DAGBLAD VOOR ALKMAAR OMSTREKEN Feuilleton. No. 143. Honderd en elfden Jaargang. 1909. WOENSDAG 23 U N 1. Verkiezing Gemeenteraad Nationale AAN MIJ DE WRAKE. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken a'vond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80: franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. v>riav ilj Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentie» regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote ette? aar plaatsruimte. Br n franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij RMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Dit nummer bestaat uit twee bladen. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, den onderstaanden milicien-verlofganger, om zich, op srrond van het bepaalde bij artikel 124 der Militiewet "11901, wegens het niet naleven van het bepaalde hij art. 123 dier wet, 's namiddags vóór 4 ure bij zijn korps te vervoegen, ten einde, voor den tijd van 14 dagen, in werkelijken dienst, over te gaan 2e Regiment Veld-Artillerie, lichting 1901, garnizoen 's-Giavenhage 4 October 1909 GERARDUS JOHANNES HELLEMAN. De opgeroepene moet voorzien zijn van zijn verlofpas, het zakboekje en van de kleeding- en equipementstukken, voor zooverre die nog bij hem voorhanden zijn. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 21 Juni 1909. JAN DE WIT, Dz., lo. Burg. Staatscommissie werkloosheid. RECHTZAKEN. Arroridlssements-Rechtbank te Alkmaar. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR, Qelet op art. 9 der Gemeentewet; Brengen ter algemeene keni.'s, dat de verkiezing van leden van den Gemeenteraad, ter vervulling der plaatsen, welke zullen openvallen door de periodieke aftreding alszoodanig van de heeren Mr. H. Boelmans ter Spill (in district I) H. J. F. Wanna en G. de Groot Jz. (in district II) en H. P. Ibink Meienbrink en N. Glinderman (in district III), zal plaats hebben op DINSDAG 29 Juni a.s. en de stemming en her stemming zoo noodig, op WOENSDAG Y JULI en DONDERDAG 15 JULI a.s. De tot invulling bestemde formulieren voor de op gaven van candidaten zijn kosteloos ter Secretarie der gemeente verkrijgbaar. ALKMAAR, 15 Juni 1909. Burgemeester en Wethouders voorn., JAN DE WIT Dz., Voorzitter, lo. Burg. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 23 Juni. Tn Frankrijk, het land van de stakingen, heeft een geval van arbeidsbelemmering' plaats gehad, dat van zicli doet spreken. Tijdens de poststaking verklaarde de machtige man, hurger Pataud, spottend een ongekroond koning ge noemd, dat hij een syndicaat van jockey's en stal knechts had gevormd, die tegen den grand prix zouden staken. De „grand prix" is een gebeurtenis in de Fransohe wereld, waarin men zich verveelt gelijk bekend is wordt hij die wedrennen de mode aangegeven door de Parijsche dames. I)e verklaring van den heer Pataud werd niet ge loofd. Maar er is inderdaad een vakvereeniging van „lads," zooals de jonge jockeys en stalknechts worden genoemd, gevormd en die heeft van zich doen spre ken, 54) 4«or BARONES ORCZIJ. Schrijfster van „de Roode Pimpernel." Naar het Engelsch. HOOFDSTUK XXX. Er is niet veel meer bij te voegen. De geschiedenis vermeldt, dat het groote, almachti ge Parijsche volk beschaamd en vermoeid en druipnat langzaam naar huis terugkeerde, voordat het eerste hanengekraai in de naburige dorpen en buiten de stad het aanbreken van den dag aankondigde. Maar lang voor dien tijd, zelfs voordat de klokken der groote stad het middernachtelijk uur hadden aan gekondigd, had Sir Percy Blakeney met zijn kleine bende volgelingen, de kleine herberg bereikt dicht bij den anderen uitgang van Père Lachaise. Zonder een woord te spreken, slopen zij, als zes stil zwijgende geesten het groote kerkhof over en toen zij het stille herbergje hadden bereikt, hoorden zij nog maar heel in de verte het gonzend geluid der volks menigte, dat ternauwernood door den grooten afstand tot hen doordrong. Door Engelsch geld hadden zij spoedig den halfuit- geliongerden herbergier omgekocht. Een groote reis koets stond reeds voor hen gereed en vier flinke Vlaamsehe paarden trappelden reeds vol ongeduld een half uur lang op den grond. Voor het raampje van de reiskoets vertoonde zich het gezicht van de oude Pe- tronelle, nat van tranen van angst. Een kreet van verrassing en vreugde ontsnapte aan de borst van Déroulède en Juliette beidenmet een gevoel van eerbied wendde zij zich tot den bewonde- renswaardigen man die dit stoutmoedig plan op touw De jongelui hebben verhinderd dat te Auteuil de jockeys met hun paarden in de haan konden ko men. Tiet publiek werd ongeduldig, er ontstond tu mult, politie moest komen, arrestaties hadden er plaats. De „sabotage" gelukte grootcndeels. Thans wordt .er gesproken van een staking, maar stakers zijn er niet, want de staljongens zijn op hun post. Intusschen eischen zijverhooging van hun minimumloon van 5 francs tot 6 francs en invoering van een opzeggingstermijn van tenminste een week. Voorts werd er een lange lijst van grieven ingezonden. Natuurlijk waren sommige ministers het hiermede vol maakt eens. De heer Olemenceau bijv. heeft verklaard, dat hij de meeste eischen van de staljongens billijk achtte. Hij heeft den leden van de wedren-vereeniging verzocht hun invloed te gebruiken, om de eischen wel willend te doen ontvangen. Toch voegde hij eraan toe, dat hoewel de eischen gegrond waren, ze niet door geweld mochten worden gesteund. net bestuur vroeg hem toen of het niet gewensclit was maatregelen te nemen tot uitzetting van eenige buitenlandsche „lads." De heer Olemenceau antwoord de, dat hij tot nu toe niet had gedacht aan dergelijke maatregelen. Ilij was getroffen door de verklaring van een Engelsch trainer den "heer Wodland, die er zich op beroemde dat hij de wet van 1884 op de syn dicaten niet kende en er hoegenaamd geen rekening mee hield. De president van den ministerraad verlangt dat alle Fransohe wetten door de vreemdelingen die verblijf houden in Frankrijk zullen worden geëerbiedigd en de regeering heeft besloten alle misbruiken tegen te gaan. Natuurlijk is er over het gebeurde geïnterpelleerd. Dat hoort er in Frankrijk zoo bij. Eerst in de Kamer waar de heer Berteaux betoogde, dat de patroons niet alleen de billijkheid tegenover de knechten niet hadden betracht, maar hun, toen zij op verbetering hunner po sitie aandrongen, eenvoudig hadden ontslagen en hen en hunne gezinnen daardoor aan den honger hadden prijs gegeven. Er is, zoo verklaarde de heer Berteaux, gesproken van sabotage, maar volkomen ten onrechte; wanneer er gewelddadigheden zijn gepleegd, dan wa ren die uitsluitend het gevolg van het uitdagend op treden der Parijsche politie, die zich met zaken be moeide, die haar niet aangingen. De heer Viviani, minister van arbeid, deelde mede, dat hij dien ochtend een deputatie uit het stalpersoneel had ontvangen en deze had medegedeeld, dat hij de trainers bij zich had besteld, dat hij hun aan het ver stand zou brengen, dat de wet door hen geëerbiedigd moest worden. En daarmede was de behandeling der interpellatie ten einde. Ook in den Parijschen gemeenteraad is geïnterpel leerd. Men was bang dat de Parijsche handel zou lij den, wanneer de stroom van provincialen en buiten landers, die zich anders in de sportweek over Parijs uitstort, uit vrees voor mislukking of belemmering der sportfeesten.dit jaar zou uitblijven. Maar de heer Lé- pine, de prefect van politie, stelde den interpellant had gezet en ten uitvoer gebracht. „Ach vriendlief!" zeide Sir Percy meer speciaal het woord richtende tot Déroulède, „als ge eens wist hoe eenvoudig het was. Met geld kan men alles gedaan krijgen, en ik geloof dat mijn eenige verdienste bestaat in het bezit van een geheele boel van dat gemakkelijke goed. Je hebt mij zelf verteld hoe je voor de oude Petro- nelle gezorgd hadt. Onder de plechtige verzekering dat zij haar jeugdige meesteres hier zou weervinden, heb ik haar overgehaald Parijs te verlaten. Heel dap per is zij van morgen in een van de groentewagens uit de stad meegereden. Zij is zoo duidelijk een vrouw uit het volk, dat niemand verdenking tegen haar heeft ge koesterd. En wat de brave menschen van de herberg van hier betreft, ik heb ze goed betaald en met geld kan men spoedig genoeg een wagen met paarden krij gen. Mijn Engelsche vrienden en ik hebben onze eigen passen en wij hebben er een voor Mademoiselle Juliet te, die voor een Engelsche dame moet doorgaan, met haar oude voedster Petronelle. Er liggen fatsoenlijke kleereu voor ons allen hier in de herberg klaar. Wij hebben een. kwartier om ons aan te Ideeden en dan moeten wij maken weg' te komen. Ge kunt natuurlijk uw eigen pas gebruiken; uw arrestatie is zoo snel in zijn werk gegaan dat de tijding zich zeker nog niet heeft verspreid en wij hebben acht uren op onze vijan den vooruit. Als zij morgenochtend wakker worden zullen zij tot huil spijt bespeuren dat ge huil door de vingers zijt ge glipt. Hij sprak op zeer achteloozen toon en met dien eigenaaidigen dreun alsof hij luchtigjes in de Londen- sclie salons praatte in plaats van te spreken over het meest roekelooze, meest onbeschaamde plan dat ooit in een menschelijk brein was opgekomen. Déroulède kon geen woord zeggen. Zijn eigen, edel moedig hart was te zeer vervuld van dankbaarheid voor zijn vriend om die in enkele woorden te kunnen uiten. En er was geen tijd te verliezen, dat zal men kun- gerust door de pertinente verklaring, dat de sportweek rustig zal verloopen en dat de Parijzenaars en anderen Zondag a.s. onbevreesd de „Grand-Prix" kunnen gaan bijwonen. En de behandeling der interpellatie eindig de met de aanneming eener motie, waarin de wensch werd uitgesproken, dat de regeering de noodige maat regelen zal treffen voor de veiligheid van het publiek bij de wedrennen. De heer Lépine is niet voor een klein geruchtje ver vaard, hij weet wat hij zegt. Dus zal het Zondag wel in orde komen. Prins Hendrik. Z. K. II. de Prins komt a.s. Donderdag van het Loo naar de Residentie teneinde de algemeene vergadering van het Roode Kruis te presideeren. „Naar wij vernemen, zegt De Tijd, zijn verschillende vooraanstaande personen uit de vakbeweging door mi nister Talma aangezocht 0111 zitting te nemen in de staatscommissie tot het instellen van een onderzoek naar de oorzaken der werkloosheid. Hieronder bevin den zich personen uit de christelijke zoowel als uit de neutrale vakbeweging." Uit de Maandagavond door mr. Troelstra gehouden rode bleek reeds dat o.a. de heer Troelstra en de heer Keesing tot zitting nemen in deze commissie waren aangezocht. Zitting van Dinsdag 22 Juni. Diefstal. De eerste beklaagde hedenmorgen was een achttien jarig meisje, Petronella H. te Alkmaar. Haar was ten laste gelegd, dat zij ten nadeele van David Spier ver schillende goederen had weggenomen, als kousen, zak doeken, hemden, rokken en onderlijfjes. Beklaagde, die bij Spier in dienst was, bekent de goederen te hebben weggenomen, ze mee naar haar kamertje te hebben gedragen en ze daar in een groote doos, die zij van juffrouw Spier had gekregen, te heb ben verstopt. Den 18den Mei werd den diefstal, die zij op ver schillende dagen gepleegd had, ontdekt. Klara Englander, huisvrouw van David Spier te Alkmaar was de eerste getuige die in deze zaak werd gehoord. .Getuige verklaart, dat beklaagde ongeveer 10 weken bij haar in dienst is geweest. Op zekeren dag in Mei ontdekte getuige, dat in de doos op be- klaagde's kamertje verschillende winkelgoederen la gen, die zij bleek ontvreemd te hebben. Den 18en Mei werd beklaagde daarom uit haar dienst ontslagen. Ook heeft getuige geld vermist ten bedrage van 8 in den tijd, dat beklaagde bij haar diende. I)e tweede getuige, David Spier, manufacturier, Achterstraat te Alkmaar, herkent de goederen, welke beklaagde gestolen heeft, als zijn eigendom. De officier van justitie is van meening dat be klaagde waarschijnlijk gedacht heeft met Van Alphen: „Aan een boom zoo volgeladen, mist men vijf, zes pruimpjes niet." Z. E. A. acht den diefstal wettig en overtuigend bewezen en eischte voor beklaagde een week gevangenisstraf. Wederspan nigh ei d. De volgende beklaagde, Frederik B. te Alkmaar nen begrijpen. Binnen het voorgeschreven kwartier had de kleine heldhaftige troep hun vuile, havelooze kleeden uitgetrokken en zij kwamen te voorschijn ge kleed als eerwaardige Parijzenaars op weg naar bui ten. Percy Blakeney had zich gekleed als livereikoet- sier van een aanzienlijke familie en Lord Anthony Dewhurst had het costuum aan van een Engelschen iivereiknecht. Vijf minuten daarna had Déroulède Juliette in de reiskoets getild en niettegenstaande al haar vermoeienis, angsten en ontvoering was zij na meloos gelukkig toen hij haar arm vol vertrouwen om zijn schouders voelde. Sir Andrew Ffoulkes en Lord Hastings namen met hen in de koets plaats; Lord Anthony zat naast Sir Percy op den bok. En terwijl het Parijsche volk zelf verbaasd was waarom zij eigenlijk de poorten van de stad hadden bestormd, werden de ontsnapte gevange nen ventre-a-terre over de modderige wegen van Fran krijk naar de noordwestkust gebracht. Sir Persy Blakeney mende zelf. Zijn edelmoedig hart was overvloeiende van vreugde dat zijn plan was gelukt; de dappere man wilde zijn vrienden zelf naar het land der vrijheid voeren. Zij hadden een tocht van acht uur af te leggen; Roode Pimpernel ne zijn vrienden hadden het werk tot het einde toe volbracht en alle mogelijke dingen voorzien. Zij hadden de noo dige reispassen bij zich en bij verschillende stations was voor frissche paarden gezorgd. De reis, hoewel lang en vervelend, liep zonder verdere avonturen af. In Havre ging het gezelschap aan boord van Sir Percy Blakeney's jacht „de Daydream", waar madame Déroulède en Aime Mie hen reeds wachtten. De twee dames hadden met de noodige inlichtingen van Sir Percy de reis naar het noorden zonder moeie- lijkheden volbracht tot aan de volkrijke zeehaven. Anne Mie's eerste ontmoeting met Juliette was zeer aandoenlijk. Het arme kind had de laatste dagen vree- selij berouw gehad over haar gedrag; de reis in de zware reiskoets, die haar al verder en verder van Pa rijs verwijderde, was daardoor een foltering voor haar geweest. Zij dacht niet anders dan dat Juliette zou (niet verschenen) was ten laste gelegd, dat hij, toen hij zich den 13en Mei in kennelijken staat van dron kenschap op den openbaren "weg alhier bevond in de Spoorstraat, zich tegen de agenten Brouwer en Duyf had verzet. De arrestant rukte, trok, sloeg en schopte de agenten, zoo hard hij maar kon. Met heel veel moeite werd hij naar het bureau vau politie gebracht. Christiaan Johan Brouwer, agent van politie, alhier deelt mede beklaagde wegens dronkenschap van den openbaren weg te hebben willen verwijderen en hem naar het politie-bureau te hebben willen brengen om te ontnuchteren. Bij deze overbrenging verzette be klaagde zich hevig tegen hem en zijn mede-helper, den agent Pieter Duyff. Door den officier van justitie werd wegens weder- spannigheid twee weken gevangenisstraf geëischt. V erduistering. Beklaagde Aaltje S., huisvrouw van Jan Hendrik J. v. N. was niet verschenen. Haar was ten laste ge legd, dat zij zich een halsketting, toebehoorende aan Divera Koning wederrechtelijk had toegeëigend. Den len Jahuari had beklaagde schaatsen gereden met Jan Bierman, waarbij zij op het ijs een koralen ketting met gouden slot vonden. De eerste getuige, Petrus Fellinga, agent van poli tie, alhier heeft in de zaak een onderzoek ingesteld. Beklaagde ontkende aanvankelijk iets van een hals ketting af te weten. Toen haar evenwel met huis zoeking werd gedreigd, kwam zij met het gevonden voorwerp te voorschijn. Van het vinden was destijds geen aangifte gedaan bij de politie. Johannes Z. Bierman, tuinman te Alkmaar, de twee de getuige in deze zaak, vertelt den len Januari met, beklaagde op den Singel hij het Gerechtsgebouw te» hebben scliaatsengereden. Daar vond beklaagde een ketting, dien zij opraapte en in haar zak stak. Thuis gekomen legde zij den ketting op de kast en haar man vroeg: „Wat zullen we er mee doen?" Besloten werd den ketting te houden. Toen later de vrachtrijder van Heiloo over den ketting sprak, werd dan ook ge zwegen. Getuige ontkent bier te hebben gehad om niets van de vondst te zeggen. Getuige Pieter Pilkes, vrachtrijder te Heiloo, kreeg van Divera Koning de opdracht naar het politie-bureau te Alkmaar te gaan en te informeeren of haar halsket ting ook gevonden was. Twee keer is beklaagde er geweest, maar de ketting was er niet. Divera Koning te Heiloo, begin Januari in dienst, bij de familie Maas Geesteranus aldaar, verklaart op Nieuwjaarsdag op den Singel te Alkmaar te hebben schaatsengereden. Toen zij 's avonds thuiskwam, miste zij den ketting, waarop zij den vrachtrijder Pilkes de opdracht gaf er in Alkmaar naar te informeeren. Zij herkent den ketting als haar eigendom. De officier van justitie meent dat getuige Bierman bijzonder op beklaagde en haar man gebeten was. Zijn verklaringen in deze zaak strooken evenwel volkomen met de verklaringen der andere getuigen. Z. E. A. acht beklaagde schuldig en eischt wegens verduiste ring 25 boete of 10 dagen hechtenis. Jan Hendrik J. van N-, echtgenoote van de vorige beklaagde, had zich een vat, dat toebehoorde aan den heer J. M. Witte, toegeëigend. Een week voor Pinksteren 1908 heeft beklaagde, zooals hij mededeelt zijn tegenwoordige woning be trokken, waarin zich nog de inventaris van zijn voor ganger bevond. Behalve deze inventaris was er nog rommel, die zijn voorganger had achtergelaten, o. a. een biervat. Beklaagde wist niet wien het vat toebe- moeten sterven en stelde zich Paul voor ten prooi aan de bitterste wanhoop en haar teergevoelig hart deed haar pijn bij de gedachte dat zij het was die den man dien zij liefhad, den laatsten dolksteek had toege bracht. Zij was geschapen tot zelfverloochening; zij zou daarin een zegen, een geluk vinden. En toen één blik op het gelaat van Paul Déroulède haar zeide dat hij haar vergiffenis had geschonken, was de vreugde, hem gelukkig te zien naast degene die hij liefhad, onvermengd en zonder eenige bitterheid. Het was een schoone dageraad van een der laatste dagen van die gedenkwaardige maand Tructidor. Ju liette en Déroulède stoudeu op het dek van „de Day dream" en zagen de kust van Frankrijk langzamer hand uit het gezicht verdwijnen. Déroulède had zijn arm om haar heen geslagenhaar blonde haren, door het zeewindje heen en weer bewogen, liefkoosden zijn wang. „Madonna!" fluisterde hij. Zij sloeg de oogen naar hem op. Ilet was voor het eerst dat zij geheel'alleen waren, voor het. eerst Gat er geen zween van gevaar voor hen bestond. Wat zou de toekomst in haar schoot voor ben ver bergen, in dat schoone onbekende land waar het gra cieust' jacht hen met snelheid heenvoerde? In Engeland, het land van vrijheid, zouden zij hun geluk vinden en huil vreugdeen zij sloegen de oogen op naar het noorden, waar de witte klippen van Albion nog aan den horizon verborgen waren en de nevelen de kust omhulden van het land waar zij beiden zooveel geleden hadden, waar zij elkander hadden leeren lief hebben. Hij nam haar in zijn armen. „Mijn vrouw!" fluis terde hij. Het roode licht van den dageraad scheen op haar blonde haren; hij hief haar gezichtje op en hun zielen vonden elkander in eeH langen, hartstochtelijken kus. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1