DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
Feuilleton.
No. 138
1909
DONDERDAG
17 JUNI
HERSTEMMING.
AAN MIJ DE WRAKE.
B 1 N N E N L A N D.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
/Wonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentfën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
Tweede Kamerverkiezingen.
Dc BURGEMEESTER dei- gemeente ALKMAAR
brengt, overeenkomstig art. 55 der Kieswet, ter alge-
meene kennis, dat de herstemming ter benoeming van
een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
voor het kiesdistrict Alkmaar zal plaats hebben op
WOENSDAG 23 JUNI a.s. van des morgens 8 uur tot
des namiddags 5 uur.
Oandidaten zijn
FOREEST, van Jhr. Mr. P.
OLTNDERMAN, N.
Art. 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt:
„Hjj die opzettelijk zich voor een ander uitgevende,
„aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschre
„ven verkiezing deelneemt, wordt gestraft met gevan
genisstraf van ten hoogste één jaar.
De Burgemeester voornoemd,
JAN DE WIT Dz., lo. Burg.
Alkmaar, 17 Juni 1909.
ALKMAAR, 17 Juni.
Lui tenant Shackleton, de koene leider der Britsche
Zuidpool-expeditie, is te Londen aangekomen. Natuur
lijk is hij de held van den dag. Hij wordt uitgenoo-
digd tot maaltijden en op allerlei wijzen gevierd En
geland weet zijn levende groote mannen te eeren er
zijn landen waar een groot man eerst dood moet zijn,
voordat hij geëerd wordt!
Het spreekt wel van zelf dat er massa's pogingen
zijn aangewend om den poolvaarder aan het spreken
te krijgen, maar zij stietten allen af, op de verklaring,
dat luitenant Shackleton zich tegenover zijn Londen
sehen uitgever had verbonden vóór de uitgave van
zijn twee deelen over de reis geen samenhangend re
laas van zijn ervaringen te geven. Een vertegenwoor
diger van het Reuter-bureau wist echter van hem een
reeks bijzonderheden over den pooltocht te krijgen.
Bijzonder groot en talrijk waren de moeiel ij kliedert,
waarmede de luitenant eiken dag, bijna elk uur, had
te kampen.
„Even voordat wij ons zuidelijkste punt bereikten,"
zoo vertelde de reiziger, „worden wij door gebrek aan
levensmiddelen van uur tot uur zwakker; wij besloten
echter het waagstuk te begaan, om op de groote vlakte,
waar geen land in het zicht was, een depot op te rich
ten en, ondanks onze zwakte, vooruit te dringen. Om
den weg terug te kunnen vinden, staken wij langs ons
pad verscheiden stangen met vlaggen. Plotseling stak
er een vreeselijke storm op, die al onze wegwijzers weg
rukte. Gelukkig waren de sporen onzer sleden nog
zichtbaar, zoodat wij het depot konden bereiken.
Den 2(isten Januari, toen wij dertig mijlen van ons
depot verwijderd waren, liep onze voorraad levensmid
delen ten einde. Wij konden het depot wel duidelijk
zien, maar het was toch bijna niet te bereiken, omdat
de sneeuw het loopen en rijden bemoeielijkte en boven
dien zeer vele gevaarlijke gletschersploten voor ons oog
verborg. Met groote moeite baanden wij ons langzaam
een weg door sneeuw en sneeuwstorm, schenen echter
ons doel het depot geen pas te naderen. Onze
toestand was hachelijk. Twee van ons, die totaal uit-
door
BARONES OROZIJ.
Schrijfster van „de Roode Pimpernel."
Naar het Engelsch.
49)
Maar Déroulède was dat geenszins van plan; hij
scheen op 't oogenblik nergens anders aan te denken
dan Juliette voor de koude te beschermen. Zij zat
naast hem op den wagen en hij had zijn jas uitgetrok
ken en legde hem over haar schouders tegen den door
dringenden regen.
De ooggetuigen van deze merkwaardige gebeurte
nissen hebben verklaard dat hij op een gegeven oogen
blik plotseling opkeek met een merkwaardige, vra
gende uitdrukking in de oogen; hij stond op in den
wagen en scheen te trachten door de duisternis heen
te dringen met zijn blik, om een gelaat of misschien
een stem te trachten te herkennen.
A la lanterneA la lanteme klonk herhaaldelijk
de heesche kreet.
Zoolang.de soldaten zich aan de achterzijde gedekt
voelden door de muren van het Palais de Justici, kon
den zij het volk met gemak in toom houden. Maar
toen de wagen weg reed, de Rue du Palais door naar
de gevangenis van het Luxembourg werd hun taak
moeielijker.
Het volk had nu twee jaren lang van de tiranneibge
leerd dat zij heer en meester van het heelal waren; zij
waren dus gek van woede toen zij zich in de volvoering
van hun voornemen door de soldaten zagen belemmerd.
Het tromgeroffel was door verschrikkelijk fluiten en
gillen beantwoord en letterlijk overstemd; toen de wa
gen zich voor het eerst in beweging zette was het ge
drang ontzettend.
Alleen de vrouwen rondom de galg waren stil blij
ven zitten; een van de wijven knoopte kalm het touw
vast dat was losgegaan.
geput waren, zakten in elkaar; nadat ze weer bijgeko
men waren, vervolgden zij echter met inspanning van
alle krachten weer den weg. Toen wij het depot be
reikten, waren wij allen op het punt om te vallen. In
de laatste 34 uur hadden we behalve een beetje thee
niets gebruikt als een klein kannetje met half gekook
te ma is zeker niet te veel voor zulk een
marsch bij een temperatuur van 30 tot 40 graden onder
nul.
Des ondanks legden wij zestien mijlen in 22 uur af.
Een andermaal verzwakten wij door een hevige diar
rhee in dier mate, dat we ons nauwelijks konden bewe
gen. Wij waren negentig mijlen van ons depot ver
wijderd en het komt m? nu nog als een wonder voor,
dat -we het toen levend hebben bereikt.
De groep van onze expeditie, welke de moeielijkste
gedeelten aflegde, werd in een nacht onaangenaam
verrast: het ijs, waarop ze liepen, maakte zich los en
werd in noordelijke richting gedreven. Vierentwintig
uur zagen deze mensehen den dood in de oogen, plot
seling echter dreef het ijs naar het zuiden, stiet toe
vallig even op een stuk vast land en de kleine groep
kon aan land springen twee minuten later dreef het
ijs weer zeewaarts. Den volgenden dag werden hun
heliografische seinen op onze stoomboot „de Nimrod"
bemerkt en de heeren werden toen spoedig op het schip
teruggebracht.
Op onze geheele expeditie kwamen van het begin tot
het einde dergelijke ernstige incidenten voor; meer
dan eens is het aan het onmiddellijk ingrijpen der
Voorzienigheid te danken geweest, wat wij niet een el-
lendigen dood in de wereld van ijs en water gestoiwen
zijn.
Den 9den Januari hebben wij, 97 geografische mijlen
van den Zuidpool verwijderd, de Britsche vlag op het
zuidelijkste punt dat wij bereikten, geplant. Wij bewe
zen de vlag de militaire eer en keerden, ten zeerste be
droefd, weder terug; nu wisten we, dat wij het eind
doel onzer expeditie niet zouden bei-eiken. Onze krach
ten en onze levensmiddelen geraakten uitgeput. Mijn
kameraden wieren nog bereid verder te gaan, als ik
het verlangde; dit zou echter groote onzin geweest
zijn, wij waren stellig omgekomen, zonder dat het re
sultaat onzer expeditie aan de wereld bekend gewor
den was.
Wij zouden ons leven dan geheel nutteloos geofferd
hebben. De gedachte, dat wij, wanneer wij 25 pond
beschuit en 30 pond vleesehconserven méér meegeno
men hadden, zeker den zuidpool bereikt hadden, was
voor ons niet bijzonder troostvol. In de laatste dagen,
welke aan het planten der Britsche vlag voorafgingen,
was onze voorraad zoozeer verminderd, dat wij tenslot
te op een rantsoen van 10 onsen per man en per dag
gekomen waren. Onze levenskracht was door het on
voldoende voedsel zoozeer afgenomen, dat wij reeds
spoedig na het punt, waar wij de vlag plantten, ineen
gezakt zouden zijn, als we werkelijk geprobeerd had
den, nog verder naar het zuiden te gaan.
Wij bevonden ons toen op een plateau van 10.000
Maar mannen en ook vrouwen stormden op den wa
gen toe en dreigden de soldaten die zich stelden tus-
schen lien en hun prooi.
Niets scheen Déroulède en Juliette te kunnen red
den van een onmiddellijken en afschuwelijken dood.
„A mort! A mort! A la lanterne les traitres!"
Santerre, die zich zelf heesch geschreeuwd had, wist
geen raad. Hij had oen van zijn manschappen naar de
naastbijgelegen cavaleriekazerne gezonden, maar het
zou nog wel eenigen tijd duren voor hij versterking
kon krijgen; in dien tusschentijd werden zijn mannen
uitgeput van vermoeienis en het volk dat steeds opge
wondener scheen te worden dreigde ieder oogenblik
door hun gelederen heen te breken.
Er kon geen seconde verloren gagn.
Santerre zou het volk met genoegen zijn gang heb
ben laten gaan en zou hun hun prooi gaarne hebben
toegeworpen; maar hij had zijn bevelen gekregen en in
het jaar I van de Revolutie was het niet raadzaam on
gehoorzaam te wezen.
Op dit oogenblik van groote spanning voelde hij
eensklaps zeer eerbiedig zijn arm aanraken.
Vlak achter hem stond een soldaat van de Nationale
garde niet een van zijn eigen manschappen hij
had een klein, dichtgevouwen papiertje in de hand.
an den Minister van Justitie" fluisterde de sol
daat hem haastig toe. „Do burger afgevaardigden
hebben het oproer van uit het gerechtshof gadegesla
gen; zij zeggen dat gij geen oogenblik moogt dralen.
Santerre reed naar den wagen waaraan een lantaarn
bevestigd was. Hij had den soldaat het papiertje uit
de hand genomen, scheurde liet haastig open en las
het bij het flauwe licht van de lantaarn.
Zijn dik streng gelaat vertoonde onder het lezen
een uitdrukking van groote vreugde.
„Heb je nog twee mannen bij je?" vroeg hij snel.
„Ja, Burger antwoordde hij naar rechts wijzende;
„en de Burger Minister zegt dat u er mij nog twee
bij moet geven."
„Ge brengt de gevangenen stilletjes naar de gevan-
vangenis du Temple, hebt ge mij begrepen?"
„Ja, BurgerBurger Merlin heeft mij volledige in-
voet hoogte, en de temperatuur was 40 graden bene
den nul. Zestig mijlen, voordat wij ons zuidelijkste
punt bereikten, werden wij door een storm van een
sterkte van 70 tot 90 mijlen per uur tot stilstand ge
dwongen. Eigenlijk hadden wij reeds van den 19den
December af. dus drie volle weken, bijna onafgebro
ken met sneeuwstormen te kampen gehad. Op den
gedenkwaardigeu dag van 9 Januari, ging de storm
liggen; toen wij tegen één uur 's ochtends uit onze
slaapzakken kropen, waren wij meer dood dan levend
Na een gebrekkig ontbijt zetten wij onzen marsch
voort, maar de storm werd weer zoo hevig, dat ik om
9 uur -besloot een einddoel voor de expeditie te bepa
len. 88 graden 22 minuten zuidelijke breedte plaat
sten wij een langen bamboesstaak in de sneeuw en he-
schen de vlag der Koningin. Wij namen toen in naam
van den Koning formeel het plateau in bezit en maak
ten een foto van deze gebeurtenis.
Wij lieten op die plaats in een papieren koker een
document achter, waarop het in-bezit-nemen was om
schreven. Voordat wij terugkeerden, zagen wij nog
eens door onze kijkers naar het voor ons liggende naai
den zuid-pool-leidende terrein. Wij zagen geen spoor
van land en evenmin heuvels of bergen. Hieruit blijkt,
dat de zuidpool op dat plateau ligt en niet door ber
gen omgeven is.
Op den terugtocht moesten de leden der expeditie,
die lieliamelijk„op" waren, alles, wat ze maar eenigs
zins konden missen achter laten, maar de geologische
voorwerpen namen ze mee, hoewel zij daardoor een ge
wicht van 35 tot 40 pond hadden te dragen."
De expeditie bood den leden slechts weinig gelegen
heid tot verpoozing. Behalve lectuur hadden ze een
grammofoon, waarvan ze, zoo dikwijls als maar mo
gelijk was, gebruik maakten.
„In den zomer" zoo vertelde de luitenant
„brachten wij de grammofoon dicht bij de plaatsen,
waar de pinguins zich bevonden, en zetten de plaat in
beweging. Honderden van deze eigenaardige vogels
waggelden dan, de een na den ander, op de machine toe
en gedroegen zich bij de klanken van de muziek bijna
als mensclien. Zij toonden zich zeer verbaasd toen ze
de klanken van het lied „Waltz me around again, Wil
lie hoorden, en ik moet zeggen, dat deze melodie de
ouderen onder de vogels scheen te kwetsen, want zij
keerden zich vol verontwaardiging van de muziek af.
Ik heb van deze grammofoon-concerten met het
eigenaardige publiek eenige goedgeslaagde fotografi
sche opnamen gemaakt."
Aubade aan H M. de Koningin.
Het Comité voor de aubade aan II. M. de Koningin
in 1901, te Amsterdam zal een vergadering van zang-
vereenigingen bijeenroepen op 24 Juni a.s., waar het
zal worden uitgebreid tot een comité van 15 personen
ter voorbereiding en regeling van een aubade aan II.
M. de Koningin bij haar eerstvolgend bezoek aan de
Hoofdstad. Daar zal dan de Oranje-Nassau-eantate
gecomponeerd door den heer Van 't Kruys worden ten
gehoore gebracht.
structies gegeven. Ge moet den wagen een weinig
onder de portiek laten brengen, daar kunnen de ge
vangenen er uit stappen en zij kunnen aan mij over
gedragen worden. Ge moet in dien tusschentijd met
uw manschappen hier blijven rondom den ledigen wa
gen, zoolang als ge kunt. Ge zult spoedig versterking
krijgen; de mannen zijn afgezonden. Wanneer zij
komen moet gij met hen en den wagen naar de gevan
genis du Luxembourg trekken. In dien tusschentijd
zullen de gevangenen veilig en wel in den Temple zijn
aangekomen."
Do man sprak op haastigen, gebiedenden toon en
Santerre was maar al te zeer bereid hem te gehoorza
men. Wel was een gevoel van verlichting voor hem
dat hij spoedig versterking zou krijgen en hij was blij
van de verantwoordelijkheid voor de gevangenen te
zijn ontheven.
De mist, die al meer en meer was toegenomen, be
gunstigde het nieuwe plan en het voortdurend trom
geroffel maakte de haastig gegeven orders onhoor
baar. De wagen werd in de schaduw van de portiek
gebracht en terwijl het volk gilde, tierde en schreeuw
de om de verraders, kregen Déroulède en Juliette be
vel uit den wagen te stappen. Niemand zag het,
want liet was volkomen donker.
„\olg mij zachtjes!" fluisterde een ruwe stem hun'
in het oor, „of ik heb bevel u waar ge staat dood te
schieten."
Zij dachten er niet over weerstand te bieden. Ju-
liettte was verkleumd en dof, zij steunde tegen Dé
roulède aan, die zijn arm beschermend om haar heen
sloeg.
Santerre gebood twee van zijn manschappen het
nieuwe escorte gevangenen te begeleiden en dadelijk
zetten zij zich in beweging vlak langs den muur van
het Palais de Justice; zoo verwijderden zij zich van
het oproerig gepeupel.
Déroulède zag dat zij omringd werden door een zes
tal mannende duisternis en de regen beletten hem
iets naders te onderscheiden. Het was daarenboven
volkomen donker geworden; het getier van het volk
verwijderde zich hoe langer hoe meer.
Er wordt verwacht dat een negenduizendtal zangers
en zangeressen, onder wie drie duizend kinderen, aan
de aubade zullen deelnemen.
Het hoofdbestuur van de Liberale Unie heeft aan
de afdeelingen het volgend advies gezonden.
„Vóór alles moet natuurlijk al het mogelijke worden
gedaan, om aan alle candidaten, die zich met het pro
gram der L. U. vereenigen, de meerderheid te bezor
gen.
Ook behoort in de districten, waar wij geen eigen
candidaten hebben, beslist partij te worden gekozen.
Nu de coalitie reeds in de meerderheid is, en met na
me de antirevolutionnairen bij eerste stemming zes ze
tels hebben veroverd, is het. van het grootste belang,
bij de herstemming- althans te voorkomen, dat het ré
gime, waaronder ons volk van 19011905 heeft ge
zucht, in de naaste toekomst nog scherper zal worden
toegepast. Daarom is ons adviesstemt links.
De „Nederlander" adviseert in alle districten
waar het gaat tusschen liberaal en socialist, den libe
raal krachtig te steunen.
Naar het Hbld. verneemt zullen er pogingen wor
den aangewend om te bewerken dat de vrijzinnigen in
do districten Schotel-land en Franeker met de kerkdij
ken een coalitie sluiten om elkaar bij de a.s. herstem
ming wederzijds te steunen, ten einde langs dien weg
ds. Koetsveld in Franeker en mr. De Meester in Scho-
terland verkozen te krijgen tegenover de candidaten
der socialisten.
RECHTZAKEN.
Arrondlssements-Rechtbank te Alkmaar.
Zitting van Dinsdag 15 Juni.
(Vervolg.)
Beleediging.
Jan M„ 23 jaar, te Uitgeest, was niet verschenen.
Hij had den gemeente-veldwachter Dirk Schouten al
daar beleedigende woorden toegevoegd als„leelijke,
gemeene jiolitie-agent, smerige politie-agent," enz.,
voor welke beleediging de officier van justitie thans
15 boete, subsidiair 10 dagen hechtenis tegen hem
eischte.
Vernieling.
Dat het niet alles is een feeks als huishoudster te
hebben ondervond Cornelis Franken te Scharwoude,
die hedenmorgen getuige was in de zaak van Wilhel-
mina Catharina I)., 45 jaar, woonachtig te Amster
dam, die wegens vernieling terecht moest staan.
Uit het omstandig verhaal van de oude Cornei
bleek, dat hij eenigen tijd geleden een huishouds'
noodig- had en daartoe in een courant een adverteni
plaatste. Al heel spoedig' ontving hij een brief van
een weduwe uit Amsterdam, die hem mededeelde heel
gaarne de honneurs ten zijnenhuizetegeneenigevergoe-
ding te willen waarnemen, mits zij haar 11-jarig zoon
tje mocht medebrengen. Aldus werd overeengekomen.
Na een paar weken bleek boer. Franken evenwel welk
een domheid hij begaan had de Amsterdamsche als
huishoudster te nemen. Hoeveel geld hij ook verdien
de hij droeg het haar getrouw af voor het huishou
den nooit was er genoeg. Waar het bleef merkte
hij nooit, maar zeker werd het niet voor brandstof be
steed daar scheen zijn huis beter dienst voor te
doen. Eerst werd door 't lieve huishoudstertje de
regenton opgestookt, daarna de goot van het huis, ein
delijk een deur en een bedstede-plank.
Nadat haar zoontje ongeveer een paar weken de
school had bezocht, kreeg Franken bericht van den
HOOFDSTUK XXVIII.
Het onverwachte.
Het kleine troepje trok stilzwijgend voort. Het
scheen te bestaan uit enkele mannen van de Nationale
Garde, die Santerre onder commando geplaatst had
van den soldaat welke hem de bevelen van do Burger-
Afgevaardigden had overgebracht.
Juliette en Déroulède waren zeer benieuwd waar zij
heen gebracht werden; naar de een of andere gevan
genis zeker, verwijderd van het woedende volk. Zij
hadden beiden een gevoel van rust uit de klauwen van
die troep wilde dieren verlost te zijn. Zij dachten niet
verder en bekommerden zich nergens om. Beiden
voelden den engel des doods reeds boven hun hoofd
zweven. De laatste uren van hun leven naderden en
zij brachten die door aan elkanders zijde. Wat vrees
of berouw, verdriet of vreugde niet vermochten, do
groote machtige Schaduw had dit wonder ten uitvoer
gebracht.
Juliette zag den dood moedig in het aangezicht, zij
strekte de hand uit en zocht die van den man dien zij
liefhad. Zij spraken geen enkel woord, niets.
Als door een ingeving vart- zijn onzelfzuchtige lief
de, begreep Déroulède alles wat dat kleine handje
hem wenschte te vragen. En hij vergat op dat oogen
blik alles en verheugde zich alleen over de aanraking-
van dat handje. De dood of vrees voor den dood had
opgehouden te bestaan. Het leven was schoon en in
de ziel van deze twee mensohenkinderen was volmaak
te vrede, zij voelden zich bijna volkomen gelukkig.
Met een aanraking van elkanders hand hadden zij
elkanders ziel gezocht en gevonden. Wat deerde hun
le gillende menigte, het geweld en geraas van deze
ellendige wereld? Zij hadden elkander gevonden, en
hand in hand, schouder aan schouder, dwaalden zij
rond in liet land van hun droomen, waar geen plaats
was voor twijfel of verraad, waar zij elkander niets te
vergeven hadden.
Wordt vervolgd.