DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Feuilleton.
No. 58.
Honderd en elfden jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
/Wonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
DONDERDAG
11 MAART.
Zooals ook wij vergeven
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3.
Tweede Kamer.
COURANT.
ALKMAAR, 11 Maart.
In een buitenlandscli blad treffen wc een bescbrij-
\ing uit Konstantinopel aan, welke wij, daar ze bij
zonder levendig en kleurrijk is, hier vertaald laten vol
gen:
Door de vochtige, koude lucht trilt van uit het TJel-
dispark schril trompetgeschal. Officieren trekken hun
sabels en roepen commandowoorden met lippen, waar
van hun adem in fijne, kleine witte wolkjes ontsnapt.
Geweren vallen van soldatenschouders in de handen
voor de borst. Regimentskapellen zetten den presen-
toermarsch in. Luid klinken de klanken zonder trom
mel of pauk en uit het portaal rolt langzaam een open
rijtuig. Getrokken door licht-gele paarden rijdt de
Groot-Turk door een dikke haag van troepen in bonte
Aziatische en Europeesche kleederdracht, over een
Lreeden effen kiezelweg voor het gebed naar de mos
kee.
Gebogen zit in zijn koets de geheimzinnige, wiens
doen en laten sinds dertig jaar aan de fantazie van
Europa voedsel biedt. Hij ziet er niet naar uit, alsof
de last der jaren hem het hoofd zoo diep in de schou
ders had gedrukt. De platte borst, waarop een even-
grijzende bruine baard ligt, schijnt, zooals de geheele
gestalte meer die van een teringlijder. De gerimpelde
gelaatshuid is geel-bruin perkamentachtig. Onafge
broken vrees en nooit sluimerende achterdocht groe
ven daarin kerven, die zelfs schaduwen door het
schmink heen op de wangen teekenen. De oogen,
smalle, donkere amandelen, doorborend en toch Jpiud,
verstandig maar erbarmloos, steken onder langzaam
bewegende lange leden naar links en naar rechts. Als
zij onder het breede, hooge door rimpels geplooide en
dc or de fez half bedekte voorhoofd rusten, vermoedt
men in de hersenen daarachter intelligentie. List,
wantrouwen, maar ook een trek van koele menschen-
verachting speelt om de buitengewoon dunne en smal
le boven- en de dikke, breede onderlip. De mond is
van boven die van een driftkop en egoïst, van beneden
die van een zinnelijk, hartstochtelijk man. De neus,
lang, smal en vooruit-stekend lijkt op een krachtigen
snavel van een roofvogel en de groote heer zelf zit als
zulk een vogel ineengedoken, maar zonder den rug te
steunen in het rijtuig.
Een oogenblik verheldert het sombere gelaat van den
sultan voor den rechter vleugel der officieren in de mi
litaire haag. Daar heft een slanke, ferme jongeling
den degen voor een saluut op. Het is prins Boerhaned-
din, die met zijn groote, bruine oogen in het marmer
witte gelaat fier, vrij en trouw naar zijn vader opkijkt.
Als hij diep zijn wapen naar beneden buigt als een
groet, waaruit een drievoudige toegenegenheid van den
onderdaan, den soldaat en den zoon spreekt, gaat de
hand van den sultan naar de fez. Bijna teeder dankt
hij met een kort knikje zijn lievelingszoon. Dan wor
den de oogen weer snel rechtuit gericht. Geen blik
glijdt over de goudbetreste gestalten van de honderd-
<i ijftig generaals en stafofficieren. Geen vinger dankt
voor hun groet'. IJzig koud wordt de trek van koele
ROMAN YAH
W. HEIMBURG.
Naar het Duitsch.
24)
George heeft nu toch wel moeten besluiten met mij
te praten. Ik geloof dat hij medelijden met mij heeft,
want hij is vriendelijk en oplettend, maar o zoo voor
zichtig in den omgang met mij. Hij is doodsbang ver
trouwelijk met mij te worden, zoodat een ander er aan
merking op zou kunnen maken.
Hoe meer ik hem leer kennen, hoe inniger betreur
ik het, dat de smaak en de belangstelling van Caroline
in zulk een geheel andere richting liggen dan de zijne.
Wij zitten nu gelukkig 's avonds op zijn kamer. De
huiskamer is zoo kaal en zoo ongezellig en 't is er zoo
koud. 't Was haast toevallig dat ik op George's ka
mer ben gekomen, hij liet mij fotografieën kijken die
hij op reis genomen heeft, wij hadden daar aan tafel
over gesproken en toen vroeg hij of ik ze even kwam
kijken.
I' kent die kamer wel niet waar tante, echt gezellig
ingericht, ik zal het u maar niet alles beschrijven. En
hij kan toch zoo aardig vertellen van de omstandighe
den, waaronder hij ide fotografieën genomen heèft. Ik
hen dan eens m Japan en dan weer in Afrika met zijn
gedachten en als hij zwijgt moet ik eens goed omkijken
om te zien waar ik ben. En dan steekt hij een Turksch
sigaretje op en de meid brengt het theetafeltje binnen,
niets dan een heel groot bronzen blad, iets uit Indië,
waarop vreemde, raadselachtige figuren samen één
beeld vormen. In den haard spelen de vlammen traag
on langzaam rondom het groote houtblok, om een be-
hagelijke warmte iu de kamer te verspreiden en dan
sende lichtjes op het tapijt te werpen. Het is mij soms
et' ik dit alles nog eens beleefd heb, het is zoo niet, het
is niets dan een heerlijk kalm, welbehagelijk gevoel,
verachting om den mond van den grooten heer. Hij
veet misschien, dat er onder die mannen nog eenige
trouwe dienaren zijn. Maar hij mag niet laten merken
dat hij ze kent. De groet van den oppersten krijgsheer
compromitteert thans den generaal en doet dezen bij
rle machthebbers van het oogenblik als „reactionnair"
lekend staan. Gezanten trokken zich in de laatste
maaijden vifn de ramen terug, opdat Abdoel Hamid
hen niet toewenken zou en zij verdachte vrienden van
de „reactie" zouden worden genoemd. Wreed als eens
zijn despotisme is thans Abdoel Hagaid's lot.
Twee honderd meter lang is de weg van het hek van
het paleis naar dat van de moskee. Op het voorplein
van de moskee staan andere generaals en andere troe
pen. Voor het portaal staan hoogwaardigheidsbekle
ders. Getrouwe en verraderlijke hovelingen buigen
diep en kruipend, terwijl het rijtuig stilhoudt. Steu
nend op de hand van een hofcavalier in scharlaken
roden rok stijgt de gebieder, in een eenvoudig, oud ge
waad, uit. Groot en slank, gelaarsd en gespoord, staat
hij daar. Voor de schitterende officieren en hofdigni-
tarissen heft hij achteloos twee vingers om hoog als
groet. Zijn oogen steken weder rechts en links, maar
blijven niet gericht op een gelaat, dat zij herkennen.
En toch hebben zij gezien. Met den wijsvinger wmikt
de groote sultan een klein officiertje, een niètig acht
tienjarig kereltje. Hij legt zijn zoon, die bloost van
vreugde, de hand op den schouder en spreekt hem
vriendelijk toe, terwijl een warm gevoel het donkere
perkament van zijn gelaat verheldert. Bij den klank
v an de stem kan de toehoorder "begrijpen, hoe Abdoel
Hamid menschen wist te winnen. Zooals bekend is
waren er niet velen, die bij het intieme samenzijn niet
bezweken voor de betoovering, welke er van hem uit
ging. In de hut en niet in een paleis geboren, zou hij
zijn brood hebben kunnen verdienen als de Ulema, die
niet zijn orgaan, dat klonk als koorgezang en orgel
spel van den top van den minaret naast de moskee de
kaliven voor het gebed opriep. Het prinsje schijnt wer
kelijk op te leven onder de zachte welluidende woorden
van zijn vader. Het gevest in de linkerhand, langzaam
gebogen, de oogen gericht naar de treden, bestijgt. Ab
doel Hamid de trap van de moskee. De tempeldeuren
vallen achter hem dicht. De hovelingen strekken het
bovenlijf en de officieren steken den degen in desehee-
de. Groetend loopen ze elkaar voorbij, leder gelaat
is een masker, dat even dikwijls intriges als gedachten
■verbergt, en ieder man is een raadsel, een sphinx. Deze
generaal moet het voor het nieuwe stelsel, die andere
daar voor den grooten heer opnemen. Doet hij het wer-
bjk, of zegt hij het maar? Heeft hij het met de eene
partij misschien op een accoordje gegooid om zich té
gen het verliezen van de gunst der andere partij te
dekken, of behoort hij werkelijk tot degenen, die op
recht hun trouw verzekerd hebben? Dat zijn de vra
gen, die in het hoofd van den een opkomen, zoodra hij
een ander ziet. Het is de romanstemming, de span
ning en de verwachting van een ril-en-tril-roman, het
erschrikkelijke, de catastrophe, het knaleffect ligt op
een bijeenkomst van uiterlijk onverschillige menschen.
Boerhaneddin, de heden zoo bleeke prins, is nog te
jong om zijn onrust meester te worden. Hij vreest het
lot van zijn vader. Anders rijdt hij altijd met den sul-
lan mee naar de moskee. Van oor tot oor wordtgefluis-
terd dat hij buiten bleef om met de betrouwbare troe
pen der tweede of der gardedivisie aan den rechterkant
van de militaire liaag den vader te hulp te komen als
dit noodig mocht zijn
En klinkt het niet als een hoofdstuk uit een colpor-
tjge-roman, dat op dit oogenblik het geschut van drie
oorlogsschepen op dezo plek gericht is Minstens een
van de in kruipende deemoed buigende hovelingen of
generaals draagt in .zijn zak de raket, die het sein tot
vuren kan geven.
De beraadslaging over de motie-Schaper (uitspre
kende de wenschelijkheid van een wettelijkon tienuren
arbeidsdag voor alle volwassen arbeiders) wordt her
vat.
De heer Passtoors meent, dat we in deze Kamer
reeds een stap vooruit zijn gegaan in de erkenning van
de wenschelijkheid eener wettelijke regeling. Intus-
schen gaat de motie te ver in zooverre zij het ganschè
terrein van den arbeid bestrijkt en anderzijds niet ver
genoeg, waar zij het vrouwelijke element uitsluit. Ha
de rede van den heer Aalberse acht spr. zich ontsla
gen van de verplichting, om een pleidooi te leveren
voor de verkorting van den arbeidsduur. Hij bepaalt
zich tot eenige cijfers, ten betooge, dat uit het bedrijf
zelf den tienurendag is voortgekomen, hetzij door over
leg van werknemer en werkgever, hetzij door aandrang
van de vakbonden. Maar ook om de "Regeering te be
wijzen, dat het particulier initiatief te kort schiet en
dat een wettelijke regeling noodig is om de bedrijven
mèt verkorten arbeidsduur te beschermen tegen de
concurrentie van bedrijven, die geen verkorten arbeids
duur hebben ingevoerd.
Op het Congres van de Katholieke Sociale Actie is
epn conclusie tegen den arbeid van de gehuwde vrouw
in fabrieken en werkplaatsen aangenomen. Het verbod
van arbeid voor de gehuwde vrouw in fabrieken en
werkplaatsen moet in de motie worden opgenomen.
Spr. verzoekt den heer Schaper deze wijziging in de
motie te brengen.
De heer De Klerk erkent, dat we hier voor een mo
tie, niet voor een wet staan. Maar hoe dit zij, thans
kan men niet meer zeggen, dat ^oor een wettelijke re
geling te 'forsch wordt ingegrepen. Twintig jaren ge
leden was dit zoo, toen er, ook in sprekers vak, een
overmatige arbeidsduur bestond. De arbeiders werden
toen opgehouden door de jeneverflesch. De toestanden
zijn veel veranderd en verbeterd.
Tegen de motie zelf heeft spr. eenige bezwaren. De
heer Schaper acht, als practiseh man, uitzonderingen
noodig. Het zou verstandig zijn dit in de motie uit
ie drukken en overigens de motie te beperken tot den
10-urendag, hoezeer spr. overigens ook alles gevoelt
voor de andere wensehen, in de motie neergelegd.
De lieer. Holting vreest met grooten vreeze voor de
motie. Er zijn excepties in het debat geworpen zonder
waarde. Zoo door den heer De Visser, die op de on
betrouwbaarheid van de enquêtes wees. De afgevaar
digde had als voorzitter van den Chr. Hat. Werkmans
bond dan zelf het initiatief tot een enquête moeten ne-
veroorzaakt door al het schoone en aangename om mij
heen. Op zulke oogenblikken vergeet ik haast dat ik
arm ben en in den rouw over mijn vader.
Ik heb mij voorgenomen u dit alles nauwkeurig te
schrijven, iedere gedachte van mij moet u weten. Dat
zal mij goed doen. Ik heb hier trouwens zoo veel te
doen, dat ik geen tijd heb om te denken.
Wil u mij een heel nauwkeurige beschrijving geven
van mijn toekomstige kamer.
Uw Johanna."
Achtereenvolgens kreeg ik met tusschenpoozen van
enkele dagen de volgende brieven.
„4 December.
Het gaat veel beter met Caroline, de koorts neemt
af, maar opstaan daar is nog geen denken aan. Ik zorg
soo goed mogelijk voor het huishouden, maar het zal
nog wel veel te wensehen overlaten. Vader zeide altijd:
„Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft." Zit
u Ook zoo vreeselijk in de sneeuw? Wij zijn totaal in
gesneeuwd en George is gisteren met de arreslede naar
Scheibendorf geweest. Ik vond dat het arren zoo heer
lijk leek, zoodat George mij beloofd heeft morgen een
uurtje met tante Brinkmann en mij te gaan arren.
Heerlijk
Ik denk heel veel aan u, tante; wat zal mijn kamer
er aardig uitzien!"
„5 December.
Caroline mag vandaag bouillon gebruiken, maar de
koorts is nog niet geheel weg, zij voelt zich nog heel
zwak en kan haar rechterbeen nog niet gebruiken. Ik
denk steeds hoe vreeselijk hard het haar moet vallen de
huishouding aan mij te moeten overlaten. George gaat
nu ook wat vaker naar haar toe, maar 't is precies of
zij hem niet graag in haar kamer ziet komen, zij stuurt
hem ten minste telkens weg met de een of andere op
dracht: of de houtkooper wel betaald heeft, of de
Kerstboomen al gehaald Zijn en of Schertz er wel zelf
bij was. Of het paard beter wordt en zijn werk weer
kan doen enz. enz. Het betreft een oud rijpaard, dat
Caroline voor den melkwagen wou spannen; het heeft
zich bezeerd toen men pogingen deed hem in te span
nen, hij bedankte voor zulk een vernedering.
's Middags aan tafel zei George„Ik heb de merrie
gisteren laten doodschieten, ik weet zeker dat het dier
niet trekken wil of het moet door honger en slagen
tam gemaakt worden en dat verkies ik niet; het dier
was vijftien jaar, moeder heeft er destijds nog op ge
leden, het is op. Ik liet hem genadebrood eten, maar
Caroline en ik hebben zulke verschillende inzichten in
zulk soort dingen, zij is verreweg de meest practische,
en ik ben juist het tegenovergestelde van practiseh.
Ja, kijk mij maar niet zoo aan Johanna, ik ben een
heelslecht zakenman, veel te sentimenteel ben ik er
voor."
„Medelijden is geen sentimentaliteit, ik begrijp best
dat men niet altijd denkt aan het nut van de dingen",
zeide ik, „maar.
„Hu wat dan?" vroeg hij.
„Maar ik vind toch dat je blij mag wezen George,
zulk een verstandige vrouw te hebben als Caroline, ik
begrijp nu pas goed hoe veel zij doet en kan, nu ik ver-
geefsche pogingen moet doen haar na te volgen. En
daarenboven is Caroline....", ach tante, ik weet al
niet wat ik meer gezegd heb tot lof van Caroline en
waarom ik het deer weet ik evenmin. Ik had veel meer
lust in tranen uit te barsten toen hij zoo innig droevig
zeide, dat Caroline en hij elkaar niet begrepen en ook
vel nooit begrijpen zouden.
Hij zag mij dan ook heel verwonderd aan over mijn
ijver en vroeg: „Waarom vertel je mij dat alles Johan
na, dat weet ik zelf wel."
Ik was blij toen het dienstmeisje kwam om het des
sert klaar te zetten. Het zelfde dwaze gevoel, dat ik
als kind had, als ik 's avonds in donker in ons oude
huis naar boven moest qn hard begon te zingen uit
angst, beving mij nu ook weer eu verliet mij den ge-
beelen dag niet. Och tante, ik heb mij zeker heel
dwaas aangesteld."
„8 December.
Caroline was veel beter vandaag, dus wij zouden
gaan arren. Eigenlijk op raad van dokter Zenker, die
slecht weer voorspeld heeft voor morgen. George zou
zelf mennen en ging dus op het achterbankje staan en
wij hielden bij de Brinkmanns stil. Maar helaas, tante
men. Maar dat is nagelaten en dan speelt men later
hier mooi spel. Maar de arbeiders van den genoemden
Bond zyllen lezen wat hun leider heeft gezegd en dit
i'f keuren.
Met een uitgesproken wensch van de Kamer kan de
Eegeering in een volgende 4-jarige periode rekening
houden. Spr. zal voor de motie stemmen van gansc.her
harte.
De minister van Landbouw zegt dat de Reg. bij een
motie als deze altijd in een eigenaardige positie ver
keert. De Kamer is het immers eigenlijk zelf, die een
v/ensch al dan niet heeft uit te spreken. Intusselien
bij een zaak van zoo groote beteekenis kan de Reg.
niet zwijgen. De motie is eenigszins eigenaardig Zij
zwijgt van vrouwenarbeid. Toch dacht de heer Scha
per daaraan, want hij sprak van de Speetwet. Hier is
dus waarschijnlijk een omissie. Een verdere eigenaar
digheid der motie is, dat ten aanzien van den nacht
arbeid en van bescherming van kinderen en jeugdige
personen relatief gesproken wordt; alleen over den
Len-uren-dag absoluut.
De toestanden hier zijn bevredigend op dit punt. Op
de internationale congressen heeft spr. geleerd, dat we
hier bijzonder tevreden kunnen zijn over de toepassing
van de wetten, die wij hebben.
De heer Troelstra: dat is een zeer gevaarlijke uiting.
De ministerde geachte afgevaardigde deelt mede
wat hem dienen kan. De minister moest zeggen wat
hij mededeelde, om aan zijn plicht te voldoen.
Wat nu de -arbeid van jeugdige personen aangaat,
inderdaad is de toestand op dit punt hier te lande niet
zonder bedenking.
Maar voor een onderzoek waait in deze Kamer een
slechte wind. Dr. De Visser drong er op aan, maar
werd dadelijk door den heer Holting bestreden.
De heer Troelstra, neen hij verweet den heer De
Visser zelf niet te hebben onderzocht.
De minister: de heer Holting heeft zelf ook niet on
derzocht. En dat kunnen ook enkele personen niet
doen. Wie dien eisch stelt, begrijpt niet de zaak waar
om het gaat.
De voorzitter deelt mede, hoe naar zijn opvatting
Let wetsontwerp tot wijziging van de Kinderwetten,
dat na de motie-Schaper aan de orde zal komen, zal
moeten worden behandeld. De behandeling van dit
ontwerp, dat talrijke verschillende onderwerpen regelt,
levert verschillende moeilijkheden.
De voorzitter stelt voor, dê artikelen groepsgewijze
te behandelen en dringt aan op spoedige indiening van
cventueele amendementen.
De beraadslaging over de motie-Schaper wordt her
vat.
De minister zet zijn rede voort, en komt nu tot den
10 uren arbeidsdag. Het debat-daarover was vrucht
baar, ongerekend de eventueele stemming over de mo-
tie.
Het betoog, dat de Overheid in staat is in Heder-
land den 10-urendag op te leggen, is niet geleverd.
Men heeft gezegd, dat wat in het buitenland is gelukt,
ook in Hederland mogelijk is. Vooral de heer Drucker
legde hierop den nadruk. Maar men vergelijkt twee
ongelijksoortige dingen. Hier vraagt men den 10-uren-
dag voor alle arbeiders; in het buitenland heeft men
dat nergens. En de voorbeelden van den heer Druc-
l er sloegen allen op den 11-urendag.
Wat nu de feitelijke toestand in Hederland aan
gaat 10 uur of korter "werken 26 pet.10 tot 11 uur
82 pet., meer dan 11 uur 40 pet. Dat is het gemiddelde
van 1895-1907 door de arbeidsinspectie op haar be
zoeken vastgesteld.
Het is de vraag of de industrie in Hederland een
had een dik gezicht en kon niet mee.
„Ga maar aileen vrienden", zeide zij, „ik wacht op
den dokter en hoop maar niet dat hij mij aanraadt in
bed te blijven."
„Zouden wij het tochtje dan niet maar uitstellen?"
vroeg ik.
Hij schudde het hoofd en kwam naast mij zitten.
„Waarom dat?" vroeg hij en zag mij kalm aan. Hij
spreidde de vacht zorgvuldig over mij uit en de paar
den trokken aan. Wij spraken weinig, thuis hadden
wij al afgesproken welken kant wij zouden opgaan, wij
hadden den wind achter en vlogen over den weg.
Toen wij een half uurtje daarna door het dorp Zilt-
h ben kwamen, stond er een andere arreslede voor de
deur van het hotel en George zei dadelijk: „O, dat is
van Scheibendorf", hij hield even stil en vroeg wie er
binnen waren, de eudelui of de jongelui. Het was de
jonge baron en zijne vrouw, die binnen koffie zaten te
drinken.
„Laten wij ze dan even verrassen", zeide George, en
goedschiks kwaadschiks ik moest er uit. En ziet! wij
werden begroet met een kreet, van vreugde door het
vioolijke jonge vrouwtje.
„Kijk eens aan! dat treft goed!", riep zij, „wij be
gonnen ons juist een beetje te vervelen, niet waar
1) ritsje?" Fritsje, een man als een boom, stelde zijne
vrouw aan mij voor. George bestelde ook koffie en
vtrsch gebakken taart en toen moest ik vertellen hoe
het met Caroline ging. Bij de tijding dat zij veel be
ter was vonden de beide vroolijke menschen het be
paald noodzakelijk een glas punch te bestellen om op
haar gelukkig herstel te drinken.
George dacht dat punch hier niet te drinken zou
wezen. Maar Frits Breitenfeld was van een andere
opinie. Ha overleg met den waard, die arac en bour-
gorrje in zijn kelder had, togen de beide heeren naar
de keuken en ik maakte een beetje kennis met het
jonge vrouwtje. Ha een klein poosje kwamen zij te
rug, Frits Brejtenfeld droeg de rookende terrine, Ge
orge den lepel, en de dikke waardin volgde met de gla
zen.
(Wordt veiYJlgë*;