DAGBLAD VOOR ALKMAAR OMSTREKEN.
Vulpen
houders.
Honderd en elfden jaargang
1909
ZATERDAG
24 APRIL
Hinderwet.
Een aardige vergissing.
BUITENLAND.
ADVERTENTIE N,
No 95
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
eestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
or Alkmaar f 0,80; franco door liet geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
j;c aar plaatsruimte.
Br n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
^Ms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Gemengde Mcdedeclingen.
N.V. HERMs. COSTER
ZOON.
Voordam Alkmaar.
AARSCHE
OURANT
BURG MEESTER en WETHOUDERS van Alk
maar bi .igen ter algemeene kennis, dat heden op
de gome te-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediend3 verzoek met bijlagen van:
S. KR GM, aldaar, om vergunning tot het oprichten
van een bL om wasch- en strijkinrichting in zijn nieuw
te maken gebouw op een terrein, deel uitmakende
van het j ceel Steeweg, kadastraal bokend in sectie
B No. 3GT,
Bezw. en tegen deze oprichting kun
nen word ei ingediend ten raadhuize dezer gemeente,
mondeling p Donderdag 6 Mei e.k., 's Yoormiddags
te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedu
rende drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoe
ker en hrj, die bezwaren hoeft ingebracht, op de
secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen
schrifturen kennis nemen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter.
22 April 1909. DONATH, Secretaris.
Kennisgeving.
Het HOOFi) van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brei t, op grond van artikel 1 der Wet van
22 Mei 184"; 'Staatsblad No. 22) ter kennis der inge
zetenen, dai 1 j hem ingekomen en aan den ontvanger
der Rijks tii ecte belastingen binnen deze gemeente
ter i nvorderi ig zijn overgegevenZdJZ
da kohieren der personeele belasting Ns. 3 en 4
voor het dienstjaar 1909,
executoir verklaard door den Directeur der directe
belastingen in Noordholland te Amsterdam, den 20
en 21 April 1909; dat ieder verplicht is zijn aanslag, op
den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen en dat
heden ingaat de termijn van zes weken binnen welken
daartegen bezwaarschriften kunnen worden ingediend.
Het Hoofd van het plaatselijk bestuur voorn.,
G. RIPPING.
Alkmaar, den 22 April 1909.
Nadat de Merel.';'o en de Marchesa van Cacciaselva
üf villa „Maria" hadden gekocht, die vlak naast villa
„Antonietta" lag, had Antonietta Vagliero, de vrouw
ven den Cavaliere Vagliero, en eigenares van villa
.Antonietta", geen rustig oogenblik meer. Daar, op
vijftig pas afstands, enkel gescheiden door een een-
votidigen tuinmuur, een Marchese en eene Marchesa te
lebben, wat een groot ongeluk! Want de mogelijkheid
bestond toch, dat men al was het maar door een of
ander achterdeurtje - regelrecht in het hart van de
aristocratie zou kun ;n binnendringen. Dan maar op
middelen peinzer _n met elkaar in aanraking te ko
men. Maar uoet Waar een voorwendsel te vinden,
c 'o aristocratie een uitnc liging te zenden en voor-
si' i hun een voorstelling t geven van eigen betee-
keni en rijkdom?
Op zekeren -..oeg mevrouw Antonietta een
:'.i ''en inval: ze zou aan de kinderen van de Alpen-
l'.olonie een picnic of een tuinfeest kunnen geven; dat
z. een prachtige gelegenheid zijn om de bewoners der
verschillende villa's uit te noodigen. En als ze dan
do Marcliesi ook daarbij vroeg, dan kon men hun laten
zien, hoe grootmoedig' en weldadig de Vagliero's tegen
do armen waren, hoe ze bij alle bewoners der plaats, te
bc. nen met den burgemeester, in hoog aanzien ston
den en hoe ze te benijden waren om hunne villa en
hun rijkdom.
Mevrouw Antonietta bepaalde den volgenden Zon
dag voor het feest en was de heele week bezig met visi-
i brieven en allerlei toebereidselen.
Ze noodigde veertig menschen uit, allen, die tot de
allerbeste kringen behoorden; de grootheid van het
Lui;1 Vagliero moest in ieder opzicht imponeeren. Za-
t lags liet ze naar het juiste aantal kinderen vragen,
n dc juffrouw antwoordde, dat er vijf en veertig zou
den komen.
Vijf en veertigDat is heusch wel wat heel veel,
d; r' ze, maar zulke menschen kennen geen beschei-
d' nlieid. Alsof 't nu juist noodig was, zo allemaal te
laten aanrukken! Maar enfin, nu moest ze „bonne
mine'' maken.
Verder had ze er voor gezorgd, dat de lieve kleinen
niet hun maag konden bederven, 't Zou toch jammer
zhn als ze smaak kregen in lekkernijen en later den
neus optrokken voor eenvoudigen kost. Ze zou hun
daarom maar brood met worst voorzetten, met een
rcod limonadetje als verfrissching, en dat zou over en
t'over voor hen zijn.
Daarentegen besloot ze met de versnaperingen voor
do ga-ten niet karig te zijn.
„Al kost -het nog zoo veel", had mevrouw Antonietta
gfzegd, „ik zal hun laten zien, dat we geld hebben en
geen „parvenu'^ zijn."
e - had al haar zilver, haar mooiste tafelgoed uit
lar.nderen en haar Boheemsch kristal voor den dag
gehaald, en een overvloedig, prachtig menu in Turijn
bestead bij Baratti en Milano, o.a.een groote taart a
h, Ohantilly crème, bergen koekjes, boterhammetjes
met allerlei fijne vleezen, mandjes met bonbons en
i' dants, pyramiden van de heerlijkste vruchten en
glazen met prachtige frambozengelei en marmelade!
«fa, het was een opzetje, zooals men het niet kost-
aarder hebben kon, zelfs in 't koninklijk paleis niet.
r alles zoo vorstelijk, dat de gastvrouw, toen ze
naast deze schitterende tafel de voor de kinderen be
de mand zag, die zoo onvervalscht rook naar
V/orst, vaag de scherpe tegenstelling voelde.
„Deze knoflooklucht is onaangenaam", zei ze tegen
de keukenmeid, „neem de mand maar mee naar de
beuken en houd haar daar tot het oogenblik gekomen
ir ik zal er wel om laten vragen."
Ze stak twee jongens uit de zaak ieder in een afge-
denkten rok van haar man en stelde ze aan als be
dienden; toen liet zo onderzoekend den blik rondgaan
en dacht mot voldoening, dat het geen kwaden indruk
i. akte. En eindelijk moest haar man nog eens zijn
ti praak herhalen, die ze met den volgenden schoonen
volzin eindigde: „Zoo zal de aanwezigheid dezer
waarde gasten, zoo zal ons liefderijk pogen er toe bij
dragen in deze kinderlijke gemoederen dat gevoel van
achting cn liefde voor de bevoorrechte klassen te doen
binnendringen, dat gedurig in ons volk met opzet
wordt ondermijnd. Leve Italië, leve de Koning
Dat was om de Marchesa te toonen, dat ze noch
radikalen, noch heftige republikeinen waren.
De eersten, die om drie uur aankwamen met de on
derwijzeressen aan het hoofd, waren de kinderen.
met nieuwsgierige oogen en m t snuffelende neusjes
als uitgehongerde kleine wolven.
Na een kwartiertje ging meVrouw onietta naar
hen toe, om hen met een genadig lachje te ontvangen.
Ze groette de onderwijzeressen, doch noodigde ze niet
uit te gaan zitten, om niet familiaar met lien te zijn.
Ze zijn veel te vroeg gekomen, dacht ze knorrig, hoe
wel ze zelf dat uur had bepaald.
Eerst om vier uur begonnen de „echte" gasten te
komen: de burgemeester, de notaris en de verdere go-
noodigden, alleen de Marchesa ontbrak nog.
De kinderen hadden gezongen, gymnastische oefe
ningen gedaan, versjes opgezegd en.een verbn-
zenden honger gekregen. Maar de gastvrouw dacht
absoluut niet aan hen, het uitblijven der Marchesa
nam al haar aandacht in beslag; deze had toch uit
haar eigen tuin kunnen hooren, dat de gasten er al
waren
Eindelijk kwam een der pseudo-bedienden hard aan-
loopen.
,Daar is de Marchesa, daar is de Marchesa!"
Allen, met mevrouw Antonietta, die van opgewon
denheid blauwrood ziet, vooraan, gaan de Marchesa
tegemoet, de in 't gelid staande jongens geven den mi-
lita i»en groet.
„Dit hier zijn onze kleine gasten", zoo stelt me
vrouw Antonietta voor, „het zijn de kinderen der Al
penkolonie, ons aller lievelingen."
Het is half zes, de lievelingen zingen al weer en her
halen hun versjes.
„Nu zullen we hen maar eens aan hun lot overlaten,
dan kunnen ze hun avondeten krijgen", zegt de gast
vrouw. „De Marchesa wil zeker wel zoo vriendelijk zijn
de waterwerken in den tuin eens te gaan bekijken, ze
lijken veel op die van villa „Pallaricini" in Pegli."
Het gezelschap begaf zich op weg daarheen.
„Dokter, wilt u er als 't u blieft voor zorgen",
spreekt mevrouw Antonietta onder het heengaan, „dat
de kinderen een versnapering krijgen? De arme we
zentjes zullen hongerig zijn."
De dokter, een flink man, arts van het geheele dis-
trikt, en die een goed oogje heeft op de jonge onder
wijzeres van de kolonie, ijlt heen, zeer ingenomen met
deze opdracht. In een oogenblik is hij bij de groep van
onderwijzeressen en kinderen, die nog met een leege
maag vóór de gedekte tafel staan, waar heerlijke geu
ren van opstijgen.
„Vooruit, kinderen, nu maar met lust!" Nou komt
het etenluidt de aansporing van den dokter, die tot
zijn vreugde eenige heerlijke flesschen muskaatwijn
ontdekt. „Vertelt me eens, hebben jullie ooit zulke
heerlijkheden geproefd?" en hij begint de taart-te snij
den.
„Maar", waagt nog een van de geïmproviseerde be
dienden in het midden te brengen, „moet er niet ge
wacht worden op mevrouw?"
„Ze heeft mij zelf hierheen gestuurd," verzekert hem
de goede dokter en gaat rustig voort met zijn bezig
heid. „U krijgt het eerst," en hij geeft aan de jonge
onderwijzeres een opgehoopt vol bord, „en nu u, en jij,
en jij, vooruit maar, kinderen!"
Het prachtig kunststuk van Baratti verdwijne in
minder dan geen tijd in de gretige kleine mondjes. Op
de taart volgen de pasteitjes, de keekjes, de fondants,
de vruchten.... Nooit van hun leven hadden de kin
deren zich zooveel heerlijkheid, zulk een slemppartij
kunnen voorstellen.
Hier likt er een zijn bord af, daar verslikt zich een
ander, uit vrees, dat iemand hem de brokken uit den
mond zou kunnen nemen. Dat kleintje daar probeert
een restje taart in zijn buisje te verbergen, een ander
bretigjjg^jn buit op een stiller plekje om dien rustig te
kunnen verorberen, of er vindt een ruilhandel plaats,
om ook de lekkernijen van een kameraadje te kunnen
proeven
Kortom, na tien minuten blijft van het prachtig me
nu niets meer over, geen enkele flesch, geen druppel,
geen kruimelalles is verdwenen.
De vroolijkheid is ten top gestegen. De kinderen,
opgewonden door den wijn, beginnen te zingen, te dan
sen en ook wel te vechten. Met hun stralende oogjes
en roode wangen schijnen ze in deze tien minuten veel
dikker dan straks. Ieder oogenblik stijgen als raket
ten luide hoera's uit hunne kelen op.
„Wat zijn ze vroolijk!" zegt de Marchesa, die van
uit de verte hun gelach hoort, „hun boterham schijnt
her. in een goede luim te hebben gebracht."
„Wil u misschien omkeeren, om hen te zien, Mar
chesa Vooral daar ook wij wel een kleine verfrissching
noodig hebben."
Toen mevrouw Antonietta reeds van verre de aldus
toegetakelde tafel zag, meende ze blind te zijn. Ze
scheidt zich af van het gezelschap, vliegt naderbij en
vraagt: „Wat is er toch gebeurd?"
Het volgend oogenblik ontspint zich een opgewonden
gesprek tusseheu de bedienden, de keukenmeid en den
dokter, die van weerskanten elkaar beschuldigen en
zichzelf verdedigen. Het woordje „mand" komt wel
twintigmaal in het gesprek voor, tot een ijverige
dienstbode haar uit den keuken voor den dag haalt.
Zij is met haar vijf en veertig broodjes met worst nog
geheel onaangetast. Het op eenigen afstand staande
gezelschap woont heimelijk lachend dit tooneel bij.
De jonge onderwijzeres is zóó ontsteld over het door
de kolonie aangerichte onheil, dat ze maar dadelijk
den terugtocht wil aanvaarden en de kinderen, zoo
goed als 't gaat weer tot de orde geroepen, defileeren
voorbij, als herschapen door die smulpartij, die hun in
zulken overvloed niet zoo licht weer ten deel zal vallen.
Mevrouw Antonietta doet haar best aau haar gasten
een uitlegging te geven van „de vergissing." Ze is
haar hoofd totaal kwijt, maar men moet er zich ook
eens indenken. de taart alleen heeft vijf en dertig
lire gekost, en er waren niet meer of minder dan zes
pond koekjes!
Hoe is 't eigenlijk mogelijk, dat ze dat alles hebben
kunnen verorberenEn wat mevrouw Antonietta maar
heelemaal niet begrijpen kon, hoe konden ze toch ook
maar een oogenblik denken, dat zulk eten voor hen be
stemd was?
De soft k's.
In d<' berichten over de revolutie in Konstantinopel
treft men herhaaldelijk het woord „softa" aan. Ei
genlijk moest hot „suchte" zijn, daar dit het Arabisch
„brandend", „ontvlamd" voor de wetenschap beteekent.
De softa's zijn namelijk de studenten aan de Moham-
mcdaansclie Hoogescholen. Aan politiek deden ze
vroeger nimmer, maar dit is sinds 18Y6 veranderd.
Sommige van die ILoogescholen werden door de sultans
en prinsessen rijk bedeeld en het leven was er niet
slecht. Tijdens het Beiramsfeest kregen de softa's lin
nen en kleedingstukken uit den harem. Thans gaan
dc rijken studeeren in Konstantinopel, de anderen in
dc provincie. In de Hoogescholen worden cellen ver
huurd. Bij de ontvangst van een grooten groven sleu
tel voor zulk een cel krijgt de student het recht op
een zeker aantal duin.;, zwarte brooden .en op dage
lijks twee rantsoenen soep. Het tapijt, de deken en
de matras wordt ontrold, een halve meloen als kande-
aar gereed gemaakt, de steenen waterkruik in 'n hoek
gezet en de student is klaar. In andere landen moet
het student-zijn niet zoo eenvoudig en niet zoo goed
koop wezen.
Chineesehe loterij.
De Chineezen zijn hartstochtelijke loter.jspelers en
dikwijls komen zij met een aantal bij elkaar om hun
geluk te beproeven, want bij de Chineesehe loterij,
moet ieder speler zelf tegenwoordig zijn. Ieder krijgt
een schoon blad papier voor zich, waarop hij met een
potlood teekens mag zetten. Een lot voor 10 teekens
kost ongeveer .10 cents, zooveel maal hij dit bedrag be
taalt, zooveel maal mag hij een rij van 10 teekens op
het papier zetten. Midden in het vertrek, waar de lo
terij wordt gehouden, bevindt zich een groote tafel,
waaraan vier assistenten van den loterij-president zit
ten. Daar liggen ook nauwkeurige copieën van de
teekens, die iedere speler op zijn papier heeft gezet.
Voor den president, die eveneens aan de tafel zit,
staat een groote ronde vaas, die tot aan den rand toe
met kleine stukjes papier is gevuld. Aan een klein ta
feltje in een hoek zit een andere assistent, die een
dergelijke, maar leegë vaas voor zich heeft staan. Op
uitnoodiging van den president trekt een der aanwezi
gen tien stukjes papier uit de vaas van den president
en legt ze in de leege vaas van den assistent. Deze
neemt de stukjes er weer een voor een uit en leest de
teekens, die er op staan, voor. De vier assistenten
aan' de groote tafel teekenen nauwkeurig aan op de
duplicaten van de loten, welke teekens met deze over
eenstemmen. Wanneer vijf teekens overeenstemmen
met die van de kleine papiertjes, krijgt de eigenaar
60 cents, stemmen er 6 overeen, dan krijgt hij 5,50,
stemmen er 7overeeen dan 45, stemmen er 8 over
een dan 2760. De winst wordt dadelijk uitbetaald.
Vele hartstochtelijke spelers nemen aan deze loterij
deel en zetten dikwijls honderden guldens yi.
Heidenen ia Rusland.
In Rusland wonen nog vtde heidenen, vooral in het
Altai-gebergte. Het volgende schetsje geeft een be
schrijving van een offerfeest, genaamd Kamlania.
Op het gebergte, ver van alle nederzettingen verwij
derd, bevindt zich de gewijde offerplaats. De bewoners
komen van heinde en verre, soms afstanden van hon
derden kilometrs afleggend, om het vleesch van het of
ferdier, een jong, wit paard te eten en zich over te ge
ven aan de gevoelens, die de „Khan", de priester, bij
het oproepen der geesten in hen verwekt.
De „Kham" is half dronken en wordt naakt en ge
blinddoekt ten tooneele gebracht en door de „eere-
gasten" omringd. Het witte pa rd, dat geofferd zal
worden, wordt aan palen gebonden, den kop omhoog
gericht, den bek dichtgebonden en de ooren met pasge-
plukt mos dichtgestopt. Alle aanwezigen nemen een
mc-s in do hand. De „Khan" maakt zijn doeken los,
mompelt bezweringsformules, stoot allerlei langgerekte
geluiden uit, verdraait de oogen, loopt in een cirkel,
voortdurend op een trommel slaande. Zoo gaan er
uren voorbij. Het schuim staat den „Khan" op den
mond en zijn oogen zijn met bloed beloopen. Eindelijk
is het groote oogenblik aangebroken. Allen storten
zich met hui..messen op het arme paard, dat steigert,
brult, maar spoedig doodbloedt. Dadelijk wordt het
van den huid ontdaan, het vleesch wördt in stukken
gesneden en in den offerketel „Khasan" geworpen.
Allen zitten nu luid pratend rondom den ketel, terwijl
de drankflesch af en toe rondgaat. Zoodra het vleesch
gaar is, wordt het zonder zout en brood gulzig verslon
den. Tegen den avond is het maal geëindigd. De huid
wordt aan een langen staak bevestigd en aan een
boom gebonden. Jaren verloopen, maar de huid van
het geofferde paard blijft als een gedenkteekenhangen.
Ieder bewoner van het Altai-gebergte, die voorbijtrekt,
zal laag naar den boom staren, waarin de verweerde
huid hangt dit geeft bescherming en geluk op de
jacht.
Na den dood van Khan wordt zijn trommel in den
zelfden boom gehangen. De bewoners geven de voor
keur aan jonge Khams, die beter dansen, luider
schreeuwen en harder ou den trommel slaan, dan de
oudere. De gedoopte heidenen beschouwen het als een
eer, wanneer zij worden uitgenoodigd, zulk een offer
feest bij te wonen en zij gebruiken het vleesch van het
witte paard even gretig als de heidenen.
SPROKKELINGEN.
Nederlandsaiie spot- en scheldnamen.
Spotten en schelden hebben de oude Hollanders
steeds gaarne gedaanzij waren doorgaans niet op hun
mondje gevallen en zoowel politieke partijen als steden
moesten het ontgelden. Men denke aan de Schierin-
gers en Vetkoopers in Friesland; de Hoekschen en
Kabeljaauwschen in Holland en Zeeland; de Becker-
lingers en Coptiters (ook wel Becquerdijnen en Karo-
lijnen) in Noord-Brabant; de Keesen en Patriotten.
Voorts de Kalfschieters van Delft; de Kielschieters
van Rotterdam; Schapendieven van Dordrecht;
Kroostspitters van ZeelandBlauwvingers van Zwolle
Koolhazen van Lochem; Steurvangers van Kampen;
Booneneters van Groningen; Koeidieven van Termun-
ten (prov. Groningen) Vleescheters van Driel (Betu
we)Apenluiers van IJsselstein; Beerenscbieters van
Benschop; Muggen van Haarlem; Koeketers van
Amsterdam; Klokkedieven van Delfzijl; Mosschen van
Edam; Hoornsche wortelen en Monnikeniroeters van
Monnikendam; Keislepers van Amersfoort, Stokvis-
schen van Deventer; Blieken van Gorinehem; Gapers
van Gouda; Rakkers van Gouderak; Wieldraaiers van
Ileusden; Knodsendragers van Nijmegen; Brijbroeken
van Werkendam; Mosterdpotten van Woudrichem;
Wannevliegers van Yenlo; Rogstekers van Weert;
Garsekoppen van Goes; Fleschdieven van Wissingen
Waterkijkers van den Haag (waarschijnlijk naar aan
leiding van den Ooievaar in het Haagsche wapen).
Er is wel nauwelijks een plaats in ons land, die van
zulk een schimpnaam vrij gebleven is. Doorgaans be
hoort bij zulk een naam deze of gene sage, die den oor
sprong verklaren zal.
De oorsprong bijv. van den naam Kalverschieters
voor Delft's inwoners ligt in het niet algemeen beken
de historische feit, dat eens de Delvenaars in het duis
ter op den vijand meenden te schieten, doch men bij
het aanbreken van den dag een dood Kalf vondmen
maakte toen het was in 15Y4 het volgende
schimpdichtje:
De vrome Delvenaren
Die schoten een vet kalf,
Als zij verdrukket waren,
Ten tijde van Due d'Alf.
De Leidsche Blauwmutsen hebben hun naam te dan
ken aan de blauwe mutsen der wevers, vroeger de tal
rijkste fabrieksarbeiders in die stad; Leidsche peuje-
raars hceten de Leidsche ingezetenen van wege hun
sterke liefhebberij, om, in sehuitjes gezeten, met peu
ren naar aal te visschen; Schiedammertje Droogbrood
is een blijk van soberheid der oud-Schiedammers, die
zich met droog brood vergenoegden; praten en breien
op zijn Schiedamsch strekt ten bewijze van den ijver
dierzelfde oud-Schicdammers, die zich onder het pra
ten steeds met netten breien bezig hielden; er was n.l.
vroeger veel visscherij, Groenlandsvaart, haring-, zalm
en zeevisch-vangst te Schiedam.
Te Schijndel in Noord-Brabant, alwaar -*eel hop ver
bouwd werd, had men de Schijndelsche Hopbellen, wel
ke uitdrukking tevens het verwijt van drinkebroers in
zich zou bevatten. Te Oss had men vroeger de gewoon
te om bij vechtpartijen zich van dubbeltjes met scherpe
randjes te bedienen, teneinde hiermede in elkanders
aangezicht halve maantjes te prenten; het zal dus nie
mand bevreemden rds hij verneemt, dat men de Osse-
uaren Osser Dubbeltjessnijders heet.
Men wage het eens om te Nisselrode luidkeels „haal
overt' te roepen of om te Loon-op-Zand het navolgend*
versje in het publiek uit te sprekenmen kan zich ver
zekerd houden, dat, wordt het gehoord, er op 't zachtst
een pak slaag te beloopen is. Die er lust toe heeft, bs-
proeve het; het versje luidt:
Loon-op-Zand
Licht volk, licht land.
Ze schooien den kost
En stelen den brand.
VERKRIJGBAAR BIJ