DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Feuilleton. Honderd en elfden jaargang 1909. 6 MEI. Voorbereidend militair onderricht. Inkwartieringslijst. AAN MIJ DE WRAKE. mmr. BINNENLAND. No. 105 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertenfiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam C 9. DONDERDAG Tcleïoonntmitrtsr 3, Verordeningen op het heffen en invorde ren van begrafenisrechten, welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende drie maanden voor een ieder ter lezing zijn nedergelegd ter gemeente-secretarie en aldaar tegen betaling van 0.22I/ij in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. HOOFDSTUK VII. Een Waarschuwing. Tweede Kamer. ALRMAARSCHE COURANT. gas? De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de a a n- gifte tot deelneming aan bovengenoemd onderricht ter gemeente-secretarie moet geschieden vóór 1 JUNI a.s., op welken datum de lijst onlierroepe- pelijk wordt gesloten. Inlichtingen omtrent de regeling van het bedoelde onderricht worden ter gemeente-secretarie verstrekt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATII, Secretaris. Alkmaar, 3 Mei 1909. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat, overeen komstig art. 17 der wet van 14 SEPTEMBER 1866, Staatsblad No. 138, door hen is herzien de lijst, bevat tende de namen der inwoners, die in aanmerking ko men voor het verleenen van inkwartiering en onder houd- van militairen en paarden, welke lijst ter inzage voor een ieder is nedergelegd ter gemeente-secretarie, gedurende 14 dagen na heden. Bezwaren tegen die lijst kunnen schriftelijk aan bur gemeester en wethouders worden ingediend binnen 14 dagen na afloop van den tijd voor de inzage der lijst bestemd. Alkmaar, 3 Mei 3909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge meenteblad van Alkmaar, No. 302, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 10 Eebruari en 17 Maart 1.1. waarbij zijn vastgesteld Alkmaar, 6 Mei 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. ALKMAAR. 6 Mei De ex-president Castro blijft de aandacht trekken. Hij heeft zich nu weer beklaagd over de Eransche re geering, die zich tegenover een gevallen staatshoofd niet betamelijk gedroeg, immers zij heeft een weerzin wekkende vertooning in de Folies Bergère niet verbo den. In de Fransche bladen werd de ex-president dik wijls „de aap der Andes'' geheetenen nu trad in bovenge noemd café-chantaut «en aap op, Castro geheeten. Zoo dra werd aangekondigd„Daar komt president Castro to Parijs" zag men een Engelschman verschijnen met een aap aan de hand. Het leelijke aapje was gekleed in rok met lioogen hoed, een rood zakdoekje in een vest. Hij klauterde op een hoogen stoel voor een tafel en verrichtte, telkens aangesproken als „president door BARONES ORCZIJ. Schrijfster van „de Roode Pimpernel." Naar het Engelsch. 16) „Dat zou anders nog beter zijn dan je plannen op het papier te zetten. Als die papieren gevonden wer den zou je zonder eenig onderzoek onmiddellijk tot de guillottine veroordeeld worden." „Ik ben voorzichtig en tot nu toe heeft niemand eenige verdenking tegen mij. Er is daarenboven bij de papieren een heele collectie paspoorten, die ge bruikt kunnen worden in welke gedaante de Koningin met haar adjudant zou willen ontsnappen. Het heeft maanden geduurd voordat ik die verzameling bij el kaar had, en ik heb geen argwaan verwekt, langzamer hand is liet mij gelukt, Nu ben ik gereed en op alles voorbereid Hij zweeg plotseling. Een blik van zijn vriend dien- de hem tot waarschuwing. Hij keek om en daar stond Juliette; zij hield de zware portiere vast, hoe gracieus stond zij daar, zij glimlachte en zag een weinig bleek bij het I likkerend kaarslicht. Zij zag er zoo jong en kinderlijk uit in haar zacht, wit neteldoeksche japon netje; de spanning- op het gelaat van Dérouiède ver dween onmiddellijk toen hij haar aanzag. Onwille keurig wierp hij de papieren in den lessenaar, maar van de strenge uitdrukking van zooeven was niets meer te bespeuren. Blakeney zag het jonge meisje opmerkzaam aan; zij bleef een weinig bedeesd en aarzelend op den drempel staan. „Madame Dérouiède heeft mij gezonden", zeide zij aarzelend; „zij zegt dat het al zoo laat is en zij is hang. Mijnheer Dérouiède zou u even willen komen om haar gerust te stellen?" „Dadelijk, mademoiselle, mijn vriend en ik zijn juist Castro" allerlei kunsten. Dat de ex-president Parijs onder deze omstandigheden verliet, kan men hem niet ten kwade duiden. Aan een Fransche courant gaf hij evenwel een andere reden voor zijn vertrek op een vriend van hem zou een telegram uit Niouw-York gekregen hebben, meldende dat in Venezuela een he vige revolutie tegen den tegenwoordigen president Go mez was uitgebroken en het leger en het volk 's heeren Castro's terugkeer eensgezind verlangde. Het heette zelfs, dat hij zich naar Ecuador zou inschepen, om, desnoods met geweld, weder in Venezuela te komen. „President Gomez zeide de heer Castro heeft alles beloofd, wat men slechts wilde. Wat kon het hem ook schelen, daar hij toch in het geheim alles reeds had verkocht. Hij heeft Frankrijk de mijnen aangeboden, die hij reeds aan de Vereenigde Staten had verkocht; de Ve- nezolaansche bosschen geeft hij aan Duitschland en den bouwgrond aan Italië, zonder daarbij te bedenken, dat de Grondwet den afstand van grondgebied aan an dere Staten verbiedt. Aan. de andere landen, Engeland, Spanje, Nederland, België en de Vereenigde Staten biedt hij niets aan. Gomez is er in de allereerste plaats op uit voor zich zelf den stouu van Europa te verwerven. Maar de Ve- nezolaneu zullen het niet bijzonder aangenaam vin don, dat hij al die gulheid hun meening niet eens ge vraagd wordt. Deze regeering, die op een misdadig verraad steunt, kan niet duurzaam zijn. Zij zal oog sten wat zij heeft gezaaid, n.l. „storm." Aan de praatjes van den ex-president werd weinig geloof gehecht. Uit ingewonnen informaties bleek, dat er van een contra-revolutie in Venezuela niets be kend was. En dr. Paul, de gezant van Venezuela aan ons hof, te Parijs vertoevende, ontving een telegram van den Venezolaauschen minister van buitenlandsche zaken van den volgenden inhoud: „Gij kunt de gepubli ceerde berichten tegenspreken. Er heerscht volslagen rust in de geheele republiek." Aan een dagbladcorrespondent had dr. Paul te vo ren verklaard: „Het telegram van Castro, medegedeeld dooi een Pa- rijsch blad, is van begin tot eind een leugen. Er heerscht volslagen rust in Venezuela. De bevol king en het leger stellen volkomen vertrouwen in de regeering van generaal Gomez. Het is een ongerijmd heid te béweren, dat Castro in Venezuela nog een aan hang heeft. Ik herhaal, dat het zoogenaamde telegram een be denksel is of een grap." Nog in een ander opzicht deed de ex-president van zich spreken. Ilij heeft te kennen gegeven, dat hij wegens zijn brutale verdrijving van Martinique van de Fransche regeering vijf millioen gulden schadeloosstel ling zou eischen. Het heet nu, dat deze zaak bij zijn advocaat in onderzoek is. Het laatste nieuws, dat van den ex-president be kend geworden is, is.... dat hij zijn politieke rol als uitgespeeld beschouwt. Wanneer zijn echtgenoote het goed vond zij schijnt ook nog iets te zeggen te heb- klaar. Mag ik het genoegen hebben u mijn vriend voor te stellen? Sir Percy Blakeney, uit Engeland. Bla keney, dit is mademoiselle Juliette de Marny, een lo geetje van mijn moeder." Sir Percy maakte een diepe buiging met al de zwier die de zonderlinge mode van dien tijd vereischte. Hij had nog geen wóórd gesproken nadat hij de aandacht van zijn vriend had gevestigd op de aanwezigheid van het jonge meisje. Even onhoorbaar als zij gekomen was sloop Juliette de kamer weer uit, en het was of zij een atmosfeer achterliet van wilde bloemen van den bouquet dien zij eerst geplukt en later verstrooid had in het bosch. Er heerschte een oogenblik van stilte in de kamer, toen zij was heengegaan. Dérouiède sloot zijn lesse naar dicht en stak de sleutel in zijn zak. „Willen wij nu eveu naar beneden gaan, naar mijne moeder?" zeide hij, zich naar de deur wendende. „Het zal mij een groote eer wezen haar mijn compli ment te maken, maar voor wij van het onderwerp van zooeven afstappen, ik geloof dat ik van opinie veran derd ben. Als ik je van dienst kan wezen moet ik eerst natuurlijk die papieren eens doorzien om je er mijne meening over te kunnen zeggen, niet waar?" Dérouiède zag hem een oogenblik onderzoekend aan. „Zeker", zeide hij eindelijk, terwijl hij naar zijn les senaar terugkeerde, „ik zal bij je blijven terwijl je ze doorkijkt." „Neen, vanavond niet, man; het is veel te laat en madame Dérouiède zit op ons te wachten. Ze zijn bij mij volkomen veilig, je kunt ze mij gerust toevertrou wen." Uéroulede scheen te aarzelen. Blakeney sprak op zijn gewone, luchthartige manier en was op dat oogen blik bezig zijn keurig witte jas een weinig neer te trek ken. ertrouw je zij mij misschien niet toe?" riep hij ben wilde hij zich vestigen in St. Sebastiaan. Eu zijn geliefd Venezuela zou hem nimmer meer zien tenzij buitengewone omstandigheden hem noopten. Maar zelfs dan zou hij slechts een passieve rol spelen, want hij had indertijd de regeering noodgedwongen aanvaard, zonder hiertoe lust te gevoelen. Men moet het maar durven zeggen Intusschen ongelijk kan men den ex-president niet geven, dat hij, nu hij „binnen" is van zijn laatste le vensjaren gaat genieten in een mondaine Spaansclie badplaats. En als er dan zoo nu en dan nog eens over hem geschreven en gesproken wordt, heeft hij het zoo goed als hij het maar kan wenschen. Vergadering van Woensdag 5 Mei. De behandeling der Schepenwet wordt voortgezet en wel over art. 26, dat wordt aangenomen, nadat de mi nister een ajnendement der Comm. van Rapp. heeft overgenomen, strekkende om, in dien groote belangen van het personeel op het spel staan, het beginsel te huldigen: in dubio pro res. De artikelen 27 tot en met 33 worden goedgekeurd. Bij art. 34 licht de heer Lely twee amendementen toe, voorgesteld door de Comm. van Rapp. Het eerste strekt om de onbevoegdverklaring van den schipper, een of meer stuurlieden of machinisten ook mogelijk te maken, indien een ramp ontstaan is door hun daad of nalatigheid. Het tweede amendement strekt om aan den Raad de bevoegdheid te verleenen om reeds hangende het on derzoek van een scheepsramp de onbevoegdverklaring om te varen voor den duur van het onderzoek uit te spreken. De minister zegt, dat de bedoeling is geweest, dat de Raad objectief zou oordeelen over de geschiktheid. Het eerste amendement kan de Regeering dus niet overnemen. Het twee amendement neemt de minister over. Het eerste amendement wordt daarna door de com missie van Rapp. ingetrokken. De artt. 34 tot 48 worden goedgekeurd. De stemming over art. 48 wordt aangehouden tot na de pauze, ten einde in dat artikel eenige wijzigin gen te brengen verband houdende met in andere arti kelen aangebrachte wijzigingen. Door de Comm. van Rapp. is een amendement voor gesteld op art. 48, dat de heer Lely thans toch maar toelicht, strekkende om de onbovoegdverklaring bij misdragingen van twee of vijf jaren te brengen. De heer Schaper licht een amendement toe op art. 48 strekkende om ook onbevoegd te verklaren den schipper, stuurman of machinist die de misdragingen heeft toegelaten. De minister ontraadt de verhooging van het maxi mum. De straf van onbevoegdverklaring is al ontzet tend hard, want in den regel zijn zulke gezagvoerders, stuurlieden of machinisten toch hun betrekking al kwijt. Wat het amendement-Schaper aangaat, wijst de minister er op, dat een schipper, stuurman of ma chinist die misdragingen toelaat, toch onder het regee- ringsartikel valt. Het amendement is dus overbodig. De heer Lely zegt, dat ook de comm. van Rapp. van die meening is. De heer Schaper trekt daarop zijn amendement in. Eveneens de Commissie van Rapporteurs. De stemming over het artikel wordt aangehouden, lachend uit. „Ik was je misschien zoo aanstonds te lauw en te onverschillig." „Neen, dat is het niet, Blakeney!" Het duurde eenigen tijd voordat hij dit antwoord gaf. „Aan mijn kant is geen wantrouwen hoegenaamd; het wantrouwen gaat van jou uit." „Op mijn woord „Ach neen, geef maar geen nadere verklaring. Ik begrijp het best en apprecieer het bewijs van je vriend schap, maar ik wou je zoo gaarne overtuigen hoe on gegrond je wantrouwen is. Het is de reinste engel die ooit op Gods aardbodem heeft geleefd." „Ohostaat het er zoo mee mijn vriend Dérouiède. Ik dacht dat je de geheele sexe hadt afgezworen en nu zie ik dat je verliefd bent." „Waanzinnig, blindelings verliefd", zeide Dérouiède met een diepen zucht. „Hopeloos, daar ben ik zeker van." „Waarom hopeloos .,IIet is de dochter van den overleden Hertog de Marny, een van de oudste geslachten van Frankrijk; een royalette door en door. „Heb je daardoor zoo'n groote sympathie voor de Koningin „Xeen, nu doe je mij onrecht, Blakeney. Ik heb maatregelen genomen voor de bevrijding van de Ko ningin lang voordat ik Juliette liefhad. Maar je ziet nu zelf wel in hoe onbillijk je vermoeden was." „Had ik vermoedens?" „Spreek dat maar niet tegen. Je hebt mij met alle macht willen overhalen die papieren te verbranden. Je hebt ze nutteloos en gevaarlijk genoemd en nu. „Ik beschouw ze nog altoos als nutteloos en gevaar lijk, ik wou ze lezen en mijn meening daardoor beves tigen en meer gewicht kunnen leggen op mijn bewe ring." „Als ik de papieren nu afstond, zou ik daardoor be wijzen dat ik haar wantrouw." „Je bent ren dwaze idealist, beste Dérouiède!" „Mat kan ik daaraan doen? Ik heb nu drie weken niet haar onder hetzelfde dak doorgebracht, en ik be gin te begrijpen dat zij aan een heilige gelijk is." conform den wensck van den minister. a Bij art. 49 licht de heer Smeenge een amendement toe, strekkende om te bepalen, dat waar in ons straf wetboek de vervolging anders dan op klachte is uitge sloten, in die gevallen waarin door de vervolging een privaat belang in erge mate zou worden geschonden, zonder dat de openbare orde door het feit onvervolgd te laten, al te veel zou lijden, daar dient in dezen even zoo te worden gehandeld. De heer Limburg bestrijdt dit amendement. De minister achtte eerst het amendement juist maar viudt het bij nader inzien gevaarlijk om het in de wet op te nemen. De heer Lely ontraadt namens de Comm. v. Rapp. de aanneming- van het amendement. Het amendement wordt verworpen. Artt. 51 tot en met 66 goedgekeurd. In art. 67 brengt de minister eene redactiewijziging waardoor tegemoet gekomen wordt aan den wensch van de Comm. v. Rapp. uitgedrukt in een amendement, dat daarop door de Comm. v. Rapp. wordt ingetrokken. De stemming over de artikelen 48, 49 en 50 wordt aangehouden tot na de pauze. De heer Marchant vraagt en bekomt verlof, op na der te bepalen dag den minister van Oorlog eenige vra gen te stellen omtrent bemoeienissen vanwege het de partement van Oorlog' en de militaire autoriteiten in zake het geschil tusschen de vereeniging „Ons Be lang" en „Onderlinge Voorzorg." (Beiden onderoffi- eiersvereenigingen) De minister heeft in de pauze nog eenige wijzigingen gebracht in de artt. 48 en 49 om de mogelijkheid te openen van voorloopige schorsing en berisping, tijdens het onderzoek van een scheepsramp. De art. 48, 49 en 50 worden goedgekeurd. De eind stemming over het wetsontwerp zal later worden be paald. Aan de orde is het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van Hoofdstuk X der Staatsbegrooting voor 1909. De heer Treub juicht de reorganisatie toe. maar dat neemt niet weg, dat hij enkele bedenkingen heeft, n.l., dat enkele wijzigingen niet in overeenstemming zijn met de wet. Spr. hoopt dat de minister het daarheen zal weten te leiden dat de dir.-generaal in werkelijkheid blijkt voor de inspectie en dat hem niet zal worden opgedragen zich dagelijks bezig te houden met voorstellen tot ver betering van Arbeidswetgeving. De heer Blooker acht de taak die thans aan de me dici is opgedragen te omvangrijk en uitbreiding van het aantal medici bij de arbeidsinspectie zal dan ook ongetwijfeld moeten geschieden. Voorts zou hij, behal ve den medischen adviseur, willen hebben een medisch inspecteur in elk district. De heer Van Idsinga verklaart het in vele opzichten eens te zijn met hetgeen door den heer Treub is ge zegd. Ook naar spr. meening wordt de technici te veel cp den voorgrond gebracht. Het Regeeringsvoorstel is revolutionair en spr. is ook in dit opzicht anti-re Vo- lutionair. Het is spr. deswege onmogelijk zijn stem aan dit ontwerp te geven. De heer Schaper verwacht in het algemeen wel voor deel van deze regel Mig, die een stap in de goede rich ting is. Spr. is het eens met dr. Blooker in zake medische inspectie. Spr. wenscht voorts een gedwongenpensioneering der „Als je begint te begrijpen dat je afgod voeten heeft van klei, dan zal je eerst weten wat ware liefde is", sprak Blakeney ernstig. „Is het liefde een heilige in den hemel te aanbidden, die je niet durft aanraken, die als een wolk boven je hoofd zweeft, die wegdrijft terwijl je er naar staat te kijken? Liefhebben is je één voelen op de wereld met eene die je gelijk is, in zonde zoowel als in deugd. Voor ons mannen is lief hebben een vrouw in je armen te sluiten, voelen dat zij leeft en ademhaalt, evenals wij, dat zij lijdt evenals wij, dat zij met ons denkt, met ons liefheeft, en bo venal met ons zondigt. Je heilige die in een nis staat is niet een vrouw indien zij niet geleden heeft en nog minder indien zij niet gezondigd heeft. Val aan de voeten van je afgod als je dat wilt, maar trek haar van haar zoetstuk af totdat je haar voelt aan je hart, dat is de plaats waar je haar koesteren moet." Het is niet mogelijk de magnetische kracht te be schrijven die uitging van dezen merkwaardigen man, wanneer hij sprak; die fraai gekleede apostel van de grootste liefde, die een man ooit heeft gekend. En terwijl hij sprak scheen de geheele geschiedenis van zijn eigen, groote, ware liefde voor de vrouw, die hem eens zoozeer had gegriefd, duidelijk te lezen op het van haar voetstuk af totdat je haar voelt aan je hart, de voor haar. 1 leroulède voelde zich onder den invloed van dit magnetisme, en daarom nam hij hem de toespeling niet kwalijk op de heilige, die hij nog zoo gaarne bleef aanbidden. Ilij was een droomer en een idealist, zijn geest was vervuld met de groote sociale vraagstukken, welke het geheele land in opschudding bracht en hij had nog geen tijd gehad om de heerlijke les te leeren welke de natuur aan haar uitverkorenen te leeren geeft de groote, ware, echt menschelijke, hartstoch telijke liefde. Juliette was voor hem op 't oogenblik de personnificatie van zijn meest idealistische droo- men. Zij stond in zijn oordeel zoo ver boven hem, dat het hem haast geen leed zou gedaan hebben, indien zij onbereikbaar voor hem bleek te wezen. Hij zou het vooruit geweten hebben. Voor het eerst werd door Blakeney's woorden een andere begeerte dan aanbid ding in hem wakker geroepen, iets zwakkers maar toch oneindig veel sterkers, een meer aardsche en toch bijna goddelijke gewaarwording. (W ordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1