DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Feuilleton.
No. 54.
Honderd en elfden jaargang
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
ZATERDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
6 MAART.
Uit school en huis.
Zooals ook wij vergeven
«i mm. mm 'mm
90M iisy
Telefoonnummer 3.
Probleem No. 172.
mgm
WÜ3, ?W/
47/////M A////JA
--
TERUG
Niemand zal willen ontkennen, dat wij leven in een
wonderen tijd, een tijd van contrasten. En het groot
ste contrast vormt wel ons leven naar binnen met dat
naar buiten. Daarmee bedoelen wij dit: Slaan wij
elkander gade in ons publieke leven, dan krijgen wij
een indruk van groote bedrijvigheid, van haast en af-
jckkoring; het is al leven en beweeg. Konden wij op
den bodem van der menschen harten zien, diep in hun
innerlijk leven doordringen, dan zouden wij een in
druk van stilte, van leegte ontvangen. Welnu, dit
contrast is niet alleen teekenend voor den mensch,
maar ook 'voor de maatschappij, het is het grootste
kenmerk van ons moderne leven. En do oorzaak is
niet ver te zoeken. Vloed op de eene veronderstelt
eb op de andere plaats. Wij worden naar buiten door
zooveel dingen in beslag genomen, dat voor den in-
wendigen mensch geen tijd overblijft. Onze vervoer
middelen zijn niet snel, ons verlichtingsmateriaal is
niet scherp genoeg. Wij worden en dat is een der
grootste kwalen van onzen tijd, wij worden de straat
opgedreven; de begrippen huis en hof worden ons
vreemd; een gezellige huiselijke kring is ons niet ei
gen. De huisvader kan den ganschen dag werken om
dc einden bij elkaar te houden en aan het moderne
leven tol te betalen; de kinderen komen in huis om te
eten en te slapen en het wordt de huisvrouw te eng in
haar verlatenheid; ook zij vindt het huis niet gezellig,
ook haar drijft een wondere macht naar buiten.
Al dat gedoe en beweeg maakt ons echter op den
duur zenuwachtig en daar buiten is het zoo onrustig,
dat wij er de rechte verademing ook al weer niet vin
den. Treinen gieren, tuf-tufs razen en jagen stofwol
ken op, fietsen doen ons .eik oogenhlik opschrikken en
moede van dien algemeenen heksenrit, gaan wij weer
naar binnen en zetten ons onbevredigd neer, nergens
vindend, wat wij zoeken èn behoeven.
Dat ontstemt ons en drijft ons opnieuw voort.
Waarlijk, goed beschouwd, is ons leven een roes vol
roezemoes. En de sterksten onzer staan het door en
houden het uit, maar rechts en links bezwijken velen.
Die koortsachtige gejaagdheid, dat zoeken naar altijd
meer en beter en sneller is velen te machtig. Wij wor
den zenuwlijders. De huiselijke banden worden los,
wij vervreemden van elkander. Yan hoofd en hand
wordt zooveel gevorderd, dat het hart niet aan de
beurt komt, wij worden koud en gevoelloos. En in onze
onvoldaanheid zoeken wij naar prikkels, naar aflei
ding.
Dit alles werkt samen tot het genoemde contrast en
is de hoofdoorzaak van het verschijnsel, dat in onze
dagen de eene helft der menschheid de andere moet
verplegen en bewaken.
Zoolang die wilde rit duurt, zullen wij gesticht na
gesticht, gevangenis na gevangenis zien verrijzen, zal
ons leven niet zijn, wat het toch in den grond wezen
moet. Want in onze gejaagdheid nemen wij overijlde
besluiten. Hebben wij, hetzij in gemoed gevraagd, heb
ben wij langer den tijd om alle dingen te doen met
overleg? Hebben wij, al voortijlend, oog voor hetgeen
om ons heen voorvalt? O zeker, Humaniteit spreidt
haar vleugels al wijder uit, wij mogen gevoelloos wor
den, zonder gevoel zijn wij niet. Maar ook hier spie
gelt het wilde, gejaagde en overijlde zich af. „Daar
valt er eenBeur hem op„Daar wordt een bres
geschoten!" Stop haar! Mogen wij waarlijk getui
gen, dat al ons helpen en steunen niets dan een ga
ten stoppen is? Kunnen wij volstaan met te zeggen,
dat wij den arme spijzen; den zenuwlijder, den krank-
s: -
ROMAN VAN
W. HEIMBURG.
Naar het Duitsch.
20)
„Liefste tante Anna,
Ik denk heel veel aan u en aan uw lief, oud groot
moedertje; ik hoop dat God haar het sterven niet te
moeilijk zal maken. I heeft gelijk, zij heeft den eind
paal bereikt cn toch Het moet zoo treurig zijn te
moeten scheiden van de eenige bloedverwante die men
nog op de wereld heeft. O, als ik er aan denk dat ik
vader zou kunnen verliezen! Ik kan hem dikwijls aan
kijken zonder dat hij het bemerkt en hij kan er zoo
vreeselijk vervallen uitzien
O tante Annaik geloof dat ik hem niet lang zou
overleven.
Juuske spreekt naar mijn hart. Hij is veel vroolij-
ker, zegt zij, dan vroeger en daar is wel wat van waar,
veel vergenoegder en gezelliger. Als hij thuis komt
uit het bosch, heeft hij vaak een gezonde kleur en dan
denk ik weer dat ik mij zonder reden ongerust maak.
Maar tante Anna, als men zooals ik, zoo weinig men
schen heeft om lief te hebben
Thuis gaat alles zoo rustig zijn gang. Ik tracht
Lotje Breiter altijd te ontloopen als ik in den tuin ga
v.ant zij komt mij altijd met verhalen aan over haar
mevrouw zaliger en over George toen hij nog een klei
ne jongen was zij dweept letterlijk met dien man.
Caroline is niet meer hier geweest, haar man wel
een paar maal bij vader. Hij heeft gezegd dat het hun
beiden veel genoegen zou doen als wij 's avonds eens
aan kwamen, want de avonden begonnen zoo lang te
worden. Vader heeft het beloofd, maar als het begint
te schemeren, is het zoo innig gezellig bij ons, dat wij
het bezoek steeds weer uitstellen.
zinnige verplegen, den gevangene goed behandelen,
het kind aan verkeerde invloeden onttrekken? Kun
nen wij nog wat anders doen genezen? Denken wij
aan voorkomen.
Aan waarschuwing, dat het op den duur zoo niet
kan gaan, heeft het ons diet ontbroken. Vóór jaren
schreef Max Nordan met veel overdrijving zijn ..Ont
aarding", onze lectuur vloeit over van erfelijkheii en
degeneratie; Ibsen heeft ons luide toegeroepen:„Krert
tot u zeiven terug!" en het aantal verpleegden van al
lerlei gehalte groeit aan tot een duizelingwekkend ge
tal. Maar wij hadden geen tijd om overdrijving van
werkelijkheid te onderscheiden, om herediteit en dege
neratie in haar volle diepte te peilen, om Ibsens sym
boliek te verstaan, om op cijfers te letten. De onge-
lukkigen geholpen en voort, voort! Waartoe?
Waarheen Zijn wij dan alleen reizigers, die met de
snelheid van een bliksemtrein het buitenland doorhol
len en aan het einde van den dolzinnigen rit kunnen
getuigen: ,,Tk moest er eens uit; ik heb gereisd?"
Terug? Er zal op den duur niets anders op zitten.
We zullen er toe worden gedwongen. Hoe? En dan
afstand doen van onze moderne comforts? Ik vraag
u, zullen wij niet rijker, gelukkiger, niet meer voldaan
zijn, als wij onzen huislijken haard weer in eere her
stellen? En al doen wij dan nog zoo noode afstand
van al datgene, wat wij meenen niet meer te kunnen
ontberen, de nood zal er ons toe dwingen. En dat
waarom?
Omdat het contrast en de leegte, waarvan wij rep
ten, ons op den duur te machtig zullen worden. Om
dat het medelijden met degenen, die onzen rit niet
kunnen volgen, ten slotte grooter zal zijn dan onze
haast om aan het einde te komen.
Omdat? Och, omdat een mensch op den duur toch
bij brood alleen niet leven kan.
Onze tijd is voorgevoeld. Er zijn er geweest, die
hebben zien aankomen, in welk moei as wij ons zouden
steken. Mannen, betrekkelijk dicht bij, anderen ver
van ons af. Mag ik u verwijzen naar Simon Gorter
in zijn: „De heerlijkheid dezer fel bewogen dagen",
naar Fokke Simons, aan wien wij een volgend opstel
hopen te wijden?
W. W.
VOOR DE DAMES.
KIJKJES IN DE MODEWERELD.
In het komende seizoen zullen kanten boorden, ja
bots en halsgarnituren elkaar den voorrang betwis
ten. Veel nouveauté's worden er-dan ook in deze ar
tikelen gebracht. Een elegante jabot wordt b.v. van
fijn geplisserde tule gemaakt en langs alle randen met
D/'j c.M. breede Valenciennekant afgezet. De strik
bestaat uit twee helften, waarvan elk 4 bij 55 c.M.
groot is, terwijl het afhangende deel 18 bij 60 c.M.
meet. Tule-doorstop siert den onderrand, alsook de
zijranden van den strik. Een moderne kanten boord
van lersche guipure-imitatie gemaakt is zeer sierlijk.
Het wordt met een dichte ruche van Valencienne af
gezet. De hoogte bedraagt var. voren en van achteren
7 c.M., op zij iets hooger. Een chique halsgarnituur
heeft een in zoompjes genaaiden staanden boord van
dunne zijde met een in plooien gelegde tule ruche,
waaraan een kleine zijden en 'n tulen strik is genaaid,
waarbij zich lange zijden einden aansluiten. Deze wor
den door een kleinen kanten ring samengehouden en
zijn met kleine zijden balletjes versierd.
Bij dien ergen storm van een paar dagen geleden,
zijn er vreeselijk veel bladeren afgewaaid, zoodat wij
de ramen op Groot Zülla zien kunnen als er 's avonds
licht op is. Als het donker wordt in de eetkamer wor
den de ramen van George's kamer dadelijk hel ver
licht. Ik denk telkens, zou Caroline nu met haar
handwerkje bij hem zitten en hij haar wat voorlezen?
Ik geloof het nooit, u wel tante? Ik wou dat het waar
was, dan hadden zij het gezellig samen. Maar er is
een stem in mij die altijd zegt: Hoe kan je er aan
denken?
Hij zit alleen, dood alleen en Caroline rent door het
huis om alles na te kijken en zij rammelt met de tor
den o dat spijt mij zoo
Maar nu zal ik maar eindigen. Goede lieve tante
vaarwel! Ik mis u zeer en ik heb een gevoel of ik u
lang en lang niet dankbaar genoeg geweest ben voor
alles wat u voor mij gedaan heeft. Ik zou u zoo graag
willen toonen hoe volkomen ik u vertrouw, maar als ik
spreken wil, is het of mijn keel wordt dichtgeschroefd.
Misschien als u terugkomt; tot zoo lang moet u mij
bli,jven liefhebben precies zooals ik ben.
Uw Johanna."
En in een volgenden brief, toen haar vader zich niet
wel gevoelde, schreef zij
„V as u maar bij mijIk moet alles zoo stilletjes
doen, zoodat hij het niet bemerkt. Toen vader onlangs
een flauwte kreeg, heb ik dadelijk om Caroline ge
stuurd, Lotje Breiter in eigen persoon ging om haar
te halen. Maar zij kwam niet. George daarentegen
was er in minder dan geen tijd, hij was zoo goed en
zoo hartelijk voor vader.
De dokter kwam ook een half uur later, hij onder
zocht vader en dacht dat het weer de oude hartkwaal
was. ader mocht volstrekt niet zulke lange wande
lingen doen en in 't voorjaar moest hij bepaald naar
h auheim. O tante Anna, ik verlangde zoo naar u, nog
nooit zoo erg als toen geloof mij.
Vader is veel gauwer opgeknapt dan ik gedacht had
en George heeft gisteren een wagentje met één paard
gezonden, dat moest op Klein Ziilla blijven en het
stond tot vaders beschikking. Het is die groote, dikke
Zeer modern is een halsruche, die van voren aan
merkelijk smaller wordt, wat vele dames beter kleedt
dan de van voren breede ruches, die bovendien dikwijls
zeer hinderlijk zijn. Van chiffon en kant met wit en
goud doorwerkt kan men mooie ruches vervaardigen.
De nieuwe lakensche mantels hebben doorgeknipte
voorpanden en rug, die evenals de mouwen met patten
van tres en tressen knoopen zijn gegarneerd. In de
zwarte mantels wordt veelal een vest gezet van een
moderne kleur, h. v. blauw-groen, dat van voren met
kleine stalen knoopjes wordt dichtgeknoopt, met zwar
te zijde geboord wordt en van onderen in lange blauw
zijden franje eindigt. Een degelijke voorjaarsmantel
io de volgende: een ongevoerde mantel van grijs-zwar-
te-witte wollen stof. Hij heeft doorgeknipte voorpan
den, die afgehoekt en met stoffen knoopen bezet over
den rug grijpen. Deze vertoont een schuinen midden
naad, die in een plooi uitspringt. Groote opgestikte
zakken met anders loopende biais afgezet. Zwart flu
weel op kraag en manchetten. Van voren twee rijen
stoffen knoopen.
Een donkergroen voorjaars-mantelcostuum heeft een
soutache-gameering en stoffen knoopen. In den hals-
rand en den onddrrand der mouwen is een reep ge
kleurd borduursel gezet. Zwarte brandenbourgs die
nen voor de sluiting. De rok bestaat uit drie banen
met inslagplooi in voor- en aehtermidden. De zijbanen
worden met biais gegarneerd en treden met een plooi
over de voorbaan.
Een gracieuse voorjaarshoed wordt van fijne bruin
achtige paardenharen stof gemaakt en rondom den bol
met taffet van dezelfde kleur gegarneerd. Op den sou-
plen rand van middelmatige breedte rusten van voren
drie kleine toeffen van bruin-getinte struisveeren,
waarvan een groote, ongefronste veder uitgaat.
Een zeer elegante toque heeft een met zwarte tule
bekleeden bol en een rand, die geplooid met zwart
taffet is bekleed. Tusschen bol en rand loopt nog een
los tulen windsel, terwijl een zwart ornamentje in een
punt op den rand is aangebracht. Een zwart gitten
agraaf houdt twee korte en een lange struisveer sa
men, die gracieus naar achteren liggen.
(Eerste publicatie).
F. Böttger te Alkmaar.
ms,'m o W/Wy-,
Mat in 2Jietten.
Oplossing van Probleem No. 167 (P. Rosenblatt).
1 Tg2 f2 enz.
Engelsclie ponny weet u wel, die door mevrouw Rho-
den ook dikwijls gebruikt werd Molly. Dat is dus
heel gemakkelijk voor vader.
Caroline is pas den volgenden dag gekomen; zij zegt
dat vader met zijn kwaal ieder oogenhlik zoo iets kan
overkomen en 't is heelemaal niet gevaarlijk. Zij
schrikte zich gisteren half dood zei ze, toen Breiter
was komen aanstormen, en ze had dadelijk tegen Ge
orge gezegd: „Ach houd je toch bedaard, het is zoo erg
niet. Ach hemel, wat ben jullie toch opgewonden men
schen."
Tante, wat zal ik nu doen als vader weer zoo iets
krijgt? Ik durf haar niet weer laten roepen en zij is
toch ook vaders kind
Ach tante, was u maar hier!"
En in den derden brief schreef zij
„O tante, gisteren was het toch zoo'n heerlijke dag!
Stel u voor een zonnigen kouden Octoberdag, het
bosch al wat doorzichtiger en de boomen zoo bont te
gen de helling der bergen, een symfonie van rood en
geel en bruinrood. Vader en ik samen in het wagentje
op de met gras en mos begroeide boschwegen, die door
niemand anders betreden mogen worden. De dikke
Molly trok liet rijtuigje rustig en op zijn gemak voort;
toen ben ik uitgestapt om champignons te zoeken en
heb er naast geloopen. Het rook zoo heerlijk naar
zwammen, naar verdroogde bladeren en vochtigen
grond; heel in de verte hoorden wij een hert schreeu
wen.
W ij wilden naar het Landgratenbachtal, daar had
vader boschwachter Schertz besteld. Caroline heeft
namelijk weer een nieuw plan, zij wil een kunstmatige
forellenteelt. beginnen en vader moest zeggen of dat
een geschikte plaats zou wezen, om verscheidene klei
ne vijvertjes te maken. U kent dat terrein nog niet,
tanto Anna, het is er werkelijk heel aardig, de beek
heeft nog al heel wat water en er is veel stroom in,
en er staan mooie beuken en dennen langs en prachtig
groen weiland aan de oevers.
Toen wij de plaats naderden zeide vader: „Daar is
Schertz al maar het was George zelf, zijn paard was
niet ver daar vandaan aan een boom vastgebonden.
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren
P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort,
G. Imhalsen, G. Nobel, II. Sjoers. en C. Visser, allen
te Alkmaar; Mr. Ch. Enschedé te Haarlem, P. Bakker,
J. Vijzelaar en II. Woenink te Amsterdam, S. te 8.,
J. H. de Ruwe te Hilversum„Schaaklust" te Koe
dijk, B. Bak te Grootschermer, P. OoijkaM te Lim-
meD, C. Slot Kzn., te Broek op Ltngendijk O. B.oms-
ma te Ksmpen, G. Fijth Jr. en C. J. Strick van
Linschoten te Bunuik.
Verbetering. Gelijk de belangstellende lezer al
reeds bespeurd zal hebben moet in No. 171 de Dame
op c6 zwart zijn
No. 167 behoort tot dat soort tempo 2zetten, waar
van de onzen lezers ook goed bekende Amerikaansehe
componist Alain C. White aanneemt dat zij den op
losser de meeste moeite bezorgen. Den Hertog noemt
ze „tempo problemen van de eerste soort," de En-
gelsehman „pure waiker" (zuivere afwachter, letterlijk
vertaald) en ook wel „complete waiker." Voor de
laatste benaming voelen wij het meest, zoodat wij in
het vervolg deze soort van 2zetten in deze rubriek vol
ledige tempo 2zetten zullen noemen.
Waarom acht Alain C. White deze soort nu de
moeilijkst oplosbare 2zetten? „Wel" zoo redeneert hij
ongeveer, hoe dikwijls is het den oplosser niet voorge
komen, dat hij van een 2zet de oplossing reeds had,
vóórdat hij alle varianten had nagegaan?" Inderdaad,
velen onzer lezers zullen herhaaldelijk den sleutelzet
van den een of anderen 2zet gevonden hebben, vóórdat
zij hem eigenlijk goed gezien hadden. Do ware lief
hebbers gaan daarom alle varianten nog wel na, maar
verscheidenen stellen zich met het vinden van den
sleutelzet zonder meer tevreden, niet waar?
„Doch," zoo vervolgt nu Alain O. White, „dit zal
ons bij volledige tempo 2zetteu niet gemakkelijk pas-
seeren. Immers, aangezien wit telkens een matzet ge
reed heeft, indien zwart begint, vervalt de oplossings
methode het mat te vinden na een bepaalden zet van
zwart. M. a. w. men is zonder het te willen genood
zaakt alle zetten van zwart na te gaan vóór men aan
de oplossing kan beginnen."
Voor deze redeneering is werkelijk veel te zeggen.
Ons treft zij echter niet bijzonder, omdat de moeilijk
heid van elk probleem ons zeer betrekkelijk toeschijnt
en afhangt van allerlei kleinigheden, die den oplosser
meer of minder ophouden, ja, vaak zelfs de oorzaag
zijn, dat oplossers van gelijke kracht zeer verschillen
de tijden ter oplossing van hetzelfde probleem beste
den.
Wij zijn bij de volledige tempo 2zetten dikwijls meer
onder den indruk hoe alles als het ware schijnt te wie
gelen op een speld. De witte koning bijv. is in vele
gevallen het struikelblok bij de compositie van derge
lijke problemen. In 167 o. a. eischt deze den witten
pion g4", omdat zonder dezen geen mat mogelijk was na
Idl. l'och staat hij daar o. i. heel aardig, omdat hij
den onopmerkzamen oplosser verleidt 1 g5 tot den sleu
telzet te decreteeren. En vooral schijnt ons h5 goed
gekozen, omdat wij vermeenen, dat de k nergens an
ders staan kan zonder eveneens minstens één witten
pion te kosten. (Ke8 en Pi cb, K g8 en Pi g7 is noo-
dig, niet waar
Een der oplossers uit de Engelsche rubriek, waaraan
wij No. 167 ontleenden, merkte op, dat pi f4 niet noo-
Üig w»s. Inderdaad: op pf4 -f volgt P14 «n een
andere reden voor dien zwarten pion dan het vermijden
V an wien wij ook nog de goede oplossing van
No. 166 ontvingen.
„Caroline heeft weer gelijk gehad; de plaats was uit
stekend geschikt voor haar plan", zeide vader, „je hebt
een verbazend practische vrouw, dat moet ik zeggen,
George, je kunt er geen betere plek voor uitzoeken, let
er maar op, 't zal hier best gaan. Hoe weet zij dan
toch hoe het er hier uit ziet?" voegde hij er vragend
bij.
George haalde de schouders op, hij wist het niet,
maar ik weet het wel, tante. Toen Hildebrandt werk
van haar maakte, hebben ze eens een pic-nic gegeven
hier in t bosch. U weet wel, dat Hildebrandt van
plan was Klein Ziilla te koopen van het geld van Ca
roline; toen heeft hij haar zeker gezegd dat dit een
heel geschikte plaats zou wezen voor een forellenvij
ver. Die handel in Kerstboomen was ook een idéé van
hem. O, die twee menschen hadden zoo uitstekend bij
lkaar gepast, het was een model-inrichting geworden
hier op Klein Ziilla; men zou er geen tweede zoo heb
ben kunnen vinden en ze zouden zoo gelukkig met el
kaar geweest zijn, veel gelukkiger dan
Maar hoe zou het toch gekomen zijn tante, dat Ca
roline zich zoo plotseling van hem terugtrok? Het
was juist in denzelfden tijd als het begin van Caroli
ne s vriendschap voor de oude mevrouw Rhoden
en toen dacht ze zeker
Ach- nu dwaal ik heelemaal af van 't geen ik u wou
vertellen. Het was prachtig in 't bosch en op 't wei
land; wij zijn er wel een uur gebleven en Schertz is
ook gekomen en wij zijn toen met elkaar een plaats
gaan zoeken waar het huis voor den visscher en op
zichter moest staan.
Toen wij naar huis terug moesten, verzocht Rhoden
den boschwachter zijn paard naar huis te brengen, hij
wou liever loopen.
Wordt vervolgd.