Alkmaarsche Courant
DONDERDAG 18 MAART.
Gemeenteraad van Alkmaar,
op Woensdag 17 Maart 1909, 's nam. 1 uur.
4. Oprichten van een openbare handelsschool.
5. Het maken van een riool door het Jaagpad
6. Wijziging verordening voor de Burger
avondschool.
Overnemen van grond langs de Nieuwpoortslaan.
8. Adres aan H. M, de Koningin om ontheffing
van de verplichting tot het oprichten
eener burgerdagschool.
9. Verbouwing van de Meisje school.
VAN
VERGADERING VAN DEN
Voorzitter: de heer G. RIPPING, Burgemeester.
Sc-cretaris. de-heer C. D. DONAUT.
Aanwezig 14 leden, afwezig de heeren de Groot en
Luiting met kennisgeving, de heer Fortuin zonder
kennisgeving.
De notulen worden aangehouden tot de volgende ver
gadering, daar ze niet tijdig ter visie konden liggen.
Aan de vergadering wordt medegedeeld:
a. dat is ingekomen het verslag van den toestand
van het middelbaar onderwijs over 1908;
Gevoegd bij de stukken voor het gemeenteverslag.
b. alsvoren, een schrijven d.d. 10 Februari 1.1. No.
47 van de Gedeputeerde Staten, houdende bericht, dat
de Verordening regelende den werkkring van de Com
missie van bijstand in het beheer van den gemeente
reinigingsdienst door genoemd college voor kennisge
ving is aangenomen;
Voor kennisgeving aangenomen.
c. alsvoren, een schrijven d.d. 13 Februari 11. van
de commissie voor den vakwedstrijd, met daaraan ver
bonden tentoonstelling, gehouden in 1908, houdende
bericht dat geen gebruik behoeft te worden gemaakt
van de bij raadsbesluit van 4 December 1907 toege
zegde bijdrage van ten hoogste 400 uit de gemeente
kas;
Alsvoren.
d. alsvoren, een schrijven van den Minister van
Binnenlandsche Zaken d.d. 27 Februari 1.1. No. 897 en
een schrijven d.d. 3 Maart 1.1. No. 45 van de Gedepu
teerde Staten, houdende het bericht, dat de Verorde
ning tot regeling der belooningen van het onderwij
zend en bedienend personeel aan de Burgeravond
school en aan de Avondschool voor handwerkslieden
is goedgekeurd;
Alsvoren.
e. alsvoren, een schrijven d.d. 24 Februari 1.1. No. 30
van de Gedeputeerde Staten, ten geleide van de goed
gekeurde 2de suppletoire begrooting dezer gemeente,
dienst 1908;
Alsvoren.
f. alsvoren, een schrijven d.d. 17 Februari 1.1. van
de leeraren aan het gymnasium (met uitzondering van
Dr. Boas) wnarin wordt verklaard, dat de verhouding
tusschen Rector en hen altijd uitstekend is geweest en
nimmer iets heeft te wenschen overgelaten;
De heer IJitenbosch zegt, niet te weten hoe het de
bat over de verschillende punten zal loopen. Zoo dik
wijls is het gebeurd, dat de agenda niet is afgehan
deld en ook nu zou het kunnen geschieden dat spre
kers motie, zijnde punt 16, niet in deze vergadering in
behandeling zou kunnen komen. Waar de Voorzitter
heeft voorgesteld dit schrijven te behandelen bij punt
16, zou spreker de zaak wel willen omkeeren en de mo
tie willen behandelen bij dit schrijven, zij het dan ook
na behandeling der ingekomen stukken.
De Voorzitter zegt, dat hij weinig voor dit voorstel
gevoelt, maar waar het voldoende gesteund wordt, zal
hij het in stemming brengen.
De stemmen staken. Vóór stemmen de heeren:
Glinderman, v. d. Bosch, Wanna, Uitenbosch, van der
Feen^lc Lille, Dorbeek en Ibink Melembrink.
g. alsvoren, een schrijven d.d. 11 Maart 1.1. No. 1168
afd. H. M. O. van den Minister van Binnenlandsche
Zaken, houdende goedkeuring van de Verordening tot
regeling der jaarwedden van het onderwijzend perso
neel aan den handelsavondcursus voor handels- en kan
toorbedienden
Na eenige discussie wordt besloten dat dit voorstel
gesteld zal worden in handen van B. en W., die in de
volgende vergadering praeadvies zullen uitbrengen.
h. alsvoren, een voorstel van de heeren G. T. M.
van den Bosch en 10 andere raadsleden, om zonder ver
dere bespreking te besluiten tot het maken van een
nieuwe brug tegenover de Zilverstraat en van een
nieuwe Heiloërbrug;
De Voorzitter: Dit voorstel is gedrukt aan alle
raadsleden toegezonden. De groote vraag doet zich
voor, of het op mijn weg ligt, daarover besprekingen
te openen. Spreker wenscht zich daarvan te onthou
den.
De heer Pot stelt voor tot onmiddellijke behandeling
over te gaan.
De heer Dorbeek vraagt of er voldaan wordt aan
wat het reglement van orde in dezen bepaalt, 't Is de
vraag of de raad meent, dat dit voorstel afgedaan kan
worden zonder verdere voorbereiding.
Alvorens de raad daartoe zal kunnen beslissen, zal
hij kennis moeten nemen van het rapport van den di
recteur der gemeentewerken.
De heer Van Buijsen zegt dat het niet de bedoeling
kan zijn, om het nu dadelijk in behandeling te nemen.
Spr. heeft alleen geteekend omdat hij wil weten of het
maken van twee bruggen op deze wijze mogelijk is.
Indien de openbare inschrijving bij de aanbesteding
de som niet overschrijdt, dan zal spr. daarvoor stem
men. Dat heeft hij alleen met zijn handteekening be
doeld.
De Voorzitter zegt, dat dus de handteekening van
den heer Van Buijsen alleen uitdrukt, dat deze met het
beginsel meegaat.
De heer Van Buijsen licht dit nog nader toe. Hij
meent, dat het niet aangaat de minderheid thans de
verplichting op te leggen er niet meer over te discus
sieeren.
De heer Pot gaat in zeker opzicht met den heer
Van Buijsen mee; hij zou er niet tegen zijn nog weer
de discussie te openen, doch men heeft gemeend, dat
er niet meer over gesproken behoefde te worden. Ook
hij is er voor dat tot een zeker bedrag gegaan wordt,
zi] het dan ook wat hooger dan 20.000, b.v. 5 of
10 hooger.
De heer Glinderman sluit zich aan bij hetgeen de
heer van Buijsen heeft gezegd. Hij heeft zijn hand
teekening gegeven voor het geval B. en W. bereid zijn
het werk uit te voeren.
De heer de Wit meent, dat het het best is, dat het
voorstel om praeadvies naar B. enW. wordt gezonden.
De Voorzitter kan zich hiermede vereenigen. B. en
W. willen van harte medewerken.
De heer Dorbeek gaat geheel mee met de heeren
Van Buijsen en Glinderman, ook zijn handteekening
plaatste hij uit dezelfde overweging.
De Voorzitter zegt, dat hij de zaak zooveel mogelijk
door indiening der plannen zal bespoedigen.
De heer Pot stelt daarop voor B. en W. te machti
gen plannen in te dienen tot een bedrag van 20.000
en zich daaraan te houden.
De Voorzitter geeft de verzekering dat B. en W. te
gen een dergelijke opdracht als de heer Pot bedoelt,
geen bezwaar hebben.
De heer V an den Bosch wil, nu toch de
discussie geopend is, ook een enkel woord zeggen. Had
de raad ten vorige maal meer aandacht aan zijn voor
stel willen geven, dan zou er zeker een ander besluit
zijn gevallen.
Na de raadszitting is de heer Pot gekomen met dit
voorstel, zoodat dezen de eer toekomt; de plannen zijn
nader onderzocht en in overleg met een fabrikant werd
er een ontwerp gemaakt, dat alleszins spreker voldeed,
behalve de leuning.
De brug zal worden gemaakt van cementijzer, ge
heel omgeven door baksteenen.
Uit de berekening blijkt dat de brug bij de Emma-
straat voor pl. m. 10.000 kan worden gemaakt, dat
veel goedkooper is dan het oorspronkelijke voorstel.
Ge overweging, dat men voor 20.000 op deze wijze
twee bruggen kan krijgen, heeft spr. geheel met het
voorstel Pot doen meegaan.
Nu kan men B. en W. opdragen nader plannen in
te dienen.
De Voorzitter verklaart dat B. en W. een
opdracht kunnen aanvaarden tot onderzoek van het
voorstel Pot c.s., om daarna met een voorstel daar
over te komen.
Maar het gaat niet aan te verlangen, dat B. en W.
drie vier plannen zullen maken.
De heer Pot spijt het, dat het nu weer een poos
moet duren, de heeren denken zeker heel oud te wor
den zegt hij. Hij zou liever thans maar beslissen tot
het maken van de bruggen.
Besloten wordt het voorstel te zenden naar B. en
W. om praeadvies, nadat ook de heer Meienbrink hier
op heeft aangedrongen.
i. alsvoren, een adres d.d. 15 Maart 1.1. van de afd.
Alkmaar van den Bond van Nederlandsche onderwij
zers, houdende het verzoek om maatregelen te nemen,
dat in den toestand van overbevolking van de lagere
scholen verbetering worde gebracht.
De Voorzitter deelt mede, dat deze zaak
reeds bij B. en W. in voorbereiding is.
De heer Van B u ij s e n zegt, dat er werkelijk
overbevolking op de scholen is, meer bepaald op de 3e
en 4e gemeenteschool en ook op de 2e gemeenteschool.
Rekent men de leerlingen, die boven de 40 in de
klassen zitten, dan is dat aantal 100. De 3e gemeente
school heeft een lokaal in de Doelen in gebruik, doch
dat is totaal onvoldoende. Daar het aantal leerlingen
niet groot genoeg is voor een nieuwe zesklassige school
zou hij B. en W. in overweging willen geven een hulp-
Dat acht spreker de meest afdoende wijze om den toe-
gebruik is.
Dat acht spreker de meest afdoende wijze om de toe
stand te verbeteren. Het stichten van zoo'n gebouw
kan spoedig geschieden met het oog op den nieuwen
cursus.
De Voorzitter zegt, dat men met de opmer
king van den heer van Buijsen rekening zal houden.
De heer Uitenbosch is niet voor zoo'n hulp-
school, die misschien weer veel te lang in gebruik zal
worden gehouden. Beter acht hij het dat naar ge
schikte lokalen wordt omgezien, en dat het bouwen van
een nieuwe school wordt verhaast.
Daarna wordt het adres gesteld in handen van B. en
W. om daarmede rekening te houden bij de voorberei
ding tot voorziening in den toestand.
2. Gemeente-controleur.
B. en W. bevelen ter vervulling van de betrekking
van gemeente-controleur aan de heeren
1. K. J. Maria, adjunct-commies (afd. belastingen)
ter secretarie van Groningen.
2. C. Alberti, controleur der gemeentebelastingen
te Zutphen.
3. A. J. P. Spierz, rijksklerk 2e klasse ter Directie
van de directe belastingen te Amsterdam, tijdelijk
ambtenaar ter secretarie aldaar.
De heer Glinderman stelt voor deze benoe
ming nog een vergadering uit te stellen, in verband
met het groote aantal sollicitanten wier stukken hij
niet 'alle heeft kunnen inzien.
De heer de Wit meent, dat op zijn voorstel de
stukken van sollicitatie heel vroeg ter visie zijn ge
legd.
De heer Zaaduoordijk zegt, dat hij er drie
malen geweest is, doch geen stukken heeft gezien.
De Voorzitter wijst er op, dat de stukken
soms in de kast liggen; als men vraagt, dan krijgt men
ze dadelijk.
De heer Uitenbosch zegt, dat hij overtuigd
is van de welwillendheid van den voorzitter of secreta
ris doch 's avonds is de gelegenheid er niet om van de
welwillendheid gebruik te maken.
De heer Glinderman blijft er bij, dat hij den
tijd te kort heeft gevonden om behoorlijk van de stuk
ken kennis te nemen.
De heer Pot vindt de nieuwsgierigheid van den
heer Glinderman wat ver overdreven.
B. en W. moeten met den titularis werken.
Nu al die sollicitatiestukken eerst te willen lezen,
fiat is geen manier van zaken doen.
De heer Dorbeek is van gevoelen, dat inderdaad
de leden van de raad gelegenheid moeten hebben inza
ge te nemen van alle sollicitatiestukken.
De stukken worden ter visie gelegd als de oproe
ping door den voorzitter is geschied.
Dien tijd acht spreker voor een zaak als deze wel
wat kort en daarom zou hij mee willen gaan met het
voorstel van den heer Glinderman.
De heer de Wit zegt, dat hij juist bij de behan
deling van deze voordracht er op heeft aangedrongen,
dat de stukken voor de oproeping ter inzage zouden
worden gelegd.
De Voorzitter verklaart, dat er geheel in
overeenstemming met het reglement van orde is ge
handeld wat de heer Dorbeek volgaarne toestemt.
Dat is echter de zaak niet; daar de stukken niet altijd
aanwezig waren heeft men er niet genoegzaam kennis
van kunnen nemen.
Het voorstel van den heer Glinderman om het punt
aan te houden, genoegzaam ondersteund, komt thans
in stemming.
De stemmen staken: 7 tegen 7. Tegen uitstel de
heeren: Boelmans ter Spill, van der Feen de Lille,
Pot, Zaadnoordijk, Govers, de Lange en de Wit.
De Voorzitter zegt, dat noch de gemeente
wet, noch het reglement van orde voorziet in een geval
als dit, waarbij de stemmen staken over een voorstel
tot uitstel van een zeker punt der agenda.
Hij meent, dat thans het punt op de agenda blijft.
De heer Glinderman is dat niet eens, er moet
in een volgende zitting over zijn voorstel weer worden
gestemd.
De Voorzitter vindt het toch wel wat vreemd,
dat in de volgende vergadering zal moeten worden ge
stemd over een voorstel tot aanhouden van een punt
in deze vergadering.
De heer Pot is van dezelfde meening.
De heer Van Buijsen meent, dat er een ande
re weg is, men kan thans de raad laten uitspreken, wat
er gebeuren moet, dan kan er met meerderheid van
stemmen tot het een of het ander beslist worden.
De heer Glinderman meent, dat men zoo elk
besluit kan vernietigen, dat is geen manier van zaken
doen.
De Voorzitter begrijpt toch de logica niet,
dat men in een volgende vergadering zal beslissen over
het uitstellen van een benoeming op deze vergadering.
De heer Glinderman vindt dat de raad niet
heeft besloten thans de benoeming te doen.
De heer Van den Bosch heeft verschillende
personen bij zich gehad, ook die niet op de aanbeve
ling staan, Hij voor zich weet niet, wien hij de voor
keur zou geven. Gaarne zou hij nog meerdere inlich
tingen inwinnen. Het is zeer zeker van helang te we
ten hoe de controle zal plaats hebben.
Men zou dezen man, die er toch zal zijn, om de be-
lastingschroef stijver aan te daaaien gemeentelijke ci
troenpers kunnen noemen en de benoeming van een
dergelijke ambtenaar is van veel belang. Ook daarom
zou hij uitstel willen en hoopt hij, dat B. en W. de 7
leden van den raad zullen ter wille zijn en thans het
punt van de agenda zullen voeren.
De heer Boelmans ter Spill acht dit niet
den weg. Er moet in de volgende vergadering over het
voorstel Glinderman een beslissing worden genomen.
De heer Glinderman wijst er nogmaals op,
dat het gewenscht is de stukken ter visie te leggen.
De heer Van den Bosch zegt in verband
hiermede, dat het wenschelijk is dat op bepaalde tij
den de stukken ter visie worden gelegd, bijv. des Za
terdagsavonds.
De Voorzitter is van meening, dat dan het
reglement van orde moet worden gewijzigd.
Na eenige discussie over de wijze waarop de stukken
ter visie liggen en den toegang van de leden van den
raad tot het stadhuis, wordt de beslissing over het
voorstel Glinderman aangehouden tot devolgende ver
gadering.
3. Benoeming leeraar In de geschiedenis aan de
gemeentelijke normaallessen.
In verband met het aan den he<rll Lindeboom bij
raadsbetluit van 30 December 1908 verleend eervol ont
slag, stellen B en W. den Raad voor te beno men
tot leeraar in de geschiedenis aan de gemeentelijke
r.orm&Alleaaen, d n heer B. Veltman, hoofd der schoei
te Heiloo.
Benoemd de heer B. Veltman te Heiloo met alge-
meene stemmen.
In de raadsvergadering van 4 Maart 1908 werd be
sloten j
lo. Er zal in deze gemeente eene Handelsschool
met driejarigen cursus worden opgericht, mits de kos
ten van oprichting een bedrag van 6000 niet over
schrijden en de jaarlijksche kosten voor de gemeente
niet hooger komen dan 3500.
2o. Een adres te richten tot H. M. de Koningin,
houdende het verzoek om van Rijkswege ten behoeve
van de op te richten Handelsschool 50 te willen
bijdragen in de kosten der instandhouding van deze
school.
3o. Een adres te richten tot het bestuur der pro
vincie met het verzoek ter zake eene subsidie te willen
vorleenen van 3000.
4o. Het college van B. en W. uit te noodigen om,
zoodra omtrent de punten sub 2o" en 3o gunstige be
richten zijn ingekomen, behoudens onvoorziene om
standigheden, over te gaan tot het doen verbouwen
van het IJkkantoor, volgens het overgelegde plan B,
en voorts aan deze vergadering voor te leggen:
a. eene Verordening voor de Handelsschool;
b. eene Verordening, regelende het getal en de be
zoldiging van de leeraren aan de Handelsschool;
c. eene Verordening op het heffen en invorderen
van schoolgeld voor het onderwijs aan de Handels
school.
Ingevolge dit besluit werden door ons, zeggen B. en
TV., onder dagteekening van 9 Maart 1908, brieven ge
richt aan H. M. de Koningin en aan de Provinciale
Staten, met verzoek respectievelijk, om de helft der
kosten, die op 12065 zijn geraamd, voor Rijksreke
ning te willen nemen, en om aan deze gemeente een
.subsidie van 3000 ter zake toe te kennen.
Reeds bij schrijven van 9 October 1908, no. 3784, afd.
H. M. O., liet de Minister van Binnenlandsche Zaken
aan ons college weten, dat op de ontwerp-begrooting
voor den dienst van 1909 de noodige gelden waren
aangevraagd om te kunnen bevorderen, dat over ge
noemd jaar een rijkssubsidie van 6000 kon worden
verleend, terwijl de Gedeputeerde Staten, bij schrijven
van 16 December 1908, no. 82, berichtten, dat de Pro
vinciale Staten, in hunne vergadering van 15 Decem-
her t. v. besloten aan deze gemeente, ten behoeve van
eene op te richten openbare Handelsschool, eene bij
drage, groot 2500, te verleenen voor elk der jaren
1909, 1910 en 1911.
Dewijl aan de Provincie eene bijdrage van 3000
was gevraagd, was laatstbedoeld bericht tot zekere
hoogte eene teleurstelling.
Wij meenden dus verplicht te zijn aan den Minister,
onder dagteekening van 18 Januari 1.1., no. 104, te
moeten doen weten, dat in de briefwisseling met Z.
Ex. steeds op den voorgrond had gestaan onze ver
wachting, dat de Provincie 3000 zou bijdragen, dat
wij in die verwachting zijn teleurgesteld en dat wij
gaarne, alvorens verdere maatregelen te nemen, zou
den vernemen, dat zij hare toezegging van een jaar
lijksche rijksbijdrage van 6000 gestand deed.
Op dat schrijven is, tot onze niet geringe voldoe
ning, onder dagteekening van 26 Januari 1909, no.
338, afd. H. M. O., een toestemmend antwoord ontvan
gen.
Tntusschen zijn de ontvangsten van de op te rich
ten Handelsschool als volgt geraamd:
50 rijkssubsidie 6000, Schoolgeld van 25 leer
lingen a 30 750. Bijdrage van de provincie 3000,
Bijdrage van de gemeente 2315. Tezamen 12065.
Behalve de genoemde bijdrage van de gemeente ad
2315, die thans, in verband met het door de Provin
ciale Staten genomen besluit, met 500 moet worden
verhoogd en dus gebracht op 2815, blijven voor reke
ning der gemeente de kosten van oprichting en wel:
Voor het inrichten van een schoolgebouw, geraamd
op 2550. Voor eerste aanschaffing van meubelen,
leermiddelen, schoolbehoeften, geraamd op 3450. Te
zamen 6000.
Wel komt men daarmede, wat de kosten aangaat,
niet boven de bedragen van 3500 en 6000, sub lo.
in het hoofd dezer genoemd en zouden wij ons mits
dien bevoegd kunnen achten ook punt 4 verder ten
uitvoer te brengen, doch het feit dat de provincie 500
minder zal bijdragen dan de som waarop door uwe ver
gadering gerekend is, doet ons aarzelen tot het nemen
der nog overige maatregelen.
Onder mededeeling van het bovenstaande stellen B.
en W. den Raad voor te besluiten
Burgemeester en Wethouders uit te noodigen het
oprichten van eene openbare Handelsschool in deze ge
meente verder te bevorderen in den geest van 's raads
besluit van 4 Maart 1908, no. 3.
De heer Van Buijsen vraagt wanneer de ope
ning der school kan worden tegemoet gezien.
De Voorzitter antwoordt, dat met de verdere
voorbereiding van deze zaak moest worden gewacht
tot de raad in deze zitting zou hebben beslist over het
ingediende voorstel.
Daarna wordt conform het voorstel besloten.
B. en W. stellen den Raad voor te besluiten Burge
meester en Wethouders te machtigen een adres te
richten tot den Minister van Waterstaat, houdende
het verzoek om vergunning te mogen bekomen tot het
maken en hebben van eene uitmonding met een riool
door het Jaagpad in het Noordhollandsch kanaal, ten
dienste van een perceel bouwterrein, kadastraal bekend
gemeente Alkmaar,-sectie B, nrs. 3667, 3367, 3364,
3365 en 3363,
nadat vooraf de heeren P. van der Waal en J. G.
Messelaar, zoowel te zamen als ieder afzonderlijk, zich
schriftelijk zullen hebben verbonden:
a. om voor hunne rekening, ten genoegenwan Bur
gemeester en Wethouders, uit te voeren of te doen uit
voeren alle werkzaamheden uit dit besluit voortvloei
ende, met volledige bijlevering van materialen, voor
het leggen van een riool ter plaatse, wijd 35 cM. in dia
meter, op de wijze zooals door den Minister van Water
staat zal worden geëischt;
b. om ten name der gemeente Alkmaar op het
Grootboek der N. W. S. een bedrag te doen inschrijven,
voldoende om uit de rente daarvan te bekostigen het
onderhoud van het bovenbedoelde riool met uitmon
ding, alsmede de jaarlijksche recognitie, welke de ge
meente zal verschuldigd zijn voor het hebben van de
rioolbuis in rijksgrond en de uitmonding in het ka
naal.
De heer Uitenbosch vraagt, waarom de adres
santen verplicht moeten worden tot recognitie, en het
betalen van een bedrag voor het onderhoud.
De Voorzitter antwoordt, dat door tusschen-
komst van de gemeente de adressanten door rijks-
grond een riool zullen kunnen leggen.
De heer Uitenbosch acht dit niet geheel
juist. De menschen moeten toch ook rioolbelasting be
talen.
De Voorzitter bestrijdt dat; de rioolbelasting
is alleen verschuldigd voor aansluiting op het gemeen
teriool.
De heeren Meienbrink en Uitenbosch
verklaren dat adressanten ook.bezwaren hebben, daar
zij niet weten hoeveel het bedrag voor onderhoud zal
zijn.
De Voorzitter weet dat niet.
Den heer Uitenbosch is dat wel bekend.
De Voorzitter vindt het vreemd dat B. en W.
met die bezwaren niet in kennis zijn gesteld.
De heer IJ iit e n b o s c h zegt, dat adressanten
bij den directeur van gemeentewerken zijn geweest, die
echter meende, dat er niet veel aan te doen viel.
De Voorzitter zou dan de zaak maar willen
aanhouden tot de volgende vergadering, dan kunnen
B. en W. de kwestie nader onderzoeken.
De heer Pot maakt nog enkele technische opmer
kingen omtrent de rioolwijdte.
De heer Van den Bosch meent, dat men nu
evengoed wel een beslissing kon nemen.
De heer Govers dringt aan op spoedige beslis
sing in het belang van de adressanten.
De Voorzitter meent toch dat de zaak nu
eerst moet worden onderzocht in verband met de be
zwaren van adressanten, die B. en W. vreemd genoeg
eerst nu vernemen.
De heer Uitenbosch zegt, dat hij ze ook
eerst een paar dagen geleden heeft vernomen.
De V oorzitter: Dan had U ze ook mij dadelijk
kunnen mededeelen, maar 't schijnt wel, dat er in den
laatsten tijd een streven is om B. en W. een vlieg af
te vangen.
Het voorstel wordt daarna in verband met de bezwa
ren van adressanten aangehouden.
B. en W. stellen voor bovengenoemde verordening te
wijzigen als volgt:
In art. 4 wordt de eerste alinea geroyeerd en vervan
gen door eene nieuwe alinea van den volgenden in
houd:
Het schooljaar vangt aan den lsten September en
eindigt den 31sten Augustus. Echter wordt slechts
onderwijs gegeven van den tweeden Maandag in Sep
tember tot en met den laatsten werkdag in Mei.
De Voorzitter merkt op, dat er een fout is
geslopen in het artikel, waarin de duur van den cur
sus wordt bepaald. Men leze in plaats van in M e i,
in Maart.
De wijziging in de verordening wordt zonder hoof
delijke stemming goedgekeurd.
B. en W. stellen den Raad voor:
Overwegende, dat het wenschelijk wordt geacht ge
bruik te maken van het aanbod van den heer J. G.
Schaaf Jz., om aan de gemeente in eigendom over te
dragen een strook grond aan den Nieuwpoortslaan,
zijnde het noordwestelijk gedeelte van het- perceel, ten
kadaster bekend gemeente Alkmaar, in sectie E. No.
1702, zooals op de bij dit besluit behoorende teekening
in grijze tint is aangeduid en wel het gedeelte ten
noordwesten, van de bij raadsbesluit van 5 December
1906 (Gemeenteblad No. 212) vastgestelde rooilijn, ter
oppervlakte van pl. m. 73.5 vierk. Meter, voor eene
koopsom van 125 endat de gevraagde koopsom alles
zins billijk is t© achten; te besluiten den bovenom
schreven grond voor de gemeente in eigendom over te
nemen voor den prijs van 125, komende de kosten
van overdracht voor rekening der gemeente.
De heer Pot zou dit aanbod eerst dan willen aan
vaarden, als ook andere eigenaars een dergelijk aan
bod deden.
De V oorzitter bestrijdt dat denkbeeld en zou
den raad willen aanbevelen dit aanbod nu te aanvaar
den, dan heeft men dit gedeelte reeds op voordeclige
wijze en de rest zal dan wel volgen.
De heer Pot stemt toe, dat het goedkoop is, maar
het komt hem voor, dat de gemeente in zulk een geval
geen geld behoeft toe te geven.
Spr. ziet er geen voordeel in voor de gemeente.
De heer Uitenbosch is van oordeel, dat de
gemeente verplicht is den grond te koopen. De gemeen
te heeft den eigenaars verplicht langs de rooilijn te
bouwen. In dat geval dient de gemeente eenige scha
deloosstelling te geven in den vorm van overname van
den voor de eigenaren waardeloozen grond.
Daarna wordt conform het voostel besloten.
B. en W. stellen den Raad voor naar aanleiding
van het derde lid van art. 14 der Wet tot regeling
van het Middelbaar Onderwijs, zich tot H. M. de Ko
ningin te wenden, met eerbiedig verzoek deze gemeente
opnieuw voor een bepaald aantal jaren te willen ont
heffen van de verplichting tot oprichting van een
hurgerdagachool en daarbij te willen bepalen, dat aan
de burgeravondschool en de daaraan verbonden avond
school v?or handwerkslieden als tot heden zullen on
derwezen worden de vakken, vermeld in art. 18 der
boven aangehaalde Wet onder de letters a, h en k,
het viikhandteekonen en het lijn en vakteekenen onler
het vak sub k genoemd, begrepen.
Conform besloten.
Geljjk te verwachten was, zeggen B. en W. in bjj-
Uge no. 16, heeft uw besluit om hst schoolgeld voor
ocd rwiis aan de Meisjesschool, althans voor zooveel
de laagste zeven klassen aangaat, gelijk te stellen met
dat, 't welk voor onderwas san de Burgerschool moet
worden betaald, een goeden invloed geoefend op het
aant&l leerlingen der genoemde school. Het was dan
ook te voorzien, dat eene uitbreiding der schoollocsli-
teit niet lang zou kunnen uitblijven. Dearbg lir.t de
tegenwoordige indeelicg en inrichting der school zoo
veel te wenschen over, dat wjj meermalen door den
districts-schoolopziener zijn aangespoord daarin zoo
spoedig mogelijk te voorzien.
Het gevolg hiervan wes een opdracht aan den di
recteur der gemeentewerken tot het gereedmaken van
een plan tot uitbreiding en verbetering van de Meis
jesschool, w.'-.araan bij schrijven vsn 8 November 1.1.,
no. 88, is voldaan, w.-lk pla? voor uwe vergadering
ter inzage wordt gelegd.
Daaruit zal u blijkeD, dat de directeur der gemeente
werken een tweeledig plan heeft opgemaakt, het eerste
beoogende a het verbeteren en verbouwen van de
bestaande, school en b het bijhouwen van twee loksKn,
waarvan de gezamenlijke kosten zgn geraamd op
f 13940hst andere, strekkende a tot het verbeteren
en verbouwen van de bestaande school en b het bij-