DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en elfde Jaargang
No. 115
f909.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
WOENSDAG
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
19 MEI.
BINNENLAND.
Telefoonnummer 9.
wm
1 Wegens den Hemelvaarts
dag zal de Courant Donder
dagavond NIET VERSCHIJNEN.
Verkiezing van een lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Tweede Kamer.
Arrondïssements-Rechtbank te Alkmaar.
CODRAN
m
DE UITGEVERS.
Ue BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt, overeenkomstig art. 51 der Kieswet, ter alge-
moene kennis, dat op DINSDAG, dén 1 JUNI a.s., ter
secretarie dezer gemeente van des voormiddags 9 tot
des namiddags 4 uur opgaven van candidaten voor het
lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten Gene
raai kunnen worden ingeleverd.
Voor zooveel noodig wordt er aan herinnerd, dat de
opgaven moeten inhouden den naam, de voorletters en
de woonplaats van den candidaat en onderteekend zijn
door ten minste veertig kiezers, bevoegd tot deelne
ming aan deze verkiezing, met vermelding van de ge
meente, op welker kiezerslijst zij voorkomen.
De tot invulling bestemde formulieren voor de be
doelde opgaven zijn ter secretarie dezer gemeente kos
teloos verkrijgbaar.
De Burgemeester voornoemd,
G. RIPPING.
Alkmaar, 17 Mei 1909.
ALKMAAR, 19 Mei.
In de Fransche Kamer zijn Maandag de gruwelen
ter sprake gekomen. De minister van buitenlandsche
zaken verklaarde, dat er bij de slachtingen te Adana
en Mersina wel 2000 ongelukkigen werden gedood.
Vóór ons ligt een beschrijving van een Duitsch in
genieur aan de Bagdad-lijn, die te Bagdtsji, een stad
nabij het hierboven genoemde Adana, ooggetuige van
de vreeselijke gebeurtenis is geweest en slechts met
groote moeite naar Mersina is gevlucht, waar hij in
het ziekenhuis werd opgenomen.
Duizenden van medemenschcn zoo schrijft hij
zijn door het Mohammedaansche gepeupel vermoord.
Vermoord is een zwakke uitdrukking voor de vreeselij
ke "mishandelingen, waaronder de onschuldige Christe
nen in Armenië den dood hebben gevonden. Onwaar
is het, dat de Armeniërs zelf de oorzaak van de slach
tingen zijn geweest. Den 14den April was het te
Bagdtsji nog volmaakt rustig, maar den volgenden
dag kwamen de bergbewoners in de stad. Wij ver
trouwden dit niet en enkelen onzer gingen naar den
knikakam, het hoofd der politie, die hen geruststelde.
Tegen den avond kwam er van hem echter bericht, dat
de toestand zich toch ernstiger deed aanzien, dan hij
aanvankelijk dacht. Den volgenden ochtend hoorden
wij een verschrikkelijk lawaai, de kogels floten ons om
de ooren. Wij vluchtten een huis binnen, men wilde
ons bestormen, maar een voorname Turk beduidde lien
dat wij vreemdelingen en geen Armeniërs waren. Toen
liet men ons ongemoeid, maar buiten werd het beulen
werk voortgezet. Reeds waren de straten bedekt met
lijken van Armeniërs. Plotseling brak er in aile wijken
van de stad brand uit. Dikke vuurzuilen stegen om
hoog en het geschreeuw van ter dood gemartelden
drong tot ons door. Drie menschen werden ter onzer
bescherming gezonden. De militairen moesten, naar
het heette, de orde herstellen, maar in werkelijkheid
maakten zij gemeene zaak met de oproerlingen en zoo
kon het gebeuren, dat in het nabijgelegen Osmanië
geen Armeniër in leven bleef.
's Nachts kwam een Grieksch dokter bij ons, wiens
huis men boven zijn boofd in brand gestoken had. Te
voren was de burgemeester van Djoemar Fakli en Kitz-
latsj met een bewapende bende binnengedrongen. Zij
hadden alle vertrekken doorzocht, om te zien of er ook
Armeniërs waren en gestolen, wat er te stelen viel.
Zij verklaarden bevel gekregen te hebben, de vreemde
lingen te sparen, maar gaven de verzekering, dat zij
ook een ander bevel stipt zouden uitvoeren. De dokter
moest hun vier Armeniërs uitleveren, voor wier leven
hij borggestaan had. Deze menschen werden voor het
huis van den dokter zonder vorm van proces gedood.
De neef van den moefli van Bagdsji, den invloedrijk
sten man van de stad, zocht met een bende den direc
teur van de tabakregie, met wien hij in onmin leefde.
Ze vonden acht Armeniërs, die vreeselijk verminkt
werden en onder afschuwelijke kwellingen stierven.
Intusschen had de telegraaf gewerkt. Ofschoon de
meeste telegrammen over den toestand onderschept
werden, kwam de vertegenwoordiger onzer firma in
Adana, die tien Tsjerkessen zond. Den 20steu April
besloten we te vertrekken, alles achterlatend op de
puinhoopen van Bagdtsji. Drie dagen duurde de rit
naar Adana. Overal zagen we tooneelen van verwoes
ting. Overal, langs den weg en in de velden lagen on
telbare verminkte lijken. In de rivieren Djicham en
Seichoen dreven dozijnen doode Armeniërs naar de zee,
dagelijks nog zagen wij aan het strand bij Mersina de
stomme getuigen van menschelijke dierlijkheid.
Tot zoover dit schrijven.
De laatste berichten uit deze streken doen zien, dat
de Jong-Turken ernstig ernaar streven, om de Ar-
meenscho bevolking veiligheid te geven en de couran
ten melden, dat de nieuwe sultan als khalif een bood
schap zal verzenden waarin den Mohammedanen wordt
bevolen met hun Armeensche broeders in vrede te le
ven. liet zou al te ver gedreven optimisme zijn, indien
men veronderstelde dat dit dadelijk afdoende zou hel
pen, maar het toont in elk geval een goeden wil.
Besloten werd gisteren tot heropening der beraadsla
ging over het artikel betreffende het aanvangen der
vergaderingen (1 uur en Vrijdags 10 uur.)
De heer De Savornin Lohman trekt het artikel in,
om ook de nieuwe Kamer niet te binden, daar het hier
veler particuliere belangen aangaat en men later des-
gewensclit nog nadere bepalingen omtrent het aan
vangsuur kan maken.
Aan de orde was daarna het wetsontwerp tot aan
vulling der Tiendwet, dat zonder stemming wordt
aangenomen.
Aan de orde was het wetsontwerp tot verhooging van
Hoofdstuk IV der Staatsbegrooting voor 1909. (Ver
sterking van gerechten.)
Aangenomen zonder hoofdelijke stemming.
Aan de orde was het wetsontwerp tot wijziging en
verhooging der begrooting van uitgaven van Nederl.
Indië voor 1909. (Diverse onderwerpen.)
De onderafdeeling 43 werd aangenomen met 37 te
gen 24 stemmen.
Daarna was aan de orde de eindstemming over het
voorstel-De Savornin Lohman tot wijziging van het
Reglement yan Orde.
Zonder hoofdelijke stemming werd het voorstel aan
genomen.
De beraadslaging werd voortgezet over de wijziging
der tiendwet, die zonder li. s. wordt aangenomen.
Daarna werd de beraadslaging voortgezet over d
wijziging en verhooging der Indische begrooting. 1909.
het wetsontwerp werd daarna zonder h. s. aangenomen
Verder werd z. h. s. aangenomen: wijziging en aan
vulling van de wet van 25 Mei 1880 (St.bl. Ne. 88) tot
instelling eener Rijkspostspaarbank;
nadere bepalingen omtrent het toezicht en de zorg
over de zaken der Munt;
wijziging en verhooging van hoofdstuk V der Staats
begrooting voor 1909 (Personeel Centraal laboratori
um ten behoeve van het staatstoezicht op de volksge
zondheid).
Aan de orde wasaanvulling hoofdstuk IX der
Staatsbegrooting 1909 (Aankoop van eigendommen
voor uitbreiding gebouwen der Tweede Kamer en van
het departement van oorlog).
Het wetsontwerp werd aangenomen.
Zitting van Dinsdag 18 MM.
Vervolg.)
Schoen en diefstal.
Johannes Theodorus D., sigarenmaker te Amster
dam (thans gedetineerd in het huis van bewaring te
Alkmaar had te Bovenkarspel den 22en April wegge
nomen een paar schoenen, toebehoorende aan Jan
Rood.
Beklaagde bekent het hem ten laste gelegde. Hij lo
geerde bij zijn grootmoeder te Bovenkarspel en sliep in
een bedstede met zijn oom, die een paar nieuwe schoe
nen op de beddeplank had staan. Beklaagde ging er
's morgens om 7 uur mee van door.
Jan Broer, rijksveldwachter te Enkhuizen deelt me
de, dat Jan Rood den 22en April bij hem kwam met de
mededeeling, dat hij een paar schoenen vermiste. In
verband hiermede werd beklaagde door hem aangehou
den en de schoenen in beslag' genomen.
Jan Rood, veidarbeider te Bovenkarspel, oom van
beklaagde, vertelt bij zijn moeder, de wed. Pieter Rood
iu te wonen, 's Avonds den 21en April kwam beklaagde
die daar in de buurt werk zocht, bij zijn grootmoeder
logeeren, zoodat getuige de bedstede, waarin hij op de
beddeplank zijn nieuwe schoenen bewaarde, met be
klaagde moest deelen. Den volgenden Zaterdagavond,
toen getuige zijn schoenen voor den volgenden dag in
orde wilde maken, waren de schoenen verdwenen en bij
onderzoek bleek, dat z'n neef er mee van door was ge
gaan.
De officier van justitie wijst er in zijn requisitoir op
dat beklaagde pas uit de gevangenis was ontslagen en
zich kort daarop weer aan diefstal schuldig maakt. Z.
E. A. eischt een gevangenisstraf van 6 weken.
Mr. A. P. H. de Lange, beklaagde's verdediger acht
beklaagde een zenuwlijder, met wien men medelijden
moet hebben, l it de gevangenis ontslagen en geen
werk kunnende vinden, trekt hij eindelijk, daar zijn
eigen schoenen totaal onbruikbaar waren geworden,
een paar schoenen van een zijner familieleden aan. PI.
vraagt ten spoedigste invrijheidstelling van bekl. en
roept de clementie der rechtbank in.
Wederspannigheid.
illem I)., arbeider te Broek op Langendijk, was
ten laste gelegd, dat hij, toen hij zich met z'n broer
den 19 April op de koemarkt te Alkmaar bevond, die,
dronken zijnde, door de politie werd medegenomen, de
politie-agenten aangreep en sloeg.
Beklaagde zegt de agenten bij ongeluk geraakt te
hebben. Zij bevonden zich in de Magdalenenstraat,
waar zij herrie maakten, zoodat de politie kwam opda
gen en hen vermaande om door te loopen, aan welke
waarschuwing zij evenwel geen gehoor wilden geven.
Daarna oordeelde de politie het noodig beklaagde's
broer mede te nemen. Beklaagde bekent zich hier wel
tegen verzet te hebben, maar de agenten niet te hebben
willen slaan.
Als getuigen werden gehoord de agenten van politie
Wolbertus Johannus Hendrik Feijen en Cornelis Tin
die verklaarden beklaagde en zijn broer dronken te
hebben ontmoet in de Magdalenenstraat. Wegens
orde-verstoring achtten zij het noodig Pieter D. mede
te nemen. Dit was evenwel niet, naar beklaagde's zin,
die zoo optrad, dat een der agenten in het aangezicht
bloedde.
Door den Officier van Justitie wordt wegens weder
spannigheid geëischt een geldboete van 20, subsi
diair 10 dagen hechtenis.
Voor de tweede maal moest Jacobus Ohristiaan R.,
die evenwel niet verschenen was, terechtstaan, thans
wegens mishandeling van een politie-agenl.
Den 7en April wilde de agent van politie te Helder,
Jan Noot, beklaagde, die op straat liedjes stond te
zingen, in gezelschap van zijn vrouw en drie zeer jeug
dige kinderen, en daarvoor geld vroeg, naar het poli
tiebureau overbrengen.
Volgens verklaring van "Noot wilde beklaagde niet
medegaan, duwde getuige tegen den muur en trachtte
hem op den grond te gooien, terwijl hij hem trapte en
sloeg.
Wegens wederspannigheid, lichamelijk letsel ten
gevolge hebbend, eischt de Officier van Justitie be
klaagde's veroordeeling tot 6 weken gevangenisstraf.
Mishandeling.
Ook de volgende beklaagde Gerlof van de H., post
bode te Spanbroek, was niet verschenen. Hij kreeg den
4en April ruzie met Jan Slot in de herberg van Edel
te Spanbroek. Het draaide er op uit dat beklaagde
Slot een slag in het aangezicht toebracht.
Getuige Jan Slot verklaart den 4en April in de bo
vengenoemde herberg te Wognum te zijn geweest,
waar beklaagde met zekeren Appel binnentrad. liet
duurde niet lang of beklaagde begon ruzie te maken
met getuige, waarbij beklaagde met zijn rechterhand
getuige in het gezicht sloeg, zoodat deze dagen lang
pijn heeft gehad.
Klaas van Veen, landbouwer te Hoogkarspel, was
getuige van de woordenwisseling tusschen beklaagde
en Jan Slot. Hij zag dat beklaagde Slot opzettelijk
sloeg.
Ook Willem Blanke te Opmeer bevond zich in de
herberg toen de ruzie plaats vond en beklaagde Slot
een klap in het aangezicht gaf.
De Officier acht het bewijs wettig en overtuigend
bewezen en eischt een geldboete van 20, subsidiair
20 dagen hechtenis.
Diefstal.
Door Jacobus Cornelis de Gr. te Winkel was aldaar
een mestvork weggenomen, die toebehoorde aan Maar-
ijc Kuiper, wed. Honing. Beklaagde, die het hem ten
laste gelegde bekent, deelt mede in Mahrt de vork te
1,ebben weggenomen en hem te hebben verkocht. Het
geld besteedde hij voor zijn huishouding.
De eerste getuige, Aris Knecht, landbouwer te Win
kei, deelt mede, dat beklaagde in Maart bij hem aan
buis is geweest om te vragen of getuige een mestvork
wilde koopen. Getuige zou er drie kwartjes voor ge
ven en beklaagde zou hem van huis halen. Eén kwar
tje kreeg beklaagde, die zeide, dat er thuis gebrek was,
dadelijk en de andere twee, nadat hij de vork gebracht
had.
Pieter Hartman, boerenknecht te Schermer, was bij
de wed. Honing in dienst en werkte met de vork, die
hij dadelijk herkende, toen hem deze door den veld
wachter getoond werd.
Maartje Kuiper, wed. Willem Honing, te Winkel,
weet niet veel van de zaak te vertellen. Ook de vork
kende zij niet.
Door de Officier van Justitie wordt beklaagde aan
geduid als iemand, die nog al eens een borreltje te veel
drinkt. Wegens diefstal eischt Z. E. A. 2 weken ge
vangenisstraf.
Heling.
Barend koopman te Alkmaar, was in verzet ge
komen tegen liet vonnis, waarbij hij den 20sten April
wegens heling tot 0 maanden gevangenisstraf was ver
oordeeld. 1 hans stond beklaagde opnieuw terecht. Men
zal zich herinneren, dat V. van heling was beschuldigd
wegens het koopen van koper, den 27en November, dat
gestolen was door Arie Lover. Beklaagde ontkent ge
weten te hebben, dat het koper op een oneerlijke ma
nier was verkregen. Hij ontving Lover in zijn pakhuis,
waar deze het koper uit twee zakken haalde, die hij
bij zich had. Beklaagde kocht het a 15 ets. per K.G.,
verkocht het in Amsterdam voor 50 a 58 et. per K.G.
Omdat de stukken zoo modderig waren, vroeg bekl.
naar de herkomst ervan, waarop het antwoord was, dat
ze opgevischt waren. Daarna had ten huize van Roos
je Meiboom, bij wie beklaagde en zijn grootvader in
wonen, de betaling plaats. 10 werd dadelijk afbetaald,
later ontving Lover nog J 2.90. In het koopmansre-
gister boekte beklaagde onder uitgaven 12.90. De
naam wist bij niet precies, waarom hij hem 's avonds
weer uitkrabde en den volgenden dag den naam Lover
invulde, nadat zijn knecht Cornelis Ileijn hem dien
1 reeies mededeelde. Ook in het bedrag had beklaagde
geknoeid. Nadat Lover vertrokken was, werd het ko
per gewoon in de bergplaats gezet. Beklaagde ont
kent bij den commissaris van politie gezegd te hebben:
k vermoedde wel dat er een luchtje aan was, daar ik
de stukken ver beneden de waarde kocht."
De eerste getuige, Johannes Dekker, ^koopman te
Alkmaar, verklaart dat in November 1908 Arie Lover
bij hem kwam om koper te koop aan te bieden. Getuige
beweert uit de woorden van Lover niet te hebben kun
nen opmaken, dat de stukken gestolen waren. Beklaag
de, door den president gewezen op het feit, dat hij in
dertijd aan de politie verklaard heeft, wèl te hebben
geweten, dat het koper gestolen was, beweert toen ziek
te zijn geweest en niet te hebben geweten, wat hij zei-
Getuige blijft evenwel, niettegenstaande de ver
klaringen van den inspecteur vqn politie de Wilde en
den rechercheur Fellinga, die beklaagde, die op bed
lag, het verhoor afnamen, volhouden, het niet geweten
te hebben.
Tegen den commissaris van politie heeft getuige ge
zegd hot zaakje niet te vertrouwen, waarom hij V.
waarschuwde, dat er „handel" was. Bij dergelijke gele
genheden valt er een „fooitje" af voor getuige, die dit
maal dan ook een rijksdaalder loon ontving. Over het
register is volgens getuige niet gesproken.
De commissaris van politie, Willem Theodorus van
Griethuijsen verklaart beklaagde gehoord te hebben.
Deze had zich tegen getuige er over uitgelaten, dat
hij, toen hij het koper kocht, wel vermoedde, „dat er
een luchtje aan was." Beklaagde ontkent dit evenwel
beslist. Ook verklaart deze getuige, dat Dekker hem
gezegd had, dat hij zaakjes, die hij niet vertrouwde,
altijd naar V. stuurde.
Arie Lover, los werkman te Alkmaar, deelt mede met
het koper, dat hij zich in November verleden jaar we
derrechtelijk had toegeëigend, naar Dekker te zijn ge
gaan om het te verkoopen. Hij deelde hem mede, dat
het gestolen goed was. Dekker scheen niet veel zin te
hebben om de stukken te koopen, hij ging even weg en
kwam terug met den ouden V., de grootvader van be
klaagde. De oude V. zeide: „Voorloopig zal ik je
10 geven, later als ik het kwijt ben, zullen we wel
verder zien." Later kreeg getuige 2 kwartjes en 4
dubbeltjes, niet 2.90, zooals bekl. beweert.
Ook tegen V. had hij gezegd, dat het ko
per gestolen was. Over het modderig uitzien en het
opvisschen van de stukken is volgens* getuige niet ge
sproken. De stukken waren, toen zij in het water la
gen, in den zak gebleven, konden dus niet modderig
zijn. Getuige beweert gehoord te hebben, dat beklaag
de's grootvader beklaagde opdroeg de stukken te ver
bergen.
Beklaagde had getuige nog toegevoegd: „Als 't
soms uitkomt, zeg dan tegen de politie, dat je me wat
oud ijzer hebt verkocht. Als je weer eens wat hebt,
breng het dan maar hier, dan kun je geld vangen."
Beklaagde ontkent ook dit beslist.
Cornelis Bernardus Elswijk te Alkmaar, die zich in
November in vereeniging met getuige Lover het ljoper
wederrechtelijk had toegeëigend, weet zich ook te her
inneren, dat het koper in de zakken in het water heeft
gelegen en dus niet modderig kon zijn. Verder bleek
uit de verklaringen van dezen getuige, dat de knecht
van V., Cornelis Ileins, was weggestuurd tijdens het
koopen van het koper.
Cornelis Ileijn, lompensorteerder te Alkmaar, ver
telt bij Roosje Meiboom in dienst te zijn geweest. Den
27en November was hij 's avonds vroeger dan anders
weggestuurd door Dekker, die zei„Ga maar weg, do
baas zal het wel goedvinden." Den volgenden morgen
vroeg beklaagde hem hoe den voornaam van Lover
was.
Als getuige a décharge worden gehoord Roosje Mei
boom en Jacobus de Graaf.
Roosje Meiboom, koopvrouw te Alkmaar, weet te
vertellen, dat beklaagde pl. m. 60 voor het koper ont
ving in Amsterdam. Zij heeft beklaagde 2.90 ter
hand gesteld om Lover te geven, die buiten liep, en
zag dat bekl. Lover het geld gaf. Zij herinnert zich,
dat beklaagde den avond na den verkoop heeft zitten
schrijven en radeeren in het register.
Jacobus de Graaf, baggerman te Alkmaar, verklaart
zelf meermalen met opgevischte voorwerpen naar op-
koopers, waaronder ook beklaagde gegaan te zijn. Er
waren wel eens stukken ijzer van 80 a 90 K.G. bij.
De officier van justitie is van meening, dat het ver-
stekvonnis, dat den 20en April gewezen is, een juist
vonnis was.
Dezelfde bewijsmiddelen van toen zijn nu weer te
gebruiken, het opzet van beklaagde om gestolen goed
te koopen is destijds door de rechtbank aannemelijk
verklaard. Beklaagde verzint nu een verhaaltje dat
zeer onaannemelijk is, om het radeeren goed te-praten.
Niet uit overmaat van accuratesse, maar uit knoeie.-
rij is hij 's avonds weer met het register bezig geweest.
Spr. noemt de heele zaak van de V.'s een groote knoei
boel, waar altijd wel gezorgd wordt, dat er nooit twee
personen tegelijk bij het behandelen van een koop zijn.
Z. E. A. vraagt opnieuw 6 maanden gevangenisstraf.
Mr. Prins, verdediger* kan geen geloof hechten aan
de verklaringen van getuige Lover en vindt het niet
aannemelijk dat deze, zooals hij verklaart, overal ver
teld heeft, dat hij de stukken gestolen had. Pl. kan ook
niet aannemen, dat beklaagde expres in het register
zou hebben geknoeid. Hij heeft wel degelijk een enkele
kleine verandering in den naam aangebracht naar aan
leiding van een gesprek met zijn knecht.
Aan de bekentenis, welke beklaagde bij den com
missaris heeft afgelegd, kan pl. geen waarde hechten,
het verhoor n.l. duurde eerst van 46 en van 8ruim
11 uur. Daarna mocht bekl. niet naar huis, maar kon
hij zich weer naar de wachtkamer begeven en daar op
een houten bank bij vol licht slapen. Den volgenden
dag is bekl. eerst 's middags om 3 uur weer gehoord.
ervolgens is het proces-verbaal opgemaakt, dat be
klaagde, die toen op was, maar onderteekend heeft.
Pl. is verder van meening, dat het koper niet zoo
ver beneden de waarde is gekocht, althans niet voor de
opkooperswereld.
Beklaagde heeft den zelfden avond den naam Lover
ingevuld, dus maanden voor den tijd, dat er sprake van
was, dat de zaak voor de rechtbank behandeld zou wor
den. Ware het de bedoeling geweest den naam niet in
het register te zetten, dan was dit toch zeker niet
reeds denzelfden avond geschied, temeer daar het goed
dadelijk naar Amsterdam is gebracht. De prijs was
eenige dagen later veranderd, omdat den verkooper
niet 13, maar 12.90 kreeg.
Tenslotte bestrijdt pl. de meening van den ambte
naar van het O. M., dat de zaak van de V.'s een knoei-
zaak is.