DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Oe firma J. HAZENBt'RQ, Amsterdam, Openbare Verkooping No. 54. Honderd en elfden jaargang. 1909. ZATERDAG 6 MAART. BUITENLAND, ADVERTENTIE N. van de volgende perceelen te OUDKARSPEL: Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden VOOr Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, ftWonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Otmen«de Mededeellngen. G, TIMMER, Schoutenstraat A 21, Alkmaar. «e OUDKARSPEL SPROKKELINGEN. De Turfschipper van Breda. Wie is de turfschipper van Breda geweest, die de beroemde verrassing van Breda heeft weten te bewerk stelligen en omtrent welke verrassing de Resoluties van Holland dato 5 Maart 1590 de volgende mededee- ling doen: Hebben de Gecommitterde Kaden voorn, verstaen uyt het rapport van Capiteyn Bruges, dat saturdagh lestleden, den 3 Maert binnen het huys van Breda door de Speye ingekomen was na noen ten twee uyren, een turfpont met omtrent 60 hoofden van Capiteyn Harengiere voorn.; des uaclite ten twee uyren deselve wachten op den voorn. Huyse ommegebraght ende daerna d'andere op den voorn. Huyse gevanckelijck ghenomen ende voorts nadat het guarnisoen uyt de stadt vertrocken was, sonder eenige resistentie, sterck 6 comp. knechten ende 1 cornet Ruyteren, die van de stadt op de noen daernaen met sijn Ex. als voren wa ren geaccordeert doordien deselve geen wapenen tegens syn Ex. begeerden te gebruyeken, en. hebben voorts op 's* schrijven van syn Ex. Capiteyn Bruges voor syn voorn, diensten ende advertentie toegevoegt de somme van 200 ponden." De verrassing van Breda heeft natuurlijk ook me- nigen poëet geïnspireerd, van welke dichtproeven wij onder de „Nederlandsche Geschiedzangen" de volgende bizonderlieden nog vernemen: „Graef Maurits met een kloek verstant, Een jonge vorst vroom en vaillant, Heeft dit feyt wel begonnen, Door goeden raet, hem aenghedient Van een turfschipper als goet vrient, Van Willem Jacobsz. verzonnen, Die 't vaderlandt was toe ghedaen." r En verder „De schiltwacht die riep, half verbaest: Is daer volck bij u dat soo raest? Zij hadden sulcx propoosten. Den jongman sprack, sonder vertreck: lek moet pompen, het schip is leek, Hij hiet Adriaen Joosten." Uit deze aanhaling blijkt reeds, dat bij de verras sing niet van één schipper sprake was en inderdaad blijkt uit de volgende Resolutie van 16 Maart 1590, dat inderdaad niet minder dan „drie" schippers gezament- lijk de eer toekomt van de stoute onderneming te heb ben doen gelukken. Deze resolutie luidt „De Staten enz. gehoord hebbende 't versoeck van sijn Ex. ten eynde den schipper genaemt Adriaen Adriaensz. van Bergen, en sijn twee neven illem Ja cobsz. van Bergen en Adriaen Joosten van Bergen, goede recompense toegeleyt soude mogen werden voor de getrouwigheyt ende goede diensten bij hen bewesen int ontdecken ende aenvaerden, mitsgaders het uytvoe- ren van den aenslagh op de stadt Breda met een schip met soldaten ende turff geladen, in aensieninge den voorn, schipper den aenslagh op Geertruydenbergh Ao. 1573 mede hadde helpen vorderen, hebben voor haerl. advis verstaen ende goet gevonden, in de vergadering van de Staten-Generaal inghebracht ende verklaert te werden, dat den voorn, schipper van wegen de Ge- ueraliteyt jaerlijcx gedurende sijn leven tot een pen sioen behoort te volgen de somme van 300 ponden xl grooten en d' andere twee elcx 150 ponden, ende den selven schipper aen gereede penningen genieten sal 400 ponden, ende d'andere elcx 200 ponden, ende aen- gaende de soldaten die in 't turfschip zijn geweest, dat voor advis in de vergadering van de Staten-Generael verclaert sal werden, dat een medaille daertoe gecon- eipieert, gemaeckt ende soo veel goude penningen daermede geslagen sullen werden, als 't getal van de soldaten die in 't schip zijn geweest, genomen op 70 hoofden, ende dat de penningen elcx sal zijn van 15 guldens, en dat oock elcken soldaet zijn soldie sal wer den verhooglit tot een recompense." Tn margine staat nog gedrukt: „Den 19 Maert 1590 is geresolveert enz. den schipper noch 100 guldens gereedt en 1000 ponden op de contri bution van Brabant toegevoecht sullen werden. Ende dat de soldaten in het turfschip geweest zijnde elcx een medaille van 25 gulden sal werden gelevert tot een eeuwige memorie, en dat elck twee maenden beta- linge gedaen sal werden, boven de twee maenden die deselve soldaten van die van Breda mede behooren te ontfangen." Men ziet dus, dat èn de hoofdpersonen èn de man schappen èn zelfs degene, die het eerst de tijding aan den prins overbracht (kapitein Bruges) goed beloond zijn geworden. Toch echter is de turfschipper van Breda gedeelte lijk beloond voor wat hem niet toekwam; zijn beloo ning toch ontving van Bergen voor de goede diensten, bewezen „in 't ontdecken ende aanvaerden, mitsgaders het uitvoeren.' Ontdekt echter heeft van Bergen de list van het turfschip niet. De geschiedenis roept om hare rechten en het is uit dien hoofde, dat ik een minder algemeen bekend feit van dien aard, circa tachtig jaren vroeger geschied, hier als een bijvoegsel van den Bredaschen triomf laat volgen. Bij Slichtenhorst, in zijne Gelderse geschiedenis, leest men het volgende: 1510-1511 „Maar dewijl de Keijser in Italien beijde handen vol werx had, na men die van Utrecht een op-zet, Floris van IJssel- 3teijn wederom op den teeuw te treeden, die hun meer- maels had getrotst en den Bisschop in den onlanxen tocht tegen de Geldersse de hand geboden, waar over sij onder een raed sloegen om het stedeken IJsselsteijn door een Turfschip, van ondere met krijgsvolk gela den, te verrassen. Doch alzoo de aenslagh buijten hoop averechts uitviel, heeft Floris alle zijne trappen en wapentuijgh beëen verzameld, enz." Dit zal onder de turfschippers wel in het geheugen zijn gebleven, en bij van Bergen ook wel zijn bekend geweest, en misschien heeft hij het Maurits afgewon nen, wien toch de IJsselsteinsche geschiedenis niet vreemd kan zijn geweest, daar zooiets vooral in zijne zoo beroemde krijgskundige leerschool tehuis behoor de. Het turfschip echter is voor eeuwig de roem van van Bergen gebleven; later voerde de familie van Ber gen het turfschip in het familiewapen. In de Voyage des Pays-Bas de Monsieur de Mauco- nys, p. 127 (Journal de ses Voyages, Paris 1677, lre partie), leest men: „Le 30 Juillet 1663 je fus chez le fils de celuy que l'an 1590 introduisit 60 Hollandois sur un bateau de tourbe dans le Chateau, qui coupè- rent la gorge aux sentinelles et au corps de garde et furent entre les trouppes qui prirent la ville. II s'ap- pelle van Bergue et a un bateau de tourbe dans ses armes." Klaploopers. Wat zijn „klaploopers"; moeilijk te definieeren. De vraag dus liever anders gesteldKent gij klaploopers Natuurlijk, wie kent ze niet. Welnu, als gij ze kent is het u ook duidelijk wat het voor wezens zijn; het zijn geen zakkenrollers en toch geldt de waarschuwing past op uw zakken! Van waar echter komen ze aan dien thans zoo ge- vreesden naam, klaplooper? Oorspronkelijk waren 't heel ongelukkige wezenseen klaplooper toch was een zoogenaamde melaatsche of Lazarus, welke ziekte in vorige tijden geacht werd alleen door zeven jaren ge bedeld brood te eten en verdere boetedoeningen gene zen te kunnen worden. De ongelukkige lijders kregen daartoe een klap, zijnde een ronde, houten schijf, waar aan een steel was bevestigd; men zou dat instrument dus kunnen vergelijken met een lepel; in de holte kon dan de aalmoes gelegd worden, opdat de gever niet zou worden besmet.. Mondeling echter mochten de melaat- schen niets vragen en om dus hunne nadering aan te kondigen, was aan den bovenomschreven lepel een dek sel van een gelijke houten schijf met een scharnier vastgemaakt, waarmede alsdan werd geklapt. Bij het uitreiken der aalmoes werd de klap geopend, om de gift erin te ontvangen. Zulk een klap was met het teeken der wettigheid voorzien, zoodat men geen La zarusklap zonder gift mocht laten weggaan. De Le prozen te Amsterdam kregen een klep met het wapen van Haarlem, waarmede zij liepen te bedelen. Ook moesten weleer hier te lande zij, die met eene pest ziekte waren besmet, met eene klap loopen, dit rchter meer tot waarschuwing der voorbijgangers. Zoo heel lang is die gewoonte niet uitgestorven: ouderen van dagen zullen zich wellicht nog wel uit hunne jeugd herinneren bij zomerdag aan de stadspoorten of op de wandeling personen te hebben opgemerkt met een klep tusschen de vingers; meestal waren dat in de laatste tijden mensehen, die aan hoofduitslag leden. Op het laatst gebruikte men den klap alleen om zijn bezoek als zieke aan te kondigen en om aalmoezen in ontvangst te nemen vóór en na het gebruik hield men den klap dan verborgen. Maar hoe kwamen de tegenwoordige klaploopers nu aan dien naam? Om aan te tooncn, dat men die para sieten moet schuwen als de ouderwetsehe klaploopers als de melaatsohen dus? De afleiding is anders. Het ligt in den aard der zaak, dat er van dat aal moezen vragen tenslotte misbruik werd gemaakt en daar nu de melaatsche klaploopers bij voorkeur bij de gegoeden aanklopten en zulks in later tijd voor een volkomen last gehouden werd, zoo werden alle daaraan gelijkende lastige aanzoekers, die, zonder eigenlijk te vragen, toch zoo eigenaardig op kosten van anderen weten te teren, klaploopers genoemd. De vergelijkende uitdrukking: „zijn tong gaat weer als een Lazarus-klap" moet ook daarvan worden afge leid. Dat de Lazarus-klap reeds zeer vroeg voor een teeken van bedelarij gehouden werd, blijkt uit het vol gende, heel oud versje: Al hebje mijn nu geslagen Schoon Lief 't en is geen nood, Al eerder seven jaren om zijn Soo zalje komen om Broot. Al eer de seven jaren om waren Den ruiter quam om broot, Met een Lazarus klep in sijn hand Hij haddet zeer van nood. Sommige taalgeleerden hebben voor het woord klap looper nog een andere afleiding uitgedacht: zou het woord klap of klep ook betrekking kunnen hebben op bet klappen of kleppen der bierkannen, een teeken voor don kastelein, dat hij ze vullen moest? Zoodat klap looper iemand zijn zou, die zich bij het kleppen der kannen laat vinden, om zich op eens anders kosten te lieten vergasten? Dit gevoelen wordt ondersteund door de volgende aanhaling uit: Le Francq van Berkhey's „Oud-Hol lands Vriendschap": „Dit echter in 't welnemen, is het zeker een blijk dat dergelijke kannen en flappen, zoowel tot zinnebeel dige beteekenissen, als vriendschappelijke betrekkin gen en scherts gediend hebben, als daarna de glazen bocalen en zilveren drinkschalen, en daar-en-boven door het rinkinken der ringen, het kleppen der flappen, de zegswijzen van rinkinken, klaploopers geboren zijn, daar men toch weet dat zulke klaploopers en rinkers, op het hooren van dit geklep en geklap, zich bij de vreugdpartijen voegen, zoowel als de Bachanten van Sileen op rinkeltrommen rinkinkten." De eerste afleiding echter lijkt ons de meest waar schijnlijke. Iets ov»r d r a r k e n. De oudste en meestgebruikte drank is natuurlijk het zuivere water. Maar de mensch kan van water en van brood alleen niet leven. Met groote volhar ding en met niet minder groot vernuft heeft de inenschheid in alle tijden en op alle plaatsen ernaar gestreefd de eigenschappen van het onschuldige water te veranderen. Er moeten ergens nog eenige wilde volksstammen zijn die enkel en alleen water drinken, maar een natie van louter waterdrinkers bestaat er niet. Een van de oudste dranken na het water is zeker wel de wijn, vermoedelijk afkomstig uit Perzië. Via Syrië en Klein-Azië en Egypte kwam de wijn in Eu ropa en weldra ging men ook daar wijngaarden aan leggen. De wijnbouw nam toe naarmate de macht van het Romeinsche rijk steeg zelfs in net ruwe noorden van Engeland dronken de bewoners wijn van druiven, die ze zelf hadden geplukt. Een Arabier moet het eerst brandewijn hebben ver vaardigd. De Joden kenden dezen drank evengoed als de andere stammen. Zij noemden hem „sterk water." In onzen tijd verstaat- men hieronder iets anders, maar bekend zijn de verhalen van bedienden in musea, waar op-sterk-water-gezette dieren zijn, die de bedienden wel te verstaan doen alsof er geen onderscheid tus schen sterkwater en brandewijn en geen opgezet dier bestaat. De eerste in Europa ingevoerde brande wijn kwam uit de Levant, de kust van Klein-Azië. Kooplieden uit Genua en Venetië brachten hem mede en verkochten hem aan koopvaarders uit Vlaanderen en de Ilanze-steden, die hem bij kleine hoeveelheden maar togen hooge prijzen onder den naam „levenswa ter" (gelijk hij in Frankrijk nog heet) invoerden. Er zijn vele wijnen, Spaansche, Italiaansche, Griek- sche, Fransche, Duitsche en kunstmatige. De oorsprong van het „gebrande water." de jenever, heeft men wel eens ten onrechte gezocht in Genève. "Deze drank is afkomstig uit ons land en de huurlingen hebben hem onder de geheele weteld verspreid. Op het vasteland van Europa zijn meer bier- dan wijndrinkers. Alleen in Spanje en in Portugal heeft bier weinig ingang kunnen vinden. In Italië is het Milaansche bier een geduchte concurrent van wijn uit Toscane en Lombargije. Geen rijk is zoo zeer het land van bier en wijn als Duitschland. In sómmige streken drinkt ieder arbeider drie of vier liter jongen rooden wijn per dag, in andere daarentegen ettelijke liters bier. Thee en koffie werden in Europa het eerst in En geland gedronken. Men weet niet recht wie tegen woordig de grootste •theeverbruiker is: Nederland, Rusland en Engeland strijden om den voorrang. De steeds goedkooper wordende* thee is natuurlijk ook in kwaliteit achteruit gegaan. België is de groote kof fiedrinker van de westelijke landen. In Frankrijk hecht men aan de koffie een bijzonder groote waarde als opwekkend middel. In Oostenrijk wordt zij het bes te bereidt, als men tenminste de Turksche mokko uit sluit Geen zuivere koffie treft men over de geheele wereld aan. Chocolade is voornamelijk de drank van midden-Amerika, cacao van Zuid-Amerika Met de bobslee. Men kan tegenwoordig haasi geen geïllustreerd tijdschrift in handen krijgen of er staat een plaatje van de Zwitsersehe bobslee in. De heer J(an) F(eith) heeft een tocht met zulk een bob gemaakt en hij schrijft in zijn „brieven over Win tersport" uit St. Moritz daarover in het Handelsblad hot volgende, nadat bij opgemerkt heeft, dat hij met zijn bobervaring niets heeft ervaren. ..O, ja, er was wel wat roering van zenuwen vooraf; wel heel sterk herinner ik mij elke bijzonderheid van tevoren, hoe gering ook, hoe wij eerst droge instructie hadden, om behoorlijk achter elkaar te leeren zitten; hoe ik wat gegeneerd zoo ben ik nu eenmaal! het hoofd van een aardig blond Duitgch meisje in mijn schoot voelde drukkenhoe ik zelf bevolen werd met al mijn kracht het eigen hoofd neer te drukken in den schoot van een jeugdige Amerikaansche- van een su- perbiteit, die. terzake! hoe wij elk van ons vieren de voeten stevig in de zij-ijzers te steken, de knieën in eikaars lendenen te drukken, -dan de handen zoo sterk mogelijk om de zij-stroppen te woelen hadden. Dat was alles evenwel pas vooraf. Maar dan de glij-ren zelf. Ik herhaal, dat ik, met mijn besten wil, er niets be paalds van zou weten na te vertellen. Ik herinnerde mij, bij het langzaam wegglijden, dat het strenge bevel geluid had, om onder alle omstandigheden onbeweeglijk stil te liggen. Ik voelde den krachtigen en onaange- namen druk in mijn maag van bet blonde Duitsche hoofd. Ik drukte zelf met alle kracht hef mijne op die fJlerliefste Amerikaansche, die ik wel zachter had wil len bejegenen, wanneer er het bevel niet was geweest. Dit Hitste reeds in zeer vage, oplossende vormen door mijn hoofd, want de bob begon al op vaart te ko men. Ik kreeg een eersten korseligen ruk, die mij flauw te binnen bracht, dat ik met alle kracht mij aan de twee stroppen had vast te klemmenDan ver troebelde alles steeds onduidelijker. Den grond voelde ik als een wervelwind onder mij wegvlieden. Ik dacht, reeds in half wezenloozen toestand, dat mijn adem mij zekerlijk in den steek zou laten.... Er was dan een nieuwe schok, die mij bijna de stroppen uit de kramp achtig gesloten handen rukte.... Dan deed ik even de oogen open, al lieriunerde ik mij niet juist, of dit wel mochtIk zag in razende snelheid boven mij de boomtakken langs de strak-blauwe lucht, die hin derlijk vol scherpe lichtspatjes trilde, voorbij stree- pen.Dan was er een hooge muur, waar ik met het hoofd naar beneden langs vloog, zoodat ik een lange lichte lijn, die slechts de hoofden van de tribunemen- schen geweest kan zijn, bliksemsnel boven mij langs zag ritsen.Toen was er nog een flauw, hulpeloos, onbestemd gevoel: van-ik-zal-nu-wel geen-adem-kun- nen-halen, of: ik-zal-er-wel-afzweven, of: ik-zal-mijn- handen-moeten-loslateu. Maar daar minderde de vaart al, alsof we een hel ling opgleden, en daar-lag de slee al stil; en omdat het Duitsche meisje haar hoofd, dat wat bleek van de inspanning was, oplichtte van mijn maag. kon ik mijn hoofd, dat wat duizelig was, ook weer optillen van de maag van het Amerikaansche mc-isje, en die kwam, ook wat rood van inspanning, eveneens overeind, zoo dat eindelijk ook de achterste man, die blauw kleurde door gebrek aan adem, zich op kon richten. En toen zeiden we allen tegen elkaar, dat 't zoo heerlijk ge weest was, en dat we zeker wel een heel mooien glij- tijd gemaakt moesten hebben. Wat dan niet eens het geval bleek te zijn. Nu moogt ge voor mijn part uw eigen conslusie trekken, en, zoo gij er anders over denkt dan ik, zelf een bob uitrusten, dien behoorlijk bemannen, en hem daarna ter overwinning sturen. Maar mij krijgt ge er niet meer op, zelfs niet op een even begeerlijke plaats, zoo tusschen een aardige blon de I(uilsche en een superbe rossige Amerikaansche ge kneld. Neen, ik heb mijn journalistieken plicht gedaan. Ik heb het volbracht. Ik ben voldaan; en nu moet gij het ook maar zijn!" BURGERLIJKE STAND. Zuld-Scharwoude (Februari). Geboren: Hanc.ca Camelia, d. v*u J. Witte en D. Bet. Maria Christina, d. v*u T. Hinka en G J. Ëiarmio. Anihouie, z. v*n J. Krul en D. Korff. Guurtje, d. van J. Groen en H de Jong. Overleden: Rmsjs Snijders, 78 j. Hendrik Kramer, 64 j. Warmenhulzen (Februari). Geboren: Trijntje, d. van Hendrik de Vet Jz en Johanna Catharina Siewertson. Pieter Frans, z. van Engel Paarlbsrg en Naatje Frans. Cornelia, d. van Pi der Smit en Aalijs Groothuizen. Jo hannes, z. van Pieter Goudsblom en Helena Kamper. Overleden: Aaltje Jong, wed. van Jan van der Molen, 73 j. Petrus Rolee, 75 jaar. Marga- retha Agatha, d. van Pieter Veen en Aagje Klant, 17 j., overl den te Haarlem. KEIZERSGRACHT 35, bericht het geachte publiek, dat zijne Theeën, thans verkrijgbaar zijn bij den heer Deze theeën, werden voorheen jiren laag met het grootste succes verkocht door de dames A. M. en P. J. REESER. op WOENSDAG, 24 MAART 1909, bij epbod, afslag cu combinatiën, des namiddags 1 uur, in het koflie- 1.uis „Het Huis te Brederode", van den heer BUCK- MAN, ten overstaan van den te Alkmaar gevestigden Notaris Mr. A. P. H. DE LANGE, 1~" De RENTENIERSWONING met SCHUUR, ERF en PAD en eenige perceelen BOUWLAND en WA TER, te zamen groot 4.30.85 H.A. Te veilen in 16 perceelen. Behoorende tot de "nalatenschap van den neer Jn. PRANGER Jz. Sr. 2. Twee perceelen BOUWLAND, aan de Kortsloot en op de Vork, te zamen groot 39 A. 40 c.A. Eigendom van den heer O. ROOS. 3. BOUWLAND op „de Vork", bezuiden de Dergmeer, groot 15 A. 60 c.A. Eigendom van den heer G. LANGENDIJK. 4. Een HUIS, in tweeën bewoond, met ERE, groot 2 A. 24 C.A. Verhuurd aan NOL voor 1.50 per week en aan BIESBOER voor 1.75 per week. Eigendom van den heef J. KOORN te Bussum. 5. Een HUIS en ERE, aan de Laansloot, groot 1 A. 23 c.A. Eigendom van den heer C. PRANGER Jz. 6. Een HUIS en ERF, groot 4 A. 45 c.A., een STAL, groot 1 A. 25 cA. en een HLHS en ERF groot 5 A. 55 c.A. Het laatste perceel verhuurd aan P. LODDER voor 2.50 per week. Eigendom van den heer G. EECEN Cz. q.q. 7. Een WINKELHUIS met SCHUUR en ERE, aan de Dorpsstraat, geschikt voor alle zaken, groot 2 A. 80 c.A. Bewoond door den eigenaar, den heer K. W. MüL- LER. Alles breeder bij biljetten omschreven. Inlichtingen worden gegeven ten kantore van ge noemden Notaris aan de Breedstraat A 48 te Alkmaar en van perceel 4 ten kantore van den heer Mr. J. iï. C. ESCHAUZIER, Adv.-Proe. Heérengracht 525, Am sterdam.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 9