DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Feuilleton.
No. 134
Honderd en elfde Jaargang
1909.
ZATERDAG
12 JUNI.
Uit school en huis.
AAN MIJ DE WRAKE.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/k HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Schaakrubriek.
Telefooniwiamer 8„
Probleem No. 186.
X'ï''
COURANT.
w -THIIMMI wm III IM Bil—■■llll IMI l| 1 11| ||||l f
L' il'l-IT -V
OPVOEDING.
Wel beschouwd, hebben wij hier op aarde een drie
ledige taak te vervullen: 1. het nastreven van een ei
gen denkbeeldigen, idealen toestand; 2. liet samen
werken met anderen om dat ideale zoo dicht mogelijk
nabij te komen; 3. het jong geslacht een richting te
geven om later onze wegen te kunnen bewandelen.
Het is maar goed, dat den monseh een sociale drang
is ingeschapen, een drang om bij anderen te vinden,
wat hem zelf nog niet deelachtig werd of anderen te
doen dèelen in datgene, wat hij alleen niet op kan.
Ware het anders, ging een iegelijk hier zijns weegs,
het aantal richtingen zou legio, het resultaat nihil
zijn.
Toch gaat. bij het streven naar het volmaakte ieder
van zijn standpunt uit, werkt ieder naar eigen plan
en eigen kracht. Hoe eenvoudig is het, dit te zien
en te erkennen; hoe eenvoudig dan ook, verdraag
zaam te zijn jegens andersdenkenden. Het is zoo
dwaas, zich hoos en verdrietig te malven, omdat ande
ren een anderen koers volgen. In den grond Villen
toch allen hetzelfde: de volmaking van het nog onvol
maakte. Niets is volmaakt, allerminst het pasgeboren
wicht. Maar alle eigenschappen om volmaakt te
worden, willen wij er in veronderstellen. Het is maar
de vraag, of die tot hun recht zullen komen. Hing
het kind nu louter van onzen wil af, we stuurden het
enkel in de richting, welke wij onszelven hebben geko
zen en gaven het een model-opvoeding om er een mo
del-meiiseli van te maken. Maar wij weten liet voor
uit: die opvoeding- zal met strijd gepaard gaan en te
leurstelling ons niet onthouden. Behalve van onzen
wil hangt het kind af van een aantal omstandighe
den: eigen lichaamsgesteldheid; physieke kracht en
maatschappelijke positie zijner ouders, enz. Toch voe
den wij het op naar eigen beste overtuiging en straks
zal het kind een middenweg inslaan tusschen wat wij
er van wilden maken en wat het zelf kon bereiken.
Het moge op leeftijd gekomen, een eigen gekozen weg
volgen, een self-made man worden, het volgt dan toch
slechts een pad, dat het verlengde mag worden gehee-
ten van een eenmaal voorgeschreven weg. Laat ons
dit wèl onthouden: het kind wordt de man, die het
zelf worden kan en de man, dien anderen van hem
wenschten te maken, vandaar een middelmatig
mensch.
De mensch, die het zelf worden kan. Wie zal ons
zeggen, wat dat is, waar alle eigenschappen nu nog
sluimerende zijn? Moeten wij dan maar afwachten,
dat deze tot uiting zullen komen om dan de goede aan
te blazen en de kwade te onderdrukken? Ware dit
mogelijk, het opvoeden zou al een zeer gemakkelijke
taak zijn. Neen, wij moeten wat sluimerend is in het
kind, leeren kennen en peilen, teruggaan tot onze ei
gen kindsheid en opsporen wat daar sluimerend is
gebleven en dit vergelijken met wat tot helderheid, tot
loven kwam. Wij moeten daurbuiten iii de maatschap
pij zien en vergelijken de resultaten der verschillende
stelsels van opvoeding. Kortom, wij moeten zelf- en
menschenkenners zijn. „Maar dat is slechts weinigen
gegeven?" .Tuist daarom is opvoeden zulk een moei
lijke taak on gaan zooveel menschenlevens verloren.
Voor alles moet men zich bekwamen, alles moet men
leeren, maar kinderen verwekken en opvoeden, wordt
aan een ieder vergund en aan ieder overgelaten. Vin
den wij bij alle ouders en opvoeders de vijf hoofdver
dachten Liefde, vriendschap, waarheid, kinderzin en
kennis van het kind? Die beunhazerij in zake opvoe-
door
BARONES 0R0Z1J.
Schrijfster van „de Roode Pimpernel."
Naar het Engelseh.
45;
Heel in de hoogte, op een van de hoogste banken,
zat Burger Lenoir, de tooneeldirecteur van dit inte
ressante drama. Ilij keek met blijkbaar welgevallen
near liet tooneel, dat hij den vorigen avond voor de
leden van de Jacobijnenclub had opgehangen. Merlin
had getracht met zijn scherpe oogen door den nevel
heen te dringen, welke de toeschouwers omhulde, maar
het was hem niet gelukt de breede schouders en het
groote hoofd van den reus te onderscheiden.
Het licht van de lamp viel precies op het ernstige
donkere gelaat van Déro-ulède, toen hij den schandelij
ken openbaren aanklager van Juliette in het aange
zicht zag. maar de vetkaarsen met hun flikkerend
licht op den lessenaar van den president deden liet
korte lichaam met liet groote, slordige hoofd van Tin-
ville allerbespottelijkst uitkomen.
Juliette was .schijnbaar nog steeds even kalm; nie
mand in de geheele vergadering stelde eigenlijk ge
noeg belang in haar persoon om' het kleurtje op te
merken, dat bij de eerste woorden van Déroulède op
haar bleeke wangen werd te voorschijn geroepen.
1 iïivi 1 le wachtte totdat de storm van toejuichingen
was tot bedaren gekomen.
Toen zeide hij:
„Wat hebt gij dan te zeggen Burger Déroulède,
waardoor het vonnis niet aan de beschuldigde voltrok
ken zou worden?"
„Ik heb te zeggen dat de aangeklaagde onschuldig
is aan iedere aanklacht in uw beschuldiging tegen
haar uitgebracht" antwoordde Déroulède met vaste
stem.
„En waarop berust die uitspraak Burger-Afgevaar-
ding houdt den krachtigen groei der menschheid le
gen. Bij hot streven naar het volmaakte zij ons dit
een ernstig feit; aan den kant der jeugd is veel ver
wording en verwaarloozingaan de zijde der opvoe
ders moest wat meer zelfverwijt en schuldbesef wor
den gevonden.
Opvoeden is ergens heen brengen; dit veronderstelt
leiden en dit weer overreding» Dat opvoeden zal dus
met overreding gepaard moeten gaan en om ie
mand te overreden is bewijs noodig. Welke bewijzen
zullen wij dan aanbrengen om anderen ons doel wel-
behagelijk te maken? Ocli, als wij maar qprlijk genoeg
zijn om te erkennen, dat bewijs van of gebrek aan
liefde ons gedreven heeft tot liet standpunt, waarop
wij staan, dan zal het ons aan bewijs tot overreding
niet ontbreken.
„Want de meeste van deze is de Liefde!"
Wat drijft u tot het kind? Eigenwaan, eigenbelang,
winzucht Immers neen. U voert een zelfde drang
tot het kind als liet kind tot udie drang kan, mag
geen andere dan liefde zijn. Het kind zou bewijs vra
gen voor de deugdelijkheid van uw stelsel van opvoe-
ding, waar het gevoelt en ervaart, dat een wanne hand
liet geleidt, een liefdevol oog het bewaakt en een warm
hart voor zijn belangen klopt. Opvoeding uit liefde
vraagt noch geeft opzettelijk bewijs.
Er is een liefde, die zich in woorden en een, die zieli
in daden uit. Wij hebben bij de taak der opvoeding
beide noodig. Wat de tong spreekt, moet de hand vol
brengen. Onze liefde moet waar zijn. En de waar
heid is onze tweede dienstmaagd. Het kind moet zien,
ervaren, dat het staat tegenover een ernstig mensch,
die het nauw neemt en ook nauw wil hebben. Wie is
het, die de hand doet verrichten, wat de tong spreekt?
Wie anders dan*de vriendschap?
Eli toch men kan de liefde en de waarheid en de
vriendschap deelachtig zijn en toch de ware opvoeder
niet wezen.
Het is een noodzakelijk vereisclite, dat men zich
kan verplaatsen in den toestand, in het wezen van het
kind; dal men kind zij met het kind. En liet is even
noodzakelijk, dat men wete, wat een kind is.
Hoe zal ik mijn kind opvoeden? Zooals gij u zelven
hebt opgevoed. Immers, ge zijt niet meer de mensch
van tien, twintig jaar geleden; ge houdt er een vaste
overtuiging op na, ge hebt front gemaakt tegenover
godsdienst, politiek, zede en deugd. Door u aan an
deren te spiegelen, het kwade en verkeerde, dat ge in
anderen opmerktet uit eigen hart te bannen en u te
veredelen met wat daar goed en~schoon en edel was
buiten u, te woekeren met de talenten, u geschonken,
hebt ge iets bereikt, werdt ge een goed mensch. Wel
nu, handel met uw kind desgelijks. Gewen liet aan
den omgang met alle mensehen; want in zijn later le
ven zal het allen ontmoeten. Schenk uw kind men-
schenkennis. Leer het anderen niet te veroordeelen,,
voor het er zelf een oordeel op na houdt. Kweek liefde
jegens de naasten, verdraagzaamheid en vergevings
gezindheid. Geef het een ruimen kijk op de buitenwe
reld, leer het inzien, dat al die menscheu niet eens
denkend, denkend, niet eenswillend kunnen zijn, wijl
ze leven onder geheel verschillende omstandigheden.
(Wordt vervolgd). \V. W.
digde?" vroeg Tinville op gemaakt zalvenden toon.
„Dat is zeer eenvoudig Burger Tinville. De brieven
waarop gij zinspeelt, behoorden niet aan de beschul
digde maar aan mij. De inhoud bestond uit eenige me-
dedeelingen welke ik wenschte te doen aan Marie An
toinette, gevangene in de Conciergerie, gedurende
mijn verblijf aldaar als directeur. Door mij te beschul
digen heeft Burgeres Juliette Marny de Republiek een
dienst bewezen, want mijn mededeelingen aan Marie
Antoinette hadden betrekking op, mijn verlangen haar
dit land te doen verlaten en een schuilplaats te zoeken
in haar geboorteland."
Naarmate Déroulède verder sprak verhief zich een
gemompel als het geluid van een kolossale aanrollende
golf, onder de menigte op de omringende banken. En
toen hij niettegenstaande dit gemompel kalm en rus
tig voortsprak, zoo nam het in omvang en heftigheid
toe, totdat zijn laatste woorden werden overstemd door
een donderenden kreet van afschuw en walging.
Déroulede, de vriend en afgod van het volk. de lie
veling van de ontembare menigte, de vader van de
kinderen, de vriend der vrouwen, hij, die alle onrustige
gemoederen tot kalmte wist te brengen, Papa Déroulè
de zooals de kinderen hem noemden hij een verra
der, die zich zelf beschuldigde een complot te hebben
gesmeed om een gewezen tiran te redden die zich zelve
koningin had genoemd, Marie Antoinette, de Oosten-
rijksche, die haar best had gedaan Frankrijk tot on-
lergaug te brengen. Hij, Déroulède, een verrader!
In één oogenblik, terwijl hij tot den president het
woord richtte, veranderde de liefde die zij hem toedroe
gen, die dierlijke, primitieve liefde plotseling in een
even weinig verantwoordelijken haat. Hij had hen be
dragen, hen bespot, getracht hun wijs te maken, dat
hij zich één met hen gevoelde.
Bah! liet brood van een verrader! De kinderen had
den er in kunnen stikken!
Op liet eerste oogenblik was het of zij gfeon adem
konden halen van verbazing. Het was hun al vreemd
voorgekomen dat hij opstond om een gemeene slet te
verdedigen. En nu hij begreep dat hij op het punt
was door de mand te vallen vond hij het wèl zoo ver-
F. ROBINSON te Brisbane,
lste Prijs „Sydney Morning Herald" 1909.
i M m
Mat in 2 zetten.
Oplossing van Probleem No. Is! (dos. de Koning).
1 Lf3 cti enz.
Goede oplossingen ontvingen wij vanP. J. Boom,
F. Böttger, O. Bramer, O. van Dort) O. Imhiilsen,
J. II. Miihren, O. Nobel en C. Visser, allen te Alk
maar; Mr. Oli. Enschedé te Haarlem; P. Bakker, C.
J. Oosterholt en II. Weenink te Amsterdam; J. Deu-
zeman te Erederiksoord; P. Ooijkaas te Limmen, S.
te S.; J. II. de Ruwe en J. Vijzelaar te Hilversum;
„Sehaaklust" te Koedijk; O. Boomsma te Kampen;
O. Fijth Jr. en C. J. Strick van Linschoten te Bunnik.
Zoodra men de bron der eerste publicatie weet, kent
men in den regel ook het jaartal waarin deze heeft
plaats gehad. In negen van de tien gevallen is het
dus een geringe moeite dit jaartal tegelijk met de
bron der eerste publicatie te vermelden.
Nu behoeft liet o. i. geen betoog, dat men zoowel
in groote als in kleine zaken het beste handelt door
zooveel mogelijk volledig te zijn, waaruit naar onze
meening onmiddellijk volgt, dat het ten zeerste aan te
bevelen is van een overgenomen probleem ook 't jaar
tal der eerste publicatie mede te deelen.
Ziedaar wat voor het overnemen van «dit jaartal
pleit, van een algemeen standpunt beschouwd. Er is
echter nog meer voor te zeggen. Wij kunnen toch
veilig aannemen, dat er onder de geregelde oplossers
altijd eenigen zijn, die iets meer doen dan naar de
oplossing zoeken om het probleem ter zijde te leggen,
zoodra zij deze gevonden hebben. Ontmoet zulk een
oplosser nu een probleem van een componist, waarvan
hij er reeds vaker zag, zoo komt hij er al heel licht toe
deze opgaven onderling te vergelijken. Bij zulk een
vergelijking is het dezen oplosser uit den aard der
zaak van veel nut de jaartallen der eerste publicatie
te weten en geeft de kennis van deze bovendien vaak
aanleiding tot eigenaardige gevolgtrekkingen.
Dat de vermelding van dit jaartal den statisticus
van veel nut is, behoeft o. i. geen betoog. Evenmin,
standig zijn eigen verraad openlijk te erkennen, ver
trouwende op zijn populariteit en zijn invloed op liet
volk.
Bah!!
Geen enkele verzachtende omstandigheid vonden zij
in huil verharde harten.
Hij was hun afgod geweest, die als in een glazen
kastje werd opgeborgen in hun verdorven gemoed, en
nu was hij nedergestort, ter aarde geworpen, zonder
veilige hoop zich ooit weder te mogen verheffen en zij
haatten en vervloekten-liem evenzeer als zij hem eerst
hadden liefgehad.
Dit alles merkten zijn vijanden op en zij glimlachten
van volkómen voldoening.
Merlin slaakte een zucht van verlichting. Tinville
knikte met zijn slordig- hoofd, als teeken van groot ge
not. -
i at die kolendrager uit de provincie voorspeld had,
was werkelijk geschied.
liet gepeupel, het meest wispelturig van al wat wis
pelturig is ter wereld, hacf zich plotseling tegen zijn
gunsteling gekeerd. Dit had Lenoir voorspeld; de
overgang was zelfs sneller geweest dan hij had ver
moed.
Déroulède- had een sink touw ontvangen en figuur
lijk gesproken was lrij reeds bezig zich er mee op te
hangen.
Nu was de geheele zaak slechts een kwestie van en
kele uren. Morgenochtend vroeg de guillotine; en het
volk van Parijs dat zijn aanklagers gisteren aan stuk
ken zou hebben gereten, zou hem den volgenden dag
razende en tierende en gillende naar het schavot sleu
ren.
Juliette zelve was als t ware in een geestverruk
king. De kleur was weer van haar wangen verdwenen,
zij zag nog blocker dan te voren. Het was alsof zij op
dat oogenblik meer leed dan oenig mensehelijk wezen
kan verdragen, meer dan hij iedere foltering die zij
tot nu toe had ondergaan.
Ilij wilde zijn leven niet aan haar te danken heb
ben.
Dat was de eene gedachte die alle andere -denkbeel-
dunkt ons, dat het glad verkeerd is een oud pro
bleem zonder jaartal te publiceeren. Immers zonder
deze aanwijzing komt men onwillekeurig tot hoogst
zonderlinge conclusies, indien het probleem den oplos
ser onbekend is. Zoo zagen wij bijv. onlangs in een
vaderlandsehe rubriek een 2zet van Loyd van 1881 met
een thema, tegenwoordig overbekend. Zou het nu op
een oplosser, die dezen 2zet nooit gezien had, niet een
hoogst eigenaardigen indruk gemaakt hebben een 2zet
van den beroemden Loyd aan te treffen met zulk een
oudbakken probleemgedachte? Doch nu liij weet, dat
hij met een 2zet te doen heeft, bijna 30 jaar oud, nu
verschijnt Loyd's arbeid voor h'em in een geheel ander
licht, ja krijgt een bijzondere waarde, niet waar?
Wij hebben gemeend aan dit onderwerp een 3tal
rubrieken te moeten wijden, hoewel wij vreezen uit
voeriger te zijn geweest dan velen onzer lezers lief
was. Doch wij kwamen daartoe omdat liet ons zoo bij
zonder trof hoe in de schaakrubriek van een der we
reldbladen de problemen steeds werden overgenomen
zonder meer. „Noblesse oblige" en daarom is een
groot blad o. i. in het bijzonder verplicht zijn verschil
lende rubrieken zoo goo<l mogelijk te verzorgen tot en
wel tot in alle onderdoelen. En, kan aan deze zin
spreuk in onzen demoeratisolien tijd wellicht niet veel
waarde meer gehecht worden, zoo geldt toch nog altijd
niet waar, dat men het „probleem" niet mag verwaar-
loozen waar men zich in een enorm aantal oplossers
mag verheugen, voor welk blad ook.
Want dat het „probleem" verwaarloosd wordt,
dra het zonder meer wordt overgenomen, dit staat bij
ons vast. En wij zijn al tevreden indien wij slechts
één onzer lezers tot dit ons gevoelen hebben overge
haald.
De heer Alain C. White is eenigen tijd geleden op
gekomen tegen het feit hoe er een bloemlezing was
uitgekomen van een pas verscheiden wereldberoemd
componist, zonder dat er een enkel jaartal boven de
opgaven was vernield. De uitgever trachtte zich te
verontschuldigen door aan te voeren, dat de opspo
ring der jaartallen van de eerste publicatie een hoogst
tijdroovenden arbeid zou geweest zijn.
W ij achten dit geen afdoend argument, daar wij van
oordeel zijn, dat zulk eene bloemlezing ongeveer alle
waarde verliest, indien deze jaartallen ontbreken. En
het is ons nooit duidelijk geworden waarom de uitge
ver de zoon van den overleden componist, die zelf
ook reeds menige aardige opgave publiceerde dit
ook niet begrepen heeft, vóórdat hij de bloemlezing-
het licht deed zien.
Deze quaestie heeft intussclien niets te maken met
!8ehaakrubrieken. Wij vestigen er intusschen de aan
dacht op, omdat de uitgever door zijne verontschuldi
ging o. i. de waarheid bewees van:
„Qui s'excuse, s'accuse"!
No. 186 brengt den componist maar eventjes f.63.
'5 guineas) op! Dit was de veertiende wedstrijd van
dien aard door de „Sydney Morning Ilerald" uitge
schreven, terwijl nu reeds de gelegenheid open staat
in den löden mede te dingen.
VOOR DE DAMES.
KIJKJES IN DE MODEWERELD.
Elegant zijn de nieuwe zomerhoeden, die niettegen
staande het koude weer toch veel gedragen worden.
Gracieus is een groote hoed, waarvan de bol van vi
olet-kleurig Tngal is omgeven door een breed zijden
lint in dezelfde kleur. Een bouquet van zes of acht
groote rose rozen en natuurkleurig- loof versiert den
den nverheerschte en tot zwijgen bracht. Zijn liefde
voor haar was dood, hij wilde het groote offer niet uit
hare hand aannemen.
Zoo zagen deze twee personen elkander in dit ge
wichtige en misschien laatste oogeyblik huns levens en
zij begrepen eikaar niet. Eén woord, één blik zou huil
den sleutel hebben kunnen aanreiken tot elkanders
hart, en nu was het of de dood hen voor altijd van el
kaar zou scheiden, terwijl het groote raadsel onopge
lost zou blijven.
De Officier van Justitie wachtte totdat het geraas
een weinig- was bedaard en tot zijn stem kon uitklin
ken boven het geraas. Toen zeide hij met een glim
lach van nauwverholen welbehagen
„Moet de rechtbank daaruit opmaken dat gij het
waart, Burger-Afgevaardigde Déroulède, die de vei-rti-
ijledrke briefwisseling hebt trachten te verbranden en
de bfieventasch te vernielen
„De verraderlijke brieven behoorden aan mij toe, en
ik was liet die ze vernietigd lieb."
„Maar de beschuldigde heeft zelf in tegenwoordig
heid van Burger Merlin verklaard, dat zij het was die
enkele minnebrieven heeft willen verbranden, waar
door haar ongeoorloofde betrekking tot een anderen
man aan het licht zou zijn gekomen", ging Tinville
zoetsappig voort.
liet touw was misschien nog niet lang genoeg; Dé
roulède moest alles hebben wat men hem -geven kon
voordat de gedenkwaardige zitting werd opgeheven.
Déroulède gaf geen rechtstreeksch antwoord aan
zijn vijand, maar wendde zich tot de dichte menigte
toeschouwers op de banken tegenover hem.
„Burgers, vrienden en broeders", zeide hij met
warmte, „de beschuldigde is nog slechts een jong, on
schuldig meisje, dat van gevaren en zonde volkomen
onkundig is. Gij allen hebt moeders, zusters, doch
ters hebt ge die u zoo dierbare personen niet gade
geslagen in ilc- verschillende stemmingen van het
vrouwelijk hart; hebt go zeniet somtijds vriendelijk
gezien en vol teederheid en somtijds gehoor gevende
aan de opwelling van een oogenblik? Zoudt ge ze zoo
innig lielliebben zonder die wispelturigheid en veran
derlijkheid. Wordt vervolgd.