DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 60 Honderd en elfden jaargang 1909. Z' A T E R D A O 13 MAART BINNENLAND. HET KIND. te&rr**' ■- - Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. t rd-. Prijs der gewone advertentiën: regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote iet'T-rg j,.aar plaatsruimte. Br/ev n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij mms. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERORDENING TOT REGELING DER BE LOONINGEN VAN HET ONDERWIJZEND EN BEDIENEND PERSONEEL AAN DE BURGERAVONDSCHOOL EN AAN DE AVONDSCHOOL VOOR HANDWERKSLIE DEN. ALKMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis dat in het ge meenteblad van Alkmaar, No. 297, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 10 Februari 1.1., waarbij is vastgesteld eene Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden voor een ieder ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van 0.10 in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 13 Maart 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Uit Hfer-Hupoweard. Donderdag, 11 dezer, werd ten huize van den heer Hofdijk do algemeene voorjaarsvergadering van „Nieuw-Leven" gehouden, waarop tegenwoordig wa ren 68 leden en eenige belangstellenden. Na opening der vergadering door den voorzitter werd meegedeeld, dat de ingekomen stukken betrekking hebben op de te behandelen zaken en dus zullen worden aangehouden tot die punten aan de orde kwamen. Hierna bekomt de heer Akkerman het woord tot het uitbrengen van het marktverslag. Hieruit bleek, dat de veiling werd geopend op 17 Juni. De aanvoer van aardappelen was reeds gestegen tot het dubbele van 1905. Totaal werd 40841 zak verhandeld; de prijzen waren niet hoog, doch de aangevoerde hoeveelheid werd vlijtig gekocht, de goede naam onzer aardappel- markt is gevestigd, dank zij de sorteering en goed doorgevoerde keuring. Aanbevolen wordt het verbou wen van aardappelen, die in Augustus kunnen worden geveild. De eerste zilveruien werd aangevoerd op 1 Juli. Dit product werd in 1908 bijzonder gretig ge kocht, ongeveer 8000 baal werd verhandeld; dank zij ook de ingevoerde sorteering bleek het hier aangevoer de product zeer gewild. Er werden hooge prijzen voor dit artikel besteed, zelfs tot 11 gld. per baal. Goed droog en goed gesorteerd kunnen gerust nog eenige duizenden balen meer door den handel worden ge plaatst. Van gewone nep en uien werd 2000 baal ver handeld. Hiervoor werden goede prijzen gemaakt. Doch bij uitstek gunstig is het gegaan met de kool veiling, wat de prijzen betreft, de aanvoer had echter grooter kunnen zijn; ongeveer 1.120.000 stuks werd verhandeld. De totaal omzet der veiling beliep f 131489.70. De heer Akkerman dankt in het einde van zijn verslag bestuur en aanvoerders voor hunne welwillendheid in het afgeloopen jaar ervaren en con- „Hoe Van Ooijen in plaats van een verloofde een oorvijg kreeg die geschiedenis heb ik jullie nog nooit verteld, wel?", vroeg de majoor. „Maar hij is immers getrouwd?" „Ja, doch met een ander." „Een mooie vrouw en veel geld." „De eerste moet nog mooier zijn geweest en nog meer geld hebben gehad. Hij heeft mij het treurspel zelf verteld, en omdat er nu wel al gras over gegroeid is, kan ik het jullie ook wel vertellen." Ledeman en Keizer, hartstochtelijke biljartspelers, staakten hun partij en voegden zich bij ons en we scho ven onze fauteuils wat dichter naar den majoor, die zoo smakelijk vertellen kon. ooruit dan maar. Toen Van Ooijen nog tweede luitenant was, was hij verzot op hengelen. In een klein garnizoen heeft natuurlijk ieder zijn liefhebberij, waaraan hij zich geheel en al geeft. De een verzamelt postzegels, de ander speelt tennis, een derde is een hartstochtelijk jager en Van Ooijen was een eerste klasse visscher. Zijn halve tractement besteedde hij aan hengels, aas, dobbers, lijnen, netten en het nieuw ste was steeds voor hem. Op geld zag hij nooit hij had een kapitaaltje geërfd van een ouden oom. Het was een beste kerel, maar als hij in zijn liefhebberij werd gestoord, kon hij woest worden. 's Zomers ging hij ergens visschen, soms bleef hij in cns land, maar ook ging hij naar Duitschland en dan kwam hij terug met geestdriftige verhalen over vis schen die hij gevangen of bijna gevangen had. Eens trok hij naar een onmogelijk klein Duitsch nest, waarvan ik den naam vergeten ben, maar waar over hij in een hengelaarsblad gelezen had. Dat was zei hij het neusje van den zalm. Natuurlijk logeer de hij er in het „forellenhuis" en met den eigenaar sloot hij den eersten dag al 'vriendschap en den vol genden morgen vroeg zaten ze samen reeds aan het water. Op zekeren dag verscheen in de villa mevrouw de hofraad Grethner met haar twee dochters. De eene was twee-en-twintig, de ander nog een bakvischje van een jaar of zestien, zeventien. Au, Van Ooijen was dan toch niet zoo verstokt of hij bad wel gezien, dat de oudste der beide meisjes beeld schoon was, bovendien beschikte zij over een bruid schat, waarbij vier nullen te pas kwamen. Van Ooijen werd, zooals hij zei, verliefd op het meisje misschien cck op de bruidschat, dat weet ik niet. Maar dit staat vast, dat hij van de vier en twintig uren van den dag i r geen achttien meer vischte, maar slechts acht en de andere gebruikte hij om de mooie dochter van den hofraad op leven en dood het hof te maken. stateert met genoegen, dat ook de handelaars op de markt hem steeds met welwillendheid hebben bejegend. 1909 zij voor allen een goed markt jaar. Uit naam van bestuur en vergadering dankt de voorzitter den heer Akkerman, niet alleen voor z'n ver slag, maar tevens voor de wijze waarop hij zijn functie waarneemt. Voorts deelt de voorzitter mee, dat door de besturen van „Nieuw-Leven" en „Waarland" een commissie wordt samengesteld voor de sorteering van zilveruien. Voor „Nieuw Leven" zullen daarin zitting hebben de heeren J. de Boer en W. Groot. Op voorstel van het bestuur besluit de vergadering den afslager keurmeester een toeslag van 0.25 per veilingsdag te verleenen. Hierna komt aan de orde de rekening van den pen ningmeester, den heer P. Meereboer. Door den voorzit ter worden de heeren J. Botman, P. Beers en A. A. Overtoom uitgenoodigd in de zoo mogelijk in te stel len pauze, waarin ook de verkiezing van bestuursleden zal plaats hebben, de rekening na te zien. Intusschen bekomt de penningmeester het woord om financiëel verslag uit te brengen. Hieruit stippen we beknopt- heidshalve slechts aan, dat de inkomsten bedroegen f 792.691/,, de uitgaven 770.48, alzoo een batig saldo van 22.215, waarbij nog gevoegd kan worden 24.35 rente. De rekening van het afmijntoestel: batig saldo 441.285, uitgaven slechts 20.45, alzoo een saldo van 420.83". Voorloopig werd de rekening goedgekeurd, de definitieve goedkeuring volgde na de pauze op ad vies der commissie. De voorzitter dankt den penning meester voor zijn gehouden beheer, de commissie voor de genomen moeite. Medegedeeld wordt, dat de chef van het station Noord-Scharwoude de vergadering niet kon bijwonen. Het bestuur stelt voor, hem te benoemen tot advisee- rend lid, terwijl dan het dagelijksch bestuur op zich neemt hem daarmee persoonlijk in kennis te stellen. Dit voorstel vindt algemeenen bijval. Thans komt aan de orde het jaarverslag, uit te bren gen door den secretaris, den heer P. Wonder Pz. Ving het jaar 1908 minder prettig aan doordien enkele leden op ongeoorloofde wijze optraden, in den loop des jaars mocht het bestuur de krachtige medewerking voor den goeden gang van zaken van de zijde der leden erva ren. Het bestuur bleef onveranderd; het bezoek der vergaderingen was wel niet schitterend, doch in de vergadering heerschte over het algemeen een opgewek te geest. In den loop des jaars had nóg weer een aanmerke lijke stijging van het ledental plaats, zoodat dit thans 493 bedraagt. Veel werd van het vereenigingsleven gevraagd wat mede reeds kon blijken uit het financiëel verslag. Spr. betreurt den strijd om het doch verwacht, dat een oplossing wel nabij zal zijn. Spr. eindigt zijn ver slag met een aansporing tot eendrachtig samenwer ken en met de beste wenschen voor de vereeniging. Hij ontvangt bij monde van den voorzitter den dank der Hij was een flinke kerel en hij kon, op oogen- blikken, waarin hij niet door zijn vischwoede in beslag werd genomen, ook over meer dingen praten dan het weer en den dienst. Maar wat zal ik lang praten, Van Ooijen viel in den smaak en was op zekeren dag vol gens alle regelen der kunst verloofd. De hofraad gaf telegrafisch zijn vaderlijken zegen en de moeder van de jong-verlcofde begon zich al het hoofd te breken over den uitzet. Het moet anders een zeer lieve, be minnelijke vrouw geweest zijn. Tot zoover was alles in orde en Van Ooijen spiegelde zich reeds voor van zijn meisje net zoo'n hartstochtelijk hengelaar te maken als hij zelf was, Zij roeide met hem op het meer, deed de eene verkoudheid na de andere op en Van Ooijen was do gelukkigste mensch van de wereld. Als er niet een zuster geweest was, zn schoonzuster in spe. acht eens, hoe heette die bakvisch ook weer zij had een zeer bijzonderen naam een Griekschen of een Romeinschen „Juno Klytemastra Mizzi werd er geraden De majoor keek met bestraffenden blik rond en liet zich niet in het denken storen. Hij werd rood van in spanning. „Zoë", riep hij eindelijk triomphantelijk uit: „ik wist het wel, dat ik er op zou komen. Hoe kan men ook Zoë heetenliet meisje was net zoo zonderling a!s haar naam. Zij was reeds op den leeftijd, waarop andere meisjes soms in het huwelijk treden, maar zij hep nog met korte rokken en een vlecht rond. Met groote menschcn wilde zij niets te maken hebben en als iemand haar het hof wilde maken, lachte zij hem in het gezicht uit. Van Ooijen zeide, dat zij nog met poppen speelde, maar ik houd dat voor kwaadsprekerij van Van Ooijen, omdat zij hem niet mocht lijden. Itaar zuster, bij wie hij zich eenmaal beklaagde, ver telde het hem. De kleine Zoë was zoo boos op hem, omdat hij de arme, weerlooze visschen verschalkte. Een moordenaar noemde zij hem. Den goeden Van Ooijen was dat wel wat te erg, maa- zijn meisje troostte hem. En als een troosteres zoo lief is, nu dan laat men zich gemakkelijk troosten. „Zoë is nog een kind", zei zij dan. Maar zoo'n kind was Zoë niet. Zij was een kleine duivel. Als een meisje wist, wat zij wilde, dan was het Zoe, die door iedereen „het kind" werd genoemd. Op zekeren dag barstte de bom. Van Ooijen had hengels voor snoeken en karpers uitgelegd, bij de kleine landingsplaats, waaraan ook de booten van de villa lagen. Terwijl hij met zijne geliefde achter m den tuin tennis speelt, bemerkt hij op eens, hoe een klem kereltje, dat tot de eene of andere partij behoor- de, aan zijn hem zoo heilig hengelsnoer komt, en ik heb u reeds gezegd wanneer er een hem bij het hen gelen stoorde, dan behoefde die niet te lachen. vergadering. Nadat in het kort punt 7 betreffende 40/100 kor ting aan den handel, of als dit geaccepteerd wordt ge heele intrekking der korting, door den voorzitter is toegelicht en er eenige bespreking heeft plaats gehad, wordt dit voorstel op advies van het bestuur met alge meene stemmen aangenomen. Hierna wordt een pauze ingesteld, welke wordt be nut tot het verkiezen van bestuursleden. De aftreden de leden, de heeren N. Pool, P. Meereboer, J. Groen land en P. Wonder Pz. worden allen met zeer groote meerderheid herkozen; in de plaats van den heer Tes- selaar, die bij zijn besluit blijft, reeds het vorige jaar meegedeeld, wordt gekozen de heer J. Botman. De be noemden voor zoo ver aanwezig laten zich de keuze welgevallen. De voorzitter richt eenige waardeerende woorden tot den heer Tesselaar, wat een krachtig ap plaus aan de vergadering ontlokt, waarna de heer Bot man welkom in het bestuur wordt geheeten. Punt 8. Invoering van het 25 kilostelsel op de aard appelveiling wordt door den voorzitter ingeleid en ver der besrpoken. Mededeeling wordt gedaan van de bezwaren der han delaars uit Den Helder. Na de gehouden discussie, wordt besloten de aanvoer per 25 of 35 kilo vrij te la ten, doch kan men kotnen tot invoering van het 25 kilostelsel op al de markten ook in De Streek en te Medemblik, dan de invoering daarvan aan het bestuur op te dragen. Door den heer P. Wonder. Pz. wordt ingeleid punt 9 der agenda„Onderling dragen van bedrijfrisico. Spr. deelt mee het optreden in dezen van den Tuinbouwraad en doet duidelijk uitkomen, dat aansluiting hoogst gewenscht geacht moet worden. Wordt door onderlin ge samenwerking voldoende in de verzekering der ar beiders voorzien, dan ontloopen we een wet, die de zaak minstens tweemaal zoo duur zou maken. Besloten wordt een vergadering uit te schrijven aan het Verlaat, waarin door een der zakenkundige de leden nader zul len worden ingelicht. Den aanwezigen wordt op het hart gedrukt, die ver gadering bij te wonen en ook anderen daartoe op te wekken, opdat de aansluiting zoo algemeen mogelijk worde. Bij de behandeling van punt 10 der agenda: cultuur- wijziging en Proeftuinen, wordt door den voorzitter een kort resumé gegeven van het verhandelde door den heer Ilazeloop. Het bestuur is van oordeel, dat de leden het best doen zich voorloopig te bepalen tot proeven met augurken en daartusschen tuinboonen of een der andere genoemde producten en de teelt van aardbeiën, waaraan verbonden den aanleg van tuinen voor fijn fruit. Voor het verbouwen van augurken melden zich uit de vergadering verscheidene personen aan, ook enkele voor het verbouwen van aardbeien. Circulaires deze proeven betreffende worden verspreid, terwijl het bestuur binnen acht dagen aangiften verwacht, dit zal dan den betrokkene doen weten of het gewenscht is op Van Ooijen laat zijn meisje zijn meisje, zijn tennis zijn tennis en snelt naar de brug, waar het ongeluks kind staat, om uit de zes, zeven snoeren een niet te ontwarren chaos te maken. De kleine aasvischjes zijn van zelf ook reeds lang naar de maan. an Ooijen, woedend, slaat het ventje met de smalle zijde van het racket ter neer, dat daarop een gebrul laat hooren alsof het aan een speer gestoken werd. Van Ooijen was nu eenmaal een goed mensch en had dan ook al spoedig berouw over hetgeen hij had gedaan, hij wil den ongelukkige op den arm ne men, hem troosten en hem door allerlei schoone belof ten tot zwijgen brengen, maar daarvoor is het reeds te laat. Als uit den grond gerezen staat daar die dui- velsche meid, die Zoë, voor hem en rukt hem het kind uit de hand, zegt daarbij niets en gaat heen. Slechts even had zij hem een maar ook één blik toegeworpen. Merkwaardig was het, maar van af dien dag was zij geheel veranderd, zij werd vriendelijker tegen hem, wandelde met hem in den tuin rond en begon zelfs be lang in zijn hengelen te stellen. V an Ooijen, die anders alles vlug opmerkte, bemerk te nu niets en was dolblij dat die heldhaftigheid, waar over hij zich in den grond van zijn hart schaamde, zulk een niet te verwachten wending had genomen. Die vrouwen die vrouwen, wie kan met haar over weg. Ik laat het mij nu eenmaal niet aanleunen, er is geen man tegen haar opgewassen, zelfs de dom ste vrouw kan hen er tusschen nemen en plagen; dat ook heeft de arme Van Ooijen moeten ondervin den, die van die Zoë, die kleine onschuldige Zoë, de oorvijg had moeten ontvangen en die hem ook zijne bruid en bruidschat ontnam. Op zekeren morgen, bij een Afrikaansche warmte, ligt hij in den tuin op een schaduwrijke plek en slui mert Na die geschiedenis vindt hij het hengelen niet zoo leuk meer. Hij ligt daar te wachten op zijn meisje. Op eens bedekt een schaduw zijn gezicht en hij ontwaart Zoë. Zoo, zwager luilak! zegt zij, zoo lachende, dat haar witte tanden van achter haar roode lippen merkbaar zijn. zullen wij niet wat gaan roeien?" „Waar is je zuster?" „Die is evenals haar verloofde, te -lui en kan met uit de veeren komen; voordat zij op is zijn wij wel weer terug." „Goed' en Van Ooijen gaat zonder verder te den ken, met haar mee, hij heeft er ook niets tegen dat zij naar de andere zijde van het meer wil roeien, daar is het schooner, meer schaduwrijk en in het koele zachte mos zal het goed zijn te rusten. Geen mensch ziet men daar, slechts de kleine huizen steken hunne daken van uit de groene tuinen, het is daar zoo stil, zoo hef, en morgen zal Hij er met zijne liefste naar toe gaan, zoo denkt an Ooijen. Maar dan ook denkt hij de proefnemingen in te gaan. Besloten wordt, dat de vereeniging zich aansluit bij het Centraal bureau, bestellingen kunnen worden ge daan bij den heer Akkerman, nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den heer W. van Slooten. Het bestuur ontvangt de machtiging de Koninkl. goedkeuring te vragen op de gewijzigde statuten. Op voorstel van den heer Joh. Barten wordt besloten van vereenigingswege een publicatiebord te plaatsen op het marktterrein of aan het betaalkantoor. De heer J. de Boer stelt voor coöperatief manden aan te schaffen. Staande de vergadering worden onge veer 500 manden besteld. De gelegenheid wordt nog 8 dagen opengesteld, waarvoor men zich kan vervoegen bij den heer Akkerman. Bij de gratisverloting vielen prijzen ten deel aan: J. Botman, I'. Groen, K. Zuiver, Joh. Barten-, J. Beets Wz„ J. Zinniger, J. Jongkind en K. Ursem. Hiermede is men gekomen tot het einde der werk zaamheden. De voorzitter dankt de aanwezigen voor hunne welwillende medewerking en sluit de vergade ring met den wensch, dat 1909 voor de vereeniging en bare leden niet minder moge zijn dan 1908 is geweest. SPROKKELINGEN. DE POSTERIJEN IN DE OUDHEID. De eerste melding van het begrip post vinden wij in den Bijbel en wel in Job IX: 25: „Mijne dagen zijn lichter geweest dan een looper". Dit laatste woord, in het Hebreeuwsch, beteekent een looper of bode, aange steld om staatsbrieven van vorsten spoedig over te brengen. Die loopers of posten reden soms op drome darissen, een bizonder snelloopend soort van kameel, die het gezwindste paard voorbij kunnen steven. Sommige schrijvers denken, dat de Perziërs de eersten waren, die van posten gebruik maakten. Diodorus Si- culus merkt op, dat de Koningen van PerziO, om ken nis te krijgen van alles wat in al de gewesten van hun ne uitgebreide heerschappij gebeurt, wachten op de hoogten, op gepasten afstand, hebben gesteld. Deze wachten gaven elkander kennis van openbare zaken met een luide, gillende stem, en zoo werd het nieuws in korten tijd van het eene einde van het rijk tot het andere verspreid. Doch, daar dit alleen gebruikt kon worden voor zaken, die aan geheel het volk openbaar gemaakt mochten worden, zoo heeft Cyrus, zegt Xeno- phon, loopers aangesteld, en plaatsen voor postpaar den, alsook huizen voor de loopers opgericht, waar de een aan den andere de pakken en brieven overleverde en zoo ging het nacht en dag met onbegrijpelijke snel heid voort. Herodotus beweert, dat niets snellers voor eene landreis bekend was. Xerses, bij zijn tocht tegen Griekenland, had posten van de Egeïsche zee tot Su zan gesteld, om alles wat met zijn leger gebeurde daar te laten weten; hij plaatste ook boden aan elk post huis, om zijne brieven te vervoeren, ieder zoover als een paard gemakkelijk loopen kon. De regelmatigheid en snelheid van de Romeinsche posten waren ook bewonderenswaardig. Gibbron niet meer aan haar. Zoë vertoont zich opeens aan hem als een kokette van den eersten rang, zij lacht en schertst allen mogelijken onzin en laat zich doorhem over een beekje dragen, waarbij zij hem met hare zwarte oogen zoo aanstaart, dat Van Ooijen in zulk een opgewonden toestand geraakt, dat hij in 't geheel niet meer beseft, wat hij doet. Nu ja, zoo zegt hij in zich zelf, zijn meisje heeft hij werkelijk lief,maar wanneer daar 'n heks voor je omdanst, die je zóó in ver rukking brengt, dan moet je wel van hout zijn, wan neer men zich daardoor niet laat medesleepen en an Ooijen was alles, maar niet van hout. Waar zij weder om hem heendraait, en ten slotte in zijn armen valt, daar verliest die arme kerel het ver stand, pakt het knappe meisje beet, geeft haar een kus, die nu juist wel wat meer was dan een kus van een zwager. Pats, daar voelt hij hare hand op zijn gezicht nederkomen, zoodat de boomen voor hem schijnen te uansen, en terwijl hij zoo langzamerhand weer tot zich zelf komt en zijn hersens weer bij elkaar brengt, merkt hij dat Zoë weg is. Een huivering bevangt hem en hij gaat aan den rand van den oever zitten. Nu ziet hij waarlijk ook, dat zij met de boot reeds is verdwenen en als zij hem daar dan nog zoo geheel beteuterd ziet staan, maakt zij tot afscheid bok nog een langen neus tegen hem. lot laat in den namiddag heeft hij daar moeten verblijven, toen eindelijk twee heeren met een boot voorbij kwamen roeien en hem meenamen. Zoodra hij binnenkomt en naar de dames vraagt, krijgt bij ten antwoord, dat zij in den morgen reeds met al hare bagage zijn vertrokken. De oudste dame had erg gehuild en een brief hadden zij voor hem achtergelaten. V at er in den brief stond, hij heeft hem mij maar eenmaal getoond en ik kan mij nog wel zoo ongeveer herinneren wat er in stond. Zoë had hem geschreven: „Ik heb mijne moeder en mijne zuster alles verteld en u zult het begrijpelijk vinden dat mijne zuster na het voorgevallene de verloving heeft verbroken. Het verheugt mij dat het mij gelukt is haar van u te bevrijden, want u is niet alleen een trouwelooze, maar ook in 't bijzonder een zeer brutaal mensch. U hebt wegens een hengelsnoer een klein kind mishan deld en ik meen dat een man die een kind slaat, ook zijne vrouw zal slaan, en daarvoor wilde ik mijn zuster bewaren." Zoë Grethner. Zoo schreef dat kleine meisje, dat door de geheelu wereld voor een kind werd gehouden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 9