DAGBLAD VOOR ALKMAAR OMSTREKEN. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. No. 54 Honderd en elfden jaargang 1909. ZATERDAG 6 MAART. Oud en verouderd. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters raar plaatsruimte. Br/even franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Tweede Kamer. T weede-Kamer-verklezlngen. m ■^ARIAVI „De roode Pimpernel," naar wien, zooals onze le zers weten, velen te vergeefs hebben gezocht, is niet cntsnapt aan den waakzaam geworden jagermeester, die Alkmaarsche fiskus heet en die er een van zijn beste speurhonden op afzond. We waren namelijk de speciale voorstelling voor on ze abonné's reeds vergeten, toen de welbekende .heer Fellinga op ons bureau verscheen en mededeelde, dat voor die voorstelling een tientje belasting moest wor den betaald, omdat ze was een „tooneelvertooning die in het openbaar en gewinslialve plaats vond." Aanvankelijk dachten we dat er over die kwalifika- tie te praten viel al is dan ook niet dadelijk het plan in ons opgekomen, onzen wakkeren rechercheur te doen vervolgen wegens laster. Toegegeven dat, waar togen betaling van 1.25 voor niet-abonné's toe gang kon worden verkregen, de voorstelling in het openbaar plaats had, moest er, meenden we eerst, ten sterkste tegen opgekomen worden dat zij gewinslialve geschiedde. De toekenning van die eigenschap leek ons daarom reeds bespottelijk, omdat een ieder op zijn vingers kon narekenen en te voren kon voorzien, dat die voorstelling aan de directie geld zou kosten, dat zij, in stede van winst te geven of zelfs te kunnen geven, verlies moest opleveren, dat om het zoo uit te drukken de waar beneden inkoopsprijs werd aange boden. Maar we zijn natuurlijk gezwicht voor de over weging, dat de bon in de courant niet was een armen- briefje voor een kunstbedeeling, door de directie ge houden, maar een bewijs van een recht, hetwelk den abonné's was toegekend in het vertrouwen, dat daar door, zoo niet het aantal lezers, dan toch zeker het aantal abonné's zou toenemen, terwijl aan den ande ren kant de snelle wijze van verkoop der kaarten en den aanblik van zulk een stampvolle zaal, den adver teerders eens een denkbeeld zou geven van de versprei ding der courant en waarbij zij wel het meeste be lang hebben van de koopkracht barer abonné's. Er go de voorstelling beoogde bet maken van reclame en werd in dat opzicht maar ook in dat opzicht al leen „gewinshalve" gegeven. Derhalve hadden niet wij den rechercheur, maar had de rechercheur ons waarschijnlijk kunnen doen vervolgen. Wij hadden ons immers schuldig gemaakt aan overtreding van een gemeentelijke verordening. „Ieder burger wordt geacht de wet te kennen" men weet wat er van deze bepaling in de praktijk te recht komt. Wij wisten wel uit de behandeling der gemeentebegrootingen, dat er in deze gemeente een verordening tot heffing eener belasting op tooneel- vertooningen en andere openbare vermakelijkheden be staat, maar de inhoud was ons ten eenenmale onbe kend. We hebben een exemplaar laten halen en zijn voor twaalf en een halven cent eigenaar geworden van een papiertje, dat aan den rand geei ziet van ouder dom. Trouwens het is nog het degelijke papier, dat, in tegenstelling met het tegenwoordige vod- of liever houtpapier, een eerbiedwaardigen leeftijd kan berei ken. De verordening toch vierde den dag, waarop wij haar in handen kregen, juist haar drie-en-veertigsten verjaardag. Zij was den eersten Maart I860 afgekon digd „waar het behoort." En sedert nimmer herzien. Nu begrijpen we eerst recht, dat de tweede sectie bij behandeling van de gemeentebegrooting dienst 1908 „met nadruk herinnerde aan den reeds herhaaldelijk uitgesproken wensch tot herziening dezer verorde ning." Nieuwsgierig geworden naar de wijze waarop dit zoolang geleefd hebbende gemeente-stuk tot stand ge komen is en wat daarover bij de vaststelling alzoo te berde gebracht werd, hebben wij de „notulen van den Raad" een verslag der handelingen met bijlagen bestond toen nog niet jaargang 1865 eens opgesla gen. Eilacie een serie nieuwe verordeningen, tot heffing van een directe belasting, van opcenten op de grondbelasting en op de personeele belasting, van een belasting op de honden, op tooneelvertooningen en openbare vermakelijkheden, en nog een paar meer, be nevens de verordeningen, regelende de invorderingen, werden, zonder dat daarover discussie werd gevoerd „achtereenvolgend met eenparigheid van stemmen, daar geen hoofdelijke stemming werd verlangd, gear resteerd." Evenwel moeielijk kan men de meermalen ge noemde verordening een schoone proeve van gemeen telijke wetgeving noemen. Onberispelijk gesteld is zij niet er is bijv. sprake van huizen „waarin ge danst of muziek, of wel beide te zamen gemaakt wordt," en van „vertooningen van zeldzaamheden of voorwerpen van kunst, van paardrijders, koorddansers, enz. Erger is, dat zij ook overigens vermakelijk en bo vendien onbillijk is, gelijk strakjes zal worden aange toond. Zij bestaat echter en zij wordt strenger toegepast dan voorheen, immers was er vroeger op de begrooting voor dezen post j 200 uitgetrokken, thans is dit be drag verhoogd tot 650 (de heer de Groot wilde zelfs op den bewogen Novemberdag 1000 ervan maken). Wenschelijk zouden we het hebben gevonden, dat den ingezetenen per publicatie de strengere toepassing be kend gemaakt was, zoodat sommigen niet zouden kunnen worden verrast door een hinkend paardje, dat achteraan komt en waarop zij niet hadden gerekend. Nu dit is niet geschied, terwijl de kans zeer groot is dat van voorstellingen, die vroeger" niet belast werden, thans een belasting wordt geheven, meenen we goed te doen met den inhoud van deze verordening en die op de invordering even mede te deelen. Ieder, die een of meer tooneelvertooningen of ande re openbare vermakelijkheden wenscht te geven of te ondernemen, is verplicht, daarvan schriftelijke aan gifte te doen ter secretarie, in den vorm van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld model, het welk kosteloos ter secretarie verkrijgbaar is. Die aan gifte moet in gewone gevallen minstens één dag te voren geschieden. Art. 1 luidt: Er zal, te beginnen met den eersten Januari 1866, binnen de gemeente Alkmaar worden geheven eene belasting: a. Op het geven of ondernemen van tooneelvertoonin gen, vertooningen van zeldzaamheden of voorwer pen van kunst, van paardrijders, koorddansers, springers, marionetten en goochelspelen, alles voor zooveel die in het openbaar en gewinshalve pkats vinden. openbaar en gewinshalve plaats vinden. b. Op het geven of ondernemen van danspartijen, vauxhals, maskerades, veldfeesten en het maken van muziek van allerhanden aard, hetzij in loge menten, koffie-, wijn- en bierhuizen, openbare tui nen of velden, ten vermake van het publiek, en ge winshalve, hetzij met of zonder entreegelden of voorafgegane inteekening." Artikel 2: De belasting voor de beide soorten van vertoo ningen en openbare vermakelijkheden bij art. I, on der de letters a en b omschreven, zal worden gehe ven naar het volgende tarief: Indien de zaal, de tent, het vertrek, of het afge sloten terrein waarin de vertooning of openbare ver makelijkheden plaats heeft, bevat: 500 of meer zitplaatsen, dan zal per dag of avend geheven worden10, 400 tot 500 zitplaatsen8, 300 tot 400 6,— 200 tot 300 4,— 100 tot 200 2,— 50 tot 100 1, Minder dan 50 0.50 Door zitplaatsen worden verstaan, alle vaste en losse banken, benevens de geplaatste stoelen, terwijl de breedte van elke zitplaats bepaald wordt op 0.60 Ned. ellen. Van ondernemers of houders van huizen, waar in den regel dagelijks of des avonds gedanst of mu ziek, of wel beide te zamen, gemaakt werdt, zal per maand geheven worden 12.gedeelten van maanden worden voor geheele gerekend." Artikel^S zegt o.a. Van deze belasting zijn vrijgesteld: „Alle voorstellingen of muzielc-uitvoeringen van binnen deze gemeente gevestigde en aigemeen er kende eollegiën of genootschapepn van kunst, wan neer daarvoor geen entree, inteekeningsprijs of in- troductiegeld wordt genoten, en ook dan, wanneer die voorstellingen geschieden en de opbrengst daar van in haar geheel tot een vooraf aangewezen wel dadig doel wordt aangewend. De betaling der verschuldigde belasting moet ge schieden bij vooruitbetaling en in één termijn ten kan tore van den gemeente-ontvanger. Voor een jurist moeten deze verordeningen heerlijke kluifjes zijn een leek kan er al heel wat afhalen. Al lereerst valt de tegenstrijdigheid in het oog tussclien de beide verordeningen. „Ieder, die een of meer too neelvertooningen of andere openbare vermakelijkheden wenscht te geven etc." is volgens de verordening op de invordering verplicht schriftelijke aangifte te doen, maar bijv. de eigenaar van een lokaal, dat niet is een logement, noch een wijn- of bierhuis, behoeft voor een danspartij vauxhal etc. volgens de eerste verorde ning geen belasting te betalen. Men zou zich mis schien willen beroepen op de zinsnede in artikel 2 „van ondernemers of houders van huizen" enz. maar waar in art. 1 uitdrukkelijk is aangegeven waarop een be lasting wordt geheven, daar gaat het niet aan een uit- breiding daarvan te geven in het artikel, waarin het bedrag der belasting wordt bepaald. Wanneer de kei-mis in de m?and Augustus valt, be hoeft een ondernemer van een huis waar gedanst of muziek gemaakt wordt,, slechts 12 te betalen voor al zijn zalen, immers hij neemt eenvoudig een maand abonnement. Wanneer in de grootste zaal hier te Alkmaar een bal wordt gegeven, en er worden 49 stoelen geplaatst, dan behoeft hiervoor slechts 50 cents betaald te wor den muurbloempjes maken in Alkmaar een bal duur. Wanneer in een zaal met 500 stoelen ten tooneel- voorstelling plaats heeft waarvan, gelijk hier wel eens voorgekomen is, slechts 20 bezet zijn, dan is hiervoor een belasting verschuldigd van 10, een belasting dus van 50 cents per plaats. Worden alle stoelen bezet en is de toegangsprijs 10 ets., dan wordt 10 betaald, dat is dus 20 procent. Is de toegangsprijs 1, dan bedraagt de belasting slechts 2 procent. Men zou dit een hoogopgevoerde negatieve progres sie kunnen noemen. Het bovenstaande is intusschen zeker voldoende om aan te toonen, dat het toch werkelijk niet gewenscht is deze verordeningen niet alleen te handhaven maar ook nog strenger toe te passen. Voor het laatst in 1907 is door B. en W. herziening toegezegd. Nu is in dit speciale geval de kritiek inderdaad heel wat gemakkelijker dan de kunst. De besproken verordening heeft dit voor, dat de handhaving weinig moeielijkheden oplevert en dal zij weinig gelegenheid tot smokkelen biedt. Maar tegen het in haar belichaamde principe kan men inbrengen, dat zij niet op den bezoeker, maar op den ondernemer drukt en dat de genomen maatstaf tot groote onbillijk heden leidt. Elders heeft men een beter principe toe gepast: daar wordt van den bezoeker een belasting ge heven, namelijk een zeker percentage van den toe gangsprijs. Maar een op dit grondbeginsel steunende verordening vereischt, wil men de gemeentebemoei'.'ng niet uitbreiden tot het leveren van toegangskaarten aan ondernemers, een dure controle, zoodat de belasting, volgens de gemeentewet geheven „tot dekking der plaatselijke uitgaven", weinig in de ge meente-kas brengt en hoofdzakelijk plagerij oplevert." Daarvan hebben wij als verslaggever vroeger heel wat onaangenaamheden ondervonden in onze vorige woonplaats. Nu eens was de opvatting van den be trokken ambtenaar men had eenige controleurs ex tra aangesteld dat een perskaart geen toegang gaf, dan weer dat een krantenman geen toegangskaart be hoefde te bezitten, doch wel de belasting moest betalen, eindelijk moest men wèl een toegangskaart hebben en wèl belasting betalen. En zoo ging het ook met an dere vrijkaarten, terwijl sommige bepalingen niet min der moeielijkheden ten gevolge hadden. Men kan dan ook een belasting op tooneelvertoonin gen en andere openbare vermakelijkhedenbillijkviuden, zonder haar wenschelijk te achten. Zoolang wij geen be tere regeling weten, nemen we dit standpunt in. En waar tegenwoordig zoo dikwijls op „Deventer" gewezen wordt, daar meenen wij ook wel even die stad te mo gen aanhalen. Bij de behandeling der begrooting voor 1908 had de Raad van die gemeente een motie aange nomen, waarin de wenschelijkheid van een dergelijke belasting werd uitgesproken. B. en W. hadden aan neming ontraden. Zij hebben, toen de Raad zich had uitgesproken natuurlijk een verordening ontwoipen, welke evenwel door den Raad met 15 tegen 4 stemmen verworpen werd, omdat de meerderheid de vele moeie lijkheden, die zich bij de regeling voordeden, niet in overeenstemming vond met de geringe bate, wel ke de belasting zou opleveren. Men dient dit ook hier te overwegen. Wellicht zou den B. en W. zich noodelooze moeite kunnen besparen indien ze zich alvorens een herziening der verordening te ontwerpen, vergewisten van het gevoelen van de meerderheid van den Raad. Voor den binnenkort te benoemen gemeente-controleur behoeft men zeker deze belasting niet te handhaven die heeft ook zon der haar werk te over! Aan de orde was gisteren de motie van den heer Schaper betreffende den 10-urigen arbeidsdag, luiden de: „De Kamer, van oordeel, dat naast de groost moge lijke beperking van den nachtarbeid en betere bescher ming van kinderen en jeugdige personen Je wettelijke beperking van den arbeidsduur voor alle volwassen ar beiders en wel tot 10 uur per etmaal gewenscht is, gaat over tot de orde van den dag." De voorzitter dringt aan op beperking, daar deze motie gelijk zij gesteld is een zeer ruim veld voor bespreking biedt. De heer Schaper belooft zich zooveel mogelijk te be perken, maar zal toch nu en dan hetgeen hij zeggen zal nader moeten motiveeren. Heel ver zijn wij op het gebied van de arbeidsbescherming nog niet gekomen, hetgeen wellicht ook hier aan is te wijten, dat dadelijk te weinig inspecteurs zijn aangesteld. Ook is de stem ming onder de kantonrechters niet ten gunste der Ar beidswet. Er zijn er velen, die aldus redenecren: het is maar goed, dat de jeugd van de straat is. Ook uit de kleine boeten, welke aan de overtreders der Arbeidswet worden opgelegd, blijkt, dat men haar niet streng toe past. Ook in de beperking van den nachtarbeid moet ver der gegaan worden. De nacht is om te slapen en vol gens de getuigenis van deskundigen is de nachtarbeid hygiënisch zeer ongezond. Hoewel langzamerhand het begrip, dat ook de vol wassen arbeider bescherming behoeft, meer en meer doordringt, ontbreekt er nog veel aan, hetgeen duide lijk aan het licht gekomen is bij de invoering van het Arbeidscontract. Te lange arbeidsduur leidt tot vermindering van het weerstandsvermogen, tot gezichtszwakte, nerveusiteit, maakt vatbaarder voor infectie en veroorzaakt nog tal van andere kwalen, vooral bij vrouwen. De arbeidsduur moet dus beperkt worden tot 10 uur en voor de gevaarlijke en zeer vermoeiende bedrijven tot nog minder dan io uur. Bij de verkorting van den werkdag moet er natuur lijk op gelet worden, dat geen arbeidstijd verloren gaat, dat de productie goed geregeld wordt en dat er behoor lijk gecontroleerd worde. Spr. ideaal is de achturige arbeidsdag. Acht uur werken, acht uur rusten, acht uur voor ontspanning. Den tienurigen arbeidsdag beschouwen de soci-dcmo- craten slechts als een overgangsmaatregel en daarom spreekt de motie van 10 uur. Spr. meent dat er geen overwegend bezwaar bestaat om bij de wet een arbeids tijd van 10 uur vast te stellen. De heer De Visser's eerste bezwaar tegen de motie is de onvoldoende voorbereiding. Het terrein is niet behoorlijk bekend, de details niet voldoende onderzocht. Hierna gaat spr. de wetgeving op den arbeidsduur na in het buitenland, om aan te toonen, dat in geen enkel land de maximale arbeidsdag van 10 uur in de wet is vastgesteld, ook niet in Frankrijk gelijk beweerd werd. Een ontwerp daartoe in 1906 gedaan, is in het begin van dit jaar weer naar de Commissie terugge zonden, d. w. z. weer in de doos gedaan. De volkskiesvereeniging te Oostzaan heeft den heer J. E. W. Duijs, lid van den gemeenteraad van Zaan dam, oandidaat gesteld tot lid der Tweede Ivamer voor dit district. Z K. H Prins Hendrik. Het verblijf van Z. K. II. den Prins der Nederlanden gedurende enkele dagen te Berlijn heeft, naar men verneemt, ten doel een bespreking met den aldaar ge- vestigden raad of het kapittel van de Johanniter-orde naar aanleiding van het onlangs aangekondigde plan tot stichting van een afdeeling dier orde in Nederland. Het Vredespaleis. De begrootingscommissie uit het Deensche Foike- ting had de regeering aanbevolen, Denemarkensbijdra- ge tot den bouw van het vredespaleis in den Haag te laten bestaan uit een hoeveelheid Deensch graniet. De minister van buitenlandsche zaken zei Woensdag in het Folketing, dat hij dat een goed plan vond en zou zien dat het wordt uitgevoerd. GEMENGD N1EU WS Droef. Te Leersum kwam het zesjarig dochtertje va.i O. Vervat, terwijl de moeder even het vertrek had verla ten, te kort bij de brandende kachel, met het treurig gevolg, dat hare kleeren vlam vatten en het arme kind zulke brandwonden bekwam, dat het kort daarop aan de gevolgen bezweek. Een ongeluk. Op een avond van deze week hebben spieringvisschers op Pampus, voor Muiden, hevig hulpgeschreeuw op het ijs gehoord. Hoewel in den omtrek nog niemand vermist wordt, vermoedt men daar algemeen, dat er een ongeluk ge beurd is. Assen's eeuwfeest. Op 13 dezer zal het 100 jaar geleden zijn dat Assen door koning Lódewijk Napoleon tot stad werd verhe- Een mislukte proef. Aan de werklieden der Artillerie-inrichting te Zaan dam is medegedeeld, dat 1 April de proef met den ver korten arbeidsdag zal eindigen en met genoemden da tum weder de 10-urige arbeidsdag wordt ingevoerd. Ijs. Hoewel het ijs in de Zuiderzee nog steeds toeneemt, doet de mailboot „Minister Havelaar" geregeld den dienst. Eenige vrachtbooten van Friesland komende, liepen, genoodzaakt door het vele ijs, te Enkhuizen de haven binnen. De veerpont EnkhuizenStavoren, welke gisterochtend een proeftocht zou doen, zag daar van af. De geheele scheepvaart is nog steeds gestremd. Een half jaar ijs. Bij Pleerenveen werd in October j.l. op landwijken al schaatsengereden; heden (5 Maart) reed men er nog. Dus bijna 6 maanden later. Van Texel. Aangenomen het beroep bij de Doopsgezinde ge meente te Den Hoorn door den heer H. Bussemaker, prop. te Amsterdam. Verdronken. Een 10-jai'ige knaap, zoon van den landbouwer A. Reinders te Leek, is Donderdagavond door het ijs ge zakt en verdronken. Diploma Melken. Volgens een advertentie, voorkomende in deze cou rant, stelt de vereeniging „Hollands Noorderkwartier" in de maand Mei of Juni 1909 wederom voor jongens en meisjes, geboren tusschen 1 Jam 1889 en 31 Dec. 1893 de gelegenheid open een diploma te verwerven voor bekwaamheid in het melken. Zij, die daarvan gebruik willen maken, moeten zich vóór 15 April schriftelijk aanmelden bij den secretaris, den heer W. i'eengs te Alkmaar, onder opgave van jaar en datum van geboorte. Reiskosten naar en van Hoorn, waar het melken zal geschieden, worden desverlangd ver goed. De deelnemers ontvangen een boekje over het melken, derhalve is directe aangifte gewenscht. In 1910 zal er voor meisjes, die tusschen 1 Jan. 1893 en 31 Dec. 1894 geboren zijn gelegenheid zijn een diploma van bekwaamheid te verkrijgen, terwijl er te vens 16 prijzen van 25 ter beschikking zijn gesteld. Meisjes, die hieraan wenschen deel te nemen, worden verzocht zich onder opgave van jaar en datum van ge boorte aan den secretaris op te geven, vóór 15 April 1909. Uit Heerhugowaarof. De alhier gehouden vergadering, uitgeschreven door „Nieuwleven," „Ons Belang" en de afd. der Holl. Maatsch. van Landbouw, mag als goed geslaagd wor den beschouwd. Ruim 50 personen waren opgekomen. De voorzitter van „Nieuwleven" heet don aanwezi gen welkom, inzonderheid den heer IJazeloop. Hierna kwijt zich de voorzitter van zijn belofte tot het houden eener inleiding over proeftuinen. De redenen waar om spreker proeven met nieuwe cultures wenschelijk acht, zijn in hoofdzaak de volgende: Het kleinbedrijf maakte hoogere opbrengst van den bodem noodzake lijk; wisselbouw is in het algemeen bevorderlijk aan een goede opbrengst, in het bijzonder dienstig ter be strijding van planten ziekten; mochten de Duitsche Toltarieven naverloop van jaren hier hun invloed doen gelden, door uitbreiding der koolteelt daar, dan dienen wij te zorgen met het kweeken van andere producten klaar te zijn. Op de vraag, welke producten ook hier te verbouwen weder zijn, meent spr. te moeten zeggen: allereerst die, waarmee onze handelaars nu reeds weg mee weten en in de tweede plaats zulke, waarvoor naar alle waarschijnlijkheid een goede afzet verzekerd is, hetzij door den handel, hetzij door z. g. zelfhandel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1