DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Feuilleton. No. 131. Honderd en elfde jaargang 190Q. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon» en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1, r Wonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone adverteniiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. WOENSDAG 8 JUNI. De wepkieziürage?!* A\N Mij DE WRAKE. Rede-Van Kuykliof. Telefoonnummer ALKMAARSCHE CODRANT. We moeten heden nog even het lijstje van stemmin gen voortzetten. Met de vrijzinnig-democraten stemde de lieer van Foreest tegen het militiewetje voor de 2200 man voor het aanvullend gedeelte. In afwijking van de vrijz.-dem. stemde hij voor de militiewet Sabron óm den diensttijd van het blijvend gedeelte van 121/;, op 10'/2 maand terug te brengen, met besparing per jaar van 400.000 ii 500.000 (aangenomen met 63 tegen 12 stemmen). Voor het amendement Terlaan (om den diensttijd van 81/2 maand niet tot 9 te maken, zooals in de prac- tijk gedaan werd) stemde hij met de vrijzinnig-demo craten evenzoo ten aanzien van een amendement-Ter laan om het blijvend gedeelte der Militiewet af te schaffen. Tegen het amendement Terlaan om nom- merverwisseling tegen geld te schrappen (verworpen met 51 tegen 28 stemmen, de vrijz.-dem. stemden vóór.) Voor het amendement Terlaan om de 3e herhalings oefening te doen vervallen uit de Militiewet-Sabron (verworpen met 58 tegen 23 stemmen). Vóór het amendement-Marchant om art. 15 der ma- rinebegrooting te verminderen met 680.465, om den bouw van een nieuw oorlogsschip van (i millioen te verminderen. Tegen "de marinebegrooting met haar duur oorlogsschip en het beleid van minister Cohen Stuart (evenals de vrijz.-dem.). Voor het amendement Ketelaar op het onderwijswetje-Rink om vóór 1 Ja nuari 1909 de jaarwedden te doen herzien (evenals de vrijz.-dem.). Tegen de motie-Bos tot. exploitatie van spoorwegen (verwerpen met 46 tegen 39 stemmen. Te gen het ontwerp om voor 400.000 mede te doen aan de wereldtentoonstelling in 1910 (evenals de vrijz.- dem.). Vóór het amendement-Schaper om voor Ned. door BARONES ORCZIJ. Schrijfster van „de Roode Pimpernel." Naar het Engelsch. 42; Nogmaals was het of Sir Percy iets van groot ge wicht aan zijn vriend wilde mededeelen; nogmaals hield hij de woorden in. Roode Pimpernel was in de eerste plaats een voorzichtig en practisch man, een man van daad en niet een spontaan man. De schitte rende oogen van zijn vriend, zijn zenuwachtige, koorts achtige bewegingen, deden niet vermoeden dat hij op dat oogenblik vertrouwbaar was; men moest hem geen plannen mededeelen waarvan zoo oneindig veel af hing en waarvan het succes zoo onzeker was. Daarom glimlachte Sir Percy slechts en zeide bedaard „Nu, ik zal mijn best doen." HOOFDSTUK XXIII. In de Rechtzaal. Het was een buitengewoon drukke dag geweest. rn acht uren waren vijf en dertig gevangenen voor de rechtbank van het Comité du Salut Public ver schenen dus meer dan vier per uur; twaalf en een halve minuut om een menschelijk wezen, gezond en vol levenskracht, te veroordèelen het groote raadsel op te lossen van hetgeen er aan gene zijde van de wate ren der Styx te vinden zal wezen. En. Burger-Afgevaardige Foucquier-Tinville, de Officier van Justitie, had zich zelf overtroffen. Hij scheen onvermoeid te wezen. Al die vijf en dertig gevangenen waren beschuldigd van verraad tegen de Republiek, van samenzwering met de vijanden der Republiek en de onwederlegbare bewijzen van bun schuld waren het Comité ter hand Tudië de gelden af te nemen voor die tentoonstelling (de heer v. Foreest was de eenige oud-liberaal). Tegen de tienuren-moties (in afwijking van de vrijz.-dem.) Tegen het ontwerp tot het verleenen van een voor schot van J 8.000.000 voor een stoomvaartverbinding tusschen Nederland en Brazilië en Argentinië (even als de vrijz.-dem.) Ziehier enkele grepen uit de lijst, ter herinnering aai? de stemmingen, in den loop van vier jaren in ons blad vermeld. Luisteren we thans even naar den afgevaardigde, terwijl in behandeling is de verhooging van hoofdstuk TX (Waterstaat) voor het jaar 1906 om aan een com binatie van Engelsche heeren een subsidie van twee honderd-vijftigduizend gulden toe te staan tot het? herstellen van een spoorwegdijk in den Eersten Bath- polder in Zeeland, die schade had geleden door de be kende overstrooming aldaar. Na den eersten spreker, den lieer mr. Luea.sse, afge vaardigde voor Middelburg, heeft het ontwerp, warm aanbevolen is het woord aan den lieer van Foreest (Handelingen 1906, ld. 2099). Hij toont uit de stukken aan dat het hier geldt een speculatie en Verklaart dat „de Kamer niet verplicht is terwille van de speculatie der heeren, die natuurlijk uit winstbejag hebben gehandeld zij hebben zich voorgesteld er iets aan te verdienen een vrij belang rijk Rijkssubsidie toe te kennen." Natuurlijk zal hij het betreuren „wanneer een groot gedeelte vruchtbaar land nog steeds a la merci du vent et des flots overge leverd bleef liggen, zooals ik bet hem zien liggen, toen ik persoonlijk aan die streken een bezoek heb ge bracht. Maar een reden om daarom aan die heeren 250.000 in den zak te spelen is ook dat niet, want het gevaar, dat er bestaat voor den spoordam is naar mijn inzien na de maatregelen, die genomen zijn, vol komen verdwenen." Eu nu komt de deskundige uit den hoek, betoogend dat de dijk, die daar toen gemaakt zou worden, veel sterker zou zijn „dan de dijk van den Bathpolder ooit geweest is of ooit worden zal na de lierdijking en ster ker dan de meeste Zeeuwsche dijken naar wat ik daar van gezien heb." De korte maar zaakrijke rede is ingeslagen. In de volgende redevoeringen hoort men herhaaldelijk den naam van den heer Foreest of de woorden ,,de afge vaardigde van Alkmaar." „Met den heer van Foreest," die het we ten kan (wij spac.) vraag ik: welk belang heeft de staat bij liet herstel van de spoordijken?" aldus de vol gende spreker, de sociaal-democratische afgevaardig de en oud-ingenieur van Kol die o. a. nog zegt: „Hoe weifelend de houding van de Regeering in de ze zaak is geweest, blijkt ook uit hetgeen reeds dooi den heer van Foreest werd medegedeeld." De oud-minister van waterstaat, de heer Lely is dan aan het woord. Van hem hooren we: „De heer van Foreest heeft ons uitdrukkelijk medegedeeld, dat volgens zijn oordeel de spoorwegdam, gesteld. Soms een paar brieven aan hun vrienden ge richt, die zieh buiten 's lands bevonden, op welke brie ven op de grenzen beslag werd gelegd, of een woord van afkeuring van de al te strenge maatregelen, wel ke genomen werden, of een uitroep van afschuw bij de terechtstellingen op het Revolutieplein, waar de guil lotine steeds haar krakend geluid deed hooren dat waren de onweerlegbare bewijzen. Ook somtijds een paar pistolen of een oud familiezwaard, waarop werd beslag gelegd ten huize van een vreedzaam burger, ziedaar een onwederspreekbanr bewijs van de oorlog zuchtige gezindheid van den gevangene tegenover de Republiek. O neenmoeielijk was het niet Van de vijf en. dertig beschuldigden had Foucquier- Tinville er dertig veroordeeld. Geen wonder dat zijn vrienden zeiden dat hij zich zelf had overtroffen. Het was inderdaad een roem rijke dag' geweest, de Officier van Justitie had het er warm van gekregen; hij veegde zijn hoog, beenig voor hoofd af voordat hij een oogenblik de hem zoo zeer noodzakelijke rust nam. Want zijn dagtaak was nog niet afgedaan! De „Staatsmisdadigers" waren voor dien dag afge handeld; er kwamen er den laatsten tijd zoo ontzet tend veel, dat het moeielijk was gelijken tred te hou den met de arrestaties. En intussehen gingen de misdaden, welke door het Burgerlijk Wetboek van Strafrecht gestraft moeten worden, ook steeds voort. Dieven en moordenaars, onzedelijke vrouwen en inbrekers waren er niet te minder om, al moordde de Staat op groote schaal in naam van Gelijkheid en Broederschap. En deze misdadigers moesten evengoed gestraft worden. De guillotine was onpartijdig en viel even vlug neder op den nek van den fieren Hertog als op dien van de verachtelijke onzedelijke vrouw, op den afstammeling der Bourbons als op het verwaarloosde kind. De namiddag van dien warmen Augustusdag, een van ile laatste dagen van Fructidor, was bijkans ten einde, het begon duister te worden in de langwerpige, na de thans in uitvoering zijnde verzwaring, dezen win ter in zoodanigen toestand zal zijn, dat wij geen vrees behoeven te hebben voor den aanstaanden wiuter voor het doorbreken van den dam. I,k hen dit met hem een s." Als minister van Waterstaat ml interim verdedigt minister Veegens het ontwerp, die het natuurlijk niet met den heer van Foreest eens is. Maar zijn bestrij ding is eervol voor den Alkinaarschen afgevaardigde. Immers de oioiMer zegt c.ü. „M t den meest moge- lijken eerbied voor zijn kennis in waterstaatszaken, acht ik mij door zijn advies, dat de spoorwegdam zon der meer nu voldoende wordt verzekerd, toch niet ge noegzaam gedekt. Tot 'dekking van de verantwoorde lijkheid van den minister is meer noodig dan dat. De heer van Foreest dient uitvoerig van repliek, technische beschouwingen te berde brengend ook naar aanleiding van hetgeen andere sprekers hebben beweerd betoogend dat „de heeren van de combina tie den minister te gauw af geweest waren." De minister zegt dat hij na de verklaringen van den afgevaardigde uit Alkmaar die met lofwaardigen ijver zich de moeite heeft getroost van een reis naar Zeeland om deze zaak nader te ondtrzoelmt-Iegr» fiich den hoofdingenieur gevraagd of zijns, inziens de vei ligheid van den spoorwegdam onder alle omstandighe den voldoende verzekerd was. Het antwoord luidde ont kennend. Maar in elk geval blijkt hier uit, dat de minister in den heer van Foreest een ernstigen, gezaghebhen- den en daarom gevaarlijken bestrijder heeft gezien. En voorts is hier bewezen dat Kamérleden van ver schillende partijen de autoriteit van den heer van Foreest op waterstaatsgebied erkennen. Straks zal in de Tweede Kamer worden behandeld het voor ons volk, voor ons land en speciaal voor ons gewest zoo gewichtige Zuiderzee-vraagstuk. Dat dit in de eerste plaats een technische kwestie is het spreekt van zelf. Dat de waardevolle adviezen van een deskundige als de heer van Foreest op de oplossing van dit vraagstuk van hooge beteekenis kunnen zijn, eveneens. Welnu dan, hij, een man, in wien op zoo gelukkige wijze theorie en praktijk zijn vereeni^d, hij stelt zich bereid en ronduit heeft hij liet gezegd hij stelt het op prijs, zijn medewerking bij die belangrijke kwes tie te verleenen, hopend ook daardoor in het belang van het land, in het behing ook van dit district werk zaam te zijn. Van Alkmaar zal het afhangen oï hem die gele genheid wordt geboden. „Van Alkmaar komt de victorie" zoo hoort men ten allen tijde. Maar als er Vrijdag in den lande zal kun nen worden getuigd: „Van Alkmaar komt weer Foreest," dan beteekent dit, dat dit distriet naar de Tweede Kamer iemand heeft afgevaardigd, die in het V' rieden getoond heeft een mandaat waard te zijn, die in de toekomst dat op nieuw zal toonen. Als Vrijdagavond de Kamerleden zullen kunnen ver- naakte zaal, waar deze parodie op rechtspraak wed op gevoerd. De president zat aan het eene uiterste van de zaal, op een eenvoudige houten bank; hij had een lessenaar voor zich waarop een groot aantal papieren verspreid lagen. Vlak boven zijn hoofd las men op den kalen, witten muur deze woorden: „La République: une et indivisible," en daaronder het bekende devies: „Liber- te, Egalité, Fratemitél". Rechts en links van den Burger-President zaten vier klerken aanteekeniiigen te maken in een dik boek, het „Bulletin du Tribunal Révolutionnaire." Niemand spreekt, het krassen der pennen is het ee nige geluid dat de stilte verstoort. Tegenover den President is Burger Foucquier-Tin ville gezeten; hij is uitgerust en opgefrischt en bereid zijn werk te hervatten zoolang i! belangen van zijn vaderland dit van hem eischen. Een röokende en walmende vetkaars op iederen les senaar een, werpt een grillig licht in de rondte on nog grilliger schaduwen op het gelaat van de klerken en den President, op de muren en de verfoeielijke devie zen. Midden in de zaal staat een verhoogde ruimte met een ijzeren hek er omheen: hierop moet de be schuldigde plaats nemen. Vlak daar tegenover hangt een kleine koperen lamp met groene kap aan de zol dering met balken. Aan beide kanten langs de lange witte muren staan drie rijen banken, mooie oude, ge beeldhouwde eikenhouten kerkbanken, die men uit de Notre, Dame en de andere kerken, heeft gehaald. Het zijn niet langer de vrome mannen en vrouwen uit de middeleeuwen, die hierop plaats nemen, maar nieuws gierigen, die met welgevallen de ongelukkigen gade slaan gedurende de laatste uren voordat zij het scha vot zullen betreden. Dc voorste rij wordt gereserveerd voor de Burger-Afgevaardigden, welke de debatten van het Tribunal Révolutionnaire wenschen bij te wonen. Het is een voorrecht, of eigenlijk bijkans een plicht, als Volksvertegenwoordigi te zorgen dat de zittingen naar behooren geschieden. Deze banken zitten reeds vol. Aan het eene einde linies zit Burger Merlin, de Minister van Justitie, en naast hem Bur- klarenjlg|J „Van Alkmaar komt weer Foreest," dan wil dat zeggen, dat zij in de komende periode een deskundi ge in hun midden zullen hebben, wiens aanwezigheid zij in het algemeen, maar in het bijzonder bij de be handeling van het Zuiderzee-vraagstuk op prijs zullen stellen. Wij hebben dezer dagen van den letterkundigen can- didaat in dit district het aardige beeld gehoord, dat hij als nieuwe ploeger wou optreden, om nieuw zaad te strooien op den politieken akker. Gaarne nemen we aan, dat hij een goed ploeger zal zijn, maar toch meenen we dat men met het nieuwe zaaisel wat voorzichtig moet wezen. Doch er is immers in dit district iemand, die ge toond heeft do hand aan den ploeg te kunnen slaan, die aan het parlementaire ploegen gewend is, dit» dit doet met lust en bekwaamheid. En het zaad? Zeker, er moet steeds gezaaid worden, maar in het verleden is gebleken dat men hier het zaad, door den heer van Foreest uitgestrooid, gaarne wil. Evenwel 'n landman moet niet alleen zaaien, ook oogsten. En nu staat op één grooten akker het koren reeds in den halm. Het zaadkleed ligt in de regeerings- schuur gereed. Weldra is het oogenblik van den rijken oogst aangebroken. Maar nog moet men met den ak ker voorzichtig zijn. Nog moet men waken en zijn best doen om verkeerde invloeden te keeren. Nog moet men met kennis van zaken steeds den akker bespieden. Hon derd menschen staan or rondom den reuzenakker. De meesten van hen hebben geen verstand van het land bouwbedrijf. Zij kunnen alleen dan goed werk doen, wanneer zij verstandig worden geleid, wanneer hun wordt gewezen wat er te voorkomen en te verbeteren valt op den akker. Dus hebben deze leiders een enor- men invloed op den oogst. Welnu de heer van Foreest is ten opzichte van het Zuiderzeevraagstuk zulk een leider! In de sociëteitszaal van de Harmonie trad gister avond voor de federatie Alkmaar van de sociaal-demo cratische arbeiderspartij als spreker op de heer G. van Kuykhof van Amsterdam, candidaat voor de Tweede Kamer in dit distriet. De voorzitter, de heer Uitenboseh, zeide dat de soc.- dem. aan den vooravond van de verkiezingen meende niet te mogen achterblijven en den candidaat bij het publiek te moeten inleiden, ofschoon hij hier een oude bekende is. Spreker heeft dezer dagen in een hoofdartikel in een plaatselijk blad, gewijd aan de verkiezingen, gele zen, dat de candidatuur der sociaal-democraten geen ernstige candidatuur was. Bij het inleveren der candidatenlijsten is tegen spre ker gezegd: te rekenen naar de candidaatstelling ko men jullie er niet. Van de vrijzinnig-democraten wa ren er vijf of zes lijsten ingekomen, van de oud-libera len drie, van de coalitie der christelijke partijen maar een, evenals van de sociaal-democraten. Dat is een troost, maar een schrale. De uitdrukking frappeerde spr. en het deed hem ge noegen dat de sociaal-democraten althans niet buiten de gemeenschap worden gesteld. Geen. ernstige candidatuur? 't Is mogelijk, maar er kunnen ook wel districten zijn, waarin oud-liberalen gesteld zijn en waarin voor hen niet te strijden valt. ger-Minister Lebrunook merken wij op Burger Ro bespierre, nog in zijn volle kracht, hij gaat de zaken na met zijn flauwe, waterachtige oogen en dien merk- waardigen verachtelijken glimlach welke hem den bij naam heeft bezorgd van „de zeegroene onomkoop bare". Nog andere welbekende gezichten kunnen wij ter nauwernood herkennen in de snel toenemende duister nis. Maar iedereen let op Burger-Afgevaardigde Dé- roulède, den afgod van het volk, terwijl hij daar zit op de punt van de bank rechts, met de armen over de borst geslagenhet licht van de hanglamp valt recht- streekt op zijn donker hoofd en de fiere wenkbrauwen met de groote rustelooze oogen, Zoo aanstonds neemt de Burger-President een ta felschel op; het publiek mag binnenkomen en onmid dellijk weer klinkt liet onaangename geluid van heesch gelach en luide vloeken door de groote zittingszaal. He hemel beware ons! Wat een lawaai! Welk een uitschot van de maatschappij Vrouwen, die niets anders dragen dan een ge scheurd hemd en rok, waardoor liet naakte lijf hier en daar zonder eenige schaamte le. voorschijn komt, met bloote heenen en de voeten in zware klompen, met losse haren en gemeene gezichten; wijven die niets vrouwelijks meer over hebben met haar verschrompelde naakte borst en verdroogde lippen, die nooit in staat zijn geweest een kus te geven. Vrouwen zonder eenig ander gevoel dan dat van haat, zonder eenige andere begeerte dan verzadiging van honger en dorst en dorst naar wraak tegenover haar zusters, die minder ver dorven, minder onvrouwelijk zijn dan zij. Zij duwen elkander naar binnen en trachten allen de voorste plaatsen te bemachtigen, vanwaar zij de ongelukkige slachtoffers beter kunnen zien. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 5