DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Feuilleton. No Honderd en elfde Jaargang WOENSDAG 26 MEI. een ONDERWIJZER, BINNENLAND. AAN MIJ DE WRAKE. 120 1909. Öeze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheeie Rijk f 1,—. /Wonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer Z. K H Prins Hendrik De portretten van Prinses Julian?. Een bijbel voor'prinses Juliana. Bezoek der Eerste Kamerleden aan Friesland. RECHTZAKEN. Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar In arrest Inbrekers. De in Haarlem gearresteerde De K. is vrijgelaten. Deigeheimzinnige persoon. Een botsing. Aan de 5e Gemeenteschool te ALKMAAR (Hoofd de lieer A. WIJK) wordt gevraagd: bevoegd tot liet geven van onderwijs in vak j. De jaarwedde bedraagt 700, die kan stijgen tot 1100. Eventueele vergoeding huishuur 100. Stukken in te zenden aan het Gemeentebestuur vóór 8 Juni a.s. H. M, de Koningin. Gistermorgen heeft II. M. de Koningin wederom een rijtoer in de stad gedaan, overal eerbiedig en harte lijk begroet. Om kwart over elven verliet II. M. 't pa leis aan de achterzijde door de Koninklijke stallen en om twaalf uur precies keerde Zij door den gewonen in gang in het Koordeinde terug, waar toevallig een groot aantal vreemdelingen stonden, die opgetogen waren, de Koningin zoo uitstekend te hebben gezien. Et. M. de Koningin heeft de aubade van het feestcomité 1909 aanvaard. De zang-hulde zal Dinsdag 8 Juni voor H. M. plaats hebben in de Maliebaan, Met den trein van 10.34 kwam onverwacht gisteren Z. K. H. Prins Hendrik te Breda aan, vergezeld van zijn adjudant jhr. Suchtelen van de Haere, benevens den directeur-generaal der afdeeling landbouw van het departement van nijverheid, den heer H. J. Lovink. ITet bezoek, dat streng incognito was, gold het bren gen van een bezoek aan de dennenbosschen in de om streken van Breda. Bij aankomst stond een auto van den heer A. Meeus gereed, welke den hoogen gast onmiddellijk naar de dennenbosschen bracht, alwaar in het middaguur de lunch werd gebruikt. De doop van Prinses Juliana. Ter bijwoning van den plechtigen doop van Prinses .Juliana wojden in de residentie de volgende buiten- landsche vorstelijke personen, tevens verwanten der Koninklijke familie, verwacht de groothertogin-weduwe Marie van Mecklenburg- Schwerin, moeder van den Prins; de vorstin-weduwe van Wied, geboren prinses Marie der Kederlanden; prinses Tekla van Schwarzburg, hertog Johan Al- brecht van Mecklenburg; hertog Adolf van Mecklen burg; de prins en prinses van Erbach en als vertegen woordiger van de groothertogin-weduwe van Baden prins Max van Baden, haar neef. Alle deze vorsten en vorstinnen zullen tegen 3 Juni aankomen en vermoedelijk den 7en weer uit den Haag naar hunne woonplaatsen terugkeeren. Alleen Hertog Johan van Mecklenburg, Regent van Brunswijk, komt reeds den 29en Mei hier ter stede, ter bijwoning van het congres van het internationale Ko loniale Instituut, dat onder voorzitterschap van Z. K. U. Prins Hendrik te 's-Gravenhage gehouden wordt en in welks doel en werkzaamheden de regent groot be lang stelt. De Hertog komt met een gevolg, bestaande uit den grootmeester en hofmaarschalk von Rantzau; den in tendant en president van het Kabinet Schmid en zijn adjudant kapitein baron Bernewitz. Een gedeelte van de vorstelijke familieleden logeert ten koninklijke paleize; de overigen ten paleize van H. M. de Koningin-Moeder. door BAROKES ORCZIJ. Schrijfster van „de Roode Pimpernel." Kaar het Engelsch. 31) Afschuw ut vervloeking, neen, daarvan was geen sprake. Hij had getracht haar verdere vernede ring te besparen, vernedering tegenover zijn moeder, maar er was geen haat of verachting in zijn oogen, toen hij begrepen had, dat zij door een kunstgreep ont maskerd was. Zij staarde maar steeds voor zich uit, zij hoopte niets, zij wanhoopte zelfs niet. Er was niets hoegenaamd in haar geest, niets in hgar ziel, alles was blank als het gelaat van een doode. Langzamer hand zag zij dat zijn krachtige geest den strijd aan bond tegen zijn wanhoop; zijn vingers bewogen zich minder zenuwachtig, de krachtige gestalte begon zich fc verheffen; de herinnering aan andere zaken, aan iUidc re belangen dan zijn eigene begonnen den zwa- ren last van zijn ziel op zijde te zetten. Hij dacht aan de 1 rieventasch, welke de compromitteerende papieren bevatte. Hij begreep niet wat Juliette's beweegrede nen geweest waren om die papieren te verbergen; het onvermijdelijk oogenblik der ontdekking werd er slechts door verschoven. De gedachte dat haar geheeie wezen een verandering had ondergaan, dat zij hem weuschte te redden, kwam zelfs niet bij hem op; had hij er één oogenblik over gedacht, hij zou zulk een denkbeeld verworpen hebben en als overdreven senti mentaliteit beschouwd, als een verwaandheid van een dwaas, die zich zelf als onweerstaanbaar beschouwt. Zijn nederigheid, die een zelfkastijding werd, maak te slechts deze eene gevolgtrekking mogelijk: zij had hem den geheelen tijd door misleid; misleid toen zij hem liefde voor haar deed opvatten; en bovenal mis leid op het oogenblik toen hij zijn hartstochtelijke lief de niet meer kon bedwingen en haar niet alleen zijn Gistermorgen zijn de portretten van Prinses Juliana in den handel gebracht, en het is inderdaad eigenaar dig om te zien, hoe gretig ze in de groote steden ge kocht werden. Drommen mensehen verdrongen zich voor de winkels, waar ze verkrijgbaar zijn. Wat men van den verkoop verwacht, blijkt o.a. hieruit, dat een bekende firma in den Haag gistermorgen telegrafisch van iemand buiten do stad een bestelling van 10.000 portretten ontving. In den fotohandel van Guy de Coral, in de Kal- verstraat te Amsterdam had men gisteren geen handen genoeg, om de vele kooplustigen te bevredigen, die spoedig een der portretten van Prinses Juliana wilden hebben. Stroomen menschen gingen uit en in den win kel en de prentbriefkaarten gingen bij honderdduizen den weg, terwijl de eigenlijke foto's bij duizenden ver kocht werden. De Vereeniging van Christelijke onderwijzers en on derwijzeressen in Kederland zal met goedvinden van II. M. de Koningin, uit naam van haar leden een bijbel aanbieden voor prinses Juliana. Omtrent den eersten dag van den tocht der Eerste Kamerleden door de provincie Friesland, kan vermeld worden, dat de gasten 's morgens uit Leeuwarden ver trokken naar Akkrum, waar de stoomboot „Oostergo" gereed lag. Ka een mooie vaart over het Sneekermeer kwamen de heeren om ongeveer half twaalf te Sneek. Daar trok vooral de Waterpoort de aandacht. Langs de Waterpoortsgracht werd de drukke veemarkt ('t was juist marktdag) bereikt en een kijkje genomen. Van hier ging het langs Stationsweg naar het tramstation, waar te 12 uur de tram naar Bolsward gereed stond. Daar werd een bezoek gebracht aan de zuivelschool. waar met belangstelling kennis werd genomen van ge bouw en onderwijsinrichting. De heeren werden door den directeur ontvangen, die het gezelschap achtereenvolgens leidde door het labo ratorium voor de leerlingen, waarin eenige toestellen voor het onderwijs van melk en zuivel en van hulpstof fen bij de zuivelbereiding zijn opgesteld, door het on derwijslokaal, het privaat laboratorium van den leeraar voor schei- en natuurkunde en de directeurskamer, waar de directeur den bezoekers een programma van het onderwijs aanbood. Het was slechts een kort bezoek, want kwart voor twee gingen de heeren reeds naar de Groote Kerk en een kwartier later naar de Broerekerk. Daarna werd nog even het Stadhuis bezichtigd en toen vertrok het gezelschap naar Harlingen. Vervolg.) Zitting van Dinsdag 25 Mei. De subst.-officier van justitie, mr. Hanegraaff, daarna het woord verkrijgende, wees er op dat er voor het openbaar ministerie drieërlei soort zaken te behan delen zijn. n.L sympathieke, zulke die het O. M. gaarne wil gestraft zien, onverschillige waarbij het O. M. niet uitmaakt of de schuldige gestraft wordt en zulke die het niet dan hoog noodig behandelt, tot deze laatste behoorde de onderhavige. Spr. wijst breedvoerig op den toestand van den be klaagde wiens verleden vlekkeloos was, die als een uitstekend ambtenaar, als een flink burger steeds vereering maar ook zijn liefde getoond had. Bij de bittere herinnering aan dat zalig oogenblik was het voor het eerst dat hij naar haar opzag met een blik van verwijt, een innig droevige blik, zoo teeder en toch zoo troosteloos dat Anne Mie, die den blik op ving, haar hart voelde breken van medelijden. Maar Juliette had dien blik ook opgevangen. De spanning van haar zenuwen scheen plotseling te ver minderen. Alles stond haar eensklaps weder duidelijk voor den geest. Onwillekeurig knielde zij voor hem op den grond neder, het blonde hoofdje gebogen onder den last van haar zoude en schaamte. HOOFDSTUK XVI. Déroulède bewoog zich niet. En toen de zware voetstappen van Merlin en zijn manschappen op het portaal weerklonken, stond zij dadelijk op. Zij had haar schaamte, haar berouw getoond in al ler tegenwoordigheid. Voor het laatst sloeg zij de oogen op tot hem wien zij zoo zulk een ontzettend on heil had toegebracht; en in haar hart riep zij een laatst vaarwel toe aan die groote, machtige, heilige liefde, waaraan hij zich zelve had overgegeven en die zij door haar eigen daad had vernietigd. Zij was bereid boete te doen. Merlin was de kamer reeds binnengetreden. Het langdurig en ijverig onderzoek in het geheeie huis had er zijn humeur en zijn uiterlijk niet op verbeterd. Hij zag er nog onooglijker uit dan zooeven, zijn laag voor hoofd was bijna geheel bedekt met zijn slordig gekamde haien, die hij in zijn boosheid voortdurend vooruit trok. Een blik op zijn gelaat had Juliette reeds medege deeld wat hij weuschte te weten. Hij had haar kamer doorzocht en de stukjes half verbrand papier gevonden, die zij met opzet in den aschpot had laten liggen. Wat hij nu zou doen was de eenige gewichtige vraag die Juliette bezig hield. Zij begreep onmiddeelijk dat stond aangeschreven, doch nu door gedwongen omstan digheden voor de rechtbank was gebracht. Hij vestigde er de aandacht op dat er te Egmond aan Zee een partij tegen beklaagde is, die hem niet wil dulden en die alles doet om hem uit zijn betrekking ontslagen te krijgen. Spr. zal gerugstaafd door Gedeputeerde Staten der Rechtbank niet voordragen beklaagde uit zijne be trekking te ontzetten. Gedeputeerde Staten hadden immers zijn administratie in al haar finesses onder zocht en geen genoegzame reden gevonden hem te schorsen en hem voor ontslag aan H. M. de Koningin voor te dragen. Beklaagde heeft de tekorten aangevuld en de ge meente-administratie staat nu weer op goede pooten die, zoo hij hoopte, niet weer aan het wankelen zullen gaan. Beklaagde zal worden ten laste gelegd valschheid in geschrifte, hij erkende dit ook gepleegd te hebben; de ze handeling moet gestraft worden, daar zij nadeel voor de gem. heeft kunnen tengevolge gehad hebben, b v. bij dood, doch niet alleen heeft kunnenjiebben, maar ook gehad heeft, het betalen van de mandaten had de noodzakelijkheid ten gevolge dat geld van den bankier eerder moest worden opgevraagd dan wanneer die man daten niet betaald hadden moeten worden en daardoor had de gemeente een renteverlies geleden. Een voorbeeld nemende aan de rechtbank te Roer mond, die een vrijwel dergelijk geval voor eenige jaren behandelde, eischte hij een gevangenisstraf van één maand. De heer mr. F. H. G. van der Hoeven als verdediger van beklaagde optredende, zegt dat het hem genoegen doet te vernemen dat bij het openbaar ministerie en hem geen verschil bestaat omtrent de feiten. Hij ook wijst op het leven van beklaagde, op zijn werken, waaruit niets dan lof spreekt. Doordat de gemeente Egmond-binnen zoo arm was, meest beklaagde nog 1550 aan tractement van haar ontvangen, hij kon die gemeente niet dagvaarden, maar kon ook het geld zeer goed gebruiken, ook van de ge meente Egmond aan Zee had hij nog pl. m. 200 te vorderen. Ku is beklaagde op een zeer onverstandige en onoor deelkundige wijze gaan financieren ten einde de zaak na een paar jaren met die gemeenten geheel financiëel afgerekend te hebben; hij deed'dit op de manier zooals uit de behandeling van het eerste mandaat voldoende blijkt. Spr. bracht nog in herinnering de groote werkkrach ten van den beklaagde die vooral uitkwamen toen hij burgemeester van Egmond aan Zee werd waarbij hij een chaos in de administratie vond. Ten opzichte van het recht, zoo vervolgde spr., ben ik geheel in strijd met het O. M. daar de vraag in hoe verre of uit de valschheid in geschrifte schade kon voortvloeien, door hem anders wordt opgevat dan door het O. M. Bij het eindigen der valschheid had het stuk niets geen waarde, het was geen authentiek stuk, het had niet de minste bewijskracht, die kreeg het eerst nadat ook de wethouder het mandaat had geteekend, het man daat, alleen voorzien van de handteekening van den burgemeester is totaal waardeloos, de waarde kreeg het mandaat pas na de handteekening van den wethouder, de handeling van den burgemeester op dat mandaat heeft dus niet de minste invloed gehad. Spr. haalde arresten aan van den Hoogen Raad, van de Rechtbanken te 's Bosch en Haarlem, die zijne mee ning bevestigden. Alhoewel het spreker leed doet dat het burgemeester zij gearresteerd en veroordeeld zou worden. De blik van spottende verachting die Merlin haar toewierp toen hij in de kamer kwam, was voldoende om haar dit duidelijk te maken. Déroulède had een gevoel van groote verlichting, toen de mannen terugkeerden. De spanning was hem onvei'dragelij k geworden. Toen hij zijn onttroonde madonno vernederd aan zijn voeten zag neerknielen, bloedde zijn hart en het deed hem lichamelijk pijn. En toch kon hij niet naar haar toegaan. Zijn harts tochtelijke mannelijke natuur voelde een zekere vreug de haar daar te zien liggen. Zij was nu niet langer boven hem verheven, zij was niet langer een engel, maar een mensch. Over zijn eigen gevaar dacht hij op 't oogenblik niet. Merlin zou de brieventasch zeker vinden. Waar hij gebleven was zou hij niet kunnen zeggen; misschien had Juliette hem zelf wel aan de soldaten overhandigd. Zij had hem misschien maar voor enkele oogenblikken verstopt, een plotselinge in val misschien, maar ze was natuurlijk bang dat Mer lin haar beschuldigen zou wanneer hij hem bij haar ontdekte. N u herinnerde hij zich al de kleine toespelingen van den Terrorist tegenover Juliette, gedurende het onderzoek in zijn studeerkamer. Hij had' die tot nu toe beschouwd als een laaghartige poging om haar te beleedigen en het had hem de grootste inspanning ge kost den verachtelijken man, die het waagde zijn ma donna te beleedigen, geen bestraffing toe te dienen. Maar nu had hij alles begrepen en hij schaamde zich over hetgeen hij had bijgewoond. Ja, de komst van Merlin en zijn manschappen, de tegenwoordigheid van die ontaarde wezens, was hem welkom op dat oogenblik. Hij zou wenschen dat de geheeie wereld, het heelal en zijn geheeie bevolking zicli plaatste tusschen hem en zijn gevallen afgod. Tegenover hem behield Merlin nog steeds dezelfde houding van nederbuigende spot. Er was zelfs iets van slaafsohe onderworpenheid waar te nemen op het lee- li.jke^gelaat toen do Volksvertegenwoordiger den po- pulairen Burger-Afgevaardigde naderde. „Burger-Afgevaardigde", zeide hij, „ik heb u een Pranger is, die in deze zaak is betrokken, doet het hem genoegen te kunnen aantoonen dat burgemeester Pran ger geen valschheid in geschrifte pleegde en requireer- de daarom tot ontslag van rechtvervolging, subsidiair vrijspraak. N'adat mr. Hanegraaf een korte dupliek had gege ven op het pleidooi handhaafde hij ten slotte zijn eiseh, waarna mr. van van der Hoeven het zooeven door hem gesprokene releveerde. Uitspraak over 14 dagen. GEMENGD NIEUWS. Als verdacht van medeplichtigheid aan de jongste inbraken men vertelt zelfs, dat ze de inbrekers zijn werden Maandag twee miliciens van het pantserfort in arrest genomen, die klaarblijkelijk behoorden tot de Haarlemsche inbrekersbende. Gered. De Zondagmorgen van Vlissingen vertrokken dag mailboot „Engeland" zag kort voor aankomst te Queenboro, dat een bootje ronddreef, waaruit door en kele personen met verschillende gebaren om hulp werd verzocht. De mailboot zette koers derwaarts en het bleek, dat daar een zeiljachtje hulpeloos ronddreef, waarin twee personen waren. Dezen verkeerden in ha- chelijken toestand, daar zij des morgens van Southend waren uitgezeil en 't zeil door een plotseling opkomen de windvlaag was stukgeslagen. Het ranke vaartuigje was reeds gedeeltelijk overvuld, zoodat de twee opva renden half in het water zaten. De mailboot nam de twee personen op en ook het jachtje werd aan boord genomen, waarna de uitgeputte sportmen te Queenboro aan land werden gezet en per trein de reis naar Londen voortzetten. De man, die op zoo'n zonderlinge manier Zaterdag avond bij den heer Sanders, in de Jan Luykenstraat te Amsterdam binnendrong, heeft de justitie verzekerd dat het hem om een grap te doen was, hij wilde wel eens zien hoe de politie bij zulk een gelegenheid kan optreden. Hij beweerde geen kwaad in zijn schild te voeren. Hoe dit alles zij', 't is en blijft een allerzonderlingste historie, dat een man op zulk een wijze „voor de grap" bij voor hem geheel onbekende personen, die in geen enkel opzicht met hem in relatie staan, binnendringt. De politie denkt öf aan een „grap" of aan een slecht uitgevoerd misdadig voornemen. Er waren echter geen genoegzame termen de man in arrest te houden, zoodat de justitie hem weer op vrije voeten heeft gesteld. Op den Utrechtschen weg te De Bilt nabij villa C'har- lise had Maandagmiddag te ongeveer half twee een vrij ernstig ongeluk plaats. Een viertal dames, allen ge zeten op een rijwiel, reden in de richting Utrecht en ontmoetten een drietal motorwielrijders, waarvan een met aanspanwagen. Een der wielrijdsters, mej. S., woonachtig te Utrecht, werd door een motorrijwiel aan gereden. Zij viel met het hoofd op de straat en bleef daar bewusteloos en bloedend liggen. In dien toestand werd zij binnengedragen in genoemde Charlise door een zoon der bewoonster en door den motorwielrijder. Een der omstanders maakte van deze gelegenheid ge bruik om de nummers der motorrijwielen te noteeren. De toestand van den patiënt, welke den geheelen mid dag bewusteloos bleef, liet in den avond nog niet toe haar te vervoeren. welkome tijding te brengen; wij hebben niets gevonden dat ook maar eenigszins een verdenking zou kunnen werpen op uw trouw tegenover de Republiek. Ik heb echter bevel gekregen u voor het Comité du Salut Pu blic te brengen, onverschillig of ik bewijzen tegen u vond, ja of neen. Ik heb niets gevonden." Hij keek Déroulède scherp aan, hopende ter elfder ure een blik op te vangen of een teeken, dat hem de bewijzen die hij zocht in handen zou geven. Een zucht van verlichting, een blik van vreugde, wat dan ook, zou voldoende zijn op dit oogenblik om hem en het Co mité te overtuigen dat de Burger-Afgevaardigde wèl schuldig was. Maar Déroulède's gelaat was onvermurwbaar. Hij had zich zelf voldoende in zijn macht om noch verba zing noch blijdschap te toonen. En toch gevoelde hij het een zoowel als het ander blijdschap, niet over zijn eigen redding, maar voor zijn moeder en Anne Mie, die hij onmiddellijk het land zou uitzenden, bui ten ieder gevaar. En ook voor haar, de gast in zijn huis, Juliette Marny, die, wat zij ook tegen hem had misdaan, uog steeds aanspraak had op zijn bescher ming. Zijn gevoel van verbazing was niet minder groot. Merlin had de portefeuille niet gevonden. Ju liette had zeker plotseling berouw gevoeld over haar daad en het was haar gelukt hem te verbergen. Die zaak was hem eigenlijk onverschillig geworden. Het was even kwetsend en onaangenaam voor hem zijne veroordeeling of zijn redding aan haar te danken te hebben. Hij kuste zijn moeder hartelijk, nam afscheid van haar en drukte Anne Mie's bescheiden klein handje teeder in de zijne. Hij deed alles wat hij kon om haar gerust te stellen, maar durfde niets zeggen in tegen woordigheid van Merlin, van zijn plannen om de da mes in veiligheid te brengen. Daarna was hij bereid de soldaten te volgen. Toen hij Juliette passeerde, maakte hij een buiging en fluisterde bijna onhoorbaar: „Vaarwel!" Zij had hem verstaan, maar gaf geen antwoord. Haar blik alleen beantwoordde zijn eeuwig vaarwel. Wordt vervolg i.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1