DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Feuilleton. No. 69 Honderd en elfden Jaargang. 1009. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Wonderlijke nummers 3 Cents. WOENSDAG Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 24 MAART. Ems er Pastille: Zooals ook wij vergeven 1NNENLAND, Telefoonnummer 3. Zijdie zich met Apri op dit bl&d abonneeren, ont vangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis en franco. De Uitgevers Hulde aan H. M. de Koningin. Regentschap en Voogdij De nieuwe directeur van de Rijkspostspaarbank. RECHTZAKEN. Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar. GEMENGD NIEUWS De Eeodenzaak In de Schermer. - BUII nW |M, n ||ML 50 CENT PER DOOS. ALKMAAR, 24 Maart. Een interessante kwestie houdt op het oogenblik de Berlijnsche bladen bezig. Bij een doodgewoon beleedigingsproces is aan het licht gekomen, dat mannen met een uitstekende repu tatie in medische kringen, aan tusschenpersonen, pro visies plegen te betalen voor het aanbrengen van rijke patiënten, die dure operaties moeten ondergaan. Met name was er een „Russisch instituut voor geneeskun dig consult" te Berlijn, dat Russische patiënten bracht bij die medische autoriteiten, die het instituut een provisie voor zijn bemoeiingen schonken. Zelfs mannen als Von Leyden, Senator, Ewald deden hieraan mede. Prof. Senator heeft evenwel verklaard, dat hij nimmer provisie voor het aanbrengen van patiënten had be taald, alleen maar tolken voor de Russische taal, zon der welke hij zich niet met de patiënten kon verstaan, een belooning had gegeven. De anderen hebben echter tot heden gezwegen. De tegen hen uitgebrachte l>e- schuldigingen zijn wel zeer kras. Men verwijt hen niet alleen dat ze; evenals een koopman, provisie geven voor het verschaffen van klandisie, maar zelfs ook dat zij portiers als makelaars in geneeskunst in dienst hebben en bezoldigen. Tn de eerste plaats is dat af te keuren, omdat hierdoor in menig geval minder de bekwaam heid dan wel de provisie den doorslag geeft bij het ver wijzen naar een dokter en in de tweede plaats, omdat hoogleeraren, die de medische jeugd onderwijzen, het goede voorbeeld moeten geven, ook voor dokters, waar het geldt het hooghouden van den artsenstand en de medische eer. Wanneer dokters iets doen dat met dit laatste in strijd is, worden ze voor de medische eere-rechtbanken gedaagd, die soms zonderlinge uit spraken doen, zooals bijv. onlangs, toen een arts werd gestraft omdat hij voor het verkoopen van een huis provisie had aangenomen. Zij mogen geen adverten tie plaatsen. Maar de hoogleeraren kunnen niet voor de eere-rechtbank gedaagd worden. Zijn zij van mee ning dat het aannemen van provisie geoorloofd is, dan hadden zij niet mogen dulden, dat jongere artsen wer den gestraft wegens het toepassen van middelen, om de concurrentie het hoofd te bieden, welke van veel onschuldiger aard waren. De vraag wordt gesteld of er in het hooghouden van den artsenstand en de medische eer niet veel overdrij ving schuilt, of niet een groot deel ontleend is aan den militairen stand. De verhouding tusschen dokter en patiënt is niet meer zooals die vroeger was. ROMAN VAN W. HEIMBUKG. Naar het Duitsch. 86) Ik ging met hem naar den salon en beantwoordde zoo ver ik kon zijn vele vragen. „Was zij verstandig en kalm?" „O ja, zeer kalm, ze zit met den rentmeester te pra ten." „Ziezoo, daar heb ik respect voor", zeide hij zeer verbaasd. „Er gaat toch maar niets boven sterke ze nuwen! en de kroonprins? is die veilig en wel aange komen „Ja, dank u. Wil ik even aan mevrouw Rhoden zeg gen dat u hier is?" „In 's hemels naam neen! Laat liever een cognacje brengen, want 't is hondenweer. Ik kom eigenlijk voornamelijk om den professor te spreken; a propos, hoe gaat het met Johanna?" „Zij slaapt op 't oogenblik." „Verduiveld't Is een flink soort menschen die Nordmannen „Zij heeft een slaapmiddel ingenomen." „O, komt het daarvanZij maakt ook waarachtig zulk eon robusten indruk niet. Mijn vrouwtje is zoo ontzettend verschrikt en zoo door de heele geschiede nis aangegrepen, dat zij te bed ligt, in plaats van me vrouw Rhoden. Zij doet niets dan schreien." „Caroline is hard voor zich zelf »En voor andeien ook, dat weet ik nog van vroeger ik mag dat niet bij een vrouw, maar nu zal kei haar goed te pas komen. Ila, daar komt de professor aan, ik hoor het rijtuig, Als hij klaar is met den patient, juffrouw Maaszen, zou ik hem zoo graag even willen spreken." Dat is noch de schuld van den dokter noch die van den patiënt dat ligt aan den tijdgeest. Vroeger werd er rekening gehouden met de eigenaardige positie van den dokter, die wel van zijn beroep moet leven, maar die toch grootendeels een liefdewerk verricht, dat niet 'alleen werkkracht vereischt, maar ook gaven van ge moed. Langzamerhand is dit anders geworden. De go- neesheer dreigt meer en meer een handelaar te wor den, terwijl hij aan den anderen kant verhinderd is te doen hetgeen de handelaar doet om zijn klandisie te verhoogen. Daaraan zoo wordt nu weer betoogd dient een einde te komen. Of men make de geneesheeren staats ambtenaren, of men geve hen alle middelen om con currentie te kunnen voeren en datgene te doen, dat re delijkerwijs verwacht mag worden van ieder die een vrij beroep uitoefent. Zoo scherp wordt thans in Berlijn deze kwestie, die zeker ook elders wel belangstelling verdient, gesteld. De toestand is op het oogenblik ongezond, er zijn mid delen om genezing te brengen maar of die genezing wel zoo heel spoedig tot stand zal komen, of er werke lijk zoo gauw ingrijpend zal worden te werk gegaan, mag men voorloopig betwijfelen. lieden wordt het geschenk der' vrouwen te Gronin gen aan II. M. de Koningin verzonden. Het is een gou den rammelaar met ketting, geheel uit de hand gedre ven. Om den bal bevindt zich een rand, waaraan 8 rinkelbelletjes hangen, waarin gevat zijn 4 briljanten en 4 smaragden in wit en groen (de Groningsche kleu ren). De bal wordt gedragen door een gedreven mar griet, die door een tusschenstukje, waarop 4 briljan ten, verbonden is aan den steel. Op dien steel is aan gebracht het uit de hand gedreven wapen van Gronin gen. Het geschenk is gelegd in een etui, gevoerd met witte zijde en fluweel en van buiten bedekt met lams- leer. Het geschenk, door de Surinaamsche vrouwen en meisjes aan te bieden aan H. M. de Koningin, bestaat uit een kinder-couvert van Surinaamsch gaud, te we ten: lepel, mes, vork, servetring en bord. Voor deze gouden voorwerpen zal door de ambachtsschool te Pa ramaribo een étui worden vervaardigd van Suri naamsch hout, met het wapen van de kolonie en een toepasselijk opschrift. Gistermiddag vergaderden de zeven afdeelingen van de beide Kamers der Staten-Generaal ter onderzoek van de wetsontwerpen op het Regentschap en de Voog dij. Zij waren niet bijzonder druk bezocht. De sociaal-democratische Kamerleden waren aanwe zig. Jndien het afdeelingsonderzoek, zooals trouwens verwacht wordt, slechts kort duurt en dezen middag spoedig afloopt, zullen zoo eenigszins mogelijk de bei de Kamers nog in deze week voor een openbare ver- eenigde zitting worden bijeengeroepen. Tot directeur van den Rijkspostspaarbank is be- Toen de professor naar boven gegaan was kwam Caroline naar mij toe. ,De huishoudster heeft mij haar boeken overgege ven", zeide zij, „ik dank u nog wel voor uw hulp." Zij zag den baron niet, die in de vensternis half tus schen de gordijnen verscholen zat. „Waarom wou u mij zoo straks spreken, juffrouw Maaszen", vroeg zij, „ik kan ten opzichte van het ver trek van Johanna niets veranderen; wat ik gezegd heb staat vast en dat moet gebeuren. Als zij mij daarover iets vragen wou, dan spijt het mi, wel, maar Ik gaf haar een wenk en Caroline bemerkte eenigs zins verschrikt den heer von Breitenfeld, die zich nu tot haar wendde. „Neem mij niet kwalijk, mijnheer von Breitenfeld, ik weet soms niet wat ik zeg, er is ook zooveel gebeurd, mijn arme man niet waar en „Ik betuig u mijn innige deelneming, mevrouw Rho den, ook uit naam van mijn vrouw en mijn ouders. U kunt denken hoe ik mij ongerust maak over mijn bes ten, ouden vriend," zeide de baron met warmte. „En waarom moest dat alles gebeurenriep zij uit. „Als ik maar thuis gebleven was, dan was er niets van gebeurd. Een getrouwde vrouw moet twee dingen nooit doenziek worden en van huis gaan dat heb ik ondervonden." loen richtte zij weder het woord tot mij. „Dus in allen ernst, juffrouw Maaszen, Johanna heeft geen tijd te verliezen, zij moet flink aan 't werk gaan, zij heeft nu lang genoeg niets uitgevoerd. Overmorgen op zijn allerlaast „Morgen, mevrouw," zeide ik kortaf; ik nam af scheid van mijnheer von Breitenfeld en ging weer naar boven, waar Johanna vast lag te slapen. „Arm kind!" zeide ik bij mij zelf, „nu ben je net een Zigeunerin, die geen vaderland, geen tehuis meer hebt, arm schep seltje!" In George s toestand was nog geen verbetering ge komen, maar evenmin meer verontrustende verschijn selen; het zou misschien wel een week duren voordat er verandering kwam, had de professor gezegd. s Nachts werd ik plotseling wakker. Midden in de noemd de heer P. J. E. du Bois, thans onderdirecteur aan deze inrichting. De S D P en S. D. A. P. Ilet II b 1 d. verneemt, dat dr. Gorter en mr. Men dels een schrijven hebben gericht aan het bestuur der nieuwe partij, waarin zij mededeelen zich deze week nog niet tot spreker voor de S. D. P. beschikbaar te kunnen stellen.. Zij hebben nog ernstig over de Zon dag jl. gevallen besluiten te beraden. Vanwege de nieuwe partij is Maandagmorgen een schrijven gericht aan het Internationaal bureau te Brussel, waarin het bestuur uiteenzet, dat ten gevolge van misverstand de moening zich bij den vertegenwoor diger der „Internationale" heeft gevestigd, als zoude de onderhandelingen zijn afgeloopen. Zulks is echter volgens het bestuur der S. D. P. niet het geval. De brief maakt voorts, onder insluiting der aange nomen motie, melding van het besluit der S. D. P., en eischt van de „Internationale" binnen drie dagen ant woord of zij (de Internationale) bereid is met de S D. P. alsnog onderhandelingen over een eventueele fu sie van beide partijen de S. D. P. en de S. D. A. P. - voort te zetten. Ten slotte wordt verklaring gevraagd van het plotse ling vertrek des heeren Huysman, zonder de S. D. P. nadere mededeeling te doen in afwijking van de ge troffen afspraak. Zitting van Dinsdag 23 Maart. (Vervolg.) Diefstal. Bernardus K. te Nibbixwoud was niet verschenen. Hem was ten laste gelegd, dat hij een rijwiellantaarn had weggenomen ten nadcele van Dirk Beemster. Dirk Beemster deelt mede dat hij in den nacht van 12 op 18 Februari in de herberg van Diepen te Nibbix woud heeft gezeten. Om een uur of half vier waren er nog een viertal personen in de herberg. Toen ver trok getuige, zijn fiets met een lantaarn eraan aan de hand. Beklaagde liep getuige achterop, deze wou hem evenwel kwijt en ging daarom bij zekeren Haring binnen, terwijl hij zijn fiets tegen het huis zette. Na een uur vertrok hij weer en bemerkte toen, dat de lan taarn van zijn fiets was verdwenen. Jan Fijn, koopman te Wognum, vertelt ook totdelaat- ste bezoekers te hebben gehoord in de herberg van Die pen in den nacht van 13 Februari. Den volgenden morgen kwam beklaagde bij hem en verkocht hem een rijwiellantaarn voor 0.75. Later werd de lantaarn, die bleek van Beemster te zijn, door de veldwachters in beslag genomen. Geëischt werd wegens diefstal een maand gevange nisstraf. Mishandeling. Pieter S., landbouwer en veehouder te Broek op Langendijk, heeft zich den 19en Februari schuldig ge maakt aan mishandeling van den 13-jarigen Cornelis Blom, door hem te slaan en te schoppen. Cornelis Blom, landbouwer te Broek op Langendijk kwam 's middags van den 19en Februari om een uur of 4 het zoontje van beklaagde tegen, dat hij uitschold. Later op den middag kwam beklaagde op hem af, sloeg hem, zoodat hij op den grond viel, waarna hij hem nog een schop gaf. Beklaagde zegt zelf ook door het jongetje te zijn uitgescholden. Antje Pluister, huisvrouw van Simon Dekker, te Lroek op Langendijk zag het jongetje aankomen en kamer stond Johanna met een kaars in de hand; met vreemde oogen keek zij om zich heen. „Het schreit, het schreit maar steeds door, het kind kan toch niet inslapen zonder mij, waar ben ik? Waar is het kind dan toch?" In haar witte nachtjapon liep zij naar de deur en rammelde aan den knop. „Johanna, je maakt hem wakker! Het kind slaapt!" fluisterde ik haar toe, „hij ligt rustig te slapen. Toe, kom, ga jij nu naar bed, anders maak je hem wakker." En nog steeds onder den invloed van het sterke slaapmiddel, liet zij zich als een kind naar bed terug brengen. „Is het niet een lief, een snoeperig kind?" fluister de zij terwijl haar oogen zich weer sloten. Den volgenden morgen ging ik met haar naar de pastorie. Zij ging kalm met mij mee. Loztte Breiter en ik wisten dat zij niet terugkwam; haar koffers wa ren in de vroegte reeds vertrokken en Lorenz zou ons met den landauer van de familie Brinkmann komen afhalen; dezen zouden mij helpen Johanna over te halen tot haar vertrek. loen ik het hek achter ons dichtdeed had ik een ge voel of ik beulswerk ging verrichten. Dominé Brink mann nam Johanna mee naar zijn kamer om met haar te praten. Hij had mij opgedragen niet te zacht voor baar te wezen, haar gedrag niet te ver goelijken, haar de genomen maatregelen als een nood zakelijk gevolg te doen beschouwen van haar eigen daad. En haar, zoo mogelijk, in werkzaamheid aflei ding te doen vinden. Johanna moet zich zelve leeren vergeten als wij haar weer gezond willen maken, had hij gezegd. En zoo reisden wij naar Dresden. Johanna sprak geen woord gedurende de geheele reis. liet was een moeilijk half jaar dat wij samen door brachten. Johanna was ongesteld en ik kreeg een aanval van influenza. Het was dus niet onze schuld dat wij in Maart nogmiiets gedaan hadden om Johanna aan t werk te zetten. Na Paschen zou zij echter een plaats krijgen in een kinderziekenhuis en daar zij geen beetpakken door beklaagde, die heel boos scheen. Daar na zag zij beklaagde slaan en den jongen, die begon te schreeuwen, vallen. Door den officier van justitie werd wegens mishan deling een geldboete van 5 subsidiair 5 dagen hech tenis geëischt. W ederspannigheid. Hendrik H„ onderwijzer te Enkhuizen, was ten laste gelegd, dat hij in den nacht van 28 Februari, toen hij zich bevond in kennelijken staat van dronkenschap, verzet heeft tegen de politie. Getuige Jan Swier, agent van politie te Enkhuizen vond in den nacht van 28 op 29 Maart beklaagde dron ken op straat. Hij slingerde langs den weg. In 't be lang der openbare veiligheid, wilde getuige beklaagde naar huis hebben. Hij wilde er evenwel niet binnen gaan en maakte een lawaai van belang, zoodat zich een menigte verzamelde. Daarna kwamen twee collega's getuige te hulp, be klaagde verzette zich evenwel hevig, er was niets met hem te beginnen. Beklaagde staat volgens getuige bekend als een drinkebroer. Cornelis Vijzelaar, agent van politie te Enkhuizen vertelt geholpen te hebben beklaagde naar het politie bureau te brengen. Dat was echter niet naar den zin van beklaagde, die hem tegen de borst en tegen het been schopte. Wegens wederspannigheid, lichamelijk letsel ten ge volge hebbend, werd door den officier van justitie je gens den man, die volgens Z. E. A. plicht en positie vergeet en zijn daden waarschijnlijk zal bekoopen met het verliezen van zijn betrekking een gevangenisstraf geëischt van zes weken. Mr. Offers, beklaagde's verdediger vroeg naar aan leiding van brieven van het hoofd der school en den schoolopziener een geldboete of 1 dag gevangenisstraf. Adv.-gen. bij den Hoogen Raad mr. Ort nam Maan dag conclusie in de zaak van C. de G. Jzn., veehouder en wethouder te Schermerhorn, door het Hof te Am sterdam wegens het opzettelijk eenige handeling door een ambtenaar, belast met de opsporing van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van eenig wettelijk voorschrift, beletten en wegens beleediging van een ambtenaar in functie, veroordeeld tot 100 boete of 20 dagen hechtenis. Het betrof een verzet tegen den bode en de hulpboden van het Waterschap de Scher mer, die ter uitvoering van artt. 17 en 18 der politie verordening van dat waterschap eenige eenden tracht ten op te vangen welke op beklaagdes land losliepen, met de bedoeling deze te schutten en de namen der eigenaars daarom te ontdekken. Aangevoerd was, dat de boden en hulpboden niet bevoegd waren op beklaagdes land te komen en dat de desbetreffende bepalingen van de verordening van de Schermeer in strijd zouden zijn met de Grondwet en daardoor niet verbindend zouden zijn, terwijl in elk geval de wet alleen de bevoegdheid zou kunnen toe kennen om eens anders grond te betreden. Adv.-gen. achtte beide stellingen ongegrond. De Grondwet beschermt in art. 158 alleen de wonin gen, niet de landelijke eigendopimen, die geen aan- Levoegdheid geeft, maatregelen te nemen, om te belet dat de wet de bevoegdheid geeft, om een bepaling in een verordening te maken als de onderhavige. Dit nu was hier het geval, daar art. 14 der wet van 1895 de gevoegdheid geeft, maatregelen te nemen, om te belet ten hetgeen de verordening verbiedt. Geconcludeerd werd dus tot verwerping. Uitspraak 10 April. diploma had, hadden wij de plaatsing geheel te danken aan onzen dokter. De zon begon ons haar koesterende warmte te schen ken en de voorjaarsbloemen prijkten in al haar pracht. Iedere week vast kreeg Johanna een brief van Lotje Breiter; wonderlijke brieven waren het, maar Johanna wist dat het kind goed groeide, dat Caroline het groote huishouden en buitengoed alleen bestuurde en zich vol gens Lorenz goed van haar taak kweet; dat do heer des huizes nog steeds in een treurigen toestand ver keerde; hij was aan de eene zijde geheel verlamd, zoo dat er een verpleger voor hem alleen gehuurd was, die hem moest aankleeden en laten eten, want hij kon zelf niets doen. Het was zijn eenige vreugde wanneer Lot je met den kleinen jongen kwam; mevrouw deed dan altijd net of zij het niet zag, maar zij had ook heel weinig tijd om zich met haar man en kind te be moeien. Na zulke berichten bleef Johanna gewoonlijk stil in haar slaapkamer voor het raam zitten, waar haar werktafeltje en stoel stonden, die beide nog vaar moe der afkomstig waren. De geheele raampost stond vol bloemen en planten, want zij vond het vreeselijk als iemand in 't voorbijgaan een blik op haar wierp; zij was haast menschenschuw geworden. Ik had eens met den dokter over haar gesproken en haar toestand aan heimwee toegeschreven. Hij ried mij aan wat afleiding voor haar te zoeken; wij leefden te stil. Eindelijk liet zij zich overhalen eens met mij naar den schouwburg te gaan, waar het stuk van Sü- dermann „Heimat" gegeven werd. Wij kenden den inhoud niet en zagen het boeiende stuk, dat zulk een hel licht laat vallen op één zijde van de hedendaagsche maatschappij. Johanna scheen eerst nauwelijks te luisteren; in de scène toen Magda zich haar moeder liefde bewust wordt en het bezit van haar kind verde digt in woorden, die diepen indruk maken op het ge moed van den toehoorder, boog zij zich voorover, hing aan de lippen van de actrice, en een blos van diepe ontroering kleurde haar wangen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1