DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 103
honderd en elfden jaargang.
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Wonderlijke nummers 3 Cents.
DINSDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
4 MEI.
Kiezerslijst 1909|10.
Inkwartieringslijst.
Telefoonnummer S.
B1MNPMI AND.
Tweede Kamer.
De Hofv^ve.-.
Een motie.
COURANT.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR,
Gelet op art. 33 alinea 2 der Kieswet;
Brengt ter algeineene kennis, dat de beslissingen
van het Gemeentebestuur op bezwaarschriften tegen de
door Burgemeester en Wethouders op 22 Maart 1. 1.
vastgestelde kiezerslijst voor het jaar 1909/1910, in
haar geheel voor een ieder op de secretarie der ge
meente ter inzage zijn nedergelegd en tegen betaling
der kosten in afschrift verkrijgbaar zijn gesteld.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 29 April 1909.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat, overeen
komstig art. 17 der wet van 11 SEPTEMBER 1806,
Staatsblad No. 138, door hen is herzien de lijst, bevat
tende de namen der inwoners, die in aanmerking ko
men voor het verleenen van inkwartiering en onder
houd van militairen en paarden, welke lijst ter inzage
voor een ieder is nedergelegd ter gemeente-secretarie,
gedurende 14 dagen na heden.
Bezwaren tegen die lijst kunnen schriftelijk aan bur
gemeester en wethouders worden ingediend binnen 14
dagen na afloop van den tijd voor de inzage der lijst
bestemd.
Alkmaar, 3 Mei 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Kennisgeving.
Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van 22
Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der ingezete
nen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvanger dei-
Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter in
vordering zijn overgegeven
de kohieren der Personeele belasting nos. 9 en 1,
voor het dienstjaar 1909
executoir verklaard door den Directeur der directe
belastingen in Noordholland te Amsterdam den 30
April 1909;
dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de Wet
bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat de ter
mijn van zes weken binnen welken daartegen be
zwaarschriften kunnen worden ingediend.
Alkmaar, den 3 Mei 1909.
Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur
voornoemd,
G. RTPPING.
ALKMAAR, 4 Mei.
Professor Guglielmo Ferrero, een bekend Itali-
aansch geschiedkundige, die o. a. naam heeft gemaakt
if«or een groot werk over geschiedenis van Rome, heeft
veel in Amerika vertoefd. Van zijn indrukken heeft
hij thans verslag uitgebracht en wat hij schrijft is zeer
belangwekkend. Hij verklaart, dat hij in Amerika veel
geleerd heeft, niet alleen wat Amerika betreft, maar
ook wat Europa aangaat. Dit klinkt wel eenigszins
vreemd, doch de hooggeleerde schrijver licht het nader
toe.
Sinds een eeuw, zegt hij, heeft er in Europa een
strijd plaats, dien Amerika niet kent: de strijd tus-
schen vooruitgang en reactie. Alle kwalen, waaraan
de volkeren van Europa lijden, wijten sommigen aan de
moderne beschaving, anderen aan het verleden, dat nog
zwaar op onzen tijd drukt. Enkelen zeggen, dat liet
vasteland van Europa zich in een voortdurende crisis
bevindt, omdat een groot deel van hetgeen in het ver
leden met moeite tot stand gebracht is, is vernietigd,
en wel, zooals zij zeggen, tengevolge van een al te
blinde overgave aan de revolutionaire denkbeelden,
die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw
van de Europeesche burgers meester gemaakt hebben.
Anderen daarentegen beweren, dat Europa niet tot
rust kan komen, omdat een al te groot deel van dat
verleden nog leeft. Deze strijd ontstaat elk oogenblik
opnieuw. In het huisgezin, zoowel als daarbuiten. Bij
moreele zoowel :)ls bij politieke vraagstukken. Met be
trekking tot het leger en tot hot onderwijs. Een strijd,
die moeielijk valt bij te loggen, omdat verleden en he
den bij al die onderwerpen hun invloed laten gelden
en samenvallen, zoodat het iedereen gemakkelijk valt.
bewijsgronden voor zijn stellingen te vinden, die ook
al niet onweerlegbaar, toch altijd geloofwaardig schij
nen. Amerika nu kan in zeker opzicht middelen aan de
hand geven, om die nooden, welke uit het heden voor
komen, te onderscheiden van die andere, die wij uit
het verleden hebben overgenomen.
Want wat is dat Amerika in waarheid anders dan
de moderne ontwikkeling in haar wezen 'i In goeden en
slechten zin. Zonder de stoornissen, die ons tradities
en het weerstandsvermogen van een eeuw-oude ge
schiedenis in den weg leggen. Veel van hetgeen ons in
Amerika vreemd en zeldzaam schijnt, is niets dan het
laatste resultaat der moderne beschaving, der ontwik
keling van de machine, der wetenschap, der algemeene
ontwikkeling, der democratie op zuiveren bodem in een
maatschappij zonder vèrteruggaande geschiedenis, in
een land, waar de ontwikkeling en de vooruitgang vrij
konden bloeien, in de goede en in de kwade richting,
tot aan overdrijving toe. Met andere woorden: Ameri
ka is een spiegel, waarin Europa liet goede en het
kwade der moderne beschaving, der groot-industrie,
der politieke vrijheid, der democratie, der algemeene
ontwikkeling van den aanvang af aan kan aanschou
wen. In dezen spiegel kunnen wij verder zien, welke
van de kwalen ook ons kwellen, en welke goede zaken
ons nog ontbreken.
Ter staving van deze bewering geeft dr. Ferrero
twee voorbeelden. Op het schip, dat hem de laatste
maal naar Amerika bracht hij bezocht het land der
sterren en strepen verscheiden keeren zeide een be
schaafd Amerikaan tot hem: „Wat ons Amerikanen
in Europa zoo merkwaardig voorkomt is de oneindige
menigvuldigheid van de verschijnselen. Men reist in
Europa vier en twintig uur en komt dan van den
eenen staat in den anderen, en deze zijn door taal, ge
schiedenis, gebruiken, overleveringen, openbare in
stellingen en gedenkteekenen geheel verschillend. In
Amerika openbaart alleen de natuur menigvul
digheid. Tusschen de menschen is evenals tusschen de
voorwerpen weinig onderscheid. De geringe verschil
len, die er tusschen de uiterste hoeken in het oosten,
het westen, het noorden en het zuiden bestaan, ver
dwijnen langzamerhand. Waarheen de Amerikaa^ ook
in zijn land kijkt, steeds treft hij dezelfde wereld aan.
Dat is gemakkelijk voor zijn zaken en in menig op
zicht voor zijn materieele welvaart, maat ten slotte is
het vermoeiend en drukt het op den geest."
Om de waarheid van deze opmerking door en door
te kunnen begrijpen, moet men maandenlang de ge
lijkvormigheid gezien hebben, het geringe verschil tus
schen steden en staten hebben aanschouwd. Maar
Amerika leert ook, dat de groote menigvuldigheid in
Europa slechts een erfenis uit het verleden is, waar
van vele Europeanen gaarne afstand zouden willen
doen. Het is een erfenis uit een tijd, toen Europa nog
uit tal van kleine staten bestond, die geen onderling
verband bezaten, als ze geen oorlog met elkander voer
den. De moderne ontwikkeling moge striAen naar ge
lijkvormigheid, toch kan men nauwelijks begrijpen,
hoe in Amerika ondanks de politieke decentralisatie,
ondanks de autonomie der tallooze afzonderlijke terri
toren, ondanks het ontbreken van een centrale macht,
die alles leidt en vormt, alles, staten en gemeenten, als
door een geheimzinnige innerlijke kracht, steeds meer
op elkaar gaan gelijken.
Zoo leert Amerika ons, dat wij Europeanen het ver
leden dankbaar moeten, zijn en het hoog moeten hou
den. Knelt het ons somtijds, dan verdient het toch
ook daarom onzen dank, want het is tegen de gelijk
making, waarin Amerika eens zal moeten verdrinken,
als er tenminste niet een groote ommekeer in de fun
damenten der beschaving volgt. liet verleden zal
Europa ervoor bewaren, een eindelooze gelijkvormige
massa te worden, waarin alle steden naar dezelfde
plannen zijn gebouwd, waarin van de eene zee tot de
andere, alle menschen dezelfde kleeren dragen, dezelf
de taal spreken, dezelfde denkbeelden hebben, dezelfde
spijzen eten, dezelfde school bezoeken.
Aan den anderen kant toont Amerika ons, dat niet
het verleden, maar de moderne beschaving- het is,
waaruit die beweging in de Europeesche maatschappij
ontstaat, welke ondanks voortdurende bewapening en
ondanks periodiek terugkeerende oorlogen, tengevolge
heeft, dat de vrede ook op den ouden, met bloed ge-
drenkten bodem van het vasteland wordt voorbereid.
Op den Europeaan, die in Amerika reist, maakt Ame
rika den indruk van idyllische eendracht, en rust en
vredelievendheid, van algemeenen welstand. Er zullen
wel Amerikanen zijn, die zeggen, dat de klassenhaat
in hun vaderland verbazend vooruitgaat, dat overal in
de Unie de burgeroorlog voor de deur staat, ja, er zijn
er, die den tegemvoordigen tijd vergelijken met dien,
welke aan de Fransclie revolutie voorafging. Dat ech
ter maakt op den Europeaan, die in zijn bloed den
haat, de verbittering, de wraakzucht, de woede van
zoovele eeuwen van vechten in zich draagt, weinig in
druk. Menschen, die men in Amerika voor oproerma
kers en voorbereiders der komende revolutie houdt,
zouden in Europa lauwe radikalen worden genoemd.
Amerika leert ons dus, dat de vrede, de rust, dié
thans in de beschaafde wereld heerschen, geschenken
der moderne ontwikkeling en vooruitgang zijn en niet
iets, dat tot het verleden behoort. Voor die rust is
gelijkvormigheid de prijs. Men kan het een niet krij
gen zonder liet andere. Wie vrede wil hebben, moet
de eentonigheid verdragen. Beteekent zij een vooruit
gang of een achteruitgang
Als overal, gaan goed en kwaad ook hier samen. Hier
wordt gewonnen, daar verloren. Maar zooals altijd zijn
de menschen meer geneigd, over het verlies te klagen,
dan de winst te erkennen.
Daarom zijn de Amerikanen, die zich in meerdere
mate verheugen in de moderne beschaving en ontwik
keling dan wij, niet gelukkiger. Zij klagen evenwel,
als de Europeanen, die zich beklagen over den zwaren
druk der overlevering en der geschiedenis. Dientenge
volge zal hij, die onbevooroordeeld door Amerika reist,
slechts kunnen glimlachen, wanneer hij hoort van de
vergelijkingen die over en weer gemaakt worden. Door
nauwkeurige bestudeering van het leven in beide we-
relddeelen zal men tot de'slotsom komen, dat beiden
met alle energie werken en op alle mogelijke wijzen
trachten, rijkdom, macht, roem en ontwikkeling te
verwerven; en dat beiden ontevreden zijn, omdat zij
feitelijk hot onmogelijke verlangen: zij willen alle ze
geningen van een oer-oude overlevering en daarbij al
het goede der moderne ontwikkeling zonder het slechte,
dat onafscheidelijk met het een zoowel als met het an
der verbonden is. Aldus do hoogleeraar.
Blijkens het Voorl. Versl. over hot wetsontwerp tot
aanleg van een gedeelte van de afsluiting der Zuider
zee en indijking en droogmaking van de Wieringer-
meer verklaarden sommige leden zich tegen het wets
ontwerp, omdat in hunne oogen de droogmaking der
Zuiderzee, althans voorloopig, geen aanbeveling ver
diende. Tegenover deze leden stonden er die voor de
plannen sympathiek gestemd waren. De opvatting, dat
het ondernemen van dit werk in te hooge mate beslag
zal leggen op onze krachten en middelen en geen
plaats zal laten voor andere groote werken, konden
deze leden allerminst deelen. Onder bedoelde leden
waren er velen, die zich besliste voorstanders noemden
van het plan der Zuiderzeevereenigingeerst een af
sluitdijk leggen van Wieringen naar Piaam en daarna
successievelijk de vier ontworpen inpolderingen tot
stand brengen.
Aangaande de bedoeling van de bewindslieden, die
dit wetsontwerp hebben ingediend, verklaarden enkele
leden in twijfel te verkeeren. Zij hadden den indruk,
dat hier wordt voorgesteld een'proef te nemen, zoowel
van technischen als van financiëelen en economischen
aard, waarvan de uitkomst zal moeten beslissen over
de vraag, of de geheele droogmaking alsdan met
afsluitdijk raadzaam is.
Vele andere leden kwamen met beslistheid tegen die
meening op. Van eene proefneming als bovenbedoeld,
is geen sprake. Verscheidene leden verklaarden zich
met het ingediende voorstel te kunnen vereenigen en
het te verkiezen boven dat der staatscommissie.
Het aangeboden plan meer op zich zelf beschouwd,
deed bij sommige leden in de eerste plaats de beden
king rijzen, dat de vernauwing van den toegang tot de
Zuiderzee, die met het werk gepaard gaat, tengevolge
zal hebben, dat het bij W. of N.W. binnen stroomende
water te heviger zal aandringen op de Friesehe kus
ten.
Resumeerende, achtten sommige leden het aller
minst uitgesloten, dat liet werk een nadeelig saldo van
10 millioen gulden op zal leveren. Tegen een en ander
werd aangevoerd, dat, hoe waar het ook moge zijn,
dat de kosten van waterstaatswerken dikwijls belang
rijk tegenvallen, er toch wel redenen zijn om aan de
ramingen die aan dit voorstel ten grondslag liggen,
een bijzonder vertrouwen te schinken daar deze plan
nen niet van één ambtenaar, maar van tal van deskun
digen afkomstig zijn, die het plan jaren hebben bestu
deerd.
Sommige leden wezen op de wenschelijkheid om,
komt het hier beoogde nog tot stand, de aan te winnen
grond niet te verkoopen, doch in 's rijks handen te
doen blijven.
Sommige leden vroegen waarop de meening uitge
drukt in de Mem.- v. Toel. berust, dat de op de Zui
derzee uitgeoefende visscherij geen invloed van betee-
kenis van de indijking zal ondervinden. Zij vreesden,
dat het vissehersbedrijf wel degelijk schade zal onder
vinden. ]I9K'
Gevraagd werd nog of het in het voornemen der re
geering ligt om de visschers uit Kolkorn op de een of
andere wijze schadeloos te stellen, en zoo ja, op welke
wijze.
Gevraagd werd ook of een dijkrichting waarbij de
aansluiting ten oosten van Medemblik nabij Andijk
plaats heeft, wellicht niet de voorkeur zoude verdienen.
Gewezen werd op de noodzakelijkheid om maatrege
len te nemen tegen den kwel van zoutwater.
De blijde gebeirtenis
Op den dag der blijde gebeurtenis is te Stavenis-
se een jongentje geboren, wiens moeder van gelijken
leeftijd is, en denzelfdón naam draagt als II. M. de
Koningin.
De Burgemeester zal trachten, genoemde vrouw in
het voorrecht te doen deelen, alle moeders van 3d
April, die er voor in aanmerking wenschen te komen,
door de Koninklijke Moeder toegedacht.
11- Veendam heeft de brug-optrekker J. Bakkei
zijne Vrijdag geboren dochter Zaterdag in het regis
ter van den Burgerlijken stand doen inschrijven, met
de namen der Vrijdag in Den Haag geboren Prinses.
In de collecte van de Remonstrantsche gemeente
te Utrecht, waarbij de predikant dr. Oort, predikte
naar aanleiding van de geboorte van ons Vorstenkind,
werd o. in. het volgende gevonden:
Een papiertje, inhoudende 51, met dit bijschrift:
Een nieuwe Oranjeloot!
Dies zij mijn gaaf vergroot.
Ik weet geen beter maar'
In acht-en-twintig jaar.
Blijkbaar een terugslag op dat historisch geworden
versje, dat men na den dood van Prins Willem H in
een collectezak in een der Amsterdamsche kerken
vond:
De prins is dood
Dies zij mijn gaaf vergroot.
Ik weet geen beter maar'
In tachtig jaar.
(„U. D.")
Ter gelegenheid van de blijde gebeurtenis zijn
een nieuw soort formaatzegels verschenen met oranje
stempelafdruk in den bovenhoek, waarop de letters en
het Nederlandsoh wapen in wit relief afsteken. Boven
het Nederlandsch wapen staan de woorden: zegelrecht
met opcentenaan weerszijden van het wapen staat
de nominale waarde van het zegel vermeld en onder
het wapen 's-Gr. 1909.
Op een bank in het Vondelpark zitten Zondag-*
ochtend, een meisje en een jongentje, zoo ongeveer
tien jaar oud, samen te praten, heel ernstig, met kin
derlijke naiveteit, over de geboorte van het Prinsesje
in Den Haag.
Opeens vraagt het meisje schuchter, met een verle
gen trek om den mond:
„Zou de Koningin het van alle menschen het
eerst geweten hebben, dat zij een kindje had gekre
gen?"
In het volle besef van zijn mannelijke meerderheid
en van zijn grootere kennis van alle zaken des levens,
antwoordt de kleine man beslist:
„Natuurlijk! De Koningin leest toch ook da
kranten
De gemeente 's-Gravenhage is door den Staat bij
deurwaarders-exploit gesommeerd niet over t£ gaan
tot het leggen van den dam over den Hofvijver, omdat
het Rijk zich als eigenaar van dat water beschouwt.
„De Ned." ontving afschrift van de volgende mo
tie:
Het districtsbestuur der Christ. Hist. Unie in het
district „Enkhuizen,"
lettende op de gezindheid der bij zijn Kiesvereeni-
gingen aangesloten Kiezers,
gelezen hebbende de houding van het hoofdbestuur in
zake de samenwerking met de andere rechtsche partij
en,
acht samenwerking met de Antirevolutionairen en
behoud van den vrede in de Christ. Hist. Unie zelve
alleen mogelijk als
le. al de districten der Christ. Hist, dus ook Lei
den aan hen blijven, zonder eenig beding voor eene la
tere verkiezing;
2e. van de districten, die goede kans op winst bie
den, ook eenige aan de Chr. Ilist. worden gelaten bij
voorkeur Kampen of Enkliuizen;
3e. in Harlingen iemand gecandideerd wordt, die
vroeger tot de Friesehe partij behoorde,
en het verklaart, dat het niet kan medegaan met de
alles opofferende houding van het hoofdbestuur, waar
zoo maar alles, wat de A.-R. in 1905 meenen te hebben
verloren, aan hen wordt afgestaan,
en het besluit, dat als beide eerste eischen niet zou
den worden ingewilligd, de Christ. Hist, in Enkhuizen
met een eigen candidaat uitkomen en alle samenwer
king zullen weigeren, ook bij de herstemming,
cn het verzoekt u, deze motie op de algemeene ver
gadering voor te lezen.
OEMENQD NIEUWS.
Uit Bergen.
Zondag en Maandag j. 1. hield de bloembollenkwee-
kers-vereeniging alhier in het café van den heer Weij-
ers eene tentoonstelling van afgesneden bloemen. Aan
inzendingen was geen gebrek. Eene uitgezochte ver
zameling van tulpen van verschillende soort, narcis
sen enz. was ten toon gesteld.
Een drietal bloemstukken in het midden der zaal
trokken bijzonder de aandacht. Deze waren dan ook
allerkeurigst en bleken met zorg en geduld te zijn ver
vaardigd. De le prijs in deze afd. verwierf de heer W.
Blokker Jz. met een bloemstuk „Leve ons prinsesje."
De 2e en 3e prijs werden behaald respectievelijk door
den heer J. Ilenneman en N. Vrasdonk.
Overigens hadden de volgende bekroningen plaats
voor 18 enkele tulpen, le pr. Jn. Blankendaal, 2e
pr. C. Admiraal, 3e pr. C. Ivokkes Jr.;
voor 12 enkele tulpen: le pr. Jn. Henneman, 2epr.
Jn. Blankendaal, 3e pr. S. Schaper;
voor 8 enkele tulpenle pr. G. Briefjes, 2e pr. S.
Schaper, 3e pr. Gebr. Bakker.
voor 4 enkele tulpen: le pr. Jn. Kos, 2e pr. H. Leij-
en, 3e pr. S. Schaper;
voor 12 dubbele tulpen: le pr. Jn. Blankendaal, 2a
pr. C. Ivokkes Jr., 3e pr. G. Briefjes;
voor 8 dubbele tulpen: le pr. Jn. Bakhuis, 2e pr.
Gebr. Bakker, 3e pr. S. Schaper;
voor 4 dubbele tulpen: le pr. J. Bult, 2e pr. C. Jon
ker, 3e pr. N. Vrasdonk.
V oor de grootste en schoonste collectie tulpen (ge
mengd) le pr. Jn. Blankendaal.
oor enkele en dubbele narcissen werden toegekend,
le pr. aan J. Bakhuis, 2e pr. C. Blokker, 3e pr. Jn.
Kos.
Voor het z. g. bijgoed kon de le pr.- niet worden toe
gekend. Den 2en pr. verwierf J. Bakhuis en den 3en
pr. G. Briefjes.
Ook voor de ingezonden sierplanten kon de le pr.
niet worden toegekend, 2e pr. L. Bijwaard en 3e pr.
mej. Ca. A. Leijen.
Ons werd de opmerking gemaakt dat het merkwaar
dig is dat bij vele kleine kweekers zulk eene groote
verscheidenheid van soorten wordt geconstateerd.
De beoordeeling voor de bekroningen geschiedde