DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 113
Honderd en elfde jaargang
1909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
/Wonderlijke nummers 3 Cents.
MAANDAÖ
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
17 MET
Nationale Militie.
BINNENLAND.
Telefoonnummer 3,
Oproeping onderzoek verlofgangers.
Woensdag, den 2en Juni
De Rijksmlddeler.
GEMENGD NIEUWS.
Een misdrijf tegen de veiligheid van den Staat.
Uit Helloo.
Uit Schagen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het ge
meenteblad van Alkmaar, £To. 303, is opgenomen het
besluit van den Raad dier gemeente van 17 Maart 1.1.,
waarb'j is vastgesteld eeue
VERORDENING TOT WIJZIGING DER
VERORDENING OP HET RIJDEN MET MO
TORRIJTUIGEN EN RIJWIELEN IN DE GE
MEENTE ALKMAAR, zooals deze is vastgesteld
bij raadsbesluit vau 28 AUGUSTUS 1907 (Ge
meenteblad No. 243),
welke verordening, beden afgekondigd, gedurende drie
maanden voor een ieder ter lezing is nedergelegd ter
gemeente-secretarie en aldaar tegen betaling van
0.05 verkrijgbaar is gesteld.
Alkmaar, 14 Mei 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR roepen bij deze op, de verlofgangers
van de militie te land, binnen deze gemeente
in het register van verlofgangers der Nationale Militie
ingeschreven, om zieb op
dezes jaars, des voormiddags te tien ure, te laten
vinden in de Nieuwe Doelen, aan de Doelenstraat al
hier, om aldaar door of van wege den Militie-Commis
saris te worden onderzocht, gekleed in uniform en
voorzien van al de door ben van bet korps medege
brachte klecding- en uitrustingstukken, benevens zak
boekje en verlofpas.
Aan het onderzoek zullen behooren deel te nemen al
le verlofgangers der militie te land, onverschillig tot
welke lichting zij behooren, met uitzondering echter
van de verlofgangers, welke in 1909 vóór bet voor bet
onderzoek bepaalde tijdstip uit anderen hoofde dan
krachtens art. 124 of art. 131 der Militiewet 1901 on
der de wapenen zijn geweest, of die bestemd zijn om in
1909 krachtens art. 108, art. 109 of art. Ill van voor
melde wet onder de wapenen of in werkelijken dienst
te worden geroepen en met uitzondering van de ver
lofgangers, die krachtens de derde zinsnede van art.
123 der wet zijn vrijgesteld van de verplichting om het
onderzoek bij te wonen.
Ingelijfden bij de militie, die krachtens art. 113 der
wet van den werkelijken dienst zijn ontheven of aan
wie krachtens art. 114 der wet uitstel van eerste oefe
ning of van verblijf onder de wapenen is verleend, zijn
gedurende den tijd welken zij in het genot zijn van de
ontheffing of van het uitstel, mede niet aan het on
derzoek onderworpen.
Evenmin wordt aan het onderzoek deelgenomen door
verlofgangers, die in dit jaar bestemd zijn tot het in
gevolge art. 3 der wet van 24 Juni 1901 (Staatsblad
No. 159) bij de Landweer volbrengen van een verleng
den militie-diensttijd, of om ingevolge art. 134 der
Militiewet 1901 naar de Landweer over te gaan.
Militieplichtigen, die dadelijk na de inlijving met
verlof tot nadere oproeping huiswaarts worden gezon
den, zijn tijdens dat verlof niet gehouden deel te nemen
aan het onderzoek.
De verlofgangers wcrrden overigens herinnerd aan de
navolgende bepalingen der Militiewet 1901.
Art. 117. Het Crimineel Wetboek en het reglement
van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de
manschappen der militie te land, die zich onder de wa
penen bevinden, van toepassing, en met opzicht tot de
verschillende gevallen van desertie, op al de bij de mi
litie te land ingelijfden.
De manschappen worden geacht onder de wapenen
te zijn:
lo. zoo lang zij zich bij hun korps bevinden;
2o. gedurende den tijd, dien het in art. 125 bedoeld
onderzoek duurt;
3o. in het algemeen, wanneer zij in uniform zijn
gekleed.
Art. 127. De verlofganger verschijnt bij het onder
zoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding-
en uitrustingstukken, hem bij ziju vertrek met verlof
medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 128. Behoudens het bepaalde in art. 117 kan
een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de
naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis
van bewaring door den militiecommissaris worden op
gelegd aan den verlofganger
lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek
verschijnt
2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige
reden, niet voorzien is van de in het voorgaand artikel
vermelde voorwerpen
3o. wiens kleeding- of uitrustingstukken, bij het
onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden;
lo. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een
ander behoorende, als de zijne vertoont.
Art. 129. Is de verlofganger, wien, krachtens het
voorgaand artikel, arrest is opgelegd, bij het onder
zoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder verze
kerd geleide in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet
aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schrifte
lijke aanvrage van den militie-commissaris, te richten
aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlof
ganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar
do naastbij gelegen provoost of het uaastbijzijnde huis
van bewaring overgebracht.
Art. 130. Onverminderd de straf, in art. 128 ver
meld, is de verlofganger verplicht, op den daartoe door
den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats, en
op de in art. 129 voorgeschreven wijze, voor hem te
verschijnen om te worden onderzocht.
Art. 131. De verlofganger, die zich bij herhaling
schuldig maakt aan het feit, sub 4o. van art. 128 be
doeld, of niet overeenkomstig art. 130 voor den mili
tie-commissaris verschijnt, of aldaar verschenen zijnde,
in het geval verkeert sub 2o. en 3o. van art. 128 ver
meld, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin
gedurende ten hoogste drie maanden gehouden. De
duur van dezen dienst wordt door den Minister van
Oorlog bepaald.
Art. 133. De verlofganger der militie die niet vol
doet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst
wordt als deserteur behandeld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
G. RIPPING, Yoorz.,
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 15 Mei 1909.
ALKMAAR, 17 Mei.
Er is zeker geen enkel persoon, over wiens aanblijven
of heengaan meer gesproken wordt, dan over dat van
den heer von Biilow. Zqlfs de heer Simyan in Frankrijk
kan in dit opzicht niet tegen hem aan.
Men kan geen Duitsche courant openvouwen, of
men leest een zwaarwichtig artikel waarin, gefun
deerd door tal van argumenten, de meening staat,
dat de Rijkskanselier gaatof niet gaat. De een
vertelt dat de „trouwe paleishond" afgedankt wordt,
de ander zegt dat de „beminnelijkste aller kanseliers"
blijft.
Men weet, wat er aan de hand is.
Duitschlaud heeft veel, veel geld noodig en nu kun
nen er geeti middelen gevonden worden, om deze som
men bijeen te brengen op een wijze welke de verschil
lende partijen bevredigt en de regeering een flinke
meerderheid verschaft.
Maanden en maanden wordt daarover reeds door re-
geeringspersonen en partij-leiders onderhandeld, maar
men schiet niet op.
In den laatsten tijd lijkt de toestand bijzonder troos
teloos. De regeering heeft het noodig geoordeeld de
bevolking uit te noodigen den toestand „niet tragisch
op (te) nemen." In een der officieuze bladen is een
artikel verschenen, waarin o.a. wordt gezegd
„Wie, zonder op de ongelukkige partijpolitiek te
letten, den toestand overziet, zal de jongste parlemen
taire gebeurtenissen, 0111 met Thiers te spreken, wel
ernstig maar niet tragisch opvatten. Men zal het de
regeering wel niet ten kwade kunnen duiden, dat zij
niets doet om de partijen aan te moedigen, die haar
geen waarborgen voor het slagen der financieele her
vormingen schijnen te bieden. Maar als het blokideo
in dit geval niet zou voldoen, om aan een gewichtige
staatsnoodzakelijkheid zonder medewerking van de
buiten spel gestelde partijen te beantwoorden, dan
moet men de beteekenis van dit verschijnsel niet over
schatten. De financieele hervormingen zijn nog niet
het einde aller dingen."
De liberalen moeten dus maar voor de conservatie
ven het hoofd buigen later komen zij wel eens aan
de beurt en zal er met hun wenschen rekening gehou
den worden.
Van radicale zijde is deze houding der regeering
reeds sinds lang voorspeld. Het Berliner Tageblatt
heeft voortdurend op dit aambeeld gehamerd en steeds
maar door gewaarschuwd. Thans raadt het blad den
liberalen ernstig aan, aaneengesloten te blijven. Ge
schiedt dit zegt het blad dan zal het volk hun
dank weten, dat zij eindelijk het net verscheurd heb
ben, dat de reactionnaire partijen in overeenstemming
met een wankelmoedige regeering hun over het hoofd
wilden werpen.
Schande wordt er over uitgesproken, dat de regee
ring, om haar vijf honderd millioen te krijgen, hulp
gaat zoeken bij het Centrum terwijl zij den vorigen
Rijksdag heeft ontbonden om de macht van het cen
trum te fnuiken en te regeeren met behulp der vrijzin
nigen.
De laatste dagen evenwel leest men weer, dat de
heer von Biilow er niet aan denkt de financieele her
vormingen uit te voeren, zonder dat do liberale partij
en hiertoe zullen medewerken. Ja zelfs wordt niet
nadruk beweerd, dat men de blokpartijen, gedeeltelijk
uitelkaar gegaan, weer tot elkaar wil brengen. Het
blok, dat sinds geruimen tijd in puin lag, weer aan-
eengesmeerd! De paring van den liberalen met den
conservatieven geest, zooals de heer von Biilow het
-eens zoo schoon heeft gezegd, weer tot stand gebracht!
Het Centrum weer buitengesloten!
Op een vergadering te Kiel zeide de jeugdige Cen
trum-leider, dc heer Rören echter dezer dagenzoo wij
met een kanselier als Bismarck overwonnen zullen wij
het ook wel klaar- spelen met de zwakke schommelpoli-
tiek van een von Biilow.
Zoo is thans de verwarde toestand. Heden, Maan
dag', zou dc Rijkskanselier te Wiesbaden den Keizer
ontmoeten, om dezen in te lichten en met dezen te
bespreken wat er te doen valt.
Met belangstelling wordt uitgezien naar het resul
taat van dit onderhoud.
De Tiigliche Rundschau hoopt, dat de Keizer nu
eens zal ingrijpen. Als hij verklaarde, dat hij met
dezen rijkskanselier de hervormingen wilde door
zetten, zou de toestand wel verbeteren, want de onze
kerheid over de verhouding van den heer von Bülow
tot den Keizer heeft de huidige politieke toestand zoo
onzeker gemaakt.
Wellicht dut de bladen spoedig kunnen zeggen, wat
de Keizer met zijn Rijkskanselier heeft besproken. Heel
optimistisch behoeft men intusschen ten dezen aan
zien niet te zijn.
Mag men sommige couranten gelooven, dan staat de
Pruisische minister van financiën von Rheinbaden
gereed om de kanselarij te betrekken.
Maar.... de heer von Bülow is handig en taai en
er hoort heel wat toe dit heeft de geschiedenis dui
delijk geleerd om hem van het kussen te werpen.
De opbrengst over April was J 13.151.958.475, tegen
12.897.053.Hr' in April 1908. De vermeerdering be
draagt dus 251.905.03.
Uit de bedrijfsbelasting werd meer in April 1908
ontvangen het bedrag van 52.000, uit de invoerrech
ten 63.000, den suikeraccijns 95.000, den wijnac
cijns 9000, dc belasting op gouden en zilveren wer
ken 2000, de zegelrechten 7:1.000, de hypotheek
rechten 7000, de successierechten 142.000, de pos
terijen 31.000, en de rijkstelegraaf 40.000. Minder
brachten op de grondbelasting J 29.000, het personeel
34.000, de vermogensbelasting 78.000, het gedistil
leerd 70.000, de zoutaccijns 15.000, die op bieren en
azijnen 3000, en die op het geslacht 2000, de regi
stratierechten 1000, de domeinen l&OOO, de Staats
loterij 9000 en de loodsgelden 1 2000.
De opbrengst over de eerste vier maanden van dit
jaar valt voor de verschillende rubrieken eveneens me
de, bij vergelijking met hetzelfde tijdperk van 1908.
Zoo leverden dit jaar meer op de bedrijfsbelasting
245.000, het recht op de mijnen 7000, de invoer
rechten 212.000, de suikeraccijns 140.000, de wijn-
accijns 1000, de gouden en zilveren werken, 17.000,
de zegelrechten 362.000, de registratierechten
117.000, de hypotheekrechten 17.000, de domeinen
20.000, de posterijen 72.000, de rijkstelegraaf
172.000, en de Staatsloterij 1000. Hiertegenover
stond een mindere ontvangst op de grondbelasting van
38.000, het personeel van 50.000, de vermogensbe
lasting van 39.000, de accijns op het gedistilleerd
van 273.000, die op het zout van 13.000, die op bier
en azijn van 21.000, die op het geslacht van 16.000,
de successierechten van 175.000, en de loodsgelden
van 7000.
Het totaal van de eerste vier maanden is
46.931.938.61, en dat van de eerste vier maanden van
1908 45.897.461.47. Derhalve bedraagt de toeneming
der inkomsten tot nu toe 1.052.177.17.
Dezer dagen is te Amsterdam op verzoek van de mi
litaire overheid door de Amsterdamsche politie gear
resteerd een sergeant van de genie, in garnizoen lig
gende te Utrecht, die eenigen tijd werkzaam was ten
Bureele der Genie te Amsterdam. Hij is na zijn aan
houding in verzekerde bewaring in een onzer kazernes
gesteld, onder verdenking van het plegen van een feit,
strafbaar gesteld in het „Wetboek van Militair Straf
recht," titel I, „Misdrijven tegen de Veiligheid van
den Staat."
De zaak, waarvan de stukken en processenverbaal
door den Plaatselijken Commandant reeds aan den
Auditeur Militair te Haarlem schijnen te zijn opgezon
den, komen hierop neer.
De genie-sergeant in kwestie, ongehuwd en van goed
gedrag, heeft zich schriftelijk in verbinding gesteld
met de Duitsche Ambassade te 's-Gravenhage. Hij le
verde weliswaar niet aanstonds stukkeu, doch ver
klaarde zich in zijn brieven bereid en in staat, om be
langrijke stukken, onze defensie rakende met name
stukken betrekking hebbende op ons inundatie-stelsel
te leveren. De Ambassade is, na eenig beraad, niet
op het voorstel ingegaan, doch heeft de zaak in handen
van onze militaire autoriteiten gegeven. Deze stelde
zich in verbinding met onze politie en op handige ma
nier, doch zonder veel moeite, wist deze den briefschrij
ver in handen te krijgen.
De sergeant correspondeerde n.l. met verzwijging
van zijn naam, en liet zijn brieven ouder een letter aan
een der Amsterdamsche kiosken adresseerên. Toen men
na correspondentie tot een mondeling onderhoud was
b( sloten, zou de zoogenaamde vertegenwoordiger der
Duitsche Ambassade een Amsterdamsche Duitsch
sprekende rechercheur, die quasi uit Bwissel naar hier
kwam, doch iu Haarlem in den trein was gestapt
aan het Centraal Station deii briefschrijver ontmoe
ten; de laatste was natuurlijk in politiek. Het onder
houd werd gevoerd in „Café de Bisschop" op den Dam.
De rechercheur bracht in zijn onderhoud den sergeant
aanstonds het misdadige van het voorgenomen verraad
onder liet oog, doch deze verzekerde herhaaldelijk, dat
zijn plan vast stond, om een aantal belangrijke stukken
te leveren. Hij beweerde uit wraak te handelen; hij
was n.l. hardhooreiid en verwachtte het volgende jaar
zijn ontslag uit den dienst te zullen krijgen. Dat had
hem ontstemd. Bovendien wenschte hij zich geld te
verschaffen om, eenmaal uit den dienst, een handel
te kunnen beginnen.
Toen 's mans boos opzet en halsstarrigheid voldoen
de gebleken waren, maakte de rechercheur zich bekend
en arresteerde den verrader.'
Ilij werd onmiddellijk, na voor de militaire autori
teiten te zijn gebracht, in arrest gesteld. Hij bekende
volledig, toonde zich als een gebroken man, en bevindt
zich nu onder geneeskundige observatie, aangezien hij
zich zeer opgewonden aanstelt.
Uit het voorgaande blijkt, dat liij zich vermoedelijk
nog niet in het bezit van belangrijke stukken gesteld
heeft, doch wel het voornemen had, zich die te ver
schaffen. Waarschijnlijk had hij zich dan door dief
stal daarvan in bezit moeten stellen. Alle stukken van
eenig belang, die overdag behandeld worden, dikwijls
om door de sergeant-schrijvers uitgewerkt, of gecopi-
eerd te worden, gaan 's avonds in de brandkast.
In het bezit van den sergeant zijn geen stukken ge
vonden.
Doch het feit, zoo het valt onder art. 66, is als po
ging reeds strafbaar. Evenwel de aard van de vervol
ging, door den Auditeur Militair in te stellen, is nog
niet bekend.
Het is een hoogst ernstig geval, zooals zich bij men-
schen-heugenis in ons leger niet heeft voorgedaan.
(Hld.)
Werd dezer dagen melding gemaakt van eene feest
viering op 19 Mei, thans is door de feestcommissie de
Oranjedag nader vastgesteld op Dinsdag 25 dezer en
het programma als volgt:
1. Des morgeus ongeveer 9 uur optocht van ruim
350 kinderen, voorafgegaan door 2 herauten te paard
en het fanfarekorps „Eensgezindheid," vice vYrsa van
het schoolplein naar Nijenburg"daarna uitreiken van
versnaperingen in de school aan de schooljeugd.
2. Omstreeks 1 uur nabij den huize „Oveiweg"
volksspelen, bestaande in: Tonkruipen met hindernis
sen, tonkruien, spriet- en zakloopen.
3. Des avonds 8 uur concert in de muziektent, op
gericht op het z. g. „Groentje" bij „Overweg," met me
dewerking van de gemengde zangvereeniging „Harmo
nie" het mannenkoor „Cecilia" en het „Kerkelijk koor"
en illuminatie van het terrein.
Bovendien wordt er gelegenheid verschaft in de ca-
fé's tot het genieten van muziek en dans.
Den 16den vergaderde in het lokaal „De Beurs" al
hier do vereeniging tot bevordering der bouwkunst
voor Schagen en omstreken, eene vereeniging, die
thans haast 40 jaar bestaat. De vergadering werd
voorafgegaan door eene tentoonstelling van teekenin-
gen, vervaardigd door de leerlingen van den teekencur
sus, die eiken winter door de vereeniging wordt gehou
den. De tentoonstelling, die veel moois en veel goed
werk te zien gaf, werd niet druk bezocht. Met een
toepasselijk woord, waarin vooral hulde werd gebracht
aan de onderwijzers, de heeren J. Vlaming voor bouw
kundig teekenen en G. H. N. Tates voor hand-
teekenen, reikte de voorzitter der vereeniging, de heer
W. Roggeveen Cz. aan het einde der tentoonstelling
aan de daarvoor in aanmerking komende leerlingen di
ploma's als prijzen uit. Voor bouwkundig teekenen, le
leerjaar, aan P. Timmerman te Schagen een 1ste prijs,
aan J. Levendig te Dirkshorn een 2den; 2e leerjaar J.
Blok te Schagen een 1ste prijs, T. Boonacker te Valk
oog een 2den; 3de leerjaar O. Massereeuw te Schagen
wiens werk bijzonder goed was een einddiploma,
P. Grin te St. Maarten een 1ste prijs, J. Rus te Groen
veld een 2de; 4e leerjaar, E. Bos te Winkel een eind
diploma. Voor handteekenen, 1ste leerjaar, aan G.
Smit te Schagen een 1ste prijs, ook een laten aan II.
Koot te Schagen en een 2den aan B. v. d. Hoven te
Schagen; 2e leerjaar, P. Zwaag te Schagen een lsten;
3e leerjaar, L. Roggeveen een lsten. Na de uitreiking
der prijzen ving de algemeene vergadering aan, die
door zeer weinig leden werd bijgewoond. Een hartelijk
woord van welkom en dank richtte de voorzitter tot
den heer E. J. Gielen, thans te Alkmaar, die uit be
langstelling in den cursus, waaraan hij 34 jaar als on
derwijzer verbonden was geweest, de vergadering was
komen bijwonen. De notulen van den secretaris, den
heer Jb. Koster, werden onder dankzegging onveran
derd goedgekeurd.
Evenzoo diens jaarverslag, waaruit bleek, dat de ge
meente Schagen weer 125 subsidie aan de vereeni
ging had verleend, maar dat helaas vermindering van
ledental moest constateeren; van 46 was dit op 43 ge
daald. De rekening en verantwoording van den pen
ningmeester, den heer C. Visser Az., wees eene ont
vangst aan van 345.68, eene uitgaaf van 296.55,
batig saldo 49.13.
Alle bescheiden werden nagezien en in orde bevon
den door de heeren F. J. Gielen en M. Visser, op wiens
advies de vergadering de rekening goedkeurde. De
Ijeimiugmeester was evenals het bestuurslid, burge
meester II. J. Pot, vei'hinderd de vergadering bij te
vvonqn. Dc laatste werd met algemeene stemmen tot
bestuurslid herkozen. Aan het einde der vergadering
bracht de heer Jb. Koster hulde aan den voorzitter
voor de wijze waarop zij met zulke toepasselijke woor
den aan de leerlingen de prijzen had uitgereikt en
voor zijn uitstekende leiding der vergadering. Door het
bestuur zullen pogingen in het werk worden gesteld
door middel van ciroulaires en persoonlijk bezoek het
ledental weer wat te vermeerderen. De zoo nuttige ver
eeniging verdient ten volle meerdere belangstelling.
Niemand verder iets in het midden hebbende te bren
gen, sloot de heer Roggeveen op de gebruikelijke wijze
de vergadering.