DAGBLAD VOOR ALKMAAR OMSTREKEN.
Gebouw „Diligentia".
ALKMAAR.
ALKMAAR.
Honderd en elfde |aargang.
1909.
ZATERDAG
5 JUNI.
Plaatselijke belastingen.
een ONDERWIJZER,
een Onderwijzeres,
Oom Bogus.
een reusachtig groote partij
Tegen ELK AANNEMELIJK BOD zullen ÜITVEBK00PEN.
Heeren- en Jongeheeren Demi-Saisons
ENTREE VRIJ. -qp| De Kooplieden
No. 128.
mt „DILIGENTIA" TE ALKMAAR. ~fN|
H. KOSTER ft Co.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
■t\U aar plaatsruimte.
Br n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
RMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
primitief kohier van den hoofdelijken
omslag, dienst 1909,
Herhalingsoefeningen.
Wij hebben de eer U kennis te geven, dat wij ook NU WEER in de gelegenheid waren
om van een ZEER GROOTE FIRMA IN HOLLAND over te nemen
die wij in het Gebouw
99
De voorraad goederen, welke wij SPOTGOEDKOOP kunnen opruimen, bestaat uit eene
sorteering IIEEREN-COLBERTSJAQUETS- en GEKLEEDE COSTUMES,
KJNDEKCOSTUMESPANTALONS, ENGELSCH LEDER, MANCHESTER
en IIETSBROEKEN.
AUe goederen zijn van PRIMA QUALITEIT en UITSTEKEND BEWERKT (gelijkstaande
Werklieden en gij allendie voor weinigzelfs zeer weinig geld een nieuw kleedingstuk
van goede quabteit wilt aanschaffen, spoedt u naar het gebouw
De verkoop duurt slechts 14 dagen, beslist geen dag langer en
7 JULI des morgens 8 uur tot en met Zondag 20 JUNI 's middags ten 1
Wij laten hier slechts enkele prijzen volgen
IIEEREN COLDER l COSTI MES, nieuwste dessins, hoogst élégant, gewone
HEEREN COLBERT COSTUMES, zeer elegant en solide, model 1909
HEEREN COLBERT COSTUMES, fantasie bruin en grijs
11 LEKEN OLDER I )S I UMES, zwart laken, drapé en fijn kamgaren
IIEEREN COLBERT COSTUMES, Covercoat, zeer élégant
IIEEREN COLBERT COSTUMES, niewste dessins met prima verschotten
HEEREN COLBERT COSTUMES, blauw laken en diagonaal
IIEEREN COLBERT COSTUMES, zwart diagonaal, satin en kamgaren
IIEEREN COLBERT COSTUMES, fantaisie (gestreept en geruit)
HEEREN OLBER T COSTL MES, moderne dessjns, prima kwaliteit
HEEREN COLBERT COSTL MES, élegante dessins, prachtige coupe
II LEREN COLBERT COSTUMES, in keurig nette dessins
HEEREN COLBERT COSTUMES,
HEEREN COLBERT COSTUMES,
JAQI ETS en GEKLEEDE COSTUMES in lijn zwart drapé en satin
JAQUETS en GEKLEEDE COSTUMES
JAQUETS en GEKLEEDE COSTUMES, zwart diagonaal, kamgaren
JONGEHEEREN COSTUMES, nu f 2.—, 2.25, 2.60, 2.85, 3.—. 3.25, 4.-
KINDERPAKJES nu 0.90, 1.15, 1.35, 1.70, 2.05 enz. enz.
PANTALONS 60, 70, 80, 90 cent, f 1.10, 1.35, 1.75, 2.05, 3.— enz. enz.
ENKELE VESTEN vanal 20 cent.
reeds vanaf f 2.—, 2.50, 2.90, 3.15, 3.60, 4.15, 6.- 7.75, 8.90 enz.
Bef lokaal is van des morgens 8 uur tot 's avonds 9 unr geopend. Zaterdagsavonds tot 10 nar.
ALLES MOET WEG ALLES MOET WEG.
wel vanaf MAANDAG
uur.
prijs f38.— nuf 15.25
- 34.nu - 14.
-30.nu-13.
- 28.nu -12.50
-22.—nu-10.75
-19.—nu- 8.75
- 22.nu -11.—
-18.nu-8.25
-15.—nu-7.10
-13.50 nu - 6.30
-12.—nu-5.50
- 10.— nu - 5.—
- 9.nu - 4.25
- 8.—nu-3.50
-38.nu 16.
- 22.— nu 10.—
- 20.nu 8.
-, enz, enz.
ALKMAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brongen ter algemeene kennis, (lat het
door den Gemeenteraad vastgesteld den 13en Mei 1.1.,
on door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd den 26en
Mei d.a.v., heden aan den Gemeente-Ontvanger ter in
vordering is uitgereikt en gedurende vijf maanden op
de Secretarie in afschrift voor een ieder ter lezing is
ncdergelegd.
Bezwaren tegen den aanslag kunnen op ongezegeld
papier worden ingediend binnen drie maanden na den
dag der uitreiking van de aanslagbiljetten.
Alkmaar, 28 Mei 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
JAN DE WIT Dz.,Voorz., lo. B.
DONATH, Secretaris.
Aan de 5e Gemeenteschool te ALKMAAR (Hoofd
do heer A. WIJN) wordt gevraagd:
bevoegd tot het geven van onderwijs in vak j.
De jaarwedde bedraagt 700, die kan stijgen tot
1100. Eventueele vergoeding huishuur 100.
Stukken in te zenden aan het Gemeentebestuur vóór
8 Juni a.s.
Aan de Meisjesschool te Alkmaar (Hoofd mej. J. II.
Pruim) wordt gevraagd
be voegd tot het geven van onderwijs in de vakken j en
k, benevens in de Fransche taal.
De jaarwedde bedraagt 825, die kan stijgen tot
1125 wegens periodieke verhoogingen. Voor hoofd
akte bovendien 100.
Stukken in te zenden aan het Gemeentebestuur vóór
13 Juni a. s.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens hekomen aanschrijving, de onder
staande hier wonende verlofgangers, om zich, ter bij
woning der herhalingsoefeningen, bij hun korps te
vervoegen als volgt
2o Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1906, gar
nizoen Amsterdam: 21 Juni 1909: PIETER CORNE
LLS VIS, PAUL LEONARD VAN ERKEL, AUGUS-
T1NUS BERNARDUS MARIE SCHOUTEN.
Ie Regiment Veld-Artillerie, lichting 1904, garni
zoen Utrecht: 22 Juni 1909: ADRIAAN KLEVER
LAAN.
2e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1902, gar
nizoen Naarden: 28 Juni 1909: PIETER JOHAN
NES VAN WIJNGAARDEN.
Regiment Genietroepen, lichting 1904, legerplaats
bij Zeist: 12 Juli 1909: JOHANNES MARTINUS
IIUIBERTS, CARL GOTTFRIED HAMMERED.
Korps rantserfort-Artillerie, lichting 1902, garni
zoen Helder: 19 Juli 1909: TITEODORUS GERAR-
DUS BUIJSMAN, JOHANNES FREDERIKUS
DEKKER, EVERT JOHANNES PORICK, LAM-
BERTUS VAN ERKELENS, PETRUS HULS
KAMP, ALBERTUS JOHANNES DEKKER.
Korps TORPEDISTEN, lichting 1907, garnizoen
Helder: 26 Juli 1909: ANTHONIUS KOK.
Den verlofgangers wordt hierbij gewezen op de na
volgende bepalingen:
lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de
plaats van opkomst, zich op den dag voor de op
komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij
het korps moeten aanmelden;
2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig binnen
20 K.M. van de plaats van opkomst, op den dag
voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur voor
middag bij het korps aanwezig moeten zijn;
3o. dat de overige miliciens-verlofgangers voor zooveel
zij binnen het Rijk gevestigd zijn, zich op den dag
voor de opkomst bepaald, met het eerst vertrekken
de openbaar middel van versneld vervoer van hun
ne woonplaats of naaste station naar de plaats
van opkomst moeten begeven, en voor zooveel zij
buiten het Rijk gevestigd zijn, zich op dien dag
vóór 4 uur namiddags bij hun korps moeten aan
melden.
Voor zooveel miliciens door ziekte of om eene andere
reden niet tot den werkelijken dienst kunnen overgaan,
worden zij verzocht daarvan, vóór het tijdstip voor de
opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie mededeeling
te doen.
De Burgemeester voornoemd,
JAN DE WIT Dz., lo. Burg.
Alkmaar, 2 Juni 1909.
Eens woonde te Londen, zoo omstreeks de regeering
van koningin Elisabeth, een geleerd man.
Hij heette eigenlijk Bog, maar in de wandeling werd
hij Bogus genoemd. Hij was zelfs min of meer be
roemd, want hij had een geleerd stuk .geschreven, dat
hij, omdat het over menschelijke wdalingen handelde,
dan ook maar „Menschelijke Dwalingen" had betiteld.
N iemand had het ooit geleven. Maar men wist, dat
ge-
het bestond in manuscript en dat het heel
leerd was.
Vijf en twintig jaar lang had Bogus er aan gewerkt.
Hij had echter niet kunnen besluiten, het in het licht
te geven. Hij was er nog steeds over nadenkende,
steeds het bijwerkende. Inmiddels was het onder zijn
ijverige geleerde vingeren aangegroeid tot een stan
daardwerk, dat op de onderste plank van zijn boeken
kast niet minder dan tien in-folio deelen in beslag
nam.
Deel I behandelde de dwaling van geboren te wor
den, welke bijgevolg de aanleiding en de grondslag
was van alle andere dwalingen.
In de deelen IIX werden achtereenvolgens bespro
ken:
de dwalingen der kleine kinderen,
jongelingen en jonge meisjes,
menschen op rijpen leeftijd,
grijsaards van beider kunne en die
van de verschillende beroepsmenschen, zooals staats
lieden, kappers, kooplui, soldaten, koks, schrijvers en
geestelijken.
De laatste deelen, die nog niet geheel voor de pers
geschikt waren, bevatten de dwalingen van den repu-
blikeinsclien regeeringsvonn, die het natuurlijk gevolg
zijn der individueele en der beroepsdwalingen. En
zóó merkwaardig en gedrongen was de aaneenschake
ling der gedachten in dit schoone werk, dat men met
den besten wil der wereld niet ééne enkele bladzijde
kon overslaan, zonder voor goed den draad te verlie
zen. De bewijsvoeringen kwamen de eene uit de an
dere voort en de allerlaatste toonde klinkklaar aan,
dat het kwaad bij slot van rekening de quintessens is
van het menschelijk leven en dat men met wiskunstige
zekerheid kan beweren, hoe, zoo het leven eene hoe
veelheid is, er evenveel kwaad als leven op aarde wordt
gevonden.
Bogus had*zich dat spreekt behoed voor de
dwaling van te trouwen. Ilij woonde moederzalig al
leen in zijn huisje onder de verzorging van eene oude
meid-huishoudster, die den naam droeg van Kate, een
verkorting van Cathariua, doch die door den geleerde
nooit anders genoemd werd dan Clausentina.
De zuster van den wijsgeer, minder ontevreden met
de dingen dezer wereld, was van de eene dwaling in
de andere vervallen. Eerstens was zij verliefd ge
raakt op een lakenkoopman, vervolgens had zij dezen
lakenkoopman getrouwd en eindelijk had ze een doch
tertje ter wereld gebracht, dat Jessy heette.
Hare laatste dwaling was geweest te sterven na een
gelukkige echtverbintenis van tien jaar en bijgevolg
den dood te veroorzaken van haar man, die haar niet
kon overleven. Bogus had toen de zwakheid begaan,
zich het weesje aan te trekken, half uit medelijden,
half in de hoop, dat het kind hem een duidelijk bewijs
zou geven van de kinderlijke dwalingen.
Het nieiske was toen zes jaar oud. De eerste acht
dagen die ze bij haar oom doorbracht, deed ze niet
veel meer dan schreien en het was onmogelijk een
woord uit haar te krijgen.
Maar aan den morgen van den negenden dag zeide
ze tot Bog:
„Oom, ik heb mama weergezien; ze was heelemaal
in het wit en ze had bloemen in een plooi van haar ja
pon. Ze strooide die op mijn bed, maar toen ik van
morgen wakker werd, waren ze weg. Toe, geef ze me
terug, oom, die bloemen van mama."
Bogus schreef terstond deze dwaling op, maar hij
moest erkennen in den commentaar, dien hij er op le
verde, dat het eene onschuldige dwaling was en zelfs
eene dwaling, die hare bekoorlijkheid had.
Eenigen tijd later zeide Jessy tot haar oom:
„Oom Bogus, je bent wel oud en wel leelijk, maar ik
houd toch van je en je moet ook van mij houden."
Bogus nam dè pen op, maar daar hij erkennen moest
dat hij inderdaad niet jong meer was en nooit voor
mooi was doorgegaan, schreef hij de woorden van het
kind niet neder, maar vroeg:
„En waarom moet ik van je houden, Jessy?"
„Wel, omdat ik klein ben."
„Zou het waar zijn, zoo vroeg Bog zich af, zou
waar zijn, dat men van de kinderen moet houden,
dat ze klein zijn? 't Is best mogelijk, want het is een
feit, dat ze heel veel behoefte aan liefde hebben. Wat
zouden ze moeten beginnen, zoo de groote menschen
hen niet liefhadden Op deze wijze zou de algemeen
verspreide dwaling der moeders kunnen verontschul
digd worden, die aan hare kinderen haar melk en hare
liefde geven. Het hoofdstuk in mijne verhandeling
over moederliefde moet ik dus nog eens ouden- handen
nemen."
Op den morgen van zijn verjaardag was de goede
geleerde zeer verwonderd, toen hij zijn studeerkamer
binnenkwam en er een vaas met frissche bloemen zag.
waarvan de geur hem recht aangenaam aandeed. Ee-
nigo mooie rozen, zachtkens door het zonnelicht ge
streeld, spreidden er hare teedere kleuren (en toon en
gaven een andere tint, aan het grauwe studeervertrek.
Er rustte, om zoo te zeggen, een glimlach op alle voor
werpen. De oude leuningstoel, de tafel van note-
boomhout, de rimpelige ruggen van de deftige foli
anten, alles scheen eene verandering te bobben onder
gaan en de oude geleerde, verdroogd als de perkamen
ten classici, kon niet nalaten te glimlachen, te glim
lachen van innerlijk genoegen.
Jessy omhelsde hem en zeide:
„Kijk eens, oom, nu hebben wij hier alles bij elkaar.
Hier is de hemel (en ze wees met haar fijne vingertjes
naar de in lood gevatte ruitjes, waar doorheen men de
zachte, blauwe lucht gewaar werd) en hier heb je de
aarde, de aarde in bloei en ze keek naar het bou-
quetje en daar beneden, waar die deftige, dikke
boeken staan, dat is de hel."
Die deftige, dikke boekeu waren toevallig juist de
tien deelen der menschelijke dwalingen, die rug aan
liet
om-
rug gerangschikt stonden onder in de boekenkast. De-
zo dwaling van Jessy herinnerde oom Bogus aan zijne
verhandeling, die hij sedert eenigen tijd verwaarloosde
om met zijn kleine nichtje te gaan wandelen. Het
meisje ontdekte op die tochtjes honderdduizend klei
nigheden, die voor haar even nieuw waren als voor
oom Bogus, want voordat deze het kind zijner zuster
bij zich had genomen, had hij zich niet dikwijls aan
wandelen bezondigd. Gelukkig bracht de kleine hem
nu door hare opmerking weer tot zijn plicht terug.
Hij opende zijne dikke folianten weer, maar. hoe
het kwam, wist hij niet, hij gevoelde er zich niet meer
ill thuis. Hij vond er noch Jessy, noch hare bloemen.
Gelukkig kwam de wijsbegeerte hem te hulp door
hem de volgende gedachte aan de hand te doen: „Jessy
is eigenlijk tot niets nut."
Hij klampte zich aan deze gedachte vast, want hij
begreep, dat hij haar noodig had, om zijn werk ten
einde te brengen.
Op een goeden morgen, toen hij daarover juist ernstig
nadacht, vond hij Jessy in zijn studeerkamer zitten
voor het venster, waar de bloemen gestaan hadden. Zij
was bezig een draad in een naald te steken. Hij vroeg
haar, wat ze daarmede doen wilde.
„Maar weet je dan niet, oom Bog, dat de zwaluwen
vertrokken zijn?"
Bogus wist er inderdaad niets van, want dat had hij
nooit bij Plinius of Herodotus gelezen.
„Kate," zoo ging Jessy voort, „Kate zeide mij giste
ren.
Kate! riep Bogus uit, hemel! zoo noemt het kind
de eerbiedwaardige Clausentina
Kate zei mij gisterende zwaluwen, zijn van
't jaar veel vroeger dan gewoonlijk weggetrokken en
dat voorspelt een vroegen en strengen winter. Dat
zei Kate. En nu heb ik vannacht mama weergezien;
ze was weer heelemaal in 't wit en ze had een licht
glans om haar hoofd, maar ze had geen bloemen zooals
den vorigen keer. Maar ze heeft me gezegd: „Jessy,
je moet de oude pelsjas van oom Bog uit de ldeerkast
halen en die in orde maken als ze kapot is." Toen ik
wakker werd, ben ik er dadelijk naar gaan kijken en
omdat ze overal gescheurd is, wil ik haar nu gaan her
stellen."
De winter kwam en was gelijk de zwaluwen voorspeld
hadden. Borgus zat in zijn pelsmantel gedoken en
warmde zijn voeten bij den haard, terwijl hij zijne ver
handeling hier en daar wat veranderde. Maar zoo
vaak hij zijn nieuwe ervaringen met de theorie van het
kwaad en der menschelijke dwalingen wilde verzoenen,
kwam Jessy zijn gedachtengang storen, door hem een
kruik warm bier te brengen of met hare schalksche
oogen en lieven glimlach een levend protest in te die
nen tegen de pessimistische ideeën van den geleerde.
Toen de zomer kwam, gingen oom en nichtje te za-
men wandelingen doen buiten dë stad. Jessy bracht
daarvan allerlei bloemen en planten mede terug. Oom
Bogus zeide haar den naam van alles wat ze plukte
en des avonds rangschikte Jessy ze zorgvuldig. Het
meisje gaf op die wandelingen blijk van lieflijk ge
moed en oen frisschen geest. Eens op een avond, toen
ze op tafel al de planten had uitgestald, die ze over
dag had geplukt, zeide ze eensklaps tot Bogus
„Oom Bog, ik ken nu zoowat alle planten, die je me
ren- en KiÉï-CÉctiö
99
lilt;L lVidelLVVCiiy