DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 46
Honderd en elfden jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
AWonderlijke nummers 3 Cents.
DONDERDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
25 FEBRUARI.
Ontwerp - Zomerdienstregelin
gen op de Spoorwegen.
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3.
RECHTZAKEN.
COURANT.
n li mil
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat van heden
af ter secretarie der gemeente voor belanghebbenden
ter inzage zijn nedergelegd:
a. een exemplaar van het door de Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen aan den Minister
van Waterstaat ingezonden ontwerp van de zomer
dienstregeling 1909;
b. een idem van de door de Nederlandsche Centraal
Spoorwegmaatschappij en le HOLLANDSOHE
IJZEREN SPOORWEGMAATSCHAPPIJ aan den
zelfden Minister ingezonden gelijke ontwerpen.
Eventueele opmerkingen betreffende deze ontwerp-
dienstregelingen kunnen vóór of op 5 Maart n. s.
rechtstreeks aan het Departement van Water-
staat worden ingezonden.
Voorts strekt ter inlichting van belanghebbenden
dat de ondervinding heeft geleerd, dat de telkens na
bekendmaking der ontworpen dienstregelingen der
spoorwegen in grooten getale ter kennis van het De
partement van Waterstaat gebrachte wensehen en be
zwaren niet steeds volledig kunnen worden onderzocht
en overwogen in verband met alle bij die regelingen
betrokken belangen. Immers, indien de medegedeelde
wensehen en bezwaren van belangrijke beteekenis zijn,
wordt voor het dienaangaande noodige onderzoek ge
woonlijk eene grootere tijdruimte vereischt, dan daar
voor alsdan beschikbaar is tot den dag, waarop de
dienstregelingen moeten worden vastgesteld, maar
bovendien blijkt herhaaldelijk, dat inwilliging van de
ingezonden verzoeken slechts een gering deel van het
publiek ten goede zoude komen en de belangen van
liet meerendeel van het publiek, dat zich intusschen
daaromtrent niet heeft geuit, zoude schaden.
In verband met die omstandigheden komt het wensche
lijk voor, dat de door de betrokken besturen, lichamen
óf belanghebbende personen gevoeld wordende wensehen of
bezwaren ten aanzien van bestaande dienstregelingen Ur
kennis worden gebracht van de leden der Commissie ven
Advies over spoorwegdienstregelingen in elke provincie,
die de ingediende verzoeken kunnen beoordeelen in
verband met de aan hen bekende omstandigheden van
plaatselijken aard en, zoo zij dat wenschelijk mochten
achten, aan den Minister van Waterstaat voorstellen
kunnen doen om die onderwerpen te doen behandelen
in de eerstvolgende vergadering van de commissie,
waarvan de tegenwoordige samenstelling is vermeld
in de Nederlandsche Staatscourant van 29 April 1908,
no. 100.
De inzending tan verzoeken aan de leden der Commis
sie dient evenwel zoo tijdig, namelijk uiterlijk in den loop
der maanden Mei respectievelijk November te geschieden
dat de leden in staat zijn de verzoeken behoorlijk te
onderzoeken en desgewenscht voorstellen te doen tot
het behandelen daarvan op de gewone vergaderingen
der commissie, welke telkens in de maanden Januari en
Juni worden gehouden. De commissie kan alsdan de
ter sprake komende punten aan de algemeene eischen
van het verkeer toetsen en eventueel aan den Minis
ter van Waterstaat de noodige voorstellen doen tot
wijziging of aanvulling van den treinenloop. Op der
gelijke wijze kan een waarborg voor eene op deugdelijk
onderzoek berustende beslissing omtrent de ingediende
verzoeken worden verkregen. Belanghebbenden gelie
ven dus wensehen en bezwaren welke, zoowel de b e-
staande als de nieuwe dienstregeling betref
fen, uiterlijk in den loop der maand Mei 1909 mede te
deelen aan het betrokken lid der commissie van advies
over spoorwegdienstregeliugen, zijnde voor de provin
cie Noordholland den heer A. van Rossum, industriëel
te Haarlem.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR. 24 Februari 1909.
ALKMAAR, 25 Februari.
Het was den laatsten tijd in Praag, de hoofdstad
van Bohemen, een vreemde toestand afgezien nog
van de daar voortdurend voorkomende relletjes en
straatgevechten.
Verleden jaar is er een anarchistencongres gehouden
en daar werd besloten, alle middelen te baat te nemen,
om voor de anarchistische propaganda geld bij elkaar
te brengen. In het bijzonder scheen men er op gesteld
te zijn het geld uit de staatskas te halen. Natuurlijk
niet door middel van de wetgeving deze anarchisten
willen van de politiek niets weten. Zij hadden de wet
gevende machine niet noodig inbrekerswerktuigen
werken vlugger en beter.
Er werden den laatsten tijd voortdurend inbraken
gepleegd in bijna alle postkantoren van de voorsteden
en ook in kerken. Bij een der inbraken was men zoo
gelukkig een drietal anarchisten in hechtenis te ne
men. Men verheugde zich bijzonder in deze goede
vangst en hoopte nu spoedig meer draden in handen
te krijgen om aan de anarchistische methode van geld
in handen te krijgen, een einde te maken. Het liep de
politie evenwel niet mee: twee der in hechtenis geno-
menen moesten weldra wegens gebrek aan bewijs we
der in vrijheid gesteld worden. Zij bleef evenwel op
haar hoede. Zij vermoedde dat de anarchisten hun
bedrijf ook over de grenzen, ook in Zwitserland en
Duitschland uitoefenden.
Den 15den Februari werd er in Zwitserland, in Zü-
rich ingebroken bij een juweliersfirma. De inbrekers
hadden een groot aantal horloges en sieraden gesto
len. Op hun aanhouding was een aanzienlijke som
gesteld en de politie te Zurich deed het hare om de
mannen, die de stad en de omgeving onveilig maakten,
in handen te krijgen. O. a. werden er naar tal van
plaatsen lijsten van de gestolen voorwerpen gezonden.
Ook te Praag ontving de politie zulke lijsten. Haar was
het opgevallen, dat er in een bank van leening zoovele
horloges waren beleend. Een onderzoek bracht aan het
licht, dat de leider der Oostenrijksche anarchisten
Vohryzek en een ander anarchist Tychowski deze voor
werpen in die bank hadden gebracht. Onmiddellijk werd
er een huiszoeking bij het tweetal gedaan, waarbij
bleek, dat zij nog een groot aantal sieradiën bezaten,
die allen afkomstig waren van de inbraak te Ziirich.
Natuurlijk werden ze dadelijk in hechtenis genomen.
Zij weigerden evenwel eenige verklaring te geven.
Spoedig bleek dit ook niet meer noodig: er was vol
doende bewijs, dat men de inbrekers van Zürich in
handen had en dat deze menschen zich ook nog aan
vele andere inbraken hadden schuldig gemaakt. Zij
hadden het terrein van hun werkzaamheden nog al
ruim gekozen: in verschillende midden-Europeesche
steden hadden ze met succes bewijzen van hun be
kwaamheden afgelegd. Spoedig werd ook een mede
plichtige van de twee anarchisten gepakt en wel te Tu
rijn. Hij heette Giovanni Carbonel en bleek in het be
zit te zijn van 6000 Oostenrijksche postzegels welke
hij niet als hartstochtelijk verzamelaar bijeengebracht
had.
De politie deed verdere nasporingen en weldra kwam
zij erachter, dat de leider van den Oostenrijksche anar
chisten in betrekking stond met anarchisten over de
geheele wereld, en dat men zich blijkbaar niet al te
strikt hield aan het voornemen om alleen den staat te
bestelen.
Terwijl de politie steeds bezig was materiaal te ver
zamelen, werd er in Praag opnieuw ingebroken. Dins
dagavond drongen twee roovers, van wie er een gemas
kerd was, het kantoor van een advocaat binnen, boei
den hem en trapten hem zoolang, dat hij bewusteloos
was. Daarna braken zij een kast open en stalen 4000
kronen. Toen verdwenen ze even geheimzinnig als ze
gekomen waren. De klerk van den advocaat vond latei-
zijn patroon bewusteloos en uit verscheiden wonden
bloedend, op den grond liggen. Van de daders had
men gisteren nog geen spoor kunnen ontdekken, maar
men vermoedt dat ook zij behooren tot de anarchisten
van de daad en is dubbel op zijn hoede.
Tweede Kamer.
Tot leden der commissie van voorbereiding worden
benoemd de heeren Tydeman, Smidt, Loeff, v. Veen
en Jannink.
Aan de orde is de wijziging van het Indische Regee-
ringsreglement met de motie van orde van de heeren
Duymaer van Twist en Van de Velde, betreffende wet
telijke regeling van de rechtspositie van den Indischen
officier. (Deze motie luidt: De Kamer van oordeel,
dat regeling van de rechtspositie van de Indische of
ficieren bij de wet wenschelijk is, gaat over tot de or
de van den dag).
De heer Duymaer van Twist de motie toelichtende
wijst er op dat deze quaestie niet nieuw is maar reeds
dateert van 1848, toen reeds op wettelijke regeling
werd aangedrongen. Hier te lande is de rechtspositie
van de officieren geregeld bij de Grondwet en nader
bij de wet. Twee vragen doen zich voor en wel waar
om is regeling bij de wet noodig en bestaat er behoef
te aan.
Eigenaardig is ook dat tal van zaken van burgerlijk
recht, die in Nederland "bij dc wet zijn geregeld, in In-
dië bij kon. besluit geregeld zijn.
Spr. wijst o. a. op willekeurige bevorderingen en
herinnert aan de zaak Kley en de promotie van den
kapitein Ohristoffel.
De heer Bogaardt betoogt, dat de eenige vraag die
hier te beantwoorden valt deze ismoet de rechtspo
sitie van den officier geregeld worden bij de wet of bij
kon. besluit.
Bij vaste regeling van hun positie zou inderdaad
de promotie der officieren beter geregeld zijn. Krach
tig dringt spr. in het belang van ons officierskorps
aan op wettelijke regeling hunner positie.
De heer Van Deventer brengt hulde aan de goede
bedoelingen van de voorstellers der motie, maar hij
vraagt zich af, is het middel, dat zij willen toepassen,
juist. Bestaat er een panacee tegen onrust en onte
vredenheid. Maar hoe dit zij, als er ontevredenheid be
staat, dient die met andere middelen bestreden te
worden. Naar spr. meening zijn de voorstellers der
motie in hun streven te ver gegaan.
Spr. acht hetgeen de voorstellers willen, onpractisch,
onnoodig en ongewenscht.
De heer Thomson zal voor de motie stemmen, maar
ware zij niet ingediend, hij zou er niet aan gedacht
hebben haar voor te stellen. Met den heer Van De
venter is spr. voor zelfbestuur voor Indië zonder tus-
sehenkomst van den wetgever. Alleen op zuivere uti-
hteitsgronden zal spr. dan ook zijn stem aan de motie
geven.
Dat een officier zich thans niet zeker acht van zijn
positie in Indië, blijkt onder meer uit verschillende in
gezonden stukken in de dagbladen.
Wat de ministerieele verantwoordelijkheid aangaat,
veel zal spr. daarover niet zeggen. Hij bepaalt zich
met te verwijzen naar de verschillende adressen die in
den laatsten tijd meer en meer bij de Kamer inkomen.
Is de rechtspositie wettelijk geregeld, dan heeft men
een aangrijpingspunt om zich met reden verongelijkt
te achten. Deze aangrijpingspunten ontbreken bij een
vage regeling als in Indië bestaat.
Ten slotte vraagt spr., wat er waar is van het be
richt dat de legercommandant gezegd zou hebben dat
hot legerbestuur geen prijs stelt op de inlandsche offi
cieren, omdat men in tijden van gevaar niet zeker zou
zijn van hun trouw.
Do voorzitter meent dat spr. nu buiten de orde gaat.
Do heer Thomson geeft dit gedeeltelijk toe, maar
meent dat aan de positie van de inlandsche officieren
ook de aandacht dient geschonken te worden. Vandaar
zijn vraag.
De minister van Koloniën acht het onderwerp vrij
wel uitgeput, na hetgeen door voor- en tegenstanders
der motie is gezegd. In het kort wil hij echter zijn
meening over de motie zeggen. Terecht is opgemerkt,
dat enkele onderwerpen in de Grondwet zijn aangege
ven, die bij de wet geregeld moeten worden. Ruime be
voegdheid is den wetgever echter gelaten om ook an
dere onderwerpen bij de wet te regelen als daaraan be
hoefte bestaat.
Eén concentratie in de hand van den rijkswetgever
zou strijden met de Grondwet. Een wettelijke regeling
geeft niet meer vastheid dan een kon. besluit, want
beiden worden door den Koning gegeven en daarom
kan de minister niet toegeven, dat de Indische officie
ren achterstaan bij hunne Nederlandsche collega's.
De min. concludeert dat de behoefte voor wettelijke
regeling, de grondwettige eisch, op dit oogenblik nog
niet is aangetoond.
De behoefte tot regeling, welke art. 61 der Grond
wet eischt, bestaat niet en aanneming der motie zou
slechts aanleiding geven tot groote vertraging en
groote teleurstelling. De minister adviseert tot niet-
aanneming der motie.
Heden 11 uur voortzetting.
Tweede Kamerverkiezingen.
Blijkens een ingezonden stuk in de Zaaulandsche
Courant van gisteren is voor het kiesdistrict Zaandam
naast den nog aan te wijzen gemeenschappelijken can-
didaat der liberalen en Vrijzinnig-democraten (uit het
grostal: mr. Borgesius, mr. Van Tienen en dr. Bos)
en tweede vrijzinnige gesteld, n.l. de heer J. C. H. G.
van Deun, (vrijzinnig-democraat), gepensionneerd of
ficier, wonende te Watergraafsmeer, die in bedoeld ar
tikel wordt aangediend als bijzondere verdediger van
de belangen der hengelaars, vergunninghouders, post
beambten en klerken enz.
Door de liberale kiesvereeniging „Kiesrecht is Kies
plicht" te Enkhuizen is mr. H. Goeman Borgesius,
candidaat gesteld voor de Tweede Kamer.
De heer Van Stijrum heeft de hem door het comité
van oud-liberalen aangeboden candidatuur voor het
lidmaatschap van de Tweede Kamer voor Haarlem
aanvaard.
De toesta id in de S D. A. P.
Op verschillende plaatsen zijn duidelijke teekenen
van de scheuring in de S. D. A. P. waar te nemen.
In het bijzonder te Amsterdam, Rotterdam en
Ltrecht zal ongetwijfeld een belangrijk contingent
van de leden der verschillende afdeelingen zich af
scheiden. Afdeelingen van de nieuwe partij zullen in
deze plaatsen worden gesticht.
De afdeelingen der S. D. A. P. hebben weer maat
regelen tegen de Marxisten genomen.
De afdeeling Amsterdam II der S. D. A. P. stelde
Dinsdagavond den heer J. Oudegeest candidaat voor
do Kamer tegenover mr. Mendels, die eerst candidaat
gesteld was.
Deze afdeeling besloot tevens met een kleine meer
derheid van stemmen bij het referendum voor de voor
stellen van het partijbestuur (ook voor het royement)
te stemmen.
In de afdeeling III, die binnenkort vergadert, zullen
eenige leden voorstellen indienen om de heeren Wijn
koop en Ceton dadelijk te schorsen als bestuurders
van deze afdeeling, op grond dat de oprichting der
nieuwe partij, nog vóór dat het referendum had ge
sproken, een onorganisatorische daad is.
Op de Dinsdagavond gehouden vergadering van de
Federatie Amsterdam van de S. D. A. P. waren de
Marxistische bestuursleden niet aanwezig, omdat zij
zich met de Deventersche besluiten niet kunnen ver-
ei nigen.
Te Utrecht hebben een 30-tal leden van de afdeeling
S. I). A. P. besloten onmiddellijk na den uitslag van 't
referendum, indien daardoor namelijk het royement
bekrachtigd wordt, een afdeeling der nieuwe partij te
Stichten en waarschijnlijk zullen nog meerdere volgen.
Te Rotterdam is Dinsdagavond een vergadering ge
houden van een vijftigtal leden der S. D. A. P., ter
bespreking van de houding, die zij na het Deveiiter
congresbesluit hadden aan te nemen. Zij vonden,
waar het congres reeds het royement der redacteuren
van De Tribune uitgesproken heeft, geen enkel mo
tief aanwezig, om nog aan het referendum deel te ne
men. Integendeel, zou dit, naar men meende, slechts
oixin t houd voor de te voeren actie beteekenen. Men be
sloot, zich en bloc af te scheiden van de S. D. A. P. en
een nieuwe organisatie op te richten, die een afdeeling
zal worden der eerlang te constitueeren partij. Met
algemeene stemmen is besloten aan het eerste congres
dier nieuwe partij voor te stellen, in Rotterdam IV mr.
M. Mendels candidaat te stellen voor de Tweede Ka
mer, welke eandidatuur bereids door mr. Mendels is
aanvaard.
Dezer dagen deden geruchten de rondte, dat mr.
Mendels voor de door hom bekleedde functies zou be
danken. Deze beweringen zijn onjuist. Hij heeft me
degedeeld, dat, zooals de zaken op het oogenblik door
hem worden ingezien, hij geen termen aanwezig achtte,
althans de noodzakelijkheid niet gevoelde, om voor een
der colleges, waarin hij thans zitting heeft, te bedan
ken, als gevolg van zijn uittreden uit de S. D. A. P.
Immers, alhoewel opgehouden lid te zijn van deze par
tij, zijn z'n inzichten en opvattingen dezelfde gebleven
als voorheen en belijdt hij nog geheel dezelfde beginse
len als toen hij lid was van de Soc. Dem. Arb. Partij.
Waar derhalve in zijn politieke overtuiging geen ver
andering is gekomen, bestaat er naar het oordeel van
(jen heer Mendels geen dwingende aanleiding zijn
Raadslidmaatschap of dat van de Provinciale Staten
hp te zeggen. Mocht intusschen van de zijde der S.
I). A. P. te Utrecht er niettemin bezwaar tegen wor
den gemaakt, dat hij blijft zitting houden in de zoo
even genoemde colleges, dan is mr. Mendels bereid on-
hiiddelijk zijn mandaten ter beschikking van dé kie
zers te stellen, met het voornemen zich dan ook dade-
l'ijk herkiesbaar te verklaren.
Wat nu betreft de candidaatstelling voor de Tweede
Kamer op eene desbetreffende vraag deelde de heer
Hendels mede, dat hij een eventueele candidatuur door
de nieuwe socl-dem. organisatie te Utrecht te stellen,
sfal accepteeren, behoudens het geval natuurlijk, dat
hij zich met de nog te nemen beslissingen der nieuwe
partij in zake verkieziugstactiek eventueel niet zou
kunnen vereenigen. Vallen die verkiezingsdecisies
der nieuwe organisatie uit in den geest van mr. Men
dels dan zal hij een Kamer-candidatuur voor Utrecht
terstond aanvaarden.
Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 23 Feb r.
Vervolg.)
Mishandeling.
Cornelis B., landbouwer te Broek op Langendijk
heeft den 17en Januari op den openbaren weg opzet
telijk Cornelis Nap een duw gegeven, zoodat deze in
een hek met punten viel, waarbij hij zich bezeerde.
Tn den morgen van den 17en Januari kwam bekl. uit
de kerk. Nap kwam hem achterop op een fiets. „Ik
verschoot ervan" zegt bekl., die beweert zeer zenuwach
tig te zijn. Toen Nap passeerde dicht bij het veilings
gebouw, waarlangs een ijzeren hek staat met punten,
werd hij beetgepakt en tegen het hek gegooid met
„niks geen bedoeling." Bekl. heeft verder niet naar
Nap omgekeken.
Cornelis Nap, slagersknecht te Alkmaar, verklaart,
door de dorpsstraat te Broek op Langendijk gereden
én ter waarschuwing gebeld te hebben, daar de kerk
uitkwam.
Beklaagde nam hem beet en gooide hem tegen het
hok, waardoor een punt daarvan door zijn vest en
overhemd in zijn borst drong. Aan de linkerhand liep
lij een bloedende wonde op.
Klaas Kaas, te Broek op Langendijk, die onder de
kerkgangers behoorde zag Nap fietsen en even daarna
tegen het hek liggen.
Klaas Slot, landbouwer te Broek op Langendijk, ge
tuige a décharge kwam eveneens dien morgen uit de
kerk en verklaart, dat beklaagden den wielrijder „al
leen maar een zetje" gaf, waardoor deze omviel. Vol
gens deze getuige was beklaagde op dat oogenblik on
toerekenbaar, daar hij zeer zenuwachtig isenergscbrok
van de fiets, die hem achterop reed.
Volgens, den officier van justitie was de handeling
van beklaagde alleen te wijten aan het feit, dat het
hom niet aanstond, dat Nap fietste, terwijl de kerk
uitkwam. Hij zal een strenge straf eischen, daar het
noodig is, dat aan dergelijke onhebbelijkheden, die
meermalen, zij het dan ook in verschillenden vorm
voorkomen, een einde te maken.
Eischeen week gevangenisstraf.
Een zwaan gedood.
De laatste beklaagde was Pieter B. te Burgerbrug,
wiën ten laste was gelegd, dat hij een zwaan, toebehoo-
rende aan Pieter Schilder aldaar, gedood had.
Getuige Jan Kooij, landbouwer te Zijpe vertelt, dat
hij den 8en Mei 's morgens om 4 uur aan het werk was
en zag dat beklaagde zich op het land van Filmer, bij
wien hij in dienst is, begaf om de koeien te melken.
Op dat land waren twee zwanen, waarvan het wijfje
zat te broeden. Daar de koeden bang waren voor den
zwaan, die haar angst aanjoeg en er niet langs durf
den, greep beklaagde in toorn ontstoken den zwaan
beet, wurgde hem en gooide hem in de sloot.
Petrus Kooy verklaart, dat beklaagde zich er later
wel eens op beroemd heeft het beest gedood te hebben
en van den zomer er o.a. eens over gesproken heeft
„de weduwe-zwaan met zes kinderen te hebben zien
zwemmen."
Pieter Schilder, die mededeelt in het voorjaar zwa
nen te hebben gehad op het land van Filmer, vermiste
in Mei een der zwanen en vond kort daarna zijn eigen
dom dood in de sloot liggen.
Beklaagde beweert dat de getuigen „alles liegen,"
dat hij den zwaan heeft beetgepakt om hem tegen de
koeien te beschermen en hem daarna, omdat hij wat
„schipbreukig" was ten gevolge van een trap van een
koe, in de sloot heeft gegooid om te zwemmen.
De officier van justitie acht het wettig en overtui
gend bewijs geleverd in deze zaak en eischt wegens
het opzettelijk en wederrechtelijk dooden van een an
dermans dier, beklaagde's veroordeeling tot 1 week
gevangenisstraf.