DAGBL AD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Feuilleton.
No. 76
Honderd en elfden jaargang.
1909.
fjize Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
VOO. Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Wonderlijke nummers 3 Cents.
DONDERDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs„ COSTER ZOON, Voordam C 9.
1 APRIL.
Zooals ook wij vergeven
UN NfN LAND.
Telefoonnummer 3.
Vereenigde Vergadering de- Staten-Genéraal.
Tweede Kamer
Huldeblijk aan H M. de Koningin.
Posttarlef met België.
AL&MAARSGHE COURANT
HINDERWET
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van A. KOLVER, al
daar, om vergunning tot het oprichten van een
VLEESCHROOKERIJ achter het perceel Kenne-
merstraatweg, Wijk E No. 3$.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
DINSDAG 13 APRIL 's-voormiddags te elf uur en
schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen
vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die bezwa
ren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente
van de terzake ingekomen schrifturen kennis nemen.
Alkmaar, 30 Maart 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR. 1 April.
In Duitsehland is men nog verbluft van de houding,
welke prins Riilow in den rijksdag heeft aangenomen
en welke wij gisteren hebben geschetst. Men is ten
zeerste verrast door het cordate optreden van den rijks
kanselier. Verwacht was, dat de rijksdag nu eens als
rechtbank zou fungeeren, een vonnis zou uitspreken
over den man, dio verantwoordelijk is voor de Duitsche
politiek. Dit is niet alleen niet geschied, maar de rol
len werden omgekeerd: de beklaagde werd aanklager,
die den rijksdag toeriep, dat er verandering moest ko
men in het optreden van dit lichaam, die eischte, dat
do financiëele hervormingen spoedig tot stand moesten
kome^, die verklaarde, dat hij zoo lang zou blijven, als
^ijn keizer of zijn eigen geweten dit toeliet, doch
dat hij nimmer zou gaan tengevolge van parlementai
re moeielijkheden.
De rijksdag heeft deze woorden zonder meer geslikt,
en daardoor erkend, dat hij eigenlijk niemendal te
zeggen heeft, dat hij zioh moet schikken naar den wil
van den rijkskanselier, en dat hij, zoo dit geweigerd
wordt, eenvoudig naar huis gezonden wordt.
Prins Biilow heeft, terwijl men hem zwak en hulp
behoevend waande, met succes de rol van den sterken
man gespeeld. Het zou zeer zeker interessant zijn te
weten, hoe de rijkskanselier dacht toen hij het rijks
daggebouw binnen trad en welke gevoelens hem beziel
den, toen hij het weer verliet. Heel zijn redevoering
geeft den indruk, dat zij niet te voren ingestudeerd
was, maar spontaan werd uitgesproken. De spreker
liet zich geheel gaan, hield een lichte causerie, zooals
pen man, die het woord meester is en geest bezit, dit
kan doen bij een goed glas wijn en een lekker sigaartje,
maar wist daarin op wehvillenden toon vlijmscherpe
opmerkingen te maken. Het is een lust om het steno
grafische verslag van deze redevoering- te lezen en
men krijgt zeer sterk den indruk, dat de gang der de
batten voor hem aanleiding is geweest, om zóó te spre
ken als hij gedaan heeft, dat hij een andere redevoe
ring heeft gehouden dan hij oorspronkelijk van plan
was, dat hij in den rijksdag is verschenen met het doel
een vrij krasse verklaring af te leggen, maar in plaats
ROMAN VAN
W. HEIMBURG.
Naar het Duitsch.
42)
Johanna hield zich goed. Zij sprak in 't geheel niet
over George; het was of er iets in haar ges to-ven was
nadat zij den zieke gesproken had. Toen dominé Brink
man kwam sprak zij over de plaats in de kerk voor de
stiftdames en over andere zaken, die met haar nieuwe
functie in verband stonden.
Er was heel wat voor haar te doen. De brieven van
den notaris waren reeds geadresseerd aan „mejuffrouw
Johanna Nordmann, directrice van het damesstift te
Klein Ztilla."
Zij lachte droevig. „Het is zijn verlangen; ik.moet
er mij in schikken".
I oen de drie oude dames den 12en Juli arriveerden,
waren de deuren én kamers groen gemaakt om haar te
ontvangen; de jeugdige directrice was volgaarne be
reid zich zelve op te offeren on de dames een prettigen
ouden dag te bezorgen. De plechtige inwijding den
volgenden Zondag in de kerk was bepaald aandoenlijk.
Wij vier oude dames en de jonge directrice nedden in,
•zaten om het altaar, als groene takken die reeds een
weinig van de vorst hebben geleden rondom een laatste
roosje, en •dominé Brinkmann sprak bepaald hartelijk
en goed. En alle kennissen waren in de kerk; den zie
ken George zagen wij niet, wij konden slechts gissen
dat hij aanwezig zou zijn.
1 oen de kerk uit was moesten wij even wachten tot
George naar beneden gedragen was. ITij kwam in zijn
j-olstoel met Caroline naar ons toe, Johanna stamelde
eenige woorden van dank, waarop George haar hand
kuste; ook wij traden nader en bedankten hem. Toen
stapten de oude dames in een rijtuig en wij keerden te
hiervan een slagvaardige, humoristische polemiek heeft
gegeven.
Tntusschen mag men met belangstelling afwachten
wat do Huitsche politieke partijen en de politieke pers
wel van zulk een merkwaardig optreden zal zeggen.
Indertijd is de heer von Biilow vergeleken met een
man met drie beenenhet eene been was een klein ver
groeid aanhangseltje het liberale element in den
rijkskanselier. Tn den rijksdag is dit beeld nog even ter
sprake gekomen en is er gezegd, dat de rijkskanselier
gerust dit liberale beentje kon laten amputeeren hij
had er niets aan en hij deed er niets mee. Dit werd
gezegd vóór de rede van den heer von Biilow. Wat zal
pien echter thans, achterna, te zeggen hebben?
Het is een zeer ernstig geval.
Er is indertijd herhaaldelijk verklaard dat de rijks
kanselier Duitsehland meer en meer op parlementaire
hanen wilde leiden, dat hij streeft naar een zuiver par
lementair stelsel.
En thans verklaart hij ronduit, dat hij „maling" heeft
aan de parlementaire idee, dat niet de rijksdag, maar
zijn keizer en zijn eigen geweten te beslissen heeft, dat
hij van partijpolitiek en parlementarisme niemendal
wil weten.
In den .rijksdag heeft men dit voorzoete koek ge
geten. Maar daarbuiten zal men niet zoo gretig in
dezen on-parlementairen schotel happen.
Aan de orde is het uitbrengen van het algemeen
verslag der Commissie omtrent de wetsontwerpen, re
gelende het Regentschap en de Voogdij ingeval van
Troonopvolging tijdens de minderjarigheid van den
troonopvolger en tot regeling van de Voogdij.
De Commissie van Rapporteurs acht de beraadsla
ging voldoende voorbereid.
Het openbaar debat zal heden 11 uur aanvangen.
Eerste Karner.
Voorzitter: J. E. N. baron Schimmelpenninck van
der Oye.
Ingekomen zijn een tweetal verzoekschriftenlo. van
de vereeniging van ambtenaren bij de gemeentetele-
foon te Amsterdam houdende verzoek een onderzoek in
te stellen in de zaak van H. J. Messink, gewezen com
mies der posterijen en telegrafie te Dordrecht, na
vooraf omtrent de geschiedenis dezer zaak inlichtingen
te hebben ingewonnen bij den heer Havelaar en 2o. van
den heer Messink zelf, om hem vóór dit onderzoek
persoonlijk te hooren.
De heer Van Nierop stelt, namens de commissie
voor de verzoekschriften voor, onder herinnering dat
de commissie reeds vroeger deze zaak nauwkeurig
heeft onderzocht, de adressen te deponeeren ter grif
fie ter inzage van de leden.
Aldus wordt besloten.
Na trekking der afdeelingen, begeven de leden zich
naar de secties tot het kiezen van voorzitters en on
dervoorzitters.
De voorzitter verdaagt de vergadering tot na afloop
van de Vereenigde Vergadering op heden, op een nader
te bepalen uur.
voet naar huis terug.
In de volgende jaren werd deze handkus bij iedere
plechtige gelegenheid herhaald; vier of vijf maal in 't
jaaT had zulk een plechtige vergadering op Groot Ziil-
la plaats.
En zoo leefde de gebrekkige man voort in zijn ka
mer op Groot Züllahij trachtte zich afleiding te ge
ven door veel te lezen en te schrijven en zijn rentmees
ter met raad en daad ter zijde te staan. En Johanna
zorgde in Klein Zülla voor de oude dames, en leidde
een rustig, kalm leven.
Soms hadden wij allergezelligste avonden. Mevrouw
von Zwingerbriick kon heel levendig en interessant
vertellen; of juffrouw Diirrjahn maakte muziek; of
wij speelden whist, waarbij menig aardige grap werd
verteldook hoorden wij zeer interessante verhalen van
liet hofde oude hofdame zou nooit te veel zeggen,
daar was zij veel te discreet voor. Maar toch amuseer
de zij ons zeer met haar herinneringen. En zomers, als
wij in het mooie park wandelden, als de boomen en
heesters in bloei stonden en de nachtegalen zongen,
dan werden oude herinneringen wakker en zij spraken
fluisterend over den tijd toen zij lier hadden en be
mind werden en zelfs de soms knorrige leerares werd
mededeelzaam en vertelde mij, dat zij de ontrouw van
haar geliefde nooit te boven had kunnen komen.
Eentonjg ging het leven voorbij. Wij bemerkten
haast niet, dat wij, en alle menschen om ons heen, ou
der werden. Mijnheer en mevrouw Brinkmann hadden
spierwitte haren gekregen; zij waren werkelijk al over
grootouders geworden. Maar kleine kindertjes worden
groot; aan de kleintjes vooral ziet meu hoe oud meu
wordt. De kleine George draafde in zijn matrozen
pakje door den tuin en kwam wat gaarne op Klein Zül
la, waar de oude dames hem al met choeolaadjes eu
blikken soldaatjes zaten op te wachten. Dan holde hij
naar tante Johanna en wierp zich onstuimig in haar
armen en hij- verborg zijn bruin jongenskopje tegen
haar borst en sloeg de armen om haar hals.
Johanna was nu vijf en twintig jaar en 't was een
zeer schoone vrouw geworden; Caroline was reeds een
en dertig. Zij ook was veranderd, ze was mager gewor
De beraadslaging werd gisteren voortgezet over de
wijziging der wet op het M. O. en wel over art. 2 met
de daarop voorgestelde amendementen van de heeren
Ter Laan c. s. en Van Asch van Wijck en v. Wijnber
gen.
De lieer T.ydeman wil een oogenblik stilstaan bij de
dispensatieclausule in art. 45bis 4o. en vraagt wat
verstaan moet worden in deze bepaling onder de voor
waarden „een volkomen bevoegde.''
Thans komt spr. tot de amendementen, welke in
twee groepen zijn te verdeelen, n.l. die tot versterking
der waarborgen en die tot verzwakking daarvan. Met
de laatsten gaat spr. niet mee. Het onderwijs in het
schoonschrijven en de gymnastiek acht spr. wel dege
lijk noodig. Tegen de kostelooze toelating heeft spr.
echter bezwaar. Dit zo ualleen dan bepaald mogen
worden wanneer vooraf bepaald was, dat geen kind
mag worden geweigerd.
De heer De Savornin Lobman, herinnert de spreker
van de linkerzijde nog eens aan den ouden tijd.
Wil men geen subsidie aan de bijz. H. B. S. geven,
Jaat men het dan ronduit zeggen. De. school zal zelf
wel zorgen voor goed onderwijs.
De minister van Binnenlandsche Zaken herhaalt, dat
door hem geen dreigement is gebezigd. Alleen heeft
hij gezegd, dat niet gewacht moest worden op de ineen-
schakelingscommissie, omdat precies dezelfde argumen
ten gelden voor de openb. als voor de bijz. H. B. S.,
wat aaugaat de subsidieering. De bedoeling omtrent de
gevoegdheid van het onderwijzend personeel is ge
weest, dat geen onderwijs zou mogen worden gegeven
door geheel onbevoegden.
Het aantal 25 uren per week is het minimum voor
het aantal verplichte vakken. De Minister ziet dus de
noodzakelijkheid van het eerste amendement van deu
heer Ter Laan (omtrent het leerplan) niet in. Er zijn
voldoende waarborgen.
De Minister acht het niet billijk den eisch van
schoonschrijven te stellen. Dikwijls is er geen onder
wijzer voor en geeft de gymnastiekleeraar les in het
schoonschrijven. Werd het amendement omtrent het
schoonschrijven en de gymnastiek aangenomen, dan
zou de Minister schorsing van het debat moeten vra
gen. Kostelooze toelating is gevaarlijk en behoort
piet in deze wet. Zij kan nooit worden toegepast voor
het Bijz. onderwijs en daarom ontraadt de Minister
ernstig dit amendement.
De heer Ter Laan repliceert, verdedigt nader zijne
amendementen en ziet geen reden om verandering in
de redactie er van te brengen.
De heer Tydeman repliceert en zegt dat de krente
righeid van het debat, gelijk de heer Lohman het qua-
lificeerde, een gevolg is van de wijze van wetgeving,
welke bij dit ontwerp wordt gevolgd.
De heer Bos repliceert en handhaaft zijn bezwaar
tegen de onvoldoende waarborgen, waarvan het gevolg
kan zijn de oprichting van niet sórieuse H. B. S.
De heer Verhey repliceert en geeft den minister een
wijziging van het wetsontwerp in overweging in dien
zin, dat subsidie kan worden gegeven voor stichting
en meubileering van gymnastieklokalen.
De heer Van Asch van Wijck repliceert en betoogt
nogmaals de noodzakelijkheid van volkomen vrijheid
van het Bijz. M. O.
Waar de heer Ter Laan weigert om conciliant te
zijn, is het voor spr. moeilijk zijn amendement in te
trekken.
De heer Roodhuyzen repliceert en wijst er op, dat de
minister zelf het amendement-Van Asch van Wijck
heeft ontraden. Het idee van den heer Bos vindt spr.
een gelukkige vondst.
den. Dat kwam van haar eeuwigdurende drukte in 't
huishouden zei mevrouw Brinkmann, zij gunde zich
geen oogenblik rust. Zij begon hoe langer hoe meer op
haar moeder te gelijken; haar droge hoest beviel de do-
miné'svrouw in 't geheel niet; Caroline klaagde echter
nooit en verzekerde steeds dat zij niets mankeerde.
Het werd tijd dat het kleine ventje zou beginnen te
leereu; hij was nu zes jaar. George Rhoden had reeds
werk gemaakt van een gouverneur; Caroline, de altijd
zuinige huisvrouw, dacht er echter anders overi k
kon het kind dat eerste lager onderwijs best geven, ik
was vroeger immers gouvernante geweest, dus had
mijn examens gedaan. Eens op een dag kwam zij op
hooge beenen naar mij toe en stelde mij de zaak voor.
Op salaris moest ik natuurlijk niet rekenen; ik leefde
toch reeds geheel op kosten van haar man, dus daar
was geen sprake van. Juffrouw Dürrjahn zou mijn
huiselijke bezigheden zeker met genoegen overnemen.
Ter wille van Johanna vooral wilde ik niet weige
len; ik stapte dus voortaan iederen dag naar Groot
Ziilla om het kleine ventje les te geven. Ik ging 'smor-
gtns vroeg en kwam dikwijls pas tegen den avond
terug.
Het spreekt van zelf dat ik op die manier goed in
do gelegenheid was de levenswijze der familie na te
gaan. Caroline ging geheel in haar huishouden op,
man en kind zag zij slechts ter loops aan de maaltij
den, waaraan ook de inspecteur deelnam en twee jonge
heeren, die als leerlingen op Groot Zülla waren, een
plan van Caroline, dat spreekt van zelf. George deelde
mij eens mede, dat die maaltijden, waarvoor hij naar
beneden gedragen moest worden, hem zeer lastig wa
ren; hij wilde er echter om zijn zoontje bij tegenwoor
dig zijn.
Er werd heel weinig gesproken aan tafel; een paar
vragen en antwoorden over het landgoed tusschen den
lieer des huizes en zijn rentmeester en nu en dan een
uitval van Caroline tegen haar zoontje als het kind
soms even tegen de vormen gezondigd had. Caroline
was dan zoo heftig, dat het kind rood van schaamte
naast zijn vader zat en geen woord meer durfde spre
ken. George nam hem dan onder zijn bescherming en
De voorzitter herhaalt, dat het amendement-Ter
Laan voor de Regeering onaannemelijk is. Dat van den
heer Van Wijnbergen is voor de Regeering niet on
aannemelijk.
Het amendement-Van Wijnbergen zal worden ge
drukt en rondgedeeld. Zoo noodig zal de Kamer Vrij
dag a.s. worden bijeengeroepen om eenige kleine wets
ontwerpen af te doen. Zoo mogelijk zal morgen na de
vereenigde vergadering het debat over het M. O. wor
den voortgezet.
Ingekomen is het Eindverslag omtrent de wetsont
werpen Troelstra c. s. en Drucker c. s. betreffende de
Grondwetsvoorstellen.
De wieg, die het Amsterdamsche Comité aan H.
M. de Koningin zal aanbieden is gereed gekomen.
De wieg, die een opengewerkte korf heeft, is geheel
van massief rozenhout vervaardigd, evenals de zes door
een kruis verbonden zuiltjes, waarop ze rust. Het hout
is fraai gebeeldhouwd en met verguld metaal gemon
teerd. In de openingen der a jour bewerkte korf vormt
de be uit zijden binnenbekleeding paneeltjes. Deze bin-
nenbekleeding is met een fijnen rand afgezet.
De wieg wordt omgeven door een kleed van wit flu
weel, dat door een vergulden stang gedragen wordt,
en waarvan de rand geborduurd is met leeuwen van
oranje-appelen en het Amsterdamsche wapen. En dan
wordt het kleed gedekt door een vergulden band in
Kroonvorm, waarbij als eindigingsvorm een gouden
vogel met uitgespreide vleugelen en een edelsteen in
den bek is toegepast.
Van den band* hangen langs het kleed gouden kwas
ten omlaag.
Majistueus en hoogst artistiek is de indruk van het
geheel. Voornaam zijn de kleuren en over het fluwee-
len wiegekleed, dat zoozeer door den geborduurden
rand is verrijkt, ligt een warme gloed. Het fluweel is
gevoerd met een binnenkleed, als sterrenhemel be
werkt.
Het geschenk der Deventer ingezetenen aan H.
M. de Koningin bestaat uit een Smyrna-Deventer ta
pijtje. Het wordt "dezer dagen alhier geëxposeerd.
Tweede Kamer verkiezing.
De heer H. Ch. Vegtel, lid van den Haagschen Ge
meenteraad, heeft bedankt voor Kamercandidaturen in
do districten Den Briel en Hoorn.
De Brusselsche Gazette deelt mede, dat de Hol-
landsch-Belgische commissie in de tweede helft van
April te 's-Gravenhage bijeen zal komen om het
vraagstuk te behandelen van een eventueele verlaging
van het posttarief.
GEMENGD NIEUWS.
Te wafer gelaten.
Gistermiddag ongeveer 1 uur werd van de werf der
scheepsbouwmeesters Rijkee en Co. te Rotterdam het
voor rekening der Koninklijke Nederlandsche stoom
boot-Maatschappij te Amsterdam in aanbouw zijnde,
stoomschip Pollux, te water gelaten.
Alles ging goed, totdat het stoomschip in het mid
den van de Maas was gekomen. Door het doorgaan dei-
ankers kon meu de vaart niet stoppen en daardoor
Jiep het eerst met het achterschip tegen het voorschip
van het aan de Parkhaven gemeerd liggende rijnschip
Badenia (Mannheim 23) en daarna tegen de gording
van de Parkkade. Aan de voornoemde Badenia werd
belangrijke schade aangericht. Aan stuurboord werden
eenige platen ingedrukt waardoor het schip lek werd
hield zijn handje vast onder het tafellaken.
Iedereen at stilzwijgend voort en de drie heeren
gingen met een buiging de kamer uit, zoodra het des
sert was afgeloopen. Zoo ging de eene dag voor en de
andere na voorbij, „maar", zeide Lotje Breitner, „als
dc kleine jongen later boven bij zijn vader is, dan haalt
hij de schade wel in."
Hij hield veel van Lotte Breitner. Als hem gevraagd
werd van wien hij het meest hield, dan noemde hij
eerst: „Vader" en dan Bole, zooals hij Lotte noemde.
Toen hij later meer met Johanna in aanraking kwam,
was het tante Jo die de tweede plaats bekleedde in zijn
genegenheid. „Ik hou meer van tante Jo dan van moe
der."
Het kind was onvermoeid in 't leeren en begreep
heel gauw wat hij leerdehet was echter niet zoo ge
makkelijk buiten de lesuren met hem om te gaan; een
wilder knaap kan men zich niet voorstellen.
George Rhoden scheen zich over den aard van zijn
zoon te verheugen, Caroline echter strafte hem om
ieder scheurtje in zijn broek, ieder vlekje op zijn kiel.
Erits Breitenfeld was intusschen ook vader gewor
den; het was een meisje dat in de wieg lag te kraaien;
hij schoof zijn teleurstelling dan ook niet onder stoe
len of banken en toen hij bij toeval getuige was van
een boozen uitval van Caroline tegen haar zoontje,
kreeg zij een geregeld standje: Wees toch blij dat u
zoo'n gezonden jongen hebt, menigeen zou er vrij wat
voor geven. Komaan jongen, huil er maar niet om;
je moeder zegt het maar; een volgenden keer zal zij er
om lachen."
„Ik denk er niet aan om te lachen", zei Caroline.
„Wat u met uw kinderen wilt doen, mijnheer Breiten
feld, daar bekommer ik mij in 't geheel niet om, maar
ik verzoek u vriendelijk u ook niet te bemoeien met
mijn jongen U kunt niet beoordeelen hoe noodzakelijk
het is om streng tegenover hem te zijn. Dag, mijnheer
Breitenfeld, neem mij niet kwalijk."
Wordt vervolgd.