DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN!
Honderd en elfde Jaargang.
i9m
V R ÏJ D A G
30 JULI
Ontslagen gestraften.
Gemeenteraad van Alkmaar.
No 175.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar I 0,80? franco door het geheele Rijk f 1,
Af hinderlijke nummers 3 Cents.
Pdjs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat. Groote
Setters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER 8* ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer
mm*
Woensdag 28 Juli 1909, 's nam. 1 uur.
Vervolg.
!2. Verordeningen voor de Handelsdagsehooi
en jaarwedde van den Directeur.
COURANT
tfiü
De usantie van de grootere werkgevers om géén lie
den in dienst te nemen die niet een „schoon" bewijs
van goed zedelijk gedrag kunnen overleggen, en de
usantie van de burgemeestersom zoodanige bewaj
zen „schoon" af te geven aan iedereen die nooit, en
om ze te weigeren aan elkeen die wel eens al is
het dan ook maar ééns door den strafrechter ver
oordeeld is geworden, deze beide usanties deelen
ons volk in tweeën, zóó, dat één dier gedeelten (dat
van de gestraften) uit menige eerlijke broodwinning
feitelijk vrijwel geheel is uitgesloten.
De heer mr. G. T. J. de Jongh, wiens geschrift
„Bewijzen van goed zedelijk gedrag" wij in een arti
kei „Gewaarmerkte menschen" behandelden, wenscht
eenige wijziging van dien toestand: de bewijzen zou
1 den z. i. kunnen vervangen worden door extracten ui
de strafregisters, maar extracten, waarin géén mei
ding zoude worden gemaakt van die veroordeelingen
die öf van weinig emstigen aard zijn, öf door een pe
riode van notoir goed levensgedrag dan wel door een
langdurig uitblijven van verdere veroordeelingen zijn
gevolgd, alles ter beoordeeling van daarvoor in 't
leven te roepen collegiën, die onder toezicht van' de
rechterlijke macht naar een daarvoor te maken „wet
je" zouden werken; bij den alzoo te scheppen toe
stand zou dan een „schoon" strafregister-extract ge
lijk staan met een „schoon" bewijs van goed zedelijk
gedrag van thans.
Daargelaten* of dit „wetje" niet zou uitdijen tot een
„wetgeving," waarvan de totstandbrenging wellicht
nog heel wat voeten in de aard" zou hebben, daar
gelaten hoe veel een regeling als de bedoelde zou
kosten, en daargelaten het vreemd verschijnsel van
wettelijk voorgeschreven onvolledigheid van officiëel
uit te reiken stukken, waarin een ambtenaar, in strijd
met de waarheid, hem bekende feiten onvermeld zou
hebben te laten, dit alles daargelaten Vraagt men zich
afin hoeverre dit alles nu eigenlijk verbetering in
den bestaanden toestand zou brengen.
Slechts in zooverre, dat een (vrij geringaantal
der „uitgeslotenen," ten koste van veel omhaal, naai
de andere categorie, die der niet uitgeslotenen, zou
kunnen worden overgebracht!
De redactie van het Weekblad v. h. Recht, die in
haar nummer 8845 van 7 Juni j.l. een welwillende be
spreking aan de gelegenheid -jvijdt, betuigt .in hoofd
zaak instemming met de voorstellen van mr. De
Jongh, en doet een aanvulling van de door dezen ge
dachte regeling aan de hand. Niet voor indiensttre
ding bij elk willekeurig werkgever behoort naar haar
meening een extract uit het strafregister gelicht te
kunnen worden, maar toch zijn er h. i. wel eenige
weinige grootwerkgevers, die het overleggen van zulk
een extract zullen moeten kunnen blijven vorderen.
„De gemeenten als werkgeefsters, de spoorweg- en
stoomvaartmaatschappijen hebben behoefte aan be
trouwbare beambten, en de geheele gemeenschap heeft
er belang bij, dat onwaardige individuen niet Belast
worden met een taak, bij welker goede en behoorlijke
vervulling de gansehe maatschappij betrokken is. Ter
wille van een gemeenschapsbelang mogen de door de
justitie verkregen gegevens worden aangewend, zon
der dat van een misbruik zou kunnen worden gespro
ken." De wet zal dus moeten bepalen in welke geval
len (d. w. z. voor dienstneming bij welke werkgevers)
hetzij door den werknemer zeiven, hetzij door den
werkgever, extracten zullen kunnen worden gelicht
Extracten, wel te verstaan, waarop dan overeenkom
stig mr. de Jongh's denkbeeld, veroordeelingen voor
weinig ernstige feiten en veroordeelingen die reeds
lang achter den rug liggen, niet zullen worden ver
meld, terwijl ook wellicht niet-vermelding van nog
meerdere veroordeelingen aan collegiën als de door mr.
De Jongh gedachte zoude kunnen worden overgelaten.
Zoude de door mr. De Jongh zeiven voorgestelde re
geling op niet anders neerkomen dan op overbrenging
van een aantal lieden uit de categorie der uitgestoote-
nen naar die der niet uitgestootenen -de door het
W. v. h. R. voorgestane aanvulling zou bovendien den
omvang van het terrein, waarop uitgestootenen en
niet-uitgestootenen tegenover elkander staan, bedui
dend beperken; voor geheele reeksen van broodwin
ningen zou ze de geheele onderscheiding doen verval
len.
Zeker, mr. De Jongh's denkbeeld, zóó, als het door
het W. v. h. R. is aangevuld, heeft veel goeds en ver
dient ons aller volle aandacht. Zooals trouwens het
geheele vraagstuk van de ontslagen gestraften in zijn
volle breedte en diepte, in zijn geheelen omvang, ons
aller belangstelling dubbel en dwars verdient. Niet
alleen en zelfs niet in de eerste plaats uit een
oogpunt van humaniteit en van philanthropic. Het
geldt hier een algemeen gemeenschapsbelang. Al deze
lieden die, de gevangenis verlatend, vaak maar half
welkom dikwijls zelfs volstrekt onwelkom zijn
in hun ouden kring, die liun betrekking door een an
der ingenomen vinden, die nu hier dan daar terugge-
stooten worden en overal met den nek worden aange
zien,^ deze lieden, die volstrekt niet onder bijzonder
politietoezicht blijven staan, maar die, zoodra de
poort van de gevangenis zich achter hen sluit, zoo
vrij zijn als gij en ik, zullen, zoo ze er niet in slagen
een behoorlijke broodwinning te vinden, ten slotte wel
genoopt wezen een onbehoorlijke te kiezen, ze zullen
dan van kwaad tot erger komen en menigeen hunner
zal al betrekkelijk spoedig wel weer eens een strafbaar
feit plegen, betrapt worden, en dan, als „recidivist,"
zwaarder worden gestraft dan de eerste maal. Min
aangenaam voor hemzelven, maar vooral ook en
hier komt het groot gemeenschapsbelang der zaak aan
het licht vooral ook minder aangenaam voor hen,
die van dit nieuwe feit de dupes, de slachtoffers zul
len wezen! Het- is dan ook niet zoozeer om zijns zelfs
wille dan om uw en mijn veiligheid en die van onze
gezinnen, vrienden en medeburgers van belang: dat
het den ontslagen gestrafte mogelijk zij, ja, dat hij
genoopt worde, weder een rustig burger met geoor
loofde kostwinning te worden, zich m. a. w. te „re
elasseeren."
Wat tot nu toe verricht is om deze reclasseering te
bevorderen? Ons Strafwetboek laat het, in enkele wei
nige gevallen (herhaalde dronkenschap op den open
baren weg, bedelarij en landlooperij) aan 's rechter
oordeel over al dan niet in het vonnis te gelasten: dat
de veroordeelde, na afloop van zijn straf, eenigen tijd
in een rijkswerkinrichting zal worden geplaatst, bij
wijze van bijkomende straf. Yoor minderjarige delin
quenten is sedert enkele jaren een geheel samenstel
van maatregelen in werking en deels nog in wor
ding die als reclasseeringsmaatregelen kunnen wor
den beschouwd. En voor de overige gevallen wordt
hier en daar tot voor kort door enkele particuliere in
stellingen, het „Leger des Heils" en andere vereeni
gingen, het een en ander gedaan om den op vrije voe
ten gestelde voorloopig te huisvesten en hem aan een
kostwinning te helpen; de Staat subsidieerde er ver
schillende.
Of dit alles nu genoeg was? Of er in deze niet nog
veel te doen over bleef? Of het niet op den weg van
den Staat lag om niet alleen te subsidieeren gelijk
reeds geschiedt en regelingen betreffende afgifte
en niet-afgifte van bewijzen of extracten te scheppen
en te doen uitvoeren gelijk men hem zulks wenscht
te laten doen maar om het reclasseeringswerk in
zijn geheelen omvang tot een voorwerp van zijn aan
houdende aandacht te maken, dé bemoeiingen van
particulieren steunend, aanmoedigend, leidend en
controleerend, en ze, indien en voor zooverre dat ge-
wenscht mocht blijken, door staatsbemoeiing aanvul
lend
Minister Nelissen is blijkbaar van meening, dat de
regeering inderdaad meer kan doen. Over een van
hem uitgegeven staatsstuk, waarin hij dit betoogt, een
volgend maal.
VERGADERING van den
De Raadsleden, de heeren C. van Buijsen, J. de
Lange C. Jz., N. Glinderman en A. Dorbeck hebben de
eer aan den Raad het navolgende voorstel te doen
De Directeur van de Handelsdagschool geniet een
jaarwedde van 2300. Deze jaarwedde wordt, ge
hoord den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs
en de Commissie van Toezicht, door Burgemeester en
Wethouders na 4 en 8 jaren telkens verhoogd met
250.
Hij is verplicht deel te nemen aan het gemeentelijk
pensioenfonds.
Het voorstel is vergezeld van de volgende toelich
ting
Nu de Raad in zijn vergadering van 23 Juni j.l. be
sloten heeft de vaststelling van de salarisregeling van
het Gymnasium te doen voorafgaan aan die van de
Handelsdagschool, achten wij het wenschelijk in de
eerstvolgende raadsvergadering de jaarwedde van den
Directeur der Handelsdagschool te bepalen, teneinde
zijne benoeming te kunnen laten voorafgaan aan die
der overige leeraren.
Het directeurschap kan dan aan elke combinatie
van vakken verbonden worden, terwijl bij de benoe
ming in de eerste plaats kan gelet worden op de per
soonlijkheid van den sollicitant. Bovendien eischt de
voorbereiding voor de opening der school heel wat
arbeid van den Directeur. De sollicitanten naar deze
betrekking zouden moeten opgeven in welke vakken
zij bevoegd zijn les te geven.
Bij de opening der school zal men alleen een eerste
klasse hebben, zoodat het niet raadzaam zal zijn al da
delijk het volledige vaste stel leeraren te benoemen.
Na de benoeming van den Directeur kan worden uitge
zien of er hier of in naburige plaatsen geschikte leer
krachten tijdelijk te verkrijgen'zijn. Zoodoende wordt
het volgens de meening van ondergeteekenden moge
lijk om na de benoeming van een Directeur vrij spoe
dig de school te openen, terwijl de Raad dar? tevens
eenige ruimte van tijd overhoudt voor de vaststelling
van de desbetreffende verordeningen.
De voorzitter merkt op, dat het verslag van
hetgeen over dit punt in de zitting van 22 Juni is
gesproken 17 bladzijden druks beslaat. Daarom hoopt
hij, dat thans het debat niet zoo omvangrijk zal wor
den. Spr. geeft thans gelegenheid tot het houden van
algemeens beschouwingen.
De heer Glinderman vraagt het woord niet
om algemeene beschouwingen te houden, doch voor
een opmerking. Spr. betreurt het, dat deze verorde
ningen behandeld worden in den tijd dat vele leden
met vacantie afwezig zijn en voegt er bij, dat het geen
gewoonte is in dezen tijd belangrijke voorstellen te
behandelen. Afwezig zijn de heeren van Buijsen, de
Lange, Pot en ook de heer Fortuin. Met het oog daar
op zou spr. willen voorstellen de behandeling uit te
stellen.
De Voorzitter gelooft, dat men den heer
L ortuin en met hem den geheelen middenstand een
grooten ondienst zou doen door de zaak uit te stellen.
Uit het schrijven van Dr. Fockens zegt spr. zal er
bovendien gebleken zijn, dat door verder uitstel de
zaak noodeloos wordt opgehouden. Wat u verder zegt
over de afwezigheid met vacantie, dat mag staan op
de heeren de Lange en van Buijsen, maar niet op de
anderen. Waar verleden week gebleken is, dat de
raad niet wenschte mee te gaan met het beginsel, dat
de heer van Buijsen meent, dat ook aan de salariee-
ring van deze leeraren moet ten grondslag liggen,
daar is door de voorafgegane behanduling van de sa
lai'ieering der leeraren aan het gymnasium een groot
bezwaar uit, den weg geruimd en is de behandeling
heel wat gemakkelijker geworden.
De heer Glinderman herinnert er aan dat
door den heer Fortuin in de zitting van 22 Juni is ge
wezen op een verschil van gevoelen tusschen Dr. Foc
kens en de middenstands-commissie omtrent het leer
plan, daarom betreurt spr. het dat de heer Fortuin
absent is.
De voorzitter zegt, dat het groote verschil
alleen liep over de vraag aan welken leeraar het di
rectoraat moest worden opgedragen. De heer Fockens
acht het juist in het belang der school, dat de leeraar
die onderwijs geeft in de vakken ad (boekhouden
enz.) ook met de directie wordt belast. De heer For
tuin heeft, gelooft spr., destijds de heer Fockens niet
goed begrepen. Het standpunt van Dr. Fockens is
nooit veranderd, hij is altijd van oordeel geweest, dat
de directeur moest zijn de docent in die vakken waar
aan de school haar karakter ontleent. Indien de mid
denstands-commissie het van belang had geacht daar
tegen op te komen, dan zou öf de heer Fortuin, öf de
uitstekende penvoerder die de middenstand heeft, er
wel tegen op zijn gekomen.
(De heer de Wit komt ter vergadering).
De heer Dorbeck vraagt of de brief, die aan
de raadsleden in afschrift is toegezonden op verzoek
van Dr. Fockens vertrouwelijk is, of dat het Dag
Bestuur het als zoodanig wil beschouwd zien.
De voorzitter antwoordt, dat het woord ver
trouwelijk er door hem op geplaatst is. Het was een
brief aan B. en W., aan den raad zou Dr. F. zich mis
schien even anders hebben uitgedrukt.
Daar niemand- het woord verlangt voor algemeene
beschouwingen deelt de voorzitter mede, dat door B
en W. nog enkele amendementen worden voorgesteld
Ontwerp A.
Uit art. 1 te schrappen het woord: gymnastiek.
De voorzitter lieht dit toe door er op te
wijzen, dat men dit vak ook voorloopig heeft geschrapt
voor het gymnasium bij gebrek aan lokaliteit en leer
krachten.
Aan art, 3 toe te voegen: den inhoud van de artt. 8
en 9 van de in de vorige vergadering vastgestelde ver
ordening, regelende de bezoldiging van het personeel
aan het Gymnasium.
Deze artikelen bepalen, dat een leeraar niet dan
met toestemming van den raad en de commissie van
toezicht gehoord den Inspecteur een andere gesalari
eerde betrekking mag aannemen en dat de leeraren
in de" gemeente moeten wonen, tenzij de raad onthef
fing van dit voorschrift verleent.
Ontwerp B.
Uit de artt. 1 en 2 te doen vervallen lr (Gymnas
tiek).
De 3de alinea van art. 2 te doen luiden:
„Per wekelijksch lesuur en per jaar wordt de be
zoldiging voor de vakken, genoemd onder ad, ef,
gi, k, 1, m, n en o vastgesteld op 100 en voor die
onder p en s (teekenen, schrijven en stenografie) op
65."
Art. 3 als volgt te lezen:
Tenzij daartegen overwegende bezwaren bestaan,
worden na drie jaren dienst, voor zoover de titularis
sen eene vaste aanstelling en hun hoofdbetrekking
aan deze Handelsdagschool hebben:
a. de jaarwedden van de leeraren, bedoeld in art.
driemaal v.erhoogd met 10
b. de jaarwedde van den concierge driemaal ver
hoogd met 30.
Als dienstjaren worden mede in rekening gebracht
de jaren, in tijdelijke betrekking aan deze school door
gebracht, onmiddellijk voorafgaande aan eene vaste
benoeming.
De voorzitter zegt, dat het de bedoeling is,
dat de vaste toelage van den directeur, die op 1200
wordt voorgesteld, geen periodieke verhooging zal on
dergaan. Bij 15 lesuren zal de directeur dus na 9 jaar
van 2700 kunnen klimmen tot 3150, dat is 50
meer dan door Dr. Fockens werd voorgesteld.
Daarna wordt overgegaan tot de artikelsgewijze be
handeling der verordeningen.
De heer Uitenbosch zegt naar aanleiding
van het amendement om het leervak gymnastiek weg
te laten, dat hij hoopt, dat B. en W. er spoedig aan
zullen denken om in de behoefte aan lokaliteit- voor
dat onderwijs te voorzien: het tegenwoordige lokaal
toch kan maar slechts gedurende 10 uur per week door
de verschillende vereenigingen worden gebruikt,
/oorts merkt spr. op, dat door den heer van der Feen
de Lille er de vorige week op is gewezen, dat er geen
leerkrachten beschikbaar zijn. Dat is niet geheel juist:
er zijn hier 2 leeraren M. O. Het komt spr. voor, dat
in het gebrek aan voldoende lokaliteit voor dat onder
wijs ten spoedigste wordt voorzien.
Bij art. 2 betreffende het beheer der school en het
toezicht, betoogt de heer Glinderman, dat het
wenschelijk is het toezicht op te dragen aan een speci
ale commissie en niet aan de commissie van toezicht
op het M. O. Men kan er dan ook een vertegenwoor
diger van den middenstand in benoemen, wat hem
zeer wenschelijk voorkomt.
De voorzitter merkt op, dat men bij vacatu
re in de commissie voor het M. O., daarin evengoed
een middenstander kan benoemen.
De heer Glinderman: Daar komt toch niets
van.
De voorzitter is van oordeel dat het handels
onderwijs toch tot het M. O. behoort.
De heer Glinderman: Het is heel wat anders.
De heer van de Feen de Lille is het
eens met den heer Glinderman. Voorts zegt hij, dat
de heer Boelmans ter Spill er reeds vroeger op gewe
zen heeft, dat dit onderwijs, dat in de wet niet wordt
genoemd, gerekend wordt tot het M. O.
De v-o orzitter zegt dat uit den brief van
Dr. Fockens nog blijkt dat deze het ook rangschikt on
der het M. O.
De heer Boelmans ter Spill meent, dat
de inspecteur geen bezwaar zal hebben tegen een spe
ciale commissie.
Daarna wordt goedgekeurd, dat er een speciale
commissie van toezicht van 3 leden zal worden be
noemd.
De heer Glinderman merkt voorts op, dat er
in art. 3 wordt gezegd, dat het leerplan wordt opge
maakt na overleg met de leeraren, later vindt men
weer, dat een of ander moet geschieden in overleg met
de leeraren. Hij zou daar een term voor willen: n.l.
i n overleg.
De voorzitter is daar niet tegen.
De heer Zaadnoord ij k is iets niet duidelijk.
Hij vraagt of de leeraren die het eerste jaar b. v.
maar 4 uur les geven, een salaris zullen ontvangen be
rekend naar het volle aantal uren voor de 3 klassen
of voor het aantal dat ze werkelijk geven. In het laat
ste geval meent hij, dat men moeilijk leeraren zal
kunnen krijgen.
De voorzitter zegt, dat het de bedoeling is
de leeraren te bezoldigen naar het aantal lesuren dat
ze werkelijk geven.
Men kan dan leeraren krijgen, die ook aan andere
inrichtingen zijn verbonden. Door een bepaling in' de
volgende verordening, dat leeraren van elders het volle
aantal uren voor de drie klassen betaald krijgen is
voorts in het bezwaar van den heer Zaadnoordijk voor
zien.
De heer van den Bosch maakt naar aanlei
ding van art. 4 de opmerking, dat het hem voorkomt
dat n a overleg toch beter is dan i n overleg.
Daarna wordt i n weer vervangen door n a.
De heer Glinderman zou in art. 6 wenschen,
dat ten genoegen van den directeur moet blijken, dat
leerlingen de zes of zeven klassen eener school voor
m. en .1 o. met vrucht hebben doorloopen.
De voorzitter acht dat niet noodig.
De heer Glinderman zou deze toevoeging
willen, vooral met het oog op leerlingen van buiten.
In stemming gebracht, wordt het amendement van
den heer Glinderman met 7 tegen 5 stemmen verwor
pen. Voor stemden de heeren van der Feen de Lille,
de Groot, Meienbrink, Glinderman en Dorbeck.
De verordening A wordt daarop goedgekeurd, zonder
verdere belangrijke wijzigingen.
Daarna komt in behandeling de verordening rege
lende het getal en de jaarwedden der leeraren.
De voorzitter denkt, dat na de toelichting
van B. en W. en den brief van Dr. Fockens de heeren,
die het amendement op de bezoldiging van den direc
teur voorstelden dit wel niet zullen handhaven.
De heer Dorbeck wenscht er toch iets over te
zeggen. Hij acht het wel wat gerisqueerd om in te
gaan tegen het gevoelen van een man als Dr. Fockens,
maar kan zich toch niet voorstellen, daar men aan het
hoofd van dergelijke inrichting moet hebben een man
met een zeer ruimen blik over alles, wat dit onder
wijs betreft, dat het dan goed gezien is den eisch te
stellen, dat hij les geeft in de genoemde vakken: boek
houden enz.
De voorzitter wijst er op, dat er gezegd wordt
bij voorkeur.
De heer Dorbeck geeft toe, dat dat den eiseh
wel eenigszins luwt, maar de verordening geeft toch
een zekere richting aan, waarin men gaan moet, en
als men den directeur die vakken niet opdraagt, dan
is dat feitelijk een groote afwijking. Spr. zou er niet
op ingaan, indien men hier niet met iets nieuws te
doen had. Van dit onderwijs is in de practijk nog zoo
weinig gebleken. Er zijn anderen die ook bevoegd tot
oordeelen, een meening hebben, afwijkend van die van
Dr. Fockens en daarom is het goed daar eens op te
wijzen. Dr. Fockens zegt bovendien zelf, dat hij een
dergelijke leerkracht hier of daar moet uitbreken, dus
't is moeilijk om aan den eisch te voldoen. Daarom
zou spr. den raad heelemaal niet willen binden, en de
zinsnede willen laten vervallen, daü is de raad vrijer
in de keuze van den directeur, die spr. herhaalt het,
moet zijn: een man van ruime levensopvatting, wat
de Duitschers noemen „een gebildeter mensch."
De voorzitter gelooft niet dat er veel be
zwaar tegen is de woorden te laten staan. In de op
roeping kan men het duidelijk doen uitkomen, dat bij
voorkeur den directeur de genoemde vakken worden
opgedragen. Dan zullen ook anderen -solliciteeren, en
is de raad nog vrij in de keuze. Spr. ontraadt het
amendement Dorbeck.
De heer Dorbeck blijft er bij, dat indien men
de voorkeur wil geven aan leeraren in het boekhouden,
men al een accountant zou moeten hebben, die aan d®
eischen voor een directeur zou voldoen. En een ac
countant krijgt men niet. Toch moet men aan 't hoofd
van deze inrichting hebben een man, die meer weet te
doen dan lesgeven in boekhouden en handelsrekenen.
De voorzitter gelooft, dat indien men een
goed salaris geeft, men wel een geschikt persoon zal
vinden. Hij vindt er met Dr. Fockens veel voor, dat
de directeur les geeft in de vakken die het cachet ge
ven aan de school.
De heer Dorbeck is van oordeel, dat het cachet
der school afhankelijk is van de resultaten van het
onderwijs en niet van de omstandigheid, dat de direc
teur boekhouden onderwijst. Als daarin het cachet dei-
school moest worden gezocht, dan zou spr. het betreu
ren, dat de handelsschool werd opgericht. Spr. wenscht
echter in dezen geen voorstel te doen, daar het toch
niet zou worden gesteund.
De salarissen worden daarop goedgekeurd, met de
door B. en W. voorgestelde wijzigingen.