DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
M+fl
Feuilleton.
ggg jjp
m 4M, ÜJ
No. 43
Honderd en elfden jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ZATERDAG
20 FEBRUARI.
Uit school en huis.
Zooals ook wij vergeven
Schaakrubriek.
4 wm gM
wm.
Telefoonnummer 3.
Probleem No. 168.
Probleem No. 169.
WM m iiy-M
T) c d f g E~
OURANT.
Kritiek en zelfkritiek
Terwijl ik bezig was een episteltje te schrijven voor
deze rubriek, liep een jongen mijn deur voorbij, luid
zingende: „Kijk jij maar naar je eigen!''
Even moest ik de pen neerleggen en diep, heel diep
naar buiten staren, voor ik vrede kon vinden met dien
toevalligen samenloop. Had Nurks achter mij gestaan,
hij zou me op den schouder geklopt en gemoedelijk toe
gevoegd hebben, „Die is raak, oude jongen!" Ik vatte
mijn pen weer op en.neen. het ging niet; dat ge
zang hoorde ik nog; een paar huizen verder galmde de
bengel het uit
Daar komen de schutters!
Wat hebben ze 'n lèf!
Lèf heb je, jongen en het is jou nog vohnaakt on
verschillig, in wélke richting het leven wordt gestuurd
als men je nu maar laat zingen. Later spreken wü el
kander wel nader.
Kijk jij maar naar je eigen!
Dat had ik elders mooier hooren zeggen en ik sloeg
een jaargang op van het tijdschrift „School en Leven"
en las daar een citaat van Montagne: Wij zeggen
ieder dag en ieder uur van anderen wat wij eigenlijk
met meer recht van ons zelf zouden zeggen, indien wij
onzen opmerkzamen blik zoo scherp op ons zelf richt
ten als wij dien nu om ons heen slaan.
Hier kan geen sprake zijn van het gewone: „Men
zegt." Die Men is een onvoorzichtige, domme, roeke-
looze kletsmeier; een oude, allerakeligste babbelkous,
die luk-raak rondbazuint, wat een andere dito-Men
hem in vertrouwelijk vertrouwen heeft voorgeklapt.
Montagne sprak voor andere ooren dan die van
straatnieuwsventers. Hier is sprake van een opmerk
zamen blik, die scherp op iets wordt gericht. Hier
denken wij aan doorzicht, aan kennis van en inzicht in
zaken. Dit heeft niets te maken met dat „Kijk jij
maar naar je eigen? Ja, toch wel iets; we zullen zien.
In hoeverre het goed is, maar naar je eigen te kijken,
willen wij ditmaal buiten beschouwing laten; wij bepa
len ons tot het citaat. Wat daar staat is waar. Dat
het zoo is als Montagne zegt, is logisch ook. Voor
eerst zijn wij zelf maar een uiterst gering deeltje van
het groote geheel en is het dus nog al duidelijk, dat
wij daarvan uiterst weinig verschillen. De omstandig
heden, waaronder men daarbuiten leeft, bepalen ook
vrij wel ons lot en leven, zoodat wat wij naar buiten
brengen, weinig zal contrasteeren met wat men daar
ziet en opmerkt. En juist door deze treffende gelijk
heid is de scherpe opmerker misschien eerder geneigd,
iets te zeggen omtrent het groote geheel dan van zijn
eigen ik.
Moet het juist bemoeizucht, vitzucht of een andere
zucht zijn, die ons tot kritiek aanzet? Wij denken
veeleer aan neigingen van vrij wat edeler gehalte. Ja,
al begrijpen velen het niet, dat oefenen van kritiek
kost strijd en smart; want edele kritiek veronderstelt'
voorafgegaan zelf doorgemaakt lijden. Wie weinig
heeft ondervonden, heeft weinig te vertellen. Wie al
tijd vóór den wind heeft, krijgt geen verstand van zei
len en het is natuurlijk, dat zoo iemand dadelijk klaar
staat met een „Kijk jij maar naar je eigen", als men
hem met stuurmanskunst aankomt.
Moet het woord 'van Montagne ons van al verdere
zeggen terughouden? Het zou er slecht uitzien, als
het algemeen ingang vond. Waar bleef de stuwkracht,
welke wij in het leven geen dag kunnen ontberen? Het
citaat zegt immers niets meer dan dit: Wij zijn maar
menschen, ons ontbreekt veel. Een van beide: wi' ge
voelen onze tekortkomingen, ze hinderen ons of
ROMAN VAN
W. HEIMBÜRG.
Naar. het Duifsch.
6)
„Ja jij! zei dominé Brinkmaan teeder, „jij oudje!
Wie is de sterkste van ons beiden, wie steunt den an
der wanneer de golven hem over het hoofd dreigen te
slaan, jij of ik?"
Een stroom van teederheid vloeide uit zijn goedige
oogen, de eenvoudige vrouw tegemoet.
„Kom, kom, man", zeide zij lachend en blozend als
een jong meisje, „wij steunen elkaar."
Wij verheugden ons werkelijk op de komst van ons
kind, het was alsof wij de ouders waren, mijnheer en
mevrouw Brinkmann en ik. Wij bedachten allerlei ver
rassingen-en waren dol blij als wij iets gevonden had
den waarmee wij wisten dat wij haar pleizier zouden
doen.
Eens op een dag noodigde Caroline mij uit met haar
naar de stad te gaan om commissies te doen voor
Kerstmis; het was een heerlijke winterdag, de weg
voor de arreslede uitstekend, en 't zou 's avonds lichte
maan wezen.
Van zulk weer werd natuurlijk druk gebruik ge
maakt, ook mevrouw Rhoden was op weg en had de
vrouw van den predikant geïnviteerd. Men had den
landauer op het onderstel van een ar gezet, want de
oude dame werd steeds gevoeliger en voelde zich den
laatsten tijd zeer gedrukt. De doktoren hadden baai-
zeker niet veel goeds gezegd, daarbij kon zij haast niets
gebruiken. Zij werd met den dag zwakker. Toen wij
in den ..Bunten Bock," waar men uit Ziilla komende,
meestal laat uitspannen, déjeuneerden en alles zoo
helder en licht om ons heen was, in de mooie -vitte
sneeuw, vond ik haar gezicht nog veel geler en zieker
niet. Nu wenden wij den blik naar buiten en merken
op, dat het anderen gaat als ons. Al weer een van
beide: wij nemen daar vrede mee of niet. Welnu, in
liet eerste geval nemen wij het gesproken of geschre
ven woord te baat om verandering van toestand te
krijgen. Met het volste recht kan nu iemand op ons
afkomen en zeggen: „Jij maakt aanmerking op mij en
een ander, maar zou je eerst jezelf niet ter hand ne
men?" Zeker, waarde vrind, juist door den zelfstrijd
word ik g-edreven. Jij merkt dat alles misschien niet
zoo op en daarom deert het je ook niet, maar weet je
wel, dat er geen verandering en verbetering, geen
vooruitgang bestond, deden allen als jij? Neen, hoor,
in al mijn onvolmaaktheid, bij al mijn eigen tekortko
mingen, pas ik het woord van De Genestet toe:
Zoo u het hart tot spreken dringt.
Zoo spreek.
Montagne herinnert ons aan een aantal groote pian-
nen, die kritiek oefenden en door tijdgenooten vrij on
zacht werden herinnerd aan het bestaan der zelfkri
tiek. Niemand heeft dit harder, vlijmender gezegd
dan Multatuli met zijnTrap mij op de borst, publiek,
en ge zult mij een kreet ontlokken, dien ge heerlijk
schoon vindt." Niemand heeft het zachter, mensch-
lievender gezegd dan Jezus met zijn: „Vader vergeef
het hun, want zij weten niet wat zij doen."
Er zal in deze nog menigmaal vergeven moeten wor
den; want elk, die zich bekwaam acht en gedrongen
gevoelt, iets van anderen te zeggen, blijft kind van zijn
tijd en van zijn omgeving. Hoe waar dit is, blijkt het
duidelijkst hieruit, dat de man der kritiek het eerst en
het meest aan zelfkritiek wordt herinnerd in zijn aller
naaste omgeving. Wat verder af en in wat later tij
den kent men zijn persoonlijkheid minder en misschien
daardoor is ook hier weer „de mensch goed, als hij ge
storven is."
W. W.
Wedstrijd „Op de Hoogte", klasse A.
Eerste Prijs. 2. Motto „Miserere".
<8f$
Y/////////y
Mat in 2 zetten.
dan anders en de mooie oogen hadden een koortsachti-
gen gloed. Wij zaten allen aan dezelfde tafel en wa
ren van plan zoo spoedig mogelijk boodschappen te
gaan doen. Mevrouw Rhoden moest naar den goud
smid; Caroline bood haar geleide aan, hetgeen echter
met een geheimzinnig lachje werd afgeslagen. Zij kon
niet alleen gaan, mevrouw Brinkmann moest bij dag
licht. nog een andere boodschap doen, dus er zat niets
anders op dan dat ik mijn gezelschap aanbood.
De oude dame hing zwaar aan mijn arm; toen wij
de markt overgingen klaagde zij over benauwdheid:
„ik kan haast geen lucht krijgen o ik ben zoo blij
dat George gauw thuis komt!"
In den winkel viel zij letterlijk op een stoel neer,
dien ik haar toeschoof. De goudsmid bracht dadelijk
wat zij besteld had: een medaillon met diamanten be
zet, zonderling van vorm en aan een sierlijken ketting,
een ouderwetsch sieraad dat gerepareerd was.
„En het portret?"
„Dat past er uitstekend in, mevrouw Rhoden."
De man drukte op een veertje; het medaillon sprong
epen en er kwam een portret te voorschijn van een
heel jongen man, een smal, regelmatig gezicht, zeer
veel gelijkend op de oude mevrouw Rhoden.
„Heel mooi, heel mooi! en het étui?"
Het was een nieuw, rood, jachtleeren étui met een
monogram er op. Mevrouw Rhoden zocht nog een
klein goud brochetje uit, vroeg of hij met nieuwjaar
de rekening wou zenden en wij verlieten den winkel.
„Lieve juffrouw Maaszen, dat brochetje is voor Jo
hanna,' zeide zij hijgend terwijl wij voortliepen„wil
u zoo vriendelijk zijn om dat mee in te pakken in de
l ist die haar gezonden wordt; het inpakken kost mij
zooveel moeite."
„Kan Johanna dat aardige cadeautje dan niet zelf
bij u komen halen, mevrouw. Zij komt toch natuurlijk
met Kerstmis thuis."
„Komt zij thuis? De zieke dame bleef op straat
■stilstaan, „hoe weet u dat? Wie heeft dat gezegd?
.Mijnheer Nordmann en Caroline hebben mij de verze
kering gegeven dat zij daar blijven zott, omdat zij
maar zoo kort op school is. Een half jaar! dat is toch
Wedstrijd „Op de Hoogte", klasse A.
Tweede prijs. 75. Motto „Knokenkeoken".
Mat in 2 zetten.
Oplossing van Probleem No. 164 (Sschswider Acht).
1 D<-8 d7 »ne.
Oplossing van Probleem No. 165 (Brn Courage).
1 Dh3 (3 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort,
G. Imhülsen, A. Mo&ijboer. G. Nobel. H. Sjoers, en C.
Visser, allen te Alkmaar; Mr. Ch. Enschedé te Haar
lem, P. Bakker, J. Vrjielaar en H. Weenink te Amster
dam, S. te S., J. H. de Ruwe te Hilversum, P. Ooijkaae
te Limmen, B. Bak te Groot-Schermer, „Schaaklust"
te Koedijk, C. Slot Kzn., te Broek op Langedijk, G.
Fijth ,Tr. en C .T. Strick van Linschoten te Bunnik.
In den internatiionalen 2zetterswedstrijd van het
geïllustreerd Maandschrift „Op di> Hoogte" Klasse A
(open voor allen: gevraagd een tempo-probleem) wa
ren 61 problemen ingekomen, waarvan er 10 werden
bekroond.1)
Het schijnt dat de jury eenigszins in hare verwach
tingen werd teleufgesteld, ten minste zij vangt haar
rapport aan met de verzuchting „Drukte de jury in de
rubriek der vorige maand er reeds haar leedwezen over
uit hoe een der beste problemen incorrect bleek, zoo
zal het den lezer uit de bespreking der prijsopgaven
blijken, hoe het niet bij deze ééne teleurstelling bleef."
Deze laatste teleurstelling betreft blijkbaar den 2en
prijs (No. 169). De jury .beschouwt dezen 2zet als de
fijnste opgave uit groep IV (Best geslaagde probleem
15) en wijdt over die fijnheden in den breede uit,
om dan te laten volgen: „Doch, helaas, dit zoo aan
trekkelijk geheel wordt ontsierd door een storenden
uualHet heeft heel wat hoofdbreken gekost den in
vloed van dezen dual op de waardeering van het geheel
te bepalen, doch ten slotte werd beslist, dat deze op
gave met den dual niet de eerste plaats mocht inne
men, doch niettegenstaande, dezen recht had op den
tweeden prijs.
Het is ontegenzeggelijk waar, dat een dual in een
tempo-probleem altijd minder fraai is, terwijl hij naar
onze meening in het soort der opgaven, waarvan
J) 3 Prijzen, 3 Eervolle en 4 Bijzondere Vermeldin
gen.
waarlijk niet de moeite waard om nog een reu te
doen."
„Maar zij verzuimt niets!" zei ik stotterend, „het is
i acantie."
„Jawel, jawel! Zij is er geheel met haar gedachten
uit en dan het afscheid weer. Misschien wil zij in 't
geheel niet meer weg als zij eenmaal hier is. Geloof
mij, haar vader heeft groot gelijk."
Gp eens was al de vreugde voor mij van het feest af.
Zwijgend, teleurgesteld liep ik naast mevrouw Rhoden
voort. Toen wij om vijf uur weer bij elkaar kwamen
en Caroline ontmoetten, werd het feit bevestigd, want
ik hoorde Caroline duidelijk en met nadruk tegen het
winkeljuffrouwtje zeggen: „De Kerststollen en koek
moeten bijtijds naar Dresden opgezonden worden."
liet kleine blonde meisje beloofde dit plechtig en
verdween om weer andere gasten te bedienen; het was
er stampvol en de geur van koffie en koek vervulde de
lucht en maakte de atmosfeer haast al te benauwd.
Caroli ne was klaar met haar commissies en mevrouw
Rhoden ook, ik stelde voor dat de oude dame met haar
in het rijtuig zou gaan en mevrouw Brinkman en ik
samen in de arreslede.
Dit geschiedde en toen ik eindelijk rustig naast mijn
vriendelijke buurvrouw zat, vloeiden de tranen mij uit
de oogen.
„Schrei maar niet, dan krijg je ijskegels aan je
oogen," plaagde zij, „denk liever eens na hoe je het
lieve kind verrassen zult met Kerstmis Als ik jou
was, ik vroeg verlof aan mijnheer Nordmann en ik
ging voor acht dagen naar Dresden. De directrice zal
je zeker met genoegen en tegen billijke condities ont
vangen. De bedden van de meisjes worden toch niet
gebruikten dan kan je naar hartelust met Johanna
Kerstmis vieren."
„Dat is een gedachte, die nog niet bij mij was opge
komen, maar ik weet nog wat beters, ik haal Johanna
uil Dresden en wij gaan samen naar Dessau, naar mijn
oude grootmoeder, die was toch al zoo ongelukkig dat
ik van t jaar met Kerstmis niet bij haar kwam. Wij
zijn de eenige overgeblevenen van de geheele familie;
ja dat doe ik."
No. 169 een voorbeeld is, beslist storend werkt. Ten
slotte: de dual schijnt dubbel onaangenaam indien
men overigens met een bijzonder fijn geheel te doen
heeft.
Wat nu het standpunt der jury betreft, dit heeft
zijn voor en zijn tegen. Deze nu niet bepaald gloed
nieuwe opmerking vloeit ons uit de pen omdat wij het
zeer waarschijnlijk achten dat de „probleem"-critiek
der jury niet sparen zal en dat de groote meerderheid
der beoordeelaars weder in twee kampen verdeeld
hare beslissing zal afkeuren. Velen der critici toch
zullen o. i. het jurybesluit veroordeelen, omdat zij den
invloed van den dual zoo storend vinden, dat zij elke
bekroning uit den booze achtten. Anderen daarentegen
zullen redeneeren: wat je het fijnste vindt, is het bes
te, dus jelui hadden No. 752) den eersten prijs moeten
geven.
Inderdaad, er valt voor alle deze beschouwingen zoo
veel te zeggen, datwij er verder het zwijgen toe
doen!
Over den eersten prijs merkt de jury op, dat zij zich
niet heeft kunnen onttrekken aan de groote bekoring,
die hier van het schitterende „mirror mate" in de
hoofdvariant uitging.
„Mirror mate", letterlijk vertaald, is „spiegel" mat
en dit ontstaat indien de zwarte Koning in de matstel-
ling volkomen vrij staat in de 8 hem omringende vel
den, zoodat hij zich als het ware in elk dier vakken
kan „spiegelen." De matstelling Kf5, Ddl, Pd5, Pib3;
kd3 is bijv. zulk een „spiegel" mat.
Zulk een mats tand is vooral in een 2zet moeilijk
aan te brengen en laat nooit na den probleemliefheb
ber te bekoren. Dit schijnt dan de groote waarde,
door de jury aan die matstelling in No. 168 gehecht,
te verklaren.8)
Correspondentie. G. F. Jz. te B. Zeker
l'robleemschets" moet „Probleemscherts en „Urener"
„Wiener Schaehzeituug" zijn!
21 Bij de beoordeeling was elk probleem slechts onder
een nummer aan de jury bekend. „Knoken-knoken"
kende de jury dus alleen als No. 75.
In de volgende week hopen wij den 3den Prijs
en de 1ste Eerv. Verm. uit dezen wedstrijd te geven.
VOOR DE DAMES.
KIJKJES IN DE MODEWERELD.
Nu de lente nadert en de winkeliers voorjaars- en
zomerstoffen beginnen te étaleeren, merken we op, dat
vooral zwaï-t op hef oogenblik de voorkeur geniet met
het oog op de aanstaande bevestigingaplechtigheden.
Gladde soffen zijn daarvoor zeer gewild, als laken, ca-
chemire, popeline, serge en cheviot. Ook komen ge
streepte grenadine-, eolienne- en marquisette-stoffen
in aanmerking.
Popeline zal dit voorjaar een groote rol spelen zoo
wel voor blouses als voor costuumrokken. Goedkoop
kan men zich met deze stof evenwel niet kleeden,
maar popeline is duurzaam en kleedt zeer chic, even-
als kanten blouses, die nog steeds in den smaak vallen
en van den zomer veel met witte cheviot-rokken zul
len worden gedragen.
Voor mantels wordt glanzend laken in bananen-
kleur, brons, champagne- en groen-blauwe kleur ge
bruikt.
Voor sportrokken wordt het liefste grijze of bruine
ïantasie-stof gekozen, alsook lodenstof in bruine,
groene, blauwe of marengo-kleurig homespun. Verder
rijn voor het warmste jaargetijde rokken van linnen
in zwart-wit en geel-bruin gebracht. Een ander arti
kel, waarvan voor het komende seizoen veel werk is
gemaakt, is de stofmantel. Met hernieuwde kracht
beeft men zich op de fabriceering ervan toegelegd.
Nieuwe modellen en nieuwe stoffen zijn er voor de
stofmantels uitgevonden. Sportpaletots, die zeker in
een smaak van sport-lievende dames zullen vallen,
a\ orden van moderne fantasie-weefsels vervaardigd,
evenals kimono's, die nog steeds in de gunst zijn. Ha-
vclocks en golfcapes hebben afgedaan.
En nu leek alles mij weer licht en schoon, de donker-
lauwe bergen in liet westen, de vurige roode strepen
laar boven, die in gloeiend oranje en in helder .staal
blauw van den winterhemel overgingen, de velden met
s "eeuw bedekt, de aardige huisjes met hun kleine ver-
b'e raamjes, de klokjes en belletjes der arresleden
die de plechtige stilte verbraken. En het plotseling he
se 1 dat ik het meisje meer liefhad dan ik had gedacht
dat mijn hart nog liefhebben kon, dat alles gaf mij een
i eerli.jt warm gevoel, een zalig gevoel van vrede, een
echte Kerstmisstemming.
Zoodra ik thuis kwam ging ik naar de kamer van
mijnheer Nordmann; hij zat bij de lamp, gebogen over
f ijn schrijftafel.
Mijnheer Nordmann, ik hoorde dat Johanna niet
thuis komt."
11 i.i keerde zich tot mij en zocht tusschen potlooden
en pennen.
„Neen", zeide hij fluisterend-„het kan niet
'aroline- vindt
„Zou u er iets tegen hebben als ik acht dagen van
huis j»ing?"
neen, natuurlijk niet. Waar wou u naar toe?
'aroline zal er denk ik niets tegen hebben."
„Juffrouw Caroline heeft mij zeker niet noodig,
maar Johanna wel. Ik wou naar Dresden gaan en Jo-
haima meenemen naar Dessau, naar mijn oude groot
moeder; dat is niet meer dan drie of vier uur sporen
an Dresden. indt u dat goed Ik zal haar weer te-
i ugbrengen naar Dresden."
II ij sprak geen woord, maar vatte mijn hand en
drukte die; zijn gezicht trok zenuwachtig.
(Worjt vervolgd)