DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
No. 43
Honderd en elfden jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
ZATERDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
20 FEBRUARI.
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3.
Tweede Kamer.
De scheuring in de S. D. A P.
Tweede Kamer verkiezing.
Inbraak.
Forensen.
Slachtoffers van het ijs.
Zwaarmoedigheid.
De nieuwe veerpon
Boeken, Schrijverj rn Lezers.
MAARSCHE COURANT
ALKMAAR, 20 Februari.
De oorlogscorrespondenten van de groote buiten-
landsohe bladen staan gereed of hebben zich reeds naar
den Balkan begeven. De Matin zond zijn bekwaam-
sten verslaggever, Jules. Hedeman, de Berliner Lo-
kal AnZeiger heeft sinds eenigèn tijd zijn correspon
dent van den Russisch-Japanschen oorlog, von Gott-
berg ter plaatse. Deze heeren zijn de vogels, die den
storm aankondigen, de boden van naderend onheil.
Natuurlijk kunnen ook zij zich vergissen, wellicht moe
ten ze terugkeeren zonder staaltjes van verstand en
vernuft te hebben gegeven. Maar waar is het, dat de
lucht vol oorlogsgeruchten is. Er komt weer spanning
in de slappe Balkankwestie. De belangstelling zal
overigens thans wel zeer gering zijn en de lezers zul
len te tellen wezen, die geregeld de vele berichten over
de crises in het Oosten volgen. Eerlijk gezegd tot
heden was deze kwestie nog vervelender dan de Ma-
rokkaansche, die nu, althans voorloopig, van de baan
is. Het was alsof er op een zoelen zomerdag plotseling
een bliksemschicht was gekomen en een ratelende
donderslag, die wel even verwondering gaf en eefl klei
ne opfrissching bracht, maar die de atmosfeer niet blij
vend zuiverde en de benauwing niet wegnam. Het bleef
broeien en men wist niet wat hieruit geboren zou wor
den. Soms was men gelaten en dacht dat de lucht nu
wel gauw opgeklaard zou zijn, maar dan kwamen er
weer de befaamde donderkoppen, die weinig goeds
voorspelden. Thans hebben de donderwolken zich sa
men gepakt en weer duisternis en onrust gebracht. De
regeeringen in Europa slaan met bezorgdheid dit ver
schijnsel gade. De groote couranten staan vol sombe
re bespiegelingen. Zij wijzen op reeksen slechte voor-
teekenen. Is thans niet door Oostenrijk officiëel mel
ding gemaakt van gevechten aan de Servisch-Oosten-
rijksclie grens? Herhalen zich niet met meer stellig
heid de geruchten, dat het Oostenrijksch-Hongaarsche
leger gemobiliseerd wordt? Is er niet al reeds sprake
van het stellen van een ultimatum door Oostenrijk aan
Servië? Was men in de Donau-monarchie niet sinds
lang algemeen overtuigd, dat de toestand spoedig tot
klaarheid moest komen? Verwacht men niet in St.
Petersburg elk oogenblik het begin van de vijandelijk
heden
In de Russische hoofdstad vooral is de spanning bij
zonder groot. Wel wordt nog steeds gemeld, dat Rus
land zich in het geval van oorlog onzijdig zal houden,
maar de openbare meening moet beslist aan Servische
zijde staan. In de Doema bijv. houdt men zich meer
met deze kwestie dan met de politie-onthullingen be
zig. Een correspondent, die den leider der gematig
den, den leider der kadetten en den voorzitter der Doe
ma heeft gesproken, vat hun oordeel aldus samen
„Alle drie waren het erover eens, dat, al moet Rus
land alle moeite doen, om, zoo eenigszins mogelijk, een
botsing met Oostenrijk te vermijden, zijne politieke
belangen, historische overleveringen en bovendien de
zeer opgewonden openbare meening niet gedoogen, dat
het Servië aan een ongerechtvaardigden aanval over
laat. Servië wacht nog altijd, vol vertrouwen op de
mogendheden. Het zou monsterachtig zijn, om zijn
stem met geweld te onderdrukken."
Nu schijnt Rusland inderdaad moeite te doen om
een botsing te vermijden, maar het kan voorshands
niet tusschenbeiden komen, omdat dit zou zijn een on
vriendschappelijke daad jegens Oostenrijk en daar ziet
men blijkbaar erg tegen op.
In Parijsche diplomatieke kringen gaat een gerucht,
dat eeu vriendschappelijke tusschenkomst van een of
meer mogendheden, om een verzoenende raadgeving te
doen hooren, binnen zeer korten tijd zou kunnen wor
den verwacht. Wanneer dit waar is, dan mag men
de veronderstelling opperen, dat Rusland hierin de
hand heeft.
Intusschen men hechte niet te veel geloof aan het
welslagen van vredelievende pogingen. Dezer dagen
hebben wij nog eens speciaal gewezen op het eigenaar
dige karakter van het Servische volk, waarmede men
vooral onder deze omstandigheden rekening te houden
heeft en dat het tegendeel van een waarborg voor het
behoud van den vrede is.
Het wil ons dan ook voorkomen dat de kans op een
oorlog nu inderdaad zeer groot is en dat de vrede al
leen kan worden gehandhaafd, indien Oostenrijk tot
het doen van een concessie bereid is.
De toestand is kritiek dit kan niet worden tegen
gesproken. En voor optimisme schijnt er ons op het
oogenblik op den Balkan weinig plaats te wezen, tenzij
dit zich bezig houde met de vraag, of een eventueele
oorlog* gelokaliseerd, tot den Balkan beperkt zal wor
den. Want Rusland moge, gedrongen door de open
bare meening, Servië in het geheim steunen, tot een
openlijke daad van vijandigheid jegens Oostenrijk zal
het zich niet licht laten bewegen, en dat andere mo
gendheden zich feitelijk in een Oostenrijksch-Servi-
schen oorlog zouden mengen is niet aan te nemen. Dat
is tenminste een troost bij den kritieken toestand.
Z. K H Prins Hendrik.
Gisterochtend omstreeks half elf is prins Hendrik
met zijn adjudant, den luitenant ter zee le klasse ba
ron Van Asbccfc te Hoek van Holland per automobiel
aangekomen, teneinde een tocht met de nieuwe stoom-
roddingboot te doen.
Met de directeuren der Zuid-IIollandsche Red
ding-Maatschappij en den directeur van het etablisse
ment Feijenoord, den heer D. Croll, ging de Prins da
delijk aan boord van het nieuwe vaartuig, dat tegen
waalf uur het gezelschap weer aan den Hoek terug
bracht. Het weer was zeer schoon en de zee kalm.
Het gezelschap vereenigde zich in het damessalon
van het station der H. IJ. S. M. aan een lunch, nadat
men te voren de nieuwe woningen van het personeel
bezichtigd had. Het noenmaal was aangeboden door
Ie directeuren der Z. II. Redding-Maatschappij. Daar
na begaf de Prins zich naar het Hotel Amerika.
Om half twee verzamelden zich de leden der redding
brigade in het magazijn der Redding-Maatschappij,
teneinde daar voor den Prins hun oefeningen uit te
voeren. Van de reddingbooten, boothuizen en het ma
gazijn der maatschappij woei de vlag.
De oefening der reddingbrigade aan den Hoek be
tond uit het aan wal brengen van gewonde en zieke
schipbreukelingen uit de reedingbooten en het vervoer
van die schipbreukelingen.
De oefeningen zijn zeer naar genoegen van Z. K. H.
afgeloopcn. Aan Dr. Diamant en de leden betuigde de
hrins zijn tevredenheid. De Prins begaf zich ook naar
het graf van de slachtoffers der Berlinramp.
Z. K. II. de Prins zal als lid der Johanniter-or-
de Maandag de leden dier aloude orde, die in Néder-
and zijn gevestigd, ten Koninklijken paleize een
feestmaal aanbieden. Het plan bestaat bij deze gele
genheid een Nederlandsche afdeeling dier orde te
lichten, welke hier te lande 2(5 ridders moet tellen.
De afdeelingen der Tweede Kamer waren gisteren
gereed met het onderzoek der deze week naar de sec
tiën gezonden wetsontwerpen.
Naar het Hbld. verneemt zal mr. Mendels ook het
lidmaatschap van den Utrechtschen Gemeenteraad en
Pi'ov. Staten van Utrecht neerleggen. Zijn Kamer-
candidaturen van de S. D. A. P. in verschillende
districten zijn, naar vanzelf spreekt, vervallen door
het uittreden uit deze organisatie.
Aan alle Marxistische partijgenooten, ook aan de
voormannen, zijn uitnoodigingskaarten gericht voor de
op a. s. Zondag te houden vergadering. Ieder heeft
het recht van introductie. Eerst op deze vergadering
za 1 een beeld gegeven 'kunnen worden van den omvang
der scheuring in dc S. D. A. P., voor zoover deze zich
reeds voor de afdeclingsvergaderingen heeft voltrok
ken. Verder zal het consigne voor deze afdeelingsver-
gaderingen worden uitgedeeld.
Onder hen die reeds individueel bedankt hebben voor
hun lidmaatschap van de S. D. A. P., bevinden zich
verscheidene bekwame woordvoerders en debaters, zoo
dat de oude part ij voortaan deze krachten zal moeten
missen.
Het Utr. Dgbl. heeft bij mr. Mendels naar de waar
heid van de eerste alinea van het bovenstaand bericht
geïnformeerdhij qualificeerde de mededeeling van
het Hbld. in algemeenen zin onjuist, zonder zich ech
ter over bijzonderheden te willen uitlaten.
De liberale kiesvéreeniging te Andijk, district Enk
huizen, heeft candidaat voor de Tweede Kamer ge
steld mr. H. Goeman Borgesius.
De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij te Zierik-
zee heeft voor de aanstaande Kamerverkiezing den
heer Wibaut candidaat gesteld.
Het kiescomité van liberalen te Koog aan de Zaan
lieeft mr. Van Tienen tot voorloopigen candidaat voor
't lidmaatschap van de Tweede Kamer gesteld.
GEMENGD NIEUWS.
Gisternacht is te Apeldoorn in een villa in de Loo
laan, waarvan de bewoners tijdelijk afwezig waren, in
gebroken. Men vond alle kasten opengebroken en de
inhoud over den grond verspreid. Dc dieven hadden
vreeselijk huisgehouden.
Aan het Centraal-Station te Amsterdam duikt een
abonné van jarenlang forensschap uit den tunneltrap;
hij is laat, en ziet den trein tot vertrek gereed staan.
Een leuke conducteur sluit het laatste portier. De rei
ziger vraagt hem hijgend
„Is dat mijn trein?"
„Ik denk 't niet, m'neer," is het antwoord, „maar
de initialen van de Maatschappij kunt u zelf op eiken
wagen vergelijken."
- Een ongeveer 5-jarig zoontje van den arbeider L
Westerbeek te Busselte, Dr., vermaakte zich op het
ijs van een sloot achter de woning zijner ouders. Hij
zakte er door en verdronk. Een buurmeisje van onge
veer 10 jaar was bij hem en bleef verstift op den wal
staan kijken, zonder te helpen of de op een paar ine
tors afstand wonende ouders tc waarschuwen. Men
vond dc kleine met de handjes nog aan den rand van
iet ijs.
Donderdagavond te ongeveer half twaalf riep een
bewoner van den O. Z. Voorburgwal te Amsterdam de
hulp in van een waker van den Particulieren Nacht
veiligheidsdienst, daar hij in ongerustheid verkeerde
omtrent zijn dienstbode. Het aan zwaarmoedigheid
ijdende meisje was nergens te vinden. De waker
doorzocht het geheele huis, zonder resultaat. Ten
slotte werd ze echter ontdekt in den goot van het na
burig perceel. Met heel veel moeite gelukte het den
beiden mannen het meisje weer naar beneden te bren
gen.-
Donderdag is te Eukhuizen aangekomen, om spoe
dig in dienst te worden gesteld, dé nieuwe veerpont
„Leeuwarden." Het vaartuig lieeft ongeveer dezelfde
afmetingen en is op dezelfde wijze ingericht als de
beide veerponten, die reeds in de vaart zijn.
De heer L. Simons, bestuurder der Wereld-Biblio
theek, heeft voor de afdeeling Rotterdam der abonné's
een belangwekkende lezing gehouden, waar met aan
dacht naar is geluisterd. Aan het uitvoerige verslag
n de N. Rot t. O. ontleenen we het volgende
T reinleiding begon hij voor te lezen uit Carlyle's
Holden en Heldenvereering om over zijn gehoor te
irengcn de stemming van diepe veréering voor het
;.oek in het algemeen, als drager van heel onze men-
gchelijke beschaving. Die eerbied is noodig bij ieder
een, die in betrekking tot het boek staat: bij deh
schrijver, den drukker, den uitgever eu den lezer. Nu
c-r zoo'n boeken-overvloed is, is deze eerbied er niet op
versterkt. Te weinig beseft men, hoeveel een boek
waard is; hoeveel een goed boek, in eigen bezit rustig
thuis gelezen en doorproefd, te zeggen heeft; in welk
een dampkring van cultuur dat rustig lezen en genie
ten brengt.
De lezer is er met het gekocht, betaald hebben, niet
af. Hij is den schrijver meer verschuldigd. Hij is den
schrijver aandacht verschuldigd. Wij zijn verplicht, te
beginnen met den auteur onze belangstelling, onze
aandacht te geven. Ik heb zeide spr. nooit aan-
biddelijker voorbeeld van dit soort lezers-plichtsbe-
trachting ontmoet dan eenige jaren geleden in een
vraag van een der fijnstbeschaafde geesten die ik heb
mogen lecren kennen: een man van 88 jaar, toen die
mij vroeg hem een Engelsch boek te willen bezorgen
van wijsgeerigen aard, dat toen 20 jaar geleden was
uitgekomen. „Ik had indertijd zei hij mij niet
veel lusl dat bock te lezen, omdat ik niet dacht dat
het veel bijzonders was. Maar nu heb ik dezer dagen
\an ieman d,die het pas lupl gelezen, gehoord, dat het
wel degelijk verdienste heeft en ik wil het onrecht, dat
ik den schrijver indertijd blijk aangedaan te hebben,
graag nog herstellen, door zijn bock nu nog te lezen."
Ziedaar het besef der verantwoordelijkheid, dat men
als lezer heeft jegens een schrijver. Wij zijn niet ver
schuldigd alles tc bewonderen of aan te nemen; wij
hebben het recht, neen, we zijn verplicht, het aangebo
dene te toetsen: „de werkelijk hoog-staande, heeft
Nietzsche gezegd, zal zich weigerachtig betoonen net
nieuwe, dat van buiten op hem komt aanstormen, on
middellijk tc aanvaarden." Doch deze plicht om kri
tisch te zijn, vermindert niets van onzen plicht om ons
eerst te geven; deemoedig haast, te luisteren, te
trachten te begrijpen. Er is een schijnhoogheid, die
zichzelf zoekt te eerhoogen, door met een zekere af
werende geringschatting te spreken over velerlei werk:
„boek van niets!" „schrijver van niets!" Hoe dik
wijls was niet juist die aldus veroordeelde nog maar
kort geleden dc meest gezochte auteur! En nu is
een vooroordeel tegen boeken die in de mode zijn, ze
ker gerechtvaardigd. Al te dikwijls zijn dat boeken,
waarin een schijn dc oogen verblindtde schrijvers
van het oogenblik zijn meest de tusschcnpersonen tus-
schen het bijzondere en het alledaagsche toch is er
iets heel wreeds In de onverschillige wijze, waarop men
hen straks als hommels uit het nest werpt. Zoo on
rustig cu ongedurig is men zelfs, dat men een auteur,
die veel produceert, ten slotte nauwelijks vergeeft, er
nog te zijn. Vooral in ons land is deze houding tegen
over schrijvers heel sterk; andere volken, de Engel-
schen b. v. toenen zich veel dankbaarder jegens hen,
die zij eenmaal hebben liefgekregen. Onze bedenker
lijkste volksondeugd is gebrek aan waardeeringszin.
Spr. noemde in dit verband o.a. de onverschilligheid
waarmede de eens zoo „gevierde" Couperus wordt be
handeld.
Een andere groote fout van vele lezers is het vasfc-
houden aan hun subjectiviteit. Wij hebben ons te ge
ven aan een schrijver en zijn werk, ons in te leven in
zijn gedachtewereld, zijn gemoedsaandoeningen; in .zijn
hartstocht en zijn ontroeringen, zijn ziening en zijn
uitdrukkingsvermogen. Dat is nut van alle lectuur,
want het is onze zelfverrijking. Alleen indien wij aldus
geheel en rustig ons geven, kunnen wij tot ons nemen,
Hoevelen missen dit vermogen van volle overgave,
zelfs voor korten tijdZij blijven weerbarstig, willen
niet treden uit hun ik. Altijd naar hün ik meten
zij af, wat de dichter spreekt of de uitbeelder vertoont.
Lezen zij romans of tooneelstukken, zij constateeren
tegenover dc optredende figuren: „dat zou ik nooit
zoo gedaan hebben," en zijn met hun oordeel klaar.
Wat zij vergeten, is, dat het niet gaat om lriin ik, maar
om dien denkbeeldigen i k, door den schrijver gezien
en uitgebeelden dat diens ikheid dan beslistdat
wat dézen past, goed is, niet wat het hun zelf is.
Er zijn lezers, die niet hooren willen van wat zij
noemen „onaangename lectuur." Zij vragen van de
kunst verstrooiing; in ieder geval veraangenaming;
het leelijke, hatelijke, neerdrukkende brengt de werke-
ijklieid hun immers nl genoeg! Ik begrijp zeide spr.
dien afkeer en kan hem billijken tegenover velerlei
realistische schrijvers, wien het, bij wijze van mode
alweer, allereerst te doen was om eigen onverschrok
kenheid te bewijzen en die niet schreven om dat leelij
ke en neerdrukkende te lijf te gaan. Maar als eenslui
tend protest ook tegen het in zoo feilen dwang gebore
ne vind ik dien afkeer bedenkelijk voor onze kunst
en onze lezers. Het noodzakelijk eind wordt een zoete
lijke literatuur van „rozengeur en maneschijn," een
opzettelijke romantiseering en vervalsching van het
leven, een verarming van onze aandoeningen.
Moeten we dan alles bewonderen? 1 Natuurlijk niet.
Wijdgeopende venstors maar wel een „toets"!
Een zeer strenge: wij vragen van een werk, dat om
toelating vraagt, dat het zal toonen waarde te hebben
in zijn soort en te zijn'van een goede soort. Het moet
minstens zijn: een werk, waarvan de kennismaking
een verrijking voor den lezer is'. Wat is een goed boek?
De eerste eisch, aan een goed boek te stellen, is deze:
dat het echt zij en in eerbied geboren. Populair kan
men de echtheid omschrijven als het zingen, gelijk een
vogel, zooals ie gebekt is. Aldus sluit men al dadelijk
uit: het gemaakte, opzettelijke, mooi-doenerige, mo-
dieuse, valsche. Ook schoolschheid is uitgesloten.
Nonchalance zou kunnen ingesloten maar we vroe
gen immers ook eerbied. Eerbied en echtheid houden
elkander in toom, vullen elkander aan. Moet niet ook
grootheid bij onze eischen; althans, hetzelfde in be
scheidener vorm: belangrijkheid? Ook als een kleine
ziel zich eerbiedig en op echte wijze uit, moet haar
uiting toch immers de mindere blijven van die eener
grootere ziel? Onmiskenbaar. Alleen vrees ik, zei
spr., dat een boekerij ,die niet anders bevatten zou dan
groot werk, voor zeer velen te afschrikwekkend zou
blijken. In elk geval echter: echtheid en eerbied. En
dan de schakeeringen tusschen grootheid en belangrijk
heid.
Wat is een belangrijk, was een groot boek? zoo vroeg
dc heer Simons verder.
Bitteraard zal het antwoord op deze vraag verschil
len, of we over een wetenschappelijk werk spreken dan
wel over een kunstwerk.
Nochtans is er een algemeene kenschets te vinden:
het eigene, het vermogen en de omvang der ziening.
Binnen zekere grenzen heeft elk normaal mensck de
gaaf der verbeelding. Zonder reproduceerende verbeel
ding zou niemand veel hebben aan zijn lectuur. Lezend
moet hij het vermogen bezitten uit de woorden van
den schrijver op te bouwen het beeld dat deze zag toen
hij schreef, zooals ook om, zonder ze uit te spreken,
den klank, te hooren van diens woorden (vooral bij
gedichten; toch ook bij goed proza). Hoe sterker we
die reproduceerende verbeelding in Ons zelf gemaakt
hebben, des te meer genot wacht ons bij het lezen. Ten
zij een schrijver ons iets weet te doen kennen en zien,
dat ons nieuw is, bestaat er weinig aanleiding om naar
hem te gaan luisteren. Dit nieuwe ontstaat uit het
eigene, uit de sterkte en den omvang van zijn ziening
natuurlijk, mits hij het vermogen bezit om die ook
weer te geven in zijn kunst. Want of zijn ziening al
heel eigen, heel sterk, heel omvattend is, maar hij
weet ons door zijn werk niet te doen kennen dat ze dit
is, we zullen er den iindruk niet van krijgen en die
hoedanigheden gaan voor ons verloren. Menig dilet
tant of niet-künstenaar heeft gelijke zieningsgaaf als
goede kunstenaars, doch mist het vermogen haar bij-
Z' ndorlu id en kracht te openbaren in kunst.
Hangt nu dit nieuwe ook aan het gegeven? Het
wordt ontkend, het wordt vooropgesteld. Spr. meent,
dat de waarheid in het fnidden ligt.
Vervolgens behandelde hij de vraag of de kunste
naar denken moet aan het publiek, dat ten slotte van
zijn werk zal moeten „genieten." Mag of moet er een
strekking gelegd in het werk?
Er zijn gelukkige stervelingen, voor wie de moeilijk
ste vraagstukken verdwijnen, omdat zij' ze vanzelf op
lossen door hun besliste opvattingen of beginselen.
Een eenzelvig levend man als onze Matthijs Maris, die
zoo heel moeilijk zijn werk uit handen geeft; het liefst
zoo lang mogelijk vóór zichzelf houdt; er eigenlijk van
gruwt dat hij cr geld voor aannemen zal, zoo een be
hoeft men niet te vragen: hij werkt alleen voor zich
zelf, in de behoefte zich te uiten en visie en uiting zoo
dicht bij elkander als mogelijk te brengen. Evenmin
behoeft men Tolstoj tc vragen. Heel diens werk geeft
een antwoord in tegenovorgestelden zin. De oudste
schoonheidsleer, die der Grieken, wist niet anders dan
van een kunst, te toetsen aan haar werken op lezer en
toeschouwer. Ook spr. hechtte aan het effect op den
toeschouwer. Nochtans erkende spr. het volkomen
recht van den kunstenaar -om de werking cp het pu
bliek te zoeken en te bereiken op zijn eigen wijze, en te
beproeven het publiek naar zich op te halen, in plaats
van neer tc dalen tot de wenschen van een wellicht
zeer grove en weinig ontvankelijke menigte.
llior kunnen wc niet bete r doen dan eiken toets van
algemeenen aard afwijzen, en elk werk voorzichzelf la
ten spreken; mag het elan louter Ikheidsuiting des
kunstenaars of openbaring van gemeonschapsbedoelin-
gen zijn.
Tenslotte stond de spreker uitvoerig stil bij de ver
antwoordelijkheid des schrijvers, daarbij herinnerende
aan dc zelfmoord-epidemie, die in Duitschland ont
stond na hot verschijnen van das Leiden des jungen
Worlliers, aan den invloed door Ibsen, en zijn meenin
gen over de positie der vrouw, de waarheid in het hu
welijk rn in het leven geoefend; aan de levensbeklem-
ming, in veel moderne boeken geopenbaard, en die on
miskenbaar neerdrukkend op velen gewerkt heeft. On
ze tijd, zoo betoogde de heer Simons, biedt voor velen
heel wat moeite om het roer recht te houden; het gist
en woelt zoo aan alle kanten en de rustelooze zee van
onderzoek en toetsing vreet de hardste rotsen van on
ze veilige zekerheid weg. Te weten wat goed, te weten