit handen geeft; het liefst zoo lang mogelijk vóór zichzelf houdt; er eigenlijk van gruwt dat hij cr geld voor aannemen zal, zoo een be hoeft men niet te vragen: hij werkt alleen voor zich zelf, in de behoefte zich te uiten en visie en uiting zoo dicht bij elkander als mogelijk te brengen. Evenmin behoeft men Tolstoj tc vragen. Heel diens werk geeft een antwoord in tegenovorgestelden zin. De oudste schoonheidsleer, die der Grieken, wist niet anders dan van een kunst, te toetsen aan haar werken op lezer en toeschouwer. Ook spr. hechtte aan het effect op den toeschouwer. Nochtans erkende spr. het volkomen recht van den kunstenaar -om de werking cp het pu bliek te zoeken en te bereiken op zijn eigen wijze, en te beproeven het publiek naar zich op te halen, in plaats van neer tc dalen tot de wenschen van een wellicht zeer grove en weinig ontvankelijke menigte. llior kunnen wc niet bete r doen dan eiken toets van algemeenen aard afwijzen, en elk werk voorzichzelf la ten spreken; mag het elan louter Ikheidsuiting des kunstenaars of openbaring van gemeonschapsbedoelin- gen zijn. Tenslotte stond de spreker uitvoerig stil bij de ver antwoordelijkheid des schrijvers, daarbij herinnerende aan dc zelfmoord-epidemie, die in Duitschland ont stond na hot verschijnen van das Leiden des jungen Worlliers, aan den invloed door Ibsen, en zijn meenin gen over de positie der vrouw, de waarheid in het hu welijk rn in het leven geoefend; aan de levensbeklem- ming, in veel moderne boeken geopenbaard, en die on miskenbaar neerdrukkend op velen gewerkt heeft. On ze tijd, zoo betoogde de heer Simons, biedt voor velen heel wat moeite om het roer recht te houden; het gist en woelt zoo aan alle kanten en de rustelooze zee van onderzoek en toetsing vreet de hardste rotsen van on ze veilige zekerheid weg. Te weten wat goed, te weten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1