DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 173.
Honderd en elfde Jaargang.
1909.
WOENSDAG
28 JULI.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
feestdagen uitgegeven Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P iktnaar f 0,80s franco door het geheele Rijk I 1,
M aderlijke nummers 3 Cents,
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V, Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Kamerverkiezing Ede.
Reclasseering vsn ontslagen gevangenen.
Cadettenschool en Kon. MU. Academie,
Jonkvrouw A. J M Tedlng van Berkhout,f
De Amsterdamsche wethoudersbenoeming
GEMENGD NIEUWS.
Optocht te Amsterdam.
Het seizoen te Scheveningen.
Een wedloop
ALIMAAitSCHE COURANT.
HÜH.
ALKMAAR, 28 Juli.
Men Leeft gisteren kunnen lezen, dat het Engelsehe
Lagerhuis zander veel tegenstribbelen erin heeft toe
gestemd, dat een tweede viertal oorlogsschepen van
het „Nooit-benauwd" type tegen 1912 gereed zal zijn.
De minister van marine en de minister-president,
die deze zaak moesten verdedigen, hadden geen ge
makkelijke taak. Zij dienden de noodzakelijkheid van
deze vlootuitbreiding aannemelijk te maken, maar
waren verplicht hun woorden te wikken en te wegen
en vooral er voor te waken, dat hun uitlatingen van
Duitsche zijde niet verkeerd uitgelegd zouden kunnen
worden. Zij waren gedwongen het te doen voorko
men, alsof de haastige en aanzienlijke vlootuitbreiding
in genen deele tegen Duitschland gericht was -of
schoon iedereen weet dat dit wel het geval is.
Ja, een Hollandsch zee-officier, die de reusachtige
vloot, welke thans op de Theems is verzameld, be
zocht, vond het opmerkelijk, dat er op een der schepen
zoo verbazend veel gesproken werd over de Duitschers.
dat men niet ongaarne nu reeds een oorlog zou zien,
omdat Engeland wèl en Duitschland niet klaar is.
In April 1907 verklaarde de heer Robertson in het
parlement„Nog nooit is er zulk een machtige vloot
op aarde geweest."
Er zal een nog veel machtiger komen de Engel
sehe vloot van over een paar jaar!
Het gaat tegenwoordig met „marine" als veertig
jaar geleden met „oorlog." Sinds de in 1866 door
Pruisen ingevoerde veroveringspolitiek nam de ont
wikkeling van het militarisme koortsachtig snel toe
Sinds de in 1903 door Japan gevolgde veroveringspoli
tiek geldt hetzelfde ten aanzien van marine. In den
zeeslag bij Tsoeshima is gebleken dat het slagschip
het belangrijkste oorlogsschip is. Welaan
men bouwt groote en dure slagschepen. Engeland ging
vooraan en liet zich een „Dreadnought" maken, waar
over heel de wereld sprak. De wereld volgde en Enge
land bleef voorgaan. Het liberale ministerie over
troefde in dit opzicht zijn conservatieve voorganger.
Het gronddenkbeeld immers is: Engeland moet onder
alle omstandigheden de heerschappij ter zee kunnen
handhaven, het moge kosten wat het wil. En het wil
veel kosten!
Engelands zeemacht heeft thans de Two powers
standard aanzienlijk overschreden. Het eilandenrijk
is ter zee sterker dan twee sterke mogendheden samen,
sterker ook dan de mogendheden van het drievoudig
verbond. Dat het om dit laatste voornamelijk te doen
is, bleek uit het verwijzen van den marine-minister
naar de programma's van Oostenrijk en Italië. Voorts
vestigde hij de aandacht erop, dat gedurende de laat
ste drie jaar Engeland 8 pantserschepen op stapel
had gezet tegen Duitschland 11 en dat het wel moge
lijk was jaar op jaar op denzelfden weg voort te gaan,
maar het was duidelijk, dat wanneer Engeland voort
ging met minder schepen op stapel te zetten dan een
buitenlandsche mogendheid, het overwicht van Enge
land ter zee na tien, vijftien jaar verdwenen zou zijn.
Er wordt dus maar weer voortgebouwd. Sommigen
zelfs nog niet snel genoeg. Werd er niet door nie
mand minder dan Balfour geprutteld, dat de libe
rale regeeringde vloot verwaarloosdeHij meen
de van groote nalatigheid te mogen spreken en ver
weet het ministerie dat het zijn geheele vlootpolitiek
inrichtte alsof er alleen gevaar dreigde in de Noord
zee en vergat dat de twee mogendheden aan de Mid-
dellandsehe zee, waardoor voor Engeland hoogstge-
wichtige handelswegen liggen de sterkste schepen bou
wen.
Nu is dat verwijt niet juist. Gelijk boven reeds is
gebleken, heeft Engeland inderdaad op Oostenrijk en
Italië gelet, ofschoon het van die beide landen in dit
opzicht waarlijk niet veel heeft te duchten.
In een deel der pers vindt men natuurlijk beschou
wingen in den geest van Balfour terug.
Zoo vat de Morning Post 's minister's verklaring
over de kwestie van den aanbouw voor de Britsche
vloot niet als vooruitgang op van wat bij de begroo
ting werd beloofd, maar als achteruitgang. Het blad
merkt op: Niet alleen dat van de vier extra slagsche
pen niet in den loop van dit begrootingsjaar de kiel
zal worden gelegd, maar zelfs de vier, die thans be
loofd zijn, worden verminderd tot drie. Inplaats voor
vier slagschepen zal de kiel worden gelegd voor drie
slagschepen en een grooten kruiser."
Men kan er dan ook staat op maken, dat er verder
gebouwd wordt, dat er nog heel wat millioenen zullen
besteed worden voor de zeemonsters, op het oogenblik
waarop zij van stapel loopen de trots der natie
vijftien jaar later waardeloos oud-roest.
De New-York Herold gaf in verband hiermede
eenige jaren geleden den volgenden vrij schralen
troost
„Nooitbenauwd's" zijn goedkooper dan een oorlog.
Terwijl 20 zulke schepen ongeveer 504 millioen gulden
kosten, heeft de strijd met Spanje, die nauwelijks een
oorlog te noemen is, 1.5 milliard gekost. Een onover
winnelijke vloot is de beste waarborg voor den vrede,
en talrijke „Nooitbenauwd's" zijn daarom de beste en
goedkoopste vorm van een nationale verzekering. Bo
vendien blijft het voor de vloot bestede geld in het
land, vormt een bron van nationalen trots en geeft den
toenemenden handel en den buitenlandschen bezittin
gen betrouwbare bescherming."
In het kiesdistrict Ede is gisteren bij enkele can
didaatstelling tot lid van de Tweede Kamer, in de
vacature-Yan Citters, gekozen de heer W. van Manen
Jzn., te Veenendaal.
Deze nieuwe afgevaardigde behoort tot de aftre
dende Kamer en neemt dus geen zitting meer.
Het nieuwe Kamerlid voor Ede, de heer W. v. Ma
nen te Veenendaal, is een eenvoudig kleermakertje,
die candidaat gesteld is grootendeels door fabrieksar
beiders. De lijst der C.-H. kiesvereeniging met den
naam van jhr. Schimm elpenninck is toen niet inge
diend om de kosten van een stemming te voorkomen,
trouwens op verzoek van den heer S. zelf.
In zijn Memorie van Antwoord nopens de voorge
stelde verhooging van Hoofdstuk IV der Staatsbe-
grooting voor 1909, spreekt de minister van Justitie
zijn bizondere voldoening uit over het feit, dat de
strekking van dit wetsontwerp algemeene instemming
heeft mogen vinden. Inderdaad is de Minister van
meening, dat door uitbreiding en meer stelselmatige
toepassing der staatsbemoeiingen op het gebied der
reclasseering van ontslagen gevangenen en verpleeg
den, een gewichtig maatschappelijk belang zal wor
den gebaat. Immers mede door zoodanige maatrege
len zal kunnen worden voorkomen, dat overtreders der
strafwet in herhaling vervallen en geleidelijk in ge
woonte- of beroepsmisdadigers ontaarden Ten aanzien
van gewezen tuchtscholieren en rijksopvoedelingen
vormen deze bemoeiingen het noodzakelijke comple
ment van de aan hen in de gestichten gewijde zorgen,
zonder welk complement veel al geen duurzame in
vloed der penitentiaire maatregelen kan worden ver
wacht.
De Minister kan niet toegeven, dat door dit ont
werp een concessie werd gedaan aan de nieuwe straf
rechtstheorieën. Men meent in het ontworpen stelsel
te vinden een afbuiging naar de moderne strafrechts-
leer, m. a. w. een aantasting van de grondslagen van
het bestaande strafrecht. Ware die. vrees gegrond,
die bevinding juist, het ontworpen stelsel, dat dan
vierkant in strijd zu zijn met 's Ministers strafrechte
lijke opvattingen door hem reeds vroeger mondeling
en schriftelijk aan de Staten-Generaal uiteengezet,
zou door hem nimmer aan de Kamer zijn voorgelegd.
Intusschen geven de bedoelde opmerkingen en be
schouwingen hem aanleiding nog eens uitdrukkelijk te
verklaren, dat de bestaande grondslagen van he_t
strafrecht door hem juist worden geacht, dat ook naar
zijn meening de straf moet zijn een gevoelig leel, den
overtreder der rechtsorde ter zake van het gepleegde
strafbaar feit aangedaan, en dat derhalve elke poging,
van welke zijde ook ingesteld, om het leed, hetwelk de
straf beoogt toe te brengen, te verzachten, geheel mis
plaatst zou moeten worden geacht en derhalve zou
dienen gekeerd. Intusschen hecht daartegenover de
Minister ten zeerste aan het adagium: straf geen
kwaad; de bestraffing moet niet alleen geen bron zijn
van lichamelijken of geestelijken achteruitgang, maar
zelfs rust, omnium consensu, op de Overheid de plicht
om het verblijf in het strafgesticht mede aan de ver
heffing van den veroordeelde dienstbaar te maken,
een plicht, dien de Staat o.a.- door het verschaffen en
bevorderen van godsdienst-, school- en vakonderricht
tracht te vervullen en zonder hetwelk het zij het
dan ook bijkomend verbeteringsdoel der straf on
mogelijk kan worden bereikt.
Naar aanleiding van de geopperde bezwaren tegen
de rechtstreeksche overheidsbemoeiingen, te weten de
voorgestelde, meer rechtstreeksche deelneming aan
reclasseeringsarbeid door de besturen en hoofden van
strafgestichten, c.q. door de ambtenaren van het open
baar ministerie, merkt de Minister op, dat zoodanige
deelneming, naar de ervaring leert, voorshands als
een ten zeerste gewenscht bestanddeel van het ont
worpen stelsel is te beschouwen. Zoolang en voorzoo
ver het particulier initiatief aan zijn roeping ten deze
nog niet geheel weet te beantwoorden, zullen bedoelde
rechtstreeksche overheidsbemoeiingen bezwaarlijk kun
nen worden ontbeerd. Er bestaat niet de minste re
den om ontslagen gevangenen, enz., die op plaatsen,
waar het particulier initatief niet of nog niet voldoen
de tot ontwikkeling is gekomen, waren gedetineerd, bij
de elders gedetineerden ten achter te stellen. Zoodani
ge achterstelling zou ten hoogste onbillijk zijn te ach
ten. Aanvullende staatsbemoeiing zal voorshands
slechts moeilijk kunnen worden gemist.
Maar in veel hoogere mate noodig, ja onmisbaar
voor een gezonde reclasseeringspolitiek, acht de Mi
nister het instituut der „bijzondere subsidie." Het
spreekt immers vanzelf, dat de Staat, wiens taak het
is de recidive te bestrijden, de verwording van den ge
legenheids- tot beroeps- of gewoontemisdadiger tegen
te gaan, zooveel mogelijk de zekerheid moet trachten
te erlangen,^ dat de noodige reclasseeringsmaatregelen
met betrekking tot die personen, die voor zoodanige
maatregelen het meest in de termen vallen, inderdaad
ook zullen worden getroffen. Het instituut der „ge
wone „subsidie," bij hetwelk de instelling wat aangaat
de keuze zoowel der te verheffen personen als der te
nemen maatregelen geheel vrij is, geeft aanvankelijk
die zekerheid allerminst. Vandaar blijft de Minister
het instituut der „bijzondere subsidie" noodzakelijk
achten. Van rechtstreeksche overheidsbemoeiingen
is bij die bijzondere subsidie geen sprake; alleen wor
den de door de instellingen aan te wenden reclassee-
ringspogingen hier in een bepaalde richting geleid,
Zoowel de aanvullende rechtstreeksche overheidsbe
moeiingen als de bijzondere subsidie beoogen beide
niet anders dan in het eerste ontwikkelingsstadium
der bijzondere reclasseeringszorg deze den weg te wij
zen, tot groote zelfwerkzaamheid te prikkelen en tot
voldoende hoogte op te voeren, om zich terug te trek
ken en zoo mogelijk te verdwijnen zoodra de particu
liere bemoeiingen tot genoegzame ontwikkeling zullen
zijn gekomen.
Ten gevolge van den uitslag van het onlangs door
cadetten der Cadettenschool afgelegd vergelijkend
examen voor toelating als cadet bij de Kon. Mil,
Academie, komen voor eene plaatsing bij die inrich
ting, op 2 October a.s., in aanmerking bij
a. infanterie hier te lande: L. A. Hansma, G. A.
Mallinckrodt, R. O. van der Nagel;
b. cavalerie hier te lande: J. Daniëls, J. E. Feen-
stra;
c. artillerie hier te lande: J. A. Battaerd, H. Dooije-
waard, J. van der Singel, J. M. W. Kuyl;
d. genie hier te lande: G. M. Glaus, J. Zwart;
e. infanterie in Ned.-Indië: D. J. W. Hageman
S. Tulp, A. den Hertog, W. J. Weemhoff, J. Th. Hal-
legraeff, C. G. L. Schroder, M. H. E. Nolthenius de
Man, W. H. Sonius, G. J. Kerlen, A. L. Gortmans,
H. L. Th. Slot;
f. cavalerie in Ned.-Indië: H. Ch. Hekker;
g. artillerie in Ned. Indië: J. P. Adèr, K. de Vries,
P. G. H. van der Harst, L. van Oleeff;
h. genie in Ned.-Indië: G. van Galen Last, H. J
J. Schneider, F. F. Llok.
(St.-Ct.)
Aan het LIaarlemsch Diaeonessenhuis en aan de
Christ. Vereeniging voor de verpleging van lijders aan
-vallende ziekte te LIaarlem is haar stichtster en groo
te steun ontvallen: jonkvrouwe A. J. M. Teding van
Berkhout is op hoogen leeftijd overleden.
Haar liefdevolle arbeid, haar groote mensehenmin,
haar onwaardeerbare diensten brachten indertijd 't be
stuur van de Chr. Vereen, voor de verpleging van lij
ders aan vallende ziekte er toe jonkvrouw Tedink van
Berkhout tot eerelid te benoemen.
Met algemeene instemming, groote blijdschap en
dankbare voldoening werd tijdens het herdenkings
feest van den 25-jarigen verplegingsarbeid de mede
deeling ontvangen, dat het Hare Majesteit de Ko
ningin behaagd had de beminde stichtster, freule Te-
ding van Berkhout te benoemen tot ridder in de Orde
van Oranje Nassau.
Tot haar overlijden had de overledene zitting in het
bestuur van het LIaarlemsche Diaeonessenhuis.
O® Usagsche foouwgrondzaak.
De heer van Liefland heeft verklaard dat hij, de
wenschelijkheid door den raad uitgesproken wil eer
biedigen, zich niet met makelaarszaken zal bemoeien.
Mocht hij zich bij een bouwgrondmaatschappij associ-
eeren, dan zal hij ontslag nemen als raadslid.
Wat den heer B. Janse Johzn. aangaat, dit raads
lid was reeds van plan eerlang voor het lidmaatschap
van den Haagschen gemeenteraad te bedanken, doch
t??n ,<?e bouwgrondkwestie naar voren kwam, besloot
hij, zijn desbetreffend besluit op te schorten.
De heer Janse is ook nu nog vast besloten den Raad
vaarwel te zeggen; hij heeft echter nog niet beslist
wannéér hij zijn ontslag in zal dienen.
Aan de kiesvereen. Vooruitgang heeft de heer Jac.
Polak (die door den heer Gulden uit den Raad is ge
drongen) kennis gegeven, dat hij een hem aan
te bieden candidatuur zal aanvaarden.
Ter gelegenheid van het gewone voorjaarsverzoek
van H. M. de Koningin (met prinses Juliana) zal te
Amsterdam een optochi worden gehouden naar een
ontwerp van den heer Th. Molkenboer. De stoet zal
tableaux geven uit de geschiedenis van het Huis van
Oranje en de Noord-Nederlandsche gewesten, sinds
•Juliana van Stolberg tot en met koning Willem I, in
onderstaande volgorde: 1ste deel: Juliana van Stol
berg, Willem de Rijke met gevolg en omgeving, prins
Willem I met gevolg, tijdgenooten onder wie de gra
ven van Egmond en Hoorn, prins Maurits; een wa
gen voorstellende de oprichting der Oost-Iindische
Compagnie enz.
2e deel. Het tijdperk van Frederik Hendrik; prins
ïrederik Hendrik. Kunstenaars, o.a. Rembrandt,
I rans Hals, Vondel, Huijgens; zeehelden, o.a. de Ruij-
ter, Tromp, van Galen; overheidspersonen, o.a. de
buigemeester Pancras, Six en Bicker; allegorische
wagens, waardoor worden voorgesteld en verheerlijkt
de daden^ dezer mannen en de .groote gebeurtenissen
van dit tijdvak, o.m. de Vrede van Munster.
3e deel. Prinsen en stadhouders tot aan het einde
der 18e eeuw onder dezen: Willem III, Koning van
Engeland, en gevolg, met lijfwacht van Schotsche
Hooglanders.
4de deel. Voorstelling van het landen van Koning
Willem I, te Scheveningen, met oranjedragend volk,
Kurassiers en oorlogstropheën van den slag van Wa
terloo; ten slotte allegorische voorstelling van de
Grondwet van 1814.
Talrijke muziekcorpsen vullen den stoet aan, terwijl
deze mede zal opgeluisterd worden door wagens rijke
lijk met groen en bloemen gedecoreerd. De eerste van
deze wagens welke den stoet opent vertoont den
Oranjeboom omgeven door meisjes, die bloemen
strooien op den weg.
De optocht zal ongeveer 475 gecostumeerde perso
nen, onder wie 60 dames, bevatten, voorts 10 wagens,
120 paarden en naar het comité hoopt, op den Dam
voor H. M. mogen defileeren en, zoo mogelijk, halt
houden tot het brengen van een indrukwekkende ova
tie, omtrent welker aard en regeling vooralsnog niets
kan worden medegedeeld.
Een lastig geval.
De Amsterdamsche politie-verordening verbiedt het
van achteren op een rijtuig klimmen. Nu had zich
een jongmenseh daaraan schuldig gemaakt op 30
April. Edoch, 't rijtuig, op welks achtertrede hij be
zig was te klimmen, toen hij met sterken arm er werd
afgehaald om naar 't politiebureau te worden opge
bracht, was een brik, die de jongeling met een heel
gezelschap had gehuurd. Een brik waar men moei
lijk anders dan van achteren in kan komen.
Het O. M. achtte het maar 't beste, in dezen d»
vervolging in te trekken.
't Is nog verre van schitterend en, afgescheiden nu
van factoren, die ook onder andere omstandigheden
van invloed kunnen zijn op Scheveningens bloei, de
hoofdschuldige is 't weer schrijft de N. Ot.
Verschillende logeergasten korten hun verblijf en
anderen, die van plan waren te komen, bestellen de
gereserveerde kamers af. Gevolg dus, nadeel voor de
hotels en pensions.
Wat nu aangaat de Maatschappij Zeebad Scheve
ningen, ook die ondervindt het nadeel van het slechte
seizoen en niet alleen ten aanzien van de hotels,
maar ook wat betreft de z.g. buitenbedrijven, de pier,
de baden, de badstoelen en tenten. De exploitatie hier
van levert aanzienlijk minder op. Om slechts één cij
fer te noemen: laatstleden Zondag werd de pier be
zocht door 6000 menschen en op den overeenkomsti-
gen Zondag van het vorig jaar door 12.000 personen!
Dat er ook minder baden genomen worden spreekt
vanzelf; ofschoon met dit frissche weer de zeebaden
in zooverre aangenaam zijn, dat de temperatuur van
het water hooger is dan die van de lucht; maar dat
schijnen velen, die om 't weer zich van zeebaden ont
houden, te vergeten. En badstoelen en tenten worden
natuurlijk ook beduidend minder gebruikt.
Dat het seizoen dus niet gunstig is voor den finan-
eiëelen toestand der Maatschappij Zeebad Schevenin
gen is begrijpelijk, te meer wanneer men bedenkt, dat
dit reeds het zevende jaar met een slechten zomer is.
Van 1902 af heeft Scheveningen te kampen met on
gunstig weer in het zomerseizoen. Toch, zoo verna
men wij bij informatie te bevoegder plaatse, is de po
sitie der Maatschappij op het oogenblik nog stabiel,
en voor de toekomst hangt veel af van de komende
maanden. Wel kan echter nu reeds gezegd worden,
dat het seizoen 1909 voor Scheveningen allerminst
gunstig zal zijn.
Men hoopt nu maar op een zevental vette jaren, na
de reeks van zeven, welke dit jaar besluit.
Kwart voor tien had er Maandagavond aan de
Waalkade te Nijmegen een eigenaardige wedloop
plaats tusschen twee marechaussées en een vervolgde
boef, die de kunst van hardloopen niet slecht verstond.
Uit alle macht voortuithollende konden de beide wet-
handhavers hnn arrestant niet bij den kraag krijgen
en gaven zij ten lange laatste den hoop op om in een
wedlloop den kerel te pakken te krijgen.
Een ander middel stond den politiemannen ten
dienste, dat gewoonlijk niet zonder uitwerking blijft
en den boosdoener heel mak maakt.
Zij deden een blauwe boon op hun pistolen en losten
toen een schot op den grond, welks ontbranding den
vluchteling als een doodsoordeel in de ooren klonk.
Bang voor zijn lijf, schoot hem de angst zoo blik
semsnel in de beenen, dat hij aan ontvluchten niet
meer dacht en pal en zoetjes bleef staan. Het werk
der marechaussees was nu heel makkelijk, kalm liepen
zij op hun arrestant toe en deden hem de armbanden
om. Onder niet kleine belangstelling werd de hard-
looper naar de marechausseekazerne in de Burcht
straat overgebracht. Die wedloop zal hem wel een
aangename herinnering bezorgen.
De Gemeente ontvanger van Ginnlken
In de Maandag gehouden gemeenteraadsvergade
ring is besloten den voortvluchtigen gemeente-ontvan
ger te ontslaan. B. en W. werden gemachtigd een op
roeping van sollicitanten naar de vacant gekomen be
trekking te doen.
('s-H. Ci)
Een Nederlandsch reeord.
Na de 4 minuten, die graaf de Lambert te Leur
vloog heeft Lefèbre.zich in den Haag op het landgoed
Persyn geoefend met een Wright-toestel; in groote
eenzaamheid eigenlijk, want van de vluchten die nu
en dan gedaan werden werd niet veel ophef gemaakt.
Toch is Lefèbre de vorige week al eenige oogenblik-
ken in de lucht geweest.
Gisteren had hij meer succes en vloog hij 18 minu
ten van 5 uur 10 tot 5 uur 28 minuten en daalde vrij
willig.
Lefèbre is houder van het Nederlandsch vliegrecord.