DAGBLAD VOOR ALKMAAR 4 OMSTREKEN.
HOEST GE?
No. 66
Honderd
en elfden jaargang
1909.
Z AT E R D A O
20 MAART.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
ettc aar plaatsruimte.
Br n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
^Ms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Gemengde Mededeellngen.
Noord-Hollandsche bijnamen.
Spinazie.
INGEZONDEN STUKKEN.
Het Centraal bureau van advies voor eigen
studie der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen.
ALKMAAR
COURANT
IA v!
Een kleine vergissing.
Een aardige anecdote wordt van Koning Lodewijk I
van Beieren verteld. De Koning ergerde zich eens aan
een soldaat, die voor het paleis op wacht stond en voor
hem het geweer niet presenteerde, omdat hij den Ko
ning niet kende.
„Weet je dan niet aan wien je je dagelijksch brood
t danken hebt vroeg de Koning boos. De schild-
.wacht keek hem met onaangenamen blik aan eli ant
woordde, daar hij hem voor den garnizoensbakker
hield: „O, ben jij de bakker die ons altijd dat slechte
brood levert? Jou zou ik wel ereis op een afgelegen
plekje onder vier oogen willen ontmoeten
Snel succes.
Sir Walter Hillier, inspecteur-generaal der Engel-
sche douane, wist de forten van Shan-hai-kwan met
een bezetting van 5000 man te nemen, zonder dat er
een schot viel. Tijdens de Chineesche onlusten in 1900
was hij aan generaal Gaselee toegevoegd als diploma
tiek raadgever. Hij werd van Takoe uit met een ka
nonneerboot langs de kust op verkenning gezonden.
Voor Shan-hai-kwan ging sir Walter met een officier
en achttien man aan land en vroeg een onderhoud met
den Chineeschen bevelhebber, dat hem werd toege
staan. „Binnen vierentwintig uur zullen de vereenig-
de mogendheden voor Shan-hai-kwan zijn.", aldus be
gon sir Walter het gesprek. „Er is besloten de forten
te nemen. Ik raad u aan, u nu maar over te geven."
De Ohinees dacht eenigen tijd na, en de vrees voor de
Europeanen maakte zich van hem meester. „Met wien
kan ik onderhandelen?" vroeg hij. „Met mij", ant
woordde de jeugdige diplomaat kalm; „anders zou ik
genoodzaakt zijn aanstonds het vuur te openen!"
Enkele minuten later waaide de Engelsche vlag bo
ven Shan-hai-kwan.
Leer om leer.
Een schatrijk schoenenfabrikant noodigde het vorig
jaar te Nizza den beroemden vioolvirtuoos Isaije bij
zich te eten. Ka den maaltijd liet hij een viool halen
en verzocht zijn gast daarop iets te spelen. De violist,
een zeer gevoelig mensch, beet zich op de lippen, maar
speelde.
Eenigen tijd later vroeg Isaije den millionnair bij
zich aan tafel. Toen de mokka werd.rondgediend ver
scheen er een bediende met een paar oude laarzen, wel
ke Isaije met een ernstig gelaat aan zijn rijken gast
gaf. „Wat moet ik daarmee doen?" vroeg deze, niet
weinig verlegen. „In Nizza heeft u mij verzocht wat
voor u te spelen. Och, doet u me nu het plezier en lap
me die laarzen een beetje op. Nietwaar, ieder in zijn
eigen vak."
Welke vrouwen bemind word er.
Een Fransche aristocrate, die ten tijde van de re
volutie' op het schavot stierf, madame de La Landes,
schrijft in haar dagboek, dat onlangs te Parijs is uit
gegeven, dat zij als Franqaise het wel het best moet
weten, welke vrouwen zich het meest in de gunst der
mannen mogen verheugen, daar Frankrijk het eenige
land is, waarin de liefde niet als een gewoonte of een
noodzakelijk kwaad wordt beschouwd, maar ?ils een
kunst, terwijl alle Fransche mannen op dit gebied ech
te kunstenaars zijn. Madame de La Landes zegt, dat
het niet de mooie vrouwen zijn, die het grootste geluk
genieten. De mannen gewennen maar al te gauw aan
schoonheid en ze vergeten maar al te spoedig, dat een
\fl*ouw mooi is. O ok geestigheid, ontwikkeling en ver
stand maken de vrouw in de oogen van de mannen be-
geerenswaard. De mannen gaan zelfs de vrouwen,
wien de aristocratie van den geest op het gelaat ligt,
bij voorkeur uit den weg. De schrijfster verklaart dit
verschijnsel uit de omstandigheid, dat mannen door de
vrouw, die zij liefhebben, gaarne op een voetstuk ge
plaatst worden en dat de minst-ontwikkelde vrouwen
de gemakkelijkste levensgezellinnen zijn. Daarom
ziet men dikwijls, dat verstandige, ontwikkelde en ge
voelige vrouwen geroepen schijnen, vriendinnen van
de mannen te zijn, en dat de heeren der schepping voor
het huwelijk de voorkeur geven aan een dwaas, klein
vrouwtje. Het doet den man plezier als hij zijn echt-
genoote half als pop, half als kind kan beschouwen.
In moeielijke oogenblikken van het leven zullen die
vrouwen zeker tegenvallen, maar het is een eigenaar
digheid van de mannen, wanneer zij veel zorgen heb
ben, zich niet om hulp en raad tot hun vrouw wenden.
Zij vervoegen zich liever bij een man, zelfs al weten
zij, dat deze hun vriend niet is. Bij de stormen van
het leven eischen zij van de vrouw niets dan een zachte
hand, die de golven effent, en een lachje, dat ale zon
neschijn de wolken wegvaagt.
W il zij een man behagen, dan moet de vrouw zich
niet zoo geven, als de natuur haar heeft gemaakt. Zij
moet geen verstandige en weloverwogen meeningen
verkondigen. Zij moet doen alsof er voor haar niets
hoogers bestaat, dan de japon, het kapsel en uitgaan.
Zij moet humeurig, onbeschaafd, kinderachtig, dwaas,
in één woord zoo onverstandig mogelijk zijn, of daar
voor doorgaan. Zij moet zich voordoen als verbazend
zelfzuchtig, zij moet den man doen gevoelen, dat op
de wereld het voornaamste is de vrouw, voor wie hij
belangstelling begint te krijgen. Dan kan zij er zeker
van zijn, dat zij voor altijd een man aan zich kan boei
en.
Zoo dacht madame de La Landes over de mannen
van haar tijd.
Sterke menachen d i e a 1 i m"z ij d.
Het publiek wil altijd iets npg sensationeelers, iets
nog spannenders zien, de menschelijke kracht is be
perkt dies moeten de krachtmenschen, die in cir
cussen en variété'3 optreden, hun vernuft gebruiken
en het publiek bedriegen.
In het groote Fransche sportblad „la vie au grand
air" worden een aantal van die beroepsgeheimen van
sterke mensehen onthuld en die onthullingen zijn be-
langwelèkend. In de eerste plaats wordt in dat artikel
gesproken over de zware gewichten. Op "het tooneel
liggen over en naast elkaar de kogels en halters met
ongelooflijke hooge getallen. Een der toeschouwers
probeert er één ook maar een duim hoog op te heffen,
maar krachteloos glijdt de hand van het spiegelgladde
handvatsol af. Dan verschijnt na een poosje de sterke
man. Misschien bestaat de gelegenheid om handig een
zwaar tusschenzetsel uit een gewicht te nemen, maar
in elk geval wordt de gladde oppervlakte met colopho-
nium ingewreven, hetgeen het opheffen aanzienlijk
vergemakkelijkt.
De moeielijke kunst van een muntstuk te breken,
wordt aldus volbracht: te voren worden de munten
met Amerikaansche tangen voortdurend gebogen, zoo
dat zij- tijdens het optreden gemakkelijk breken.
Ook het probleem van kettingen te doen springen
en flesschen te breken, wordt met een kunstje opge
lost.
Een ketting wordt om den arm van e'en atleet ge
slingerd, onder ademlooze stilte van het publiek kromt
de sterke man zijn arm en met een lichte huivering
ziet de toeschouwer onder de kracht van de zwellende
spieren de ketting uit elkaar springen. Dat twee
schakels van dezen ketting uit een bijzondere legee
ring zijn gemaakt en zeer gemakkelijk uiteen springen
weet de toeschouwer natuurlijk niet. Ballenkoningen
werken dikwijls met kunstig gemaakte schakels in een
ketting, welke met ^een stopnaald geopend kunnen
worden. t,
Het breken van een wijnfleseh tusschen boven- en
lenedenarm lijkt nog veel moeielijker dan de hierboven
genoemde „kunst"stukjes. Op het tooneel verschijnt
een sterke man, niet in tricot maar in gekleede jas.
Hij ligt op zijn bovenarm een flesch, rolt deze met zijn
benedenarm heen en weer en drukt haar op deze wijze
stuk. Niet zonder reden heeft de man een jas aan:
onder het etiquet van de flesch bevindt zich een met
ten diamantje gemaakt gaatje en om den arm onder
de mouw heeft de man een leeren riem, waarin de dia-
rnaflt zit, die bij het buigen van den arm in het gaatje
dringt en bij het wentelen van de flesch het glas net
jes doorsnijdt!
Het breken uit een kooi is ook een dikwijl vertoon
de krachttoer. De kooi, voorzien van zware ijzeren sta
ven, wordt op het tooneel geschoven. De krachtmenscli
stapt er in en de kooi wordt gesloten. De man rukt
aan de staven. Twee staan het stevigst: juist die zal
hij uitzoeken en opzij buigen, om door de opening te
kunnen kruipen. Hij gaat aan het werk en doet zich
geweldig druk. Hij' rust een oogenblik, rukt dan nog
eens ei> buigt een staaf langzaam ter zijde. Onder
donderend applaus gelukt het hem ook baas te worden
over de andere staaf en door de opening op het tooneel
te stappen. In werkelijkheid kost het den man lang
niet zooveel moeite als hij voorgeeft; de staven waren
reeds gebogen, voordat de kooi op het tooneel kwam,
maar ze stonden met de bocht ndar achteren, zoodat
het publiek dit niet kon zien, en de athleet behoefde
ze slechts op zij te draaien, hetgeen niet zoo veel
krachtsinspanning vereischt.
Aardig gevonden is het opheffen van bijv. 25 perso
nen. De man staat op een houten stellage, waaraan
aan kettingen een platform hangt, waarop de perso
nen (gezamenlijk bijv. 1500 kilogram wegende) hebben
plaats genomen. M et behulp van een ketting aan
schoudergordels heft da man de stellage in de hoogte,
de handen steunend" op twee handvatsels. Het ge
heim is gelegen in d£ samenstelling* van de kettingen.
De kettingen zijn aan de vier hoeken van de stellage
bevestigd en daar zij door de hoofd-ketting naar het
midden gespannen worden, ontstaat een z.g.n, krach-
Ten-parallellogram, waarbij de krachten elkaar ophef
fen. Er is dan ook Ijaast geen kracht voor noodig om
den door de kettingen en het platform gevormdenv eel-
hoek op te heffen.
Het spreekt wel van zelf dat niet alle athleten zich
van dergelijke kunstgrepen bedienen. Maar het is
moeielijk uit te maken of het publiek al of niet be-
arogen wordt. En wat doet het er ook eigenlijk toe,
als de sterke man den indruk weet te vestigen, dat hij
werkelijk heel sterk is?
In de Enkh. Cr., lezen we:
Ik weet niet of 't overal zoo is, maar hier in Noord-
Holland, bijzonder in West-Friesland, bestaat de loffe-
hjke gewoonte elkaar 'n bijnaam te geven. Dit is er
zoo sterk ingeworteld, dat ik er verscheidene personen
ken, van wie ik wel den bij- of scheldnaam, doch niet
iiun eigen weet. Nu is dat om verschillende personen
cn zaken van elkaar te onderscheiden, zooals we vroe
ger op school leerden, wel gemakkelijk en er steekt
ook niemendal kwaad in, als we 't maar niet doen,
om mekaar te sarren of te beleedigen. Zelfs is 't zoo
langzamerhand mode geworden de gezamenlijke bewo
ners van steden en dorpen een scheld- of onderschei-
dingsnaam te geven, ontleend aan sommige eigenaar
digheden. gewoonten* of bezigheden als anderszins.
erscheidene van die namen zijn me bekend edoch,
ik weet er den oorsprong niet van. En daar ik een lief-
nebber van onderzoeken beu zou ik graag willen, dat
diegenen mijner lezers, die dat wel weten er mij ereis
mee op de hoogte zouden willen helpen. Ik heb er wel
een heelen Deventer koek voor over. Waarom men juist
altijd 'n vrouw nieuwsgierig noemt ofschoon we de
mannen niet voorbij behoeven te gaan is mij be
kend. We spreken van 'n nieuwsgierig Aagje, wat
eigenlijk wezen moet: nieuwsgierig Aagje van Enkhui
zen. In den bloeitijd van' die stad leefde er namelijk
een smidsvrouw, Aagje genoemd, die ruim in d'r slap
pe was zat, zooals met veel smidsvrouwen, vooral die
van goud- of zilversmeden, het geval is. Zij verheugde
zich in den bloei van haar vaderstad; doch kon 't maar
niet verkroppen, dat Antwerpen dreigde in den edelen
wedstrijd op Enkhuizen de overwinning te zullen be
halen. Ze hoorde zulke wonderbaarlijke verhalen om
trent de Scheldestad, dat zij besloot zich persoonlijk
van een en ander te gaan overtuigen, wat in die dagen
geen kleinigheid was, want Antwerpen lag niet om
't hoekje van de deur. Ze ging dus op reis, moest in
haar domheid en onnoozelheid alles zien, alles weten,
liet zich door Jan en Alleman beetnemen en bedotten
en 't slot van de geschiedenis was, dat ze arm en be
rooid weer in Enkhuizen terugkwam. De uitdrukking
nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen is me derhalve
duidelijk genoeg; doch waarom men alle Enkhuizers
vijgen noemt, dat snap ik niet
Zie je, dat men Grootebroekers en Langedijkers
kooltorren of koolstronken heet, 't is naar den aard
van de producten, die er verbouwd worden, doch de
naam uilen voor de Lutjebroekers is mij onduidelijk,
aangezien ik vind, dat zij niet meer of minder uilach
tig zijn dan anderen. De naam gladooren voor de Twis-
kers heeft men wel eens willen ontleenen aan een Kwa
kerachtige godsdienstige secte, welke daar vroeger
leefde, en dat de Opperdoesers vergeleken worden bij
Turken hebben ze te danken aan hun min of meer
twistzieken aard oudtijds; want de hedendaagsche be
schaving heeft hen even vredelievend gemaakt als an
deren; doch uit welke oorzaak de Blokkeröers boonen
en de Nibbixwouders aardappels heeten is mij in het
geheel niet bekend.
De M#demblikker*s ontvangen wel eens den naam
van moppen, naar het gebak, dat vooral de onlangs in
den ouderdom van 103 jaar overleden lieer Keur zoo
uitstekend wist té fabriceerenmaar of zij den naam
bokken wel verdienen, zou ik niet durven beamen, om
dat ik de legende, die daaromtrent de ronde doet, niet
al te vast geloof. Oudtijds lagen ze nog al eens over
hoop met de Enkhuizers, dat is genoeg bekend. Bij ze
kere gelegenheid nu, dat de laatsten onverwachts op
de Oosterpoort aanrukten en de Medemblikkers niet
zoo spoedig de schotels van de poort konden vinden,
namen ze 'n rooden wortel, die voor de hand la£ en
gebruikten die als poortsluiter. Maar zie, een bok die
daar juist graasde, kreeg nauwelijks de lekkernij in het
oog, vergastte zich er aan en leverde zoo de stad aan
Je Enkhuizers over. Die 't laatst vertelt, leeft nog. Ik
begrijp zeer goed, dat de Hoornaars krentenbollen ge
noemd worden naar 't smakelijke brood van welks be
reiding de Hoornsche bakkers indertijd 't geheim be
zaten. Ook heeten ze wel eens minder aangenaam dui-
vclsdragers. Deze laatste titel wordt verklaard door
't verhaal, dat, toen in 1471 een accijnshuisje was op
gericht en eene vrouw uit het volk zich te dier zakè
zeer oneerbiedig over de Overheid had uitgelaten, be
werende, dat het een werk des duivels was, en dat zij
den duivel boven op het huisje gezien had, de beleedig-
de Magistraat het boozewijf veroordeelde, om in een
processie mee te loopen, met een brandende kaars in de
hand en een houten duivel op de borst. Doch waarom
men hen ook wel eens wortelen heet, evenals de Bin-
uenwijzenders theekisten, is voor mij toj; nog toe een
raadsel. Als ik de Winkelaars wel eens had hooren
kwebbelen en schetteren of onzin uitkramen, dan zou
ik weten, hoe zij aan den naam spreeuwen gekomen
waren. Aangezien ik daarvan echter geen ondervin
ding heb en ik ze meermalen zeer verstandige voor
stellen heb hooren verdedigen, weet ik met dien naam
geen raad. Waarschijnlijk heeten de Aardswouders
blootebeenenlanders< naar de gewoonte, daar vroeger
in zwang onder den minderen nnyi, om het gebruik van
schoenen en kousen te verafschuwen. 'tKan ook we
zen, dat de polderwerkers, daar eertijds woonachtig,
or de oorzaak van zijn, die gewoon waren hun arbeid
blootsvoets te verrichten. De Heer-Hugowaardors zijn
onze blauwe reigers, wellicht naar den vogel, die er in
vroegere jaren in grooten getale in 't toen nog zeer
waterachtige land werden aangetroffen. De spotnaam
de Edammers is die van musschen. Waarom? Een
volkssprookje zegt, dat eens eenige werklieden met een
balk dwars voor een poort stonden en er niet door
visten te komen, totdat de toevallige aanschouwing
van eene musch, die een takje in den bek droeg, recht
voor zich uit, hen op het denkbeeld bracht, om hun
balk ook zoo te richten, en toen ging het, en ze wa
ren over deze verrassende oplossing van de moeilijkheid
hoogst voldaan. Ik geloof, dat de Edammers tegen
woordig wel eeij beetje wijzer zullen geworden zijn. De
mikmaarders noemt men nog heden ten dage gortzak-
ken of gortbuiken, doelende op de vele grutterijen, die
er hebben gebloeid. In de 17e eeuw waren er meer dan
zeventig.
De Amsterdammers heeten evenals de Zaandammers
koekvreters. De laatsten worden ook wel gescholden
voor galgezagers, omdat men eens, in 1678, eene galg,
lie vier lijken droeg, doorgezaagd, en dus met zijn
vkeiigen last op den grond liggend vond. Wie dat' ge
daan hadden, werd niet ontdekt, maar de volkstaal gaf
toen maar den naam aan allen.
De Benningbroekers heeten speelmakkers, de Bever-
wijkers naar het product dat er veel geteeld wordt
klapbessen, de Haarlemmers muggen, de Naardenaars,
minder vereerend kalven, de Rijpers snoeken en de
Schagers naar den bekenden appel roodjes. De Scher-
merhomers zijn de mollen van Noord-Hollund en de
Warders de beren, terwijl de Wieringers naar de scha
penteelt schapen, ook wel eens biggen genoemd wor
den.
Onze Landbouwkundige correspondent schrijft:
Spinazie is zeker wel de eerste 'groente, die in 't
voorjaar in vollen grond uitgezaaid l^an worden. Voor
zaad neemt men breedblad scherpzaad of laat door
schietend. Vooral verdient een versche laag paarde-
mest, die men een kleine 20 c.M. met grond bedekt,
aanbeveling. Door de sterke broeiing van paardemest
ontstaat voldoende warmte om het zaad te doen ont
kiemen. Men zaait breedwerpig en zeer dicht. Volgt
na het zaaien vorst, zoo zal daardoor de groei worden
verhinderd, maar bevriezen doen de plantjes niet. Een
vruchtbaren grond is noodzakelijk en daar het vooral
om een weelderige bladontwikkeliug te doen 'is, moet
men zorgen, dat de plant geen gebrek aan opneembare
stikstof krijgt. De ondergebrachte stalmest kan in
de koude dagen hier niet in voorzien en moeten we
onzen toevlucht nemen tot het uitstrooien van eeh
weinig chilisalpeter. In de Rijksverslagen 1908 lezen
we
Bemestingsproefveld met chilisalpeter op spinazie te
Veur.
„Teneinde den invloed van een toevoeging van chi
lisalpeter bij de teelt van spinazie na te gaan, werd
een proefveld van ruim 21/2 Are oppervlakte verdeeld
in 2 evengroote perceelen, waarvan een perceel op de
gewone wijze werd bemest en het andere, behalve de
gewone bemesting nog 4 Kg. chilisalpeter ontving n.l.
2 Kg. op 20 Maart en een week later nog 2 Kg. Van
laatstgenoemd perceel kon 18 April reeds 761/2 Kg.
spinazie geoogst worden, die a 10 ets. de Kg. 7.65
opbracht. Den 20sten April werd van datzelfde per
ceel nog 198 Kg. gesneden, die voor 17.6 verkocht
werd. De totale opbrengst daarvan bedroeg dus
25.25.
Het uitsluitend met stalmest bemeste perceel lever
de voor het eerst zijn opbrengst op 24 April, dus eeni
ge dagen later, hetgeen van veel invloed was op den
prijs, die de spinazie opbracht. Er werd 171 Kg. ge
sneden, waarvoor 9.5 werd bedongen. Het met chili
salpeter overbemeste perceel gracht dus 15.75 meer
op dan het niet overbemeste. De kosten der overbe
mesting bedroegen 60 ct., zoodat dus de zuivere winst
van dat perceel, dat ruim 1.25 Are groot was J 15.15
bedroeg of per H.A. pl. m. 1200."
Zoo ja, begin ze hog vandaag te genezen voordat ge
het slachtoffer wordt van asthma, bronchitis of long
ontsteking. Moeder Seigel's Hoestbalsem, een heerlijk,
verzachtend geneesmiddel, zal den prikkel van Uw
hoest wegnemen, de ontstoken keelklieren verzachten.
Probeert het nog heden!
„Mijn man heeft gedurende drie jaren aan eene he
vige borstziekte geleden, gepaard met hardnekkig
hoesten, vooral des nachts en des morgens bij het op
staan; bovendien had hij last van hevige benauwdhe
den ten gevolge der slijmvorming op de borst, en of
schoon wij alle mogelijke geneesmiddelen aanwendden,
geen enkel heeft mijn man kunnen genezen, totdat
toevallig mijn aandacht gevestigd werd op Moeder
Beigei's Hoestbalsem, dat ik besloot ook nog maar eens
te probeeren. T ot mijn onbeschrijfelijke vreugde en
d mkbaarheid hebben eenige flacons van dit heilzaam
middel mijn man volkomen genezen. De slijm welke
vroeger zoo vast zat is thans losgekomen, hoesten
doet hij bijna niet meer en hij gevoelt zich zoo opge
wekt en prettig dat hij om zoo te zeggen een geheel
ander mensch geworden is en dat alles heeft hij te
dunken aan Moeder Seigel's Hoestbalsem." Aldus
schrijft ons Mejuffrouw J. Derksen, Willemstraat 66,
Arnhem in dato 28 December j. 1.
Moeder Seigel's Hoestbalsem is verkrijgbaar by alle
Apothekers en Drogisten a 1.50 per flacon of recht
streeks van de eigenaren, A. J. White, Ltd., Damrak
28-30, Amsterdam .Toezending volgt franco na ont
vangst van postwissel.
Het Nut heeft aan hare talrijke instellingen ten
bate van -de volksontwikkeling eene nieuwe instelling-
toegevoegd, welke algemeene bekendheid verdient in
alle deelen des lands.
Zij heeft in 't leven geroepen het „Centraal Bureau
van advies voor eigen studie."
Het doel van dit Bureau is, als betrouwbaar tus-
schenlichaam werkzaam te zijn tusschen hen die niet
in de gelegenheid zijn, het vooi hen noodige ouder
wijs op de gewone mondelinge wijze te ontvangen en
daarom onderwijs per correspondentie wenschen in een
of ander vak of taal, én de peisonen die aanbevelens
waardig en bereid zijn, le dit onderwijs, desgevraagd,
te geven; 2e omtrent de te gebruiken handboeken te
adviseeren, en zoo de aanvragers te helpen, langs den
kortsten en besten weg het voorgestelde doel te berei
ken.
De vestiging van dit Bureau is het gevolg van het
onderzoek, dat vanwege de Maatschappij omtrent het
Correspondentie-onderwijs is ingesteld en waarom
trent het rapport in 1907 is verschenen.
Het Bureau is samengesteld uit Dr. D. Bos, voorzit
ter, J. Bruinwold Riedel, directeur-secretaris en de
volgende leden, die zich bereid verklaard hebben, om
trent de achter hunne namen genoemde vakken te ad
viseeren.
J. IJzerman, dir. H. S., Amsterdam (handelson
derwijs, d. i. boekhouden, handelsrekenen, talen en
handelscorrespondentie)E. Meyer, dir. O. H, S„ Arn
hem (idem) Dr. A. Borgman, dir. van de school voor-
handel en nijverheid, Enschedé (handelsonderwijs en
industrie)G. Meyer, dir. Kweekschool, Amsterdam
(lager onderwijs); L. C. T. Bigot, dir. Kweekschool,
Arnhem (lager onderwijs)W. Kreukniet, accountant,'
Rotterdam (boekhouden) B. J. Ouëndag, architect,
Amsterdam (bouwkunde) II. J. C. Haver. Seer. Bond
van Technici, Amsterdam (technische' vakken); Mr.
L. A. Bybau, Delft (gemeente-administratie)A. E.
Meyer, boekhouder »Twentsche Bankvereeniging, Am-