DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 60
Honderd en elfden jaargang
1909.
Z' A T E R D A O
13 MAART
BINNENLAND.
HET KIND.
te&rr**' ■- -
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
t rd-.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
iet'T-rg j,.aar plaatsruimte.
Br/ev n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
mms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
VERORDENING TOT REGELING DER BE
LOONINGEN VAN HET ONDERWIJZEND
EN BEDIENEND PERSONEEL AAN DE
BURGERAVONDSCHOOL EN AAN DE
AVONDSCHOOL VOOR HANDWERKSLIE
DEN.
ALKMAARSCHE COURANT
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis dat in het ge
meenteblad van Alkmaar, No. 297, is opgenomen het
besluit van den Raad dier gemeente van 10 Februari
1.1., waarbij is vastgesteld eene
Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden voor een ieder ter gemeente-secretarie
ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van
0.10 in afdruk is verkrijgbaar gesteld.
Alkmaar, 13 Maart 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Uit Hfer-Hupoweard.
Donderdag, 11 dezer, werd ten huize van den heer
Hofdijk do algemeene voorjaarsvergadering van
„Nieuw-Leven" gehouden, waarop tegenwoordig wa
ren 68 leden en eenige belangstellenden. Na opening
der vergadering door den voorzitter werd meegedeeld,
dat de ingekomen stukken betrekking hebben op de te
behandelen zaken en dus zullen worden aangehouden
tot die punten aan de orde kwamen.
Hierna bekomt de heer Akkerman het woord tot het
uitbrengen van het marktverslag. Hieruit bleek, dat
de veiling werd geopend op 17 Juni. De aanvoer van
aardappelen was reeds gestegen tot het dubbele van
1905. Totaal werd 40841 zak verhandeld; de prijzen
waren niet hoog, doch de aangevoerde hoeveelheid
werd vlijtig gekocht, de goede naam onzer aardappel-
markt is gevestigd, dank zij de sorteering en goed
doorgevoerde keuring. Aanbevolen wordt het verbou
wen van aardappelen, die in Augustus kunnen worden
geveild. De eerste zilveruien werd aangevoerd op 1
Juli. Dit product werd in 1908 bijzonder gretig ge
kocht, ongeveer 8000 baal werd verhandeld; dank zij
ook de ingevoerde sorteering bleek het hier aangevoer
de product zeer gewild. Er werden hooge prijzen voor
dit artikel besteed, zelfs tot 11 gld. per baal. Goed
droog en goed gesorteerd kunnen gerust nog eenige
duizenden balen meer door den handel worden ge
plaatst. Van gewone nep en uien werd 2000 baal ver
handeld. Hiervoor werden goede prijzen gemaakt.
Doch bij uitstek gunstig is het gegaan met de kool
veiling, wat de prijzen betreft, de aanvoer had echter
grooter kunnen zijn; ongeveer 1.120.000 stuks werd
verhandeld. De totaal omzet der veiling beliep
f 131489.70. De heer Akkerman dankt in het einde
van zijn verslag bestuur en aanvoerders voor hunne
welwillendheid in het afgeloopen jaar ervaren en con-
„Hoe Van Ooijen in plaats van een verloofde een
oorvijg kreeg die geschiedenis heb ik jullie nog
nooit verteld, wel?", vroeg de majoor.
„Maar hij is immers getrouwd?"
„Ja, doch met een ander."
„Een mooie vrouw en veel geld."
„De eerste moet nog mooier zijn geweest en nog
meer geld hebben gehad. Hij heeft mij het treurspel
zelf verteld, en omdat er nu wel al gras over gegroeid
is, kan ik het jullie ook wel vertellen."
Ledeman en Keizer, hartstochtelijke biljartspelers,
staakten hun partij en voegden zich bij ons en we scho
ven onze fauteuils wat dichter naar den majoor, die
zoo smakelijk vertellen kon.
ooruit dan maar. Toen Van Ooijen nog tweede
luitenant was, was hij verzot op hengelen. In een
klein garnizoen heeft natuurlijk ieder zijn liefhebberij,
waaraan hij zich geheel en al geeft. De een verzamelt
postzegels, de ander speelt tennis, een derde is een
hartstochtelijk jager en Van Ooijen was een eerste
klasse visscher. Zijn halve tractement besteedde hij
aan hengels, aas, dobbers, lijnen, netten en het nieuw
ste was steeds voor hem. Op geld zag hij nooit hij
had een kapitaaltje geërfd van een ouden oom. Het
was een beste kerel, maar als hij in zijn liefhebberij
werd gestoord, kon hij woest worden.
's Zomers ging hij ergens visschen, soms bleef hij in
cns land, maar ook ging hij naar Duitschland en dan
kwam hij terug met geestdriftige verhalen over vis
schen die hij gevangen of bijna gevangen had.
Eens trok hij naar een onmogelijk klein Duitsch
nest, waarvan ik den naam vergeten ben, maar waar
over hij in een hengelaarsblad gelezen had. Dat was
zei hij het neusje van den zalm. Natuurlijk logeer
de hij er in het „forellenhuis" en met den eigenaar
sloot hij den eersten dag al 'vriendschap en den vol
genden morgen vroeg zaten ze samen reeds aan het
water.
Op zekeren dag verscheen in de villa mevrouw de
hofraad Grethner met haar twee dochters. De
eene was twee-en-twintig, de ander nog een
bakvischje van een jaar of zestien, zeventien.
Au, Van Ooijen was dan toch niet zoo verstokt of hij
bad wel gezien, dat de oudste der beide meisjes beeld
schoon was, bovendien beschikte zij over een bruid
schat, waarbij vier nullen te pas kwamen. Van Ooijen
werd, zooals hij zei, verliefd op het meisje misschien
cck op de bruidschat, dat weet ik niet. Maar dit staat
vast, dat hij van de vier en twintig uren van den dag
i r geen achttien meer vischte, maar slechts acht en
de andere gebruikte hij om de mooie dochter van den
hofraad op leven en dood het hof te maken.
stateert met genoegen, dat ook de handelaars op de
markt hem steeds met welwillendheid hebben bejegend.
1909 zij voor allen een goed markt jaar.
Uit naam van bestuur en vergadering dankt de
voorzitter den heer Akkerman, niet alleen voor z'n ver
slag, maar tevens voor de wijze waarop hij zijn functie
waarneemt. Voorts deelt de voorzitter mee, dat door
de besturen van „Nieuw-Leven" en „Waarland" een
commissie wordt samengesteld voor de sorteering van
zilveruien. Voor „Nieuw Leven" zullen daarin zitting
hebben de heeren J. de Boer en W. Groot. Op voorstel
van het bestuur besluit de vergadering den afslager
keurmeester een toeslag van 0.25 per veilingsdag te
verleenen.
Hierna komt aan de orde de rekening van den pen
ningmeester, den heer P. Meereboer. Door den voorzit
ter worden de heeren J. Botman, P. Beers en A. A.
Overtoom uitgenoodigd in de zoo mogelijk in te stel
len pauze, waarin ook de verkiezing van bestuursleden
zal plaats hebben, de rekening na te zien. Intusschen
bekomt de penningmeester het woord om financiëel
verslag uit te brengen. Hieruit stippen we beknopt-
heidshalve slechts aan, dat de inkomsten bedroegen
f 792.691/,, de uitgaven 770.48, alzoo een batig saldo
van 22.215, waarbij nog gevoegd kan worden 24.35
rente. De rekening van het afmijntoestel: batig saldo
441.285, uitgaven slechts 20.45, alzoo een saldo van
420.83". Voorloopig werd de rekening goedgekeurd,
de definitieve goedkeuring volgde na de pauze op ad
vies der commissie. De voorzitter dankt den penning
meester voor zijn gehouden beheer, de commissie voor
de genomen moeite.
Medegedeeld wordt, dat de chef van het station
Noord-Scharwoude de vergadering niet kon bijwonen.
Het bestuur stelt voor, hem te benoemen tot advisee-
rend lid, terwijl dan het dagelijksch bestuur op zich
neemt hem daarmee persoonlijk in kennis te stellen.
Dit voorstel vindt algemeenen bijval.
Thans komt aan de orde het jaarverslag, uit te bren
gen door den secretaris, den heer P. Wonder Pz. Ving
het jaar 1908 minder prettig aan doordien enkele leden
op ongeoorloofde wijze optraden, in den loop des jaars
mocht het bestuur de krachtige medewerking voor den
goeden gang van zaken van de zijde der leden erva
ren. Het bestuur bleef onveranderd; het bezoek der
vergaderingen was wel niet schitterend, doch in de
vergadering heerschte over het algemeen een opgewek
te geest.
In den loop des jaars had nóg weer een aanmerke
lijke stijging van het ledental plaats, zoodat dit thans
493 bedraagt.
Veel werd van het vereenigingsleven gevraagd wat
mede reeds kon blijken uit het financiëel verslag. Spr.
betreurt den strijd om het doch verwacht, dat
een oplossing wel nabij zal zijn. Spr. eindigt zijn ver
slag met een aansporing tot eendrachtig samenwer
ken en met de beste wenschen voor de vereeniging. Hij
ontvangt bij monde van den voorzitter den dank der
Hij was een flinke kerel en hij kon, op oogen-
blikken, waarin hij niet door zijn vischwoede in beslag
werd genomen, ook over meer dingen praten dan het
weer en den dienst. Maar wat zal ik lang praten, Van
Ooijen viel in den smaak en was op zekeren dag vol
gens alle regelen der kunst verloofd. De hofraad gaf
telegrafisch zijn vaderlijken zegen en de moeder van
de jong-verlcofde begon zich al het hoofd te breken
over den uitzet. Het moet anders een zeer lieve, be
minnelijke vrouw geweest zijn.
Tot zoover was alles in orde en Van Ooijen
spiegelde zich reeds voor van zijn meisje net
zoo'n hartstochtelijk hengelaar te maken als hij zelf
was, Zij roeide met hem op het meer, deed de eene
verkoudheid na de andere op en Van Ooijen was
do gelukkigste mensch van de wereld. Als er niet
een zuster geweest was, zn schoonzuster in spe.
acht eens, hoe heette die bakvisch ook weer zij
had een zeer bijzonderen naam een Griekschen of
een Romeinschen
„Juno Klytemastra Mizzi werd er geraden
De majoor keek met bestraffenden blik rond en liet
zich niet in het denken storen. Hij werd rood van in
spanning.
„Zoë", riep hij eindelijk triomphantelijk uit: „ik
wist het wel, dat ik er op zou komen. Hoe kan men
ook Zoë heetenliet meisje was net zoo zonderling
a!s haar naam. Zij was reeds op den leeftijd, waarop
andere meisjes soms in het huwelijk treden, maar zij
hep nog met korte rokken en een vlecht rond. Met
groote menschcn wilde zij niets te maken hebben en
als iemand haar het hof wilde maken, lachte zij hem
in het gezicht uit. Van Ooijen zeide, dat zij nog met
poppen speelde, maar ik houd dat voor kwaadsprekerij
van Van Ooijen, omdat zij hem niet mocht lijden.
Itaar zuster, bij wie hij zich eenmaal beklaagde, ver
telde het hem. De kleine Zoë was zoo boos op hem,
omdat hij de arme, weerlooze visschen verschalkte. Een
moordenaar noemde zij hem. Den goeden Van Ooijen
was dat wel wat te erg, maa- zijn meisje troostte hem.
En als een troosteres zoo lief is, nu dan laat men zich
gemakkelijk troosten.
„Zoë is nog een kind", zei zij dan.
Maar zoo'n kind was Zoë niet. Zij was een kleine
duivel. Als een meisje wist, wat zij wilde, dan was het
Zoe, die door iedereen „het kind" werd genoemd.
Op zekeren dag barstte de bom. Van Ooijen had
hengels voor snoeken en karpers uitgelegd, bij de
kleine landingsplaats, waaraan ook de booten van de
villa lagen. Terwijl hij met zijne geliefde achter
m den tuin tennis speelt, bemerkt hij op eens, hoe een
klem kereltje, dat tot de eene of andere partij behoor-
de, aan zijn hem zoo heilig hengelsnoer komt, en
ik heb u reeds gezegd wanneer er een hem bij het hen
gelen stoorde, dan behoefde die niet te lachen.
vergadering.
Nadat in het kort punt 7 betreffende 40/100 kor
ting aan den handel, of als dit geaccepteerd wordt ge
heele intrekking der korting, door den voorzitter is
toegelicht en er eenige bespreking heeft plaats gehad,
wordt dit voorstel op advies van het bestuur met alge
meene stemmen aangenomen.
Hierna wordt een pauze ingesteld, welke wordt be
nut tot het verkiezen van bestuursleden. De aftreden
de leden, de heeren N. Pool, P. Meereboer, J. Groen
land en P. Wonder Pz. worden allen met zeer groote
meerderheid herkozen; in de plaats van den heer Tes-
selaar, die bij zijn besluit blijft, reeds het vorige jaar
meegedeeld, wordt gekozen de heer J. Botman. De be
noemden voor zoo ver aanwezig laten zich de keuze
welgevallen. De voorzitter richt eenige waardeerende
woorden tot den heer Tesselaar, wat een krachtig ap
plaus aan de vergadering ontlokt, waarna de heer Bot
man welkom in het bestuur wordt geheeten.
Punt 8. Invoering van het 25 kilostelsel op de aard
appelveiling wordt door den voorzitter ingeleid en ver
der besrpoken.
Mededeeling wordt gedaan van de bezwaren der han
delaars uit Den Helder. Na de gehouden discussie,
wordt besloten de aanvoer per 25 of 35 kilo vrij te la
ten, doch kan men kotnen tot invoering van het 25
kilostelsel op al de markten ook in De Streek en te
Medemblik, dan de invoering daarvan aan het bestuur
op te dragen.
Door den heer P. Wonder. Pz. wordt ingeleid punt 9
der agenda„Onderling dragen van bedrijfrisico. Spr.
deelt mee het optreden in dezen van den Tuinbouwraad
en doet duidelijk uitkomen, dat aansluiting hoogst
gewenscht geacht moet worden. Wordt door onderlin
ge samenwerking voldoende in de verzekering der ar
beiders voorzien, dan ontloopen we een wet, die de zaak
minstens tweemaal zoo duur zou maken. Besloten
wordt een vergadering uit te schrijven aan het Verlaat,
waarin door een der zakenkundige de leden nader zul
len worden ingelicht.
Den aanwezigen wordt op het hart gedrukt, die ver
gadering bij te wonen en ook anderen daartoe op te
wekken, opdat de aansluiting zoo algemeen mogelijk
worde.
Bij de behandeling van punt 10 der agenda: cultuur-
wijziging en Proeftuinen, wordt door den voorzitter
een kort resumé gegeven van het verhandelde door den
heer Ilazeloop. Het bestuur is van oordeel, dat de leden
het best doen zich voorloopig te bepalen tot proeven
met augurken en daartusschen tuinboonen of een der
andere genoemde producten en de teelt van aardbeiën,
waaraan verbonden den aanleg van tuinen voor fijn
fruit. Voor het verbouwen van augurken melden zich
uit de vergadering verscheidene personen aan, ook
enkele voor het verbouwen van aardbeien. Circulaires
deze proeven betreffende worden verspreid, terwijl het
bestuur binnen acht dagen aangiften verwacht, dit zal
dan den betrokkene doen weten of het gewenscht is op
Van Ooijen laat zijn meisje zijn meisje, zijn tennis
zijn tennis en snelt naar de brug, waar het ongeluks
kind staat, om uit de zes, zeven snoeren een niet te
ontwarren chaos te maken. De kleine aasvischjes zijn
van zelf ook reeds lang naar de maan.
an Ooijen, woedend, slaat het ventje met de
smalle zijde van het racket ter neer, dat daarop een
gebrul laat hooren alsof het aan een speer gestoken
werd. Van Ooijen was nu eenmaal een goed mensch
en had dan ook al spoedig berouw over hetgeen
hij had gedaan, hij wil den ongelukkige op den arm ne
men, hem troosten en hem door allerlei schoone belof
ten tot zwijgen brengen, maar daarvoor is het reeds te
laat. Als uit den grond gerezen staat daar die dui-
velsche meid, die Zoë, voor hem en rukt hem het kind
uit de hand, zegt daarbij niets en gaat heen. Slechts
even had zij hem een maar ook één blik toegeworpen.
Merkwaardig was het, maar van af dien dag was zij
geheel veranderd, zij werd vriendelijker tegen hem,
wandelde met hem in den tuin rond en begon zelfs be
lang in zijn hengelen te stellen.
V an Ooijen, die anders alles vlug opmerkte, bemerk
te nu niets en was dolblij dat die heldhaftigheid, waar
over hij zich in den grond van zijn hart schaamde,
zulk een niet te verwachten wending had genomen.
Die vrouwen die vrouwen, wie kan met haar over
weg. Ik laat het mij nu eenmaal niet aanleunen, er
is geen man tegen haar opgewassen, zelfs de dom
ste vrouw kan hen er tusschen nemen en plagen;
dat ook heeft de arme Van Ooijen moeten ondervin
den, die van die Zoë, die kleine onschuldige Zoë, de
oorvijg had moeten ontvangen en die hem ook zijne
bruid en bruidschat ontnam.
Op zekeren morgen, bij een Afrikaansche warmte,
ligt hij in den tuin op een schaduwrijke plek en slui
mert Na die geschiedenis vindt hij het hengelen
niet zoo leuk meer. Hij ligt daar te wachten op zijn
meisje. Op eens bedekt een schaduw zijn gezicht
en hij ontwaart Zoë.
Zoo, zwager luilak! zegt zij, zoo lachende, dat haar
witte tanden van achter haar roode lippen merkbaar
zijn. zullen wij niet wat gaan roeien?"
„Waar is je zuster?"
„Die is evenals haar verloofde, te -lui en kan
met uit de veeren komen; voordat zij op is zijn wij wel
weer terug."
„Goed' en Van Ooijen gaat zonder verder te den
ken, met haar mee, hij heeft er ook niets tegen dat zij
naar de andere zijde van het meer wil roeien, daar
is het schooner, meer schaduwrijk en in het koele
zachte mos zal het goed zijn te rusten. Geen mensch
ziet men daar, slechts de kleine huizen steken hunne
daken van uit de groene tuinen, het is daar zoo stil,
zoo hef, en morgen zal Hij er met zijne liefste naar toe
gaan, zoo denkt an Ooijen. Maar dan ook denkt hij
de proefnemingen in te gaan.
Besloten wordt, dat de vereeniging zich aansluit bij
het Centraal bureau, bestellingen kunnen worden ge
daan bij den heer Akkerman, nadere inlichtingen zijn
te bekomen bij den heer W. van Slooten.
Het bestuur ontvangt de machtiging de Koninkl.
goedkeuring te vragen op de gewijzigde statuten.
Op voorstel van den heer Joh. Barten wordt besloten
van vereenigingswege een publicatiebord te plaatsen
op het marktterrein of aan het betaalkantoor.
De heer J. de Boer stelt voor coöperatief manden
aan te schaffen. Staande de vergadering worden onge
veer 500 manden besteld. De gelegenheid wordt nog 8
dagen opengesteld, waarvoor men zich kan vervoegen
bij den heer Akkerman.
Bij de gratisverloting vielen prijzen ten deel aan: J.
Botman, I'. Groen, K. Zuiver, Joh. Barten-, J. Beets
Wz„ J. Zinniger, J. Jongkind en K. Ursem.
Hiermede is men gekomen tot het einde der werk
zaamheden. De voorzitter dankt de aanwezigen voor
hunne welwillende medewerking en sluit de vergade
ring met den wensch, dat 1909 voor de vereeniging en
bare leden niet minder moge zijn dan 1908 is geweest.
SPROKKELINGEN.
DE POSTERIJEN IN DE OUDHEID.
De eerste melding van het begrip post vinden wij
in den Bijbel en wel in Job IX: 25: „Mijne dagen zijn
lichter geweest dan een looper". Dit laatste woord, in
het Hebreeuwsch, beteekent een looper of bode, aange
steld om staatsbrieven van vorsten spoedig over te
brengen. Die loopers of posten reden soms op drome
darissen, een bizonder snelloopend soort van kameel,
die het gezwindste paard voorbij kunnen steven.
Sommige schrijvers denken, dat de Perziërs de eersten
waren, die van posten gebruik maakten. Diodorus Si-
culus merkt op, dat de Koningen van PerziO, om ken
nis te krijgen van alles wat in al de gewesten van hun
ne uitgebreide heerschappij gebeurt, wachten op de
hoogten, op gepasten afstand, hebben gesteld. Deze
wachten gaven elkander kennis van openbare zaken
met een luide, gillende stem, en zoo werd het nieuws
in korten tijd van het eene einde van het rijk tot het
andere verspreid. Doch, daar dit alleen gebruikt kon
worden voor zaken, die aan geheel het volk openbaar
gemaakt mochten worden, zoo heeft Cyrus, zegt Xeno-
phon, loopers aangesteld, en plaatsen voor postpaar
den, alsook huizen voor de loopers opgericht, waar de
een aan den andere de pakken en brieven overleverde
en zoo ging het nacht en dag met onbegrijpelijke snel
heid voort. Herodotus beweert, dat niets snellers voor
eene landreis bekend was. Xerses, bij zijn tocht tegen
Griekenland, had posten van de Egeïsche zee tot Su
zan gesteld, om alles wat met zijn leger gebeurde daar
te laten weten; hij plaatste ook boden aan elk post
huis, om zijne brieven te vervoeren, ieder zoover als
een paard gemakkelijk loopen kon.
De regelmatigheid en snelheid van de Romeinsche
posten waren ook bewonderenswaardig. Gibbron
niet meer aan haar. Zoë vertoont zich opeens aan
hem als een kokette van den eersten rang, zij lacht
en schertst allen mogelijken onzin en laat zich doorhem
over een beekje dragen, waarbij zij hem met hare
zwarte oogen zoo aanstaart, dat Van Ooijen in zulk
een opgewonden toestand geraakt, dat hij in 't geheel
niet meer beseft, wat hij doet. Nu ja, zoo zegt
hij in zich zelf, zijn meisje heeft hij werkelijk lief,maar
wanneer daar 'n heks voor je omdanst, die je zóó in ver
rukking brengt, dan moet je wel van hout zijn, wan
neer men zich daardoor niet laat medesleepen en
an Ooijen was alles, maar niet van hout.
Waar zij weder om hem heendraait, en ten slotte in
zijn armen valt, daar verliest die arme kerel het ver
stand, pakt het knappe meisje beet, geeft haar
een kus, die nu juist wel wat meer was dan een kus
van een zwager.
Pats, daar voelt hij hare hand op zijn gezicht
nederkomen, zoodat de boomen voor hem schijnen te
uansen, en terwijl hij zoo langzamerhand weer tot zich
zelf komt en zijn hersens weer bij elkaar brengt, merkt
hij dat Zoë weg is. Een huivering bevangt hem en hij
gaat aan den rand van den oever zitten. Nu ziet hij
waarlijk ook, dat zij met de boot reeds is verdwenen en
als zij hem daar dan nog zoo geheel beteuterd ziet
staan, maakt zij tot afscheid bok nog een langen neus
tegen hem.
lot laat in den namiddag heeft hij daar moeten
verblijven, toen eindelijk twee heeren met een boot
voorbij kwamen roeien en hem meenamen.
Zoodra hij binnenkomt en naar de dames vraagt,
krijgt bij ten antwoord, dat zij in den morgen reeds
met al hare bagage zijn vertrokken.
De oudste dame had erg gehuild en een brief hadden
zij voor hem achtergelaten.
V at er in den brief stond, hij heeft hem mij maar
eenmaal getoond en ik kan mij nog wel zoo ongeveer
herinneren wat er in stond.
Zoë had hem geschreven:
„Ik heb mijne moeder en mijne zuster alles verteld
en u zult het begrijpelijk vinden dat mijne zuster na
het voorgevallene de verloving heeft verbroken.
Het verheugt mij dat het mij gelukt is haar van u
te bevrijden, want u is niet alleen een trouwelooze,
maar ook in 't bijzonder een zeer brutaal mensch. U
hebt wegens een hengelsnoer een klein kind mishan
deld en ik meen dat een man die een kind slaat, ook
zijne vrouw zal slaan, en daarvoor wilde ik mijn zuster
bewaren."
Zoë Grethner.
Zoo schreef dat kleine meisje, dat door de geheelu
wereld voor een kind werd gehouden.