DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
4»
Feuilleton.
Honderd en elfden jaargang.
Uit school en huis.
No. 89
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ZATERDAG
17 APRIL.
GROOTE VOORJAARSVEE
MARKT
te ALKMAAR
op Maandag 19 April 1909.
GROOTE PAARDENMARKT
te ALKMAAR
op Woensdag 21 April 1909.
GROOTE
VOORJ AARS-VEEMARKT.
Nationale Militie.
Herhalingsoefeningen
Zooals ook wij vergeven
Schaakrubriek.
mm m
m f
Telefoonnummer S.
Probleem No. 178.
ALKMAAR
COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat ter gele
genheid van de groote voorjaarsveemarkt op MAAN
DAG 19 APRIL a. s. het vee, dat niet per vaartuig
naar de markt wordt gebracht, alleen aangevoerd mag
worden langs den Helderschen weg, over de Boom-
poortsbrug bij het Zeglis, over de Heiloërbrug en over
de draaibrug over het Groot-Noordhollandsch Kanaal.
Aanvoer van vee over de Geesterbrug, de Vlotbrug,
de Nieuwlanderbrug en de rustieke voetbruggen is
verboden.
Het vee, 't welk per vaartuig aangevoerd wordt,
mag alleen gelost worden aan de Kanaalkade en aan
de Bierkade, op de door den Havenmeester aan te wij
zen plaatsen. Deze plaats is voor de marktschuiten en
vletten aan de lage steigers aan de Kanaalkade. Geen
vee mag ter markt worden gebracht vóór des morgens
5 uur.
In verband met het heerschen van mond- en klauw
zeer worden belanghebbenden gewaarschuwd geen vee
ter markt of in de stallen binnen de gemeente aan te
voeren, dat aan genoemde ziekte lijdende is of vermoed
wordt te lijden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 14 April 1909.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onder
staande hier wonende verlofgangers, om zich, ter bij
woning der herhalingsoefeningen, bij hun korps te
vervoegen als volgt:
2e regiment vesting-artillerie, lichting 1902, garni
zoen Amsterdam
26 April 1909JOHANNES DE ROVER.
4e regiment vesting-artillerie, lichting 1902, garni
zoen Helder:
26 April 1909: JACOBUS DE KONING, CHRIS-
TOPIIORUS JOSEPH BLEEKER, JOHANNES
GERAHDUS GILLES, KLAAS GEUS, FRITS WIL
HELM HERMES, CORNELIS LANGENBERG.
4e regiment vesting-artillerie, lichting 1902, garni
zoen Helder:
23 Augustus 1909JOHANNES SCHOONHOVEN.
Korps torpedisteu, lichting 1903, garnizoen Helder:
3 Mei 1909: HENDRICUS JOHANNES JONKER,
JAN POOL.
Den verlofgangers wordt hierbij gewezen op de na
volgende bepalingen
lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de
plaats van opkomst, zich op den dag voor de op
komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij
het korps moeten aanmelden;
2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig binnen
20 K.M. van de plaats van opkomst, op den dag
ROMAN VAN
W. HELMBURG.
Naar het Duitsch.
55)
„Ben ik zoo dwaas geweest?" vroeg hij lachend „dat
moet ik goed maken," en de jonge, knappe student
sloeg zijn armen om het kleine, magere vrouwtje en
gaf haar een flinkeu kus.
„Kijk, tante Jo!" zei hij, „kijk, freule von Corde
krijgt er een kleur van."
's Middags waren zij allen uitgenoodigd; ze hadden
de invitatie aangenomen, behalve Johanna, die was
nog altijd hetzelfde menschenschuwe persoontje. Ik
bleef bij haar en wij deden een wandeling samen, heel
langzaam, want ik kon niet meer zoo hard loopen als
vroeger. Toen ik 's avonds thuis kwam waren de jon
gelui aan het dansen in de groote huiskamer.
Ja, wij hadden nu ook jongelui aan tafel, Hans Geor
ge, de jongelui die bij ons opgeleid werden, en van de
meisjes waren er ook eenige groot geworden en droe
gen opgestoken haar: de dochters van den dokter, het
kleinkind van den predikant en Anna Marietje Brei-
tenfeld.
„Je hebt een beeld van een kind, Frits," zei George
tot zijn vriend, en deze kneep een van zijn oogen toe
en keek zijn vriend ondeugend aan. „Kijk Hans Geor
ge! Hij is smoorlijk verliefd, zie je wel?"
voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur voor
middag bij het korps aanwezig moeten zijn;
3o. dat de oVerige miliciens-verlofgangers voor zooveel
zij binnen het Rijk gevestigd zijn, zich op den dag
voor de opkomst bepaald, met het eerst vertrekken
de openbaar middel van versneld vervoer van hun
ne woonplaats of naaste station naar de plaats
van opkomst moeten begeven, en voor zooveel zij
buiten het Rijk gevestigd zijn, zich op dien dag
vóór 4 uur namiddag bij hun korps moeten aan
melden.
Voor zooveel miliciens door ziekte of om eene andere
reden niet tot den werkelijken dienst kunnen overgaan,
norden zij verzocht daarvan, vóór het tijdstip voor de
opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie mededeeling
te doen.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 15 April 1909.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge
meenteblad van Alkmaar, Nos. 300 en 301, zijn opge
nomen de besluiten van den Raad dier gemeente van
IV MAART 1.1., waarbij zijn vastgesteld:
lo. Eene verordening tot wijziging van de Alge
meene politie-verordening, zooals deze met alle
daarin aangebrachte wijzigingen, in haar geheel is
opgenomen in het Gemeenteblad No. 233;
2o. Eene verordening, tot wijziging der verordening,
houdende bepalingen omtrent het verdeelen der
gemeente in wijken en het opmaken van volledige
staten der bevolking en harer huizing, ingevolge
art. 140 der 'Gemeentewet, zooals deze is vastge
steld bij raadsbesluit van 28 September 1898 (Ge
meenteblad No. 90)
welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing zijn
nedergelegd en tegen betaling van 0.05 per stuk al
daar verkrijgbaar zijn gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 13 April 1909.
PLAATSELIJK BELANG.
Daar zijn ze eindelijk weer, de mooie dagen! Ze
brengen ons weer het volle licht, de koesterende stra
len, het rijpe groen, de frissche kleuren en de lekkere
geuren, die ons hart openen, ons dwingen naar buiten
te gaan. Naar buiten! De stad rond, den Hout- in,
of verder naar Heiloo, Bergen en Egmond. Gezegend
ons stadje, dat den wandelaar, den reislustige zooveel
keuze biedt. Vragen wij het onzen kinderen, waarheen
de reis eens wezen zal. Naar Bergen! Goed naar
de bergen. Naar dat eene, eenige, verrukkelijk hooge
duinduin, waar je zoo lekker bij neer kunt rollen, zoo
heerlijk op en af kunt loopen, zoo eenig in zand en
zonlicht baden kunt! Daarheen; een langen dag,
proviand mee! Hoe de reis gemaakt? Met de tram?
Dat neemt eigenlijk een groot deel van het doel en het
genot weg; dat is voor velen een beletsel; want de
tram kost centen, al is het er maar eenige.
„Komt, de stok ter hand genomen
Komt, de reistasch omgesnoerd!
Moeder, moeder, laat ons reizen,
Waar de weg ons honen voert!"
De Bergerpoort dan uit. Een voorbeeld genomen
aan het domme vee, dat wij op onzen weg zullen ont
moeten; dat vee graast, wij willen het ook doen; zij
met de tanden, wij met de oogen. Iedere plaats heeft
zijn vergeten plekjes. Wat wij daarmee bedoelen? Aan
sommige gedeelten wordt zooveel aandacht geschon
ken, zooveel geld en moeite besteed, dat er Voor andere
geen aandacht overschiet. Hebben ze u nooit gehin
derd, die lange, magere, witte hoornen? Hebt ge nooit
een blik over gehad voor die berken, die ons zoo luide
Caroline hield een strafpredicatie tegen haar zoon;
hij moest ook eens met de andere meisjes dansen, je
danst steeds met Annemarie en 't is nog maar een
kind. Je maakt haar het hoofd nog op hol."
Hans George had het zeker niet goed verstaan, hij
had zijn oogen niet af van het bekoorlijke kind met
haar witte japon met blauw ceintuur en haar prach
tig, dik blond haar.
„Nu, nu, dat was zoo kwaad niet," zeide mijnheer
von Neuliofer. „De goederen grenzen aan elkaar, me
vrouw Rhoden
Eindelijk kwam de mama van het kind. „Nu is 't
genoeg kindje, wij gaan naar huis."
„Hoe jammer!" En zij zocht naar den knappen jon
gen student.
„Als uw mama mij permissie geeft kom ik morgen
eens vragen hoe het feest de familie bekomen is," zei-
de hij, mevrouw Breitenfeld de hand kussend.
„Verduivelde huichelaar!" mompelde Frits von Brei
tenfeld.
Dat was het begin van George's liefde. Het ging
langzaam, Annemarie was nog maar zestien jaar en er
volgde weldra een droevige tijd.
Caroline ging met reuzenschreden achteruit. Zij
wist dat zij sterven zou, zij berustte er in. Johanna
mocht haar niet oppassen, maar het deed haar genoe
gen als haar zuster haar opzocht en bij het bed zat.
Hans George moest een jaar in dienst en kwam
dicht in de buurt als luitenant in garnizoen. Hij kwam
zoo vaak mogelijk zijn moeder bezoeken.
Op een avond in Juli naderde het einde, spoediger
dan wij verwacht hadden. Ik zat bij haar; *t was een
heerlijke, frissche ziekenkamer vol bloemengeur. Zij
aan armoede en eenzaamheid herinneren, zoo vaak wij
ze passeeren? Verkleumde schildwachten zijn het, die
hun stijve armen waarschuwend bewegen, als riepen ze
ons toe: „Wilt gij dezen kant uit? De weg is een
zaam en doodsch, wij zijn de laatsten onder de boo-
men, die ge op dien langen weg ontmoet." Waarom
staan die boomen toch juist daar? Heeft een wijze
hand juist daar berken geplant in een tijd, toen het
daar nog onbebouwd en kaal was? Berken zijn tegen
armoede, ellende en ruwe aanvallen bestand. Waarom
staan ze daar nóg als voorposten op dien onbescha-
duwden weg, die ons naar de heerlijkheden van Ber
gen voert? O, bei-ken, wat vormt ge een schrille te
genstelling met de mooie plekjes in en van Alkmaar!
Maar! ge hebt gezelschap, al komt dat niet tot u. De
wandelaar, die onze stad omloopt en zijn hart ophaalt
aan onze kostelijke singels, die getroffen blijft staan
op den lioogen wal met het uitzicht op den Geester
singel, wordt onaangenaam gestemd, zoodra hij den
hoek bij de Gasfabriek omslaat. Daar is ook zoo'n
vergeten plekje. En toch om straks weer te genieten
van Alcmaria Victrix en haar schoone omgeving moet
hij de Kanaalkade langs; een weg, die een der mooiste
wandelwegen van Alkmaar had kunnen zijn, als ze niet
tot een vergeten plekje was gemaakt. Blijft eens even
op de Kanaalkade staan; richt uw blik op de mooie
bocht, welke het nieuwe gedeelte van onze stad daar
vormt; op den weg, waarlangs we eerlang den vreem
deling- van af het station onze veste zullen zien bin
nentreden. Moet het niet uit uw hart, dat hier een
feut is begaan, dat hier iets vergeten is? De Kanaal-
kadees niet bestraat; zij is één van beide, stoffig of
vuil, maar dat nog daargelaten, juist het uitzicht op
die mooie Bocht wordt ontsierd, neen verbroken door
het onoogelijke eilandje met zijn „Kennemerhmd" en
bijbehoorende rompslomp. En toch oneindig veel
mooier en rijker dan op den Keimemerstraatweg b. v.
is, neen, kon hier zijn het vergezicht.
Maar wij zouden naar Bergen? Goed, op voorwaarde
dan, dat we morgen eens alle aandacht gaan wijden
aan de vergeten plekjes.
Mogen wij u verwijderen, berken? Ge staat toch
reeds met de beenen in het grafhet uitzicht om
mooi en groot te worden is u toch ontzegd. Wilt ge
plaats maken voor anderen? Dan zal het straks te
meer opvallen, dat de ons wachtende weg heelemaal
geen boomen, niet eens berken heeft. Dan zal het des
te meer in het oog loopen, dat Alkmaar nog meer ver
geten plekjes heeft. Alkmaar, dat in een niet verre
toekomst met Haarlem kan wedijveren, als het maar
aanspant met omliggende plaatsen. Als het maar
gaat inzien, hoe langer hoe meer, dat het plaatselijk
belang het meest wordt bevorderd, door den buren de
hand te reiken. Geen chineesclie muren om onze ste
den; die waren altijd uit den booze.
Zou het kunen? Zou het mogelijk zijn, dat de weg
van Alkmaar naar Bergen beplant werd, in een heer
lijke laan herschapen? Och, waarom niet, als beiden
inzagen, dat ze er evenveel belang bij hadden en elkaar
dc hand reikten?
Wij hebben in onze stad een Vreemdelingenverkeer,
wij hebben een architect, die door veranderingen in
Hout en aan Singel onze harten heeft gestolen, wij
hebben allen open oogen en warme harten voor natuur
schoon. Dat zijn al vasf drie goede zaken; nu nog wat
goeden wil en wat geldelijke opoffering („dan maar
een tolcent betaald onderweg",) zou men in vroeger
dagen hebben gezegd, maar die tijd is voorbij, en wij
komen wel klaar ook. En als wij dan weer den vreem
deling bij ons ontvangen en rondleiden, zullen wij op
Oude Gracht of Laat niet de oostelijke punten angst
vallig vermijden, op den weg naar Bergen niet behoe
ven te zeggen, „de Hout kost al zooveel, dat wij het
hier met een paar weemoedige berken maar doen, op
do Kanaalkade niet verzuchten, ..het kon hier zoo
mooi zijn, als.Als er niet overal en ook in het
mooie Alkmaar vergeten plekjes waren.
W. W.
R. G. Mac Brede.
4de Pr (ja „Four Leaved Shamrock" 1908.
was zeer vermoeid en hield Johanna's hand vast. Op
eens zeide zij na een lang stilzwijgen: „Karl Hilde-
brandt heeft mij gezegd, dien avond toen ik hem mijn
huwelijk met George Rhoden mededeelde, „je bent een
groote zondares, Caroline, je verbreekt je belofte ter
wille van het voordeel. Dat is een leelijke reden. Ik heb
geen geld en geen bezittingen, wij hadden samen moe
ten werken en strijden en dat zou heerlijk zijn als wij
elkaar liefhadden. Je wilt dadelijk in de grootheid ko
men en je treedt mijn hart met voeten. Ga heen, ik be
hoef je niet te zeggen hoe ik over je denk, je zult het-
zelf wel weten. Ik veracht je." Die woorden heb ik
nooit vergeten. Het was bitter, erg bitter. En hij is
nog altijd boos opmij, dat weet ik. En George is mij
ontrouw geworden; dat was niet om het voordeel, het
was uit liefde. Eu dominé Brinkmann heeft eens tegen
mij gezegd, toen ik beweerde in mijn recht te zijn en
niet wou toegeven dat Johanna en George trouwen
moesten om samen hun kind op te voeden: „Caroline,
je hebt gelijk volgens de wet, niemand kan je dat te
genspreken, maar je rechten handhaven is niet altijd
het rechte. En wat jij als edelmoedigheid beschouwt is
niets anders dan eigenzinnigheid en behoefte aan
wraak. Maar ja, je bent in je recht, doe wat je wilt!"
Ach, dat alles was zoo verschrikkelijk!"
En toen Johanna haar hand streelde en haar
smeekte niet meer aan die treurige dingen te denken,
zeide zij op heftigen toon: „Ik kan niet anders, ik
kan niet anders!" En na een pauze: „Ga George roe
pen, ik voel mij zoo angstig."
Toen hij over den drempel gereden werd ben ik de
kamer uitgegaan; ik wou haar niet storen in die laat
ste oogenblikken, want dat het einde naderde zag ik
Mat in 2 zetten.
Oplossing van Probleem No. 185.
1 D a2 a3 enz.
Een bijzonder fraaie sleutelzet voor een volledigen
tempo-2zet! Niet alleen dat de Dame geofferd, het
zwarte paard op b3 losgemaakt wordt, doch dit laatste
schept vier varianten. Door den sleutelzet ontstaan
dus vijf nieuwe matstellingen.
1 P h4 faalt op ld7!
Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom,
F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort, G. Imhülsen en
G. Nobel, allen te Alkmaar; Mr. Ch. Enschedé te
Haarlem; P. Bakker, J. Vijzelaar en H. Weenink te
Amsterdam; P. Ooijkaas te Limmen; „Schaaklust" te
Koedijk; J. II. de Ruwe te Hilversum; C. Slot Kzn.
te Broek op Langendijk; O. Boomsma te Kampen;
G. Fijth Jr. en C. J. Strick van Linschoten te Bunnik.
Nog ingekomen een goede oplossing van No. 174,
van S. te S.
De heer Mac. Bredé behaalde in den wedstrijd „Four
Leaoed Shamroek" (alleen open voor Ieren) alle vier
de prijzen, hetwelk wel een eenig feit in Probleem-we
reld zal zijn. Is dit al merkwaardig op zich zelf, nog
merkwaardiger wordt deze prestatie indien men be
denkt, dat zeer bekende Iersche componisten als
T. King Parks en W. Marks ook hadden medegedon
gen.1) Doch bijzonder merkwaardig wordt dit succes
indien men nagaat, dat de componist eerst in het
^aatst van December 1907 met den loop van de
schaakstukken uit eene encyclopedie bekend
raakte en vóórdat de uitslag van den wedstrijd F. L. S.
bekend werd (October 1908) nimmer een boek over het
schaakspel of de problematiek gelezen had. Ongetwij
feld dus van nature een buitengewoon merkwaardig
talent
Laten wij intusschen deze „merkwaardige" medaille
ook eens van de keerzijde bekijken. Dat de heer Mac
Brede van de natuur een bijzonder talent voor de pro
bleemcompositie ontvangen heeft staat o. i. vast.
Doch pok, dat men in zijn geval er toe komt, proble
men te publiceeren, ja in een wedstrijd in te zenden,
die niets anders zijn dan onbewuste navolgingen om
dat men nooit iets over problemen gelezen heeft,
geen problemen gezien heeft. En tevens dat daaraan
voedsel gegeven wordt, indien zulke inzendingen be
kroond worden.
Ronduit gezegd, hoe groot de eerbied ook is, dien
wij voor het eenige jurylid in dezen wedstrijd, den heer
E. J. Winter Wood, koesteren, toch aarzelen wij niet
1) Er waren in het geheel 20 2zetten ingezonden.
duidelijk aan de verandering op haar gezicht.
Een uur daarna kwam Johanna met betraand gelaat
bij mij. Dien nacht heb ik langen tijd bij den zwij
genden man gezeten, totdat Hans George kwam, die
schreiend in de armen viel van zijn vader.
Na afloop van het rouwjaar werd Caroline's testa
ment geopend. Dat was haar uitdrukkelijke wensch.
Hot was niet lang en bevatte slechts deze drie korte
bepalingen.
Ik vermaak:
1. Aan de armen van Groot en«Klein Zülla vijftig
duizend mark, ter liand te stellen aan den heer Brink
mann.
2. Mijn gelieele vermogen aan mijn geliefden .zoon
Hans George Rhoden.
3. Ik verlang dat mijn zuster Johanna Nordmann
de verzorging op zich zal nemen van mijn man George
Rhoden, en spreek daarbij den innigen wensch uit dat
zij zijn levensgezellin, mijne opvolgster zal worden,
zooals zij mij beloofd heeft in November 1901.
De Heer vergeve ons onze schulden, gelijk ook wij
vergeven onzen schuldenaren!
Emilie Caroline Rhoden,
geboren Nordmann.
Groot Zülla, 30 October 1902.
EINDE.