DAGBLAD VOOR ALKMAAR yJ OMSTREKEN.
No. 96
Honderd en elfden jaargang.
1909.
MAANDAG
26 APRIL.
HINDERWET.
MANASSE.
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
xuor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
letter:.
Br
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
aar plaatsruimte.
n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
^Ms. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Tweede Kamerverkiezing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algeineene kennis, dat zij bij be
sluit van heden vergunning hebben verleend aan A.
KORVER, aldaar, tot het oprichten van een
VLEESCIIROOKERIJ in het perceel Kennemer-
straatweg, wijk E. no. 38.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 22 April 1909.
Aldus luidt het dramatisch gedicht dat, op muziek
gezet, deze week zal gezongen worden door onze afdee-
ling van „T oonkuns t."
't Verplaatst ons in den tijd na de Babylonische bal
lingschap, ongeveer in het midden der 5e eeuw v. I1..
of anders gezegd in den tijd der invoering van
dc Mozaisehe wet, een tijdperk waarin Ezra en Nehem-
3 a een groote rol spelen.
Tn het jaar 444, in de 7e maand op den len dag
d. i. op den Nieuwjaarsdag -waren de Joden in groo-
teu getale te Jeruzalem saamgekomeu, om offers te
brengen en vreugdemalen te houden, en toen deden
eenige ijveraars uit naam des volks Ezra het ver
zoek hun de wet van Jahwe voor te lezen. Ilij hegeerde
niets liever. Weldra was op de groote plaats vóór de
„Waterpoort" een der ingangen des tempels, een
spreekgestoelte getimmerd, waarop Ezra, de priester,
plaats nam, met de rol dér wet in de hand. Allen ston
den eerbied g stil en wachtten al' wat hij zeggen zou.
Hij hief de handen ten hemel en sprak een gebed uit
tot verheerlijking van Jahwe, naar wiens woord zijn
volk thans luisteren wilde. „Amen! amen!" klonk liet
van alle kanten, terwijl men zich tweemaal ter aarde
boog. Daarna begon de voorlezing, welke diepen in
druk maakte. Dagen van opgewekt godsdienstig leven
liet Ezra niet ongebruikt voorbijgaan en zóó bereidde
bij het tijdstip voor, waarop hij Tsraël tot het invoeren
van belangrijke hervormingen zou overhalen.
Nehemja, de landvoogd, steunde Ezra krachtig. Wat
al geboden werden ingeprent en maatregelen beraamd,
die instemming vonden bij de streng-rechtzinnigen,
ijveraars voor Jahwe's wet en Israels zuiverheid!
Het allerzwaarste viel het oude euvel, de gemengde
huwelijken tegen te gaan. Hoe krachtig daartegen ook
geijverd was, zij kwamen nog vaak voor. Gloeiende
verontwaardiging! Men bracht daarmee ellende over
het land! Weg met al die vreemdelingen. Goedschiks
of kwaadschiks, maar buigen zou men voor het woord
van Ezra („Ezra" 10:10, 11) „gij hebt een vergrijp ge
pleegd en vreemde vrouwen in huis genomen, waardoor
gij Israels schuld vermeerderd hebt. Brengt hulde aan
Jahwe en doet watMTem behaagt: zondert u af van de
volken des lands en van de vreemde vrouwen!" (Men
legge hiernaast de woorden uit I Oor. 7:1214: men
verstoote geen ongeloovigc vrouw, noch ongeloovigen
man
In „Nehemja" 13:28 nu lezen we: „en een der Zo
nen van Jojada, den Zoon van den lioogepriester El-
j as jib, was schoonzoon van Sanballat; daarom joeg ik
hem uit mijn omgeving weg. Gedenk hunner, mijn
God, om de ontwijding van het priesterschap!"
Bij Jozefus nu (niet dus in het O. T.), den Jood-
schen geschiedschrijver, geb. 37 n. C., lezen we, dat
de weggejaagde priester Manasse en dien vrouw Nika-
so heetten en dat Sanballat, om zijn schoonzoon voor
liet verloren priesterschap schadeloos te stellen, op den
Gerizion een tempel bouwde en hém daarvan hooge-
priester maakte, terwijl hij tevens alle Joden die het
voorbeeld van Manasse volgden en, het juk der wet
niet willende dragen, uit het land weken door voor
rechten tot zich lokte.
In het eerste deel van het gedicht „Manasse" juichen
Ezra, het volk, de priesters Jahwe ter eere, die groote
dingen heeft gedaan aan zijn volk: de tempel is her
bouwd. Maar nu eischt Jahwe ook een volk dat trouw
Hem dient en dat zich zal afzonderen van al wat liei-
densch is. De heidensche vrouwen moeten uit het land
gezonden worden. Ezra klaagt Manasse eens hooge-
priesterszoon aan. Deze moet verschijnen voor den
hoogen raad.
In het tweede deel treden Manasse en Nikaso op. Zij
luisteren naar het lied der terugkeerende maaiers en
maaisters, dat vriendelijk klinkt in de stilte van den
avond en hetwelk hen doet uitspreken voor elkaar wat
in de harten omgaat. Wreed wordt dit samenzijn ge
stoord door een „Wee! Wee!" dat van uit de verte tot
hen komt. Een bode nadert, Manasse meedeelend dat
hij verschijnen moet voor den hoogen raad en Nikaso
verstooten. Deze verklaart zich bereid om zijnentwille
dat offer te brengen.
„Dat nimmer! We zullen zien of men het wagen zal,
ons van elkaar te scheiden. Wilt gij me volgen naar
den hoogen raad, om saam te verdedigen het recht der
liefde
„Wij volgen u" antwoordde Nikaso en het koor
„en gij zult ons leeren voor liefdesrecht te strijden. Bij
I' is wijsheid, kracht. Heil U. Manasse, bij is lnil-
pe
't Derde deel verplaatst Óns met onze gedachten voor
den hoogen raad. Ezra teekent de gevolgen van onge
hoorzaamheid aan Jahwe, maar ook den Zegen Gods
als het deel van hen, die Zijn wil volbrengen.
Manasse verschijnt.
„Zijt. gij" vraagt dc priester „hier verschenen
om God te trotseeron
„Neen! ik eer God!" luidt des beschuldigden ant
woord.
Do priesters juichendoch te vroeg. Hoort diens
woord: „lk eer God, maar evenzeer mijn vrouw; haar
verlaat ik nimmer."
„Hij lastert! Jaagt hem weg! Vervloekt is hij!"
„O" zucht Nikaso „kent gij geen erbarmen? Is
Uwe God geen God van liefde?"
„In uren van reine liefde vond ik God. Hij is het,
die harten tot elkaar brengt en handen ineen legt."
„Trouw blijven "w'elkaar*niets ontrooft ons het ge
luk. Al vervolgt ons uw vloek, we scheiden niet van el
kaar."
Ezra spreekt het vonnis uit
„Welaan Manasse, dan geef'k u over aan Jahwe's
vloek, u en uw huis.
Vervloekt zijt gij, uw vrouw, uw kind'ren, vervloekt
dc arbeid uwer handen; Ga weg van hier!
Manasse voelt zicli de verbannene!
„Dit volk is niet meer mijn volk. UitgestootenG
mijn God!"
Troost en steun zal hij vinden in Nikaso, die voelt
wat hij lijdt om harentwille.
„Vrees niet, Nikaso! God is de God der liefde en
woont niet in tempelen met handen gemaakt."
Velen volgen den getrouwe, die een lied aanheft:
God woont overal, alomme.
't Koor herhaalt dien jubelkreet des geloofs, waar
mee Nikaso in hare taal instemt.
Zóó schildert „Manasse" de Ezra-mannen, de man
nen der wet, welke geen mededoogen kent en die ver-
eeren den strengen Jahwe-wetgever, niaar daarnaast
in Manasse de macht der reine liefde, welke alle ge
weld te sterk is en die in de liefde aanschouwt des
Hoogsten 'openbaring.
J. F. T. A.
De naam van het Vorstelijk Kind
Van vertrouwbare zijde vernemen wij, zooals wij
Zaterdag reeds in een deel onzer oplage meldden, dat
dc Koningin en de Prins een beslissing genomen heb
ben omtrent de namen die de te verwachten Prins of
Prinses zal dragen en in verband daarmede omtrent de
peten. De gedachte die daarbij voorgezeten heeft, is
deze geweestdat in de eerste plaats de historische na
men uit het Huis van Oranje zullen herleven en daar
nevens slechts de allernaaste bloedverwanten benoemd
zullen worden.
Z. K- H Prins Hendrik
Prins Hendrik heeft als voorzitter der Koninklijke
Landbouwveiteeniging liet beschermheerschap aanvaard
van de in September te houden landbouwtentoonstel
ling te Eindhoven.
Naar Het Volk verneemt, heeft de heer A.
II. Gerhard alsnog voor de Kamer-caiulidatuur in het
district Schoterland bedankt.
De liberale kiesvereeniging te Berkhout (distr.
Hoorn) heeft den heer Ferf opnieuw candidaat ge
steld.
Voorbereidend militair onderricht in drank
lokalen.
Omtrent het geven van voorbereidend militair onder
richt in vergunnings- of verlofslocaliteiten ig door den
minister van binnenlandsche zaken nader overleg ge
pleegd met zijn ambtgenoot van oorlog.
Hierbij is gebleken, dat liet bedoelde onderricht
slechts dan in vergunning- of verlofslocaliteiten gege
ven wordt, wanneer geene andere geschikte loealiteiten
beschikbaar zijn en dat de voorwaarden, door don in
specteur der infanterie vastgesteld voor het geven van
onderricht in soortgelijke loealiteiten, het gebruik al
daar van bier of sterken drank door de jongelieden, die
aan het onderricht deelnemen, zooveel mogelijk voor
komen.
Het ligt daarom zooals eerstgenoemde minister
aan de Commissarissen der Koningin in de onder
scheidene provinciën heeft medegedeeld vooralsnog
niet in zijne bedoeling er nader bij den minister van
oorlog op aan te dringen, om het bedoelde onderricht
in die loealiteiten te doen staken of afhankelijk te
stellen van liet verkrijgen van de in art. 10 der Drank
wet bedoelde bestemming.
De residentiebrieven geven deze week een reeks aar
dige bijzonderheden over in den Haag vertoevende
journalisten.
Zekere correspondent van een buitenlandsche krant,
laten wij zeggen mijnheer X, schrijft kiekjesmand in
het N. v. h. Noorden, vervoegt zich bij ministers
Heemskerk om inlichtingen. Wie zou hem beter kun
nen inlichten dan onze premier, dacht de correspondent
en de ontvangst liet dan ook niets te wenschen over.
Mr. II eemskerk was allercharmantst, informeerde met
belangstelling naar het wedervaren van den buiten-
li ndseheu gast, maar inlichtingen kon hij hem niet
verschaffen.
Toch wilde hij den heer X. niet met leege handen
heen laten gaan en deelde hem mede, dat ingeval hij
eenige goede adressen wilde weten, hij, minister
Heemskerk, z'n man was. Daar kon hij hem wel aan
helpen.
Nu, dat vond do correspondent prachtig. Of ZEx.
dan maar dadelijk eenige van die adressen wilde opge
ven Zeker, zeide mr. Theo. Gaat u b.v. maar eens
naar mijnheer IJ., dat is een man, die heel veel weet
en die u zeker alles zal vertellen, wat u weuseht te
vernemen. Is die mijnheer IJ ook telefonisch bereik
baar? vroeg de correspondent. Zeker, antwoordde mr.
Heemskerk. Zoowel des nachts als over dag is hij te
lefonisch op te bellen en als u zegt, dat ik u stuur, zal
hij u ongetwijfeld te woord staan.
Daarop nam de heer X afscheid van minister Heems
kerk, verheugd, dat hij tenminste eenige piuke adres
sen had gekregen, waaronder vooral dat van dien heer
IJ, hem van het hoogste belang scheen; omdat hem
dat door den minister zoo warm was aanbevolen. Bij
zichzelf zal hij wel gedacht hebben, dat mr. Heemskerk
voor de pers een schutspatroon was, zooals men er zel
den eeli onder ministers waar men ook komt aan
treft. Immers, welke minister gaat nu zoover, dat
liij een journalist zelf de adressen opgeeft waar hij
al het verlangde nieuws kon verkrijgen? Dat is
eenvoudig superbe. Een eenige man, die mr. Theo.
Maar ziet, wat gebeurt er 's Avonds tegen een uur
of 12 wenscht de heer X., die den geheelen dag geen
copy heeft kunnen vergaren, dat ministeriëele nieuwe
adres even in exploitatie te brengen en belt hem op.
Na herhaaldelijk gebel verschijnt mijnheer IJ aan de
telefoon en vroeg met wien hij sprak. Met den heer X,
correspondent van het buitenlandsche blad Zgestuurd
namens den minister van Binnenlandsche Zaken, of
hij, mijnheer IJ, ook al iets van het Paleis gehoord
had?.... Angstige stilte in de telefoon.. ..herhaalt
nog eens de vraag.totdat hij eindelijk het woordje
..stik" opvangt. Het gesprek was afgeloopen.
Mijnheer X begreep van die houding minder dan
niets. Den volgenden morgen werd hem echter het
raadsel opgelost. „Stik" wilde in het Ilollandsch zeg
gen, zoo werd hem uitgelegd, zooveel als een „höffli-
che Form sicli zu entschuldigen" en die mijnheer IJ,
het adresje hem door minister Heemskerk aan de hand
gedaan, was niemand anders dan de chef van een al
hier gevestigde journalistische onderneming, hetgeen
mr. Theo „vergeten" had aan den bititenlandschen
correspondent mede te deelen. Deze had uit z'n bed
moeten komen en had gedacht met een grappenmaker
te doen te hebben, hetgeen zich best laat verklaren.
Maar dat ook de buitenlandsche correspondent raar
opkeek is evenmin verwonderlijk. Beiden waren de du
pe geworden van een grapje van mr. Heemskerk.
Hoewel het verhaal mij is gedaan, in tegenwoordig
heid van vele andere collega's durf ik voor de waarheid
niet instaan, al zal de hoofdzaak zich zoo wel hebben
toegedragen.
In elk geval is het toch vermakelijk en getuigt het
van zooveel geest, dat het jammer zou zijn, indien ik
het niet even oververtelde.
De journalisten zullen er minister Heemskerk niet
scheel om aankijken. Op een origineele manier heeft
li ij zoodoende zich van een bezoeker, die lastig kon wor
den, bevrijd, zonder daarmede de zaak zelve te schaden,
iets, wat maar heel zelden van een Nederlandsch mi
nister gezegd kan worden.
Maar nu iets ernstigs over de znak, die ons thans in
zoo hooge mate bezighoudt.
I it zeer goeden bron vernam ik, dat IT. M. de Ko
ningin alles behalve gesticht is over de verhalen, die
dc ronde hebben gedaan, ten opzichte van het gebruik,
dat eventueel gemaakt zal worden der kraamkamerge
schenken. Het heet n.l. dat deze geschenken niet ge
bruikt zullen worden. Dit moet ten eene male onwaar
zijn. Met de grootste belangstelling heeft de Ko
ningin tot in de kleinste details nagegaan, wat haar
uit vele oorden des lands werd toegezonden en het ligt
wel degelijk in de bedoeling een behoorlijk gebruik van
een en ander te maken. Het verhaal, dat alleen de
oude wieg gebruikt zal worden, die ook bij de geboorte
van de Koningin dienst heeft gedaan, is niets anders
dan een van de vele praatjes, die er in den laatsten tijd
zijn rondgestrooid.
De man van „Politiken," 't Deensche blad, gaf vol
gens den Haagsehen briefschrijver van de Prov. Geld.
vn N'ijm. Ct. er de vorige week zijn verbazing over te
kennen dat de vogels hier allemaal zoo vast zaten aan
de boomen. Niet zonder eenige toelichting werd 't
spoedig duidelijk, dat hij de houten versieringsooievaar
en eenige cartouches in 't Voorhout op den verjaardag
van den Prins aan de boomstammen bevestigd voor
heuschelijke vogels had aangezien. Laat ik u zeggen
dat 'ie verschafte verklaring en opheldering daarom
werkelijk de mogelijkheid nog niet opheffen, dat der
gelijke domheden toeli naar 't buitenland verzeild ra
ken. Of de mensehen 't niet willen weten, goede raad
niet wenschen aan te nemen of in de meening verkee-
ren dat we d'r hier voortdurend op uit zijn om hun „in
'c ootje" te nfmen, weet ik niet. Maar een feit blijft 't,
dat zelfs de bestbedoelde collegiale pogingen om 't de
beste menschen beter aan 't verstand te brengen, veel
al zonder resultaat blijven.
Bij wijze van extra-rariteiten mogen, zegt de Haag-
sche briefschrijver van de Arn. Ct., vermeld worden het
bericht van een Engelsch blad, welks reporter den
Prins der Nederlanden in den tuin had zien wandelen
op klompen en in Marker-kostuum, met een neuswar-
mertje in den mond, en het relaas van een Franschen
berichtgever, die door een bijzonder buitenkansje toe
gang had weten te krijgen tot den „Cercle" waar de
generaals van het Nederlandsche leger in groot tenue
nacht en dag' zitten te wachten op het eerste kanon
schot óók al in afwachting dus om dan onmid
dellijk voor het Paleis aan te treden <©m parade te ma
ken (de generaals zonder soldaten zal nogi) ter eere
van de(n) jonggeborene.
Wie ook dagen en nachten lang in afwachting zijn
geweest, aldus de zelfde briefschrijver, dat zijn de ka
nonnen op liet Malieveld. Men heeft ze deze week door
andere vervangeu. „Ze werden te moe van het lange
staan" zei een grappenmaker.
Maar het spannendst is deze tijd van afwachting
voor Hare Majesteit zelve. Naar ik verneem, laat hare
gezondheid niets te wenschen over, en koestert men de
beste verwachtingen.
De vorige week Donderdag meende ieder, dat het
oogenblik daar was. Do Koningin-Moeder begaf zich
's avonds om 11 uur nog naar het Noordeinde, keerde
kort daarop terug, doch werd 's nachts om twee uur
opnieuw geroepen. Dien avond en een gedeelte van
den nacht brachten ook de Ministers Heemskerk en
Nelissen ten Paleize door. Prof. Kouwer zelf achtte
het oogenblik nabij. Van de verzegelde depêches, be
stemd om uit den Haag overgeseind te worden naar
alle oorden van ons land en vervolgens naar het bui-
teuland, waren de zegels reeds verbroken en de telegra
fisten zaten in afwachting voor hunne toestellen.
Maar er kwam een verandering in den toestand, alles
keerde weer tot den vorigen toestand terug en 's mor
gens zagen de speurende oogen van mijn buitenland
sche collega's, tot verbazing hunner respectieve eige
naren, de Koningin weer in den tuin.
Eu terwijl ik dit schrijf verkeert alles opnieuw....
nog steeds in afwachting.
Op een morgen om 7 ure komt Prins Hendrik uit
het paleis (aan het Hof geldt namelijk nog altijd de
oud-vaderlandsche leuze „Vroeg op en vroeg naar
bed") om zijne gewone ochtendwandeling vóór bet ont
bijt te doen, zoo meldt de llaagselie medewerker van
de Enkh. Ct. De Prins is in zeer eenvoudig ochtend
toilet en rookt zijn pijp. Een werkman die naar kar
wei gaat merkt dat zijn pijp uit is vraagt „Mijnheer"
om vuur. De Prins, blijkbaar blij, dat hij niet herkend
is, trekt wat hard aan, de werkman doet ook zijn best
en kan zich weldra verheugen over het feit dat zijn
pijp opperbest aan is. Met een „dankje, mijnheer" en
een „tot je dienst, vriend" nemen de beide rookers van
elkaar afscheid. Aardig tafereeltje, geheel passende in
het Kader van den grooten eenvoud van ons Koninklijk
Huis.
Wie eerder verbaasd dan bekeerd is, is een goede
dame onder mijn kennissen, zegt de residentie-corres
pondent van de Prov. Ov. en Zwol. Courant. Op een
Zondag onder het gehoor van den doopsgezinden pre
dikant alhier, hoorde zij door dezen den lof verkondi
gen van het tooneelstuk „Adam in Ballingschap," en
de gemeente aanraden die moraliteit te gaan zien. De
courant opslaand, zag zij het aangekondigd.... in
Flora, waar onder dien titel een parodie wordt opge
voerd op het stuk van Vondel, van een strekking, die
den predikant Lulofs en niet alleen hem aller
minst naar den zin kan zijn. Daarheen ging onze
vriendin, en zij kan maar niet begrijpen wat dominee
moois en stichtelijks in „Adam in Ballingschap" kan
vinden
Heeft u ook ergens op een der groote wegen een Vo-
lendammer in een auto zien voortsnellen? vraagt de
Amsterdamsche briefschrijver in de Prov. Gron. Ct.,
doelend op het typische geval, waarvan ook reeds in dit
blad melding gemaakt is. Laat ik me dan haasten u
mede te deelen, dat het slechts een nagemaakte Vo-
lendammer is. Dezer dagen heeft hij zich hier ter
stede vertoond aan de verbaasde blikken van de kell-
ners van het American Hotel. Tegen het dejeuner uur
stapte liij er binnen, onberispelijk op z'n Volendamscli
gekleed, met wijde broek, muilen, zilveren knoopen,
gouden gesp, de typische muts op het hoofd. Kalmpjes
ging hij zitten en bestelde er, in het Engelsch, liet
een en ander plus een flcsch champagne. Ileelemnal
pluis vond men het niet en toen men hem dat op de
meest bescheiden wijze trachtte duidelijk te maken,
haalde hij bij wijze van legitimatie een bundeltje
bankpapier voor den dag en toen haastte men zich
om hem te bedienen. Hij at en dronk goed, betaalde
nog beter en liet ten slotte door den portier een auto
voor hem huren. Hij vertelde, wat spraakzamer ge
worden, dat hij een landgenoot van Roosevelt en Taft
was, het beroep vau schilder uitoefende, en ons land,
waarvan hij zooveel had hooren vertellen, wilde leeren
kennen. Ilij had gedacht, dat dit het gemakkelijkst
kon geschieden als hij de kleedij van onze boeren aan
trok want 's lands wijs, 's lands eer, niet waar?
Dan viel hij het minst in het oog! De auto verscheen
en hij legde onmiddellijk voor acht dagen beslag op
voertuig en bestuurder ten einde er eerst mede door
Noord-IIolland te voeren en dan de andere noordelijke
provinciën te bezoeken.
Misschien is hij onderweg wel tot de ontdekking gc-