DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en elfde Jaargang.
f 909
Uit den Haad.
No. 176.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor ikmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
/V jinderlijke nummers 3 Cents.
ZATERDAG
Prijs der gewone adverfentiën;
Per regel f 0,10, Bij groote contracten rabat Groote
letters, naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de M V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/hc HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
31 JULI
BINNEN LA NO.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
TateSoestseniraer
OURANT
De verordeningen op de Handelsdagschool zijn
Woensdag vlug vastgesteld.
Of dit feit te danken is aan de afwezigheid van
specialiteiten gelijk enkele niet-aanwezige raadsle
den door wei-tegenwoordige collega's werden betiteld
of dat de brief van den inspecteur van het han
delsonderwijs, waarop de voorzitter den stempel van
vertrouwelijkheid had gedrukt, een tooverformule be
vatte, waardoor er plotseling een ommekeer in de
raadsleden plaats gegrepen had, wagen we niet te be
slissen.
Zulk een gelukkig feit te mogen boekstaven is een
groot voorrecht.
Ongeveer in den zelfden tijd, waarin Blériot over
het Kanaal vloog, vloog de raad door deze verordenin
gen. Wel waren er «ogenblikken, waarop er gevaar
dreigde bijv. toen er gevraagd werd, of alle artike
len zouden worden voorgelezen maar dat gevaar
werd bij tij ds afgewend. En wat het financiëele
vraagstuk betreft, hier konden wij den Raad evenmin
bijhouden als de Fransche torpedojager Blériot. Welk
een hooge vlucht en welk een mooie zwenking nam
daar de raad, recht tegen den stevigen bezuinigings
wind, die reeds zoo langen tijd uit verschillende hoe
ken waaide in koersend!
Inderdaad, er is reden om stoute beeldspraak te ge
bruiken.
Wij hadden ons den gang van zaken anders ge
dacht. Wij vermoedden dat er lang en lang over deze
verordeningen gesproken zou worden, dat er aan de
salarisregeling in het bijzonder zeer veel tijd zou wor
den besteed. Dat is hard mee gevallen. De behandeling
was zooals zij een maand gelecfen reeds had kunnen
zijn. Men herinnert zich vermoedelijk, dat het toen de
heer van Buijsen was, die uitstel, bepleitte en ver
kreeg. Wij schreven destijds
In de bedenkingen van den heer van Buijsen
leek ons dan ook veel juists. Maar geheel onjuist vin
den wij de wijze waarop ook nu weer die bedenkingen
te berde werden gebracht.
Had de heer van Buijsen zoo spoedig hem dit moge
lijk was, gezegd tot B. en W.„mijneheeren, ik heb
tegen uwe verordeningen die en die bezwaren, welke
ik in de vergadering, waarin ze in behandeling geno-
- men worden, zal ter sprake brengen, tenzij ge ze er
kent en ze zult wegnemen, of mij van ongelijk over-
tuigt," dan was zijn oppositie de zaak veel meer ten
goede gekomen dan nu
Thans hadden B. en W. werkelijk verschillende be
zwaren erkend en weggenomen. Terloops zij even op
een niet onvermakelijke bijkomende omstandigheid ge
wezen: altijd - en terecht wordt er van af de be
stuurstafel aangedrongen op het vroegtijdig indienen
van amendementen maar van de amendementen van
B. en W. op hun eigen voorstel konden de raadsleden
eerst tijdens de vergadering kennis nemen, omdat zij
ze niet eerder ontvingen! De verschillende wijzigin
gen heeft men in het verslag kunnen lezen. Even wil
len we terug komen op de salarieering, maar alvo
rens dit te doen, met een enkel woord stilstaan bij het
directoraat. Volgens artikel 2 wordt bij „voorkeu:
hiermede belast" de leeraar in boekhouden, handelsre
kenen, algemeene handelskennis en handelsrecht. Wij
begrijpen die voorkeur niet en onderschrijven geheel
de flinke argumentie van den heer Dorbeck. Waarom
dit lid niet gesteund werd is ons evenmin duidelijk.
De eenige verklaring die we zouden kunnen vinden is
deze, dat er reeds een persoon, die met het directoraat
belast zal worden zou zijn aangewezen, maar deze ver
klaring stuit natuurlijk onmiddellijk af op de overwe
ging, dat men een met het oog op de huidige omstan
digheden wenschelijk geachte beperking niet in een
verordening zal neerleggen en daardoor een blijvend
karakter geven. En opmerkelijk vinden we het, dat
d® heer Dorbeck zijn logische uiteenzetting gaf ter
wijl hij blijkbaar te voren wist dat ze niet zou baten.
En nu de salarieering. In den gedachtengang, dat
het^ „bij voorkeur" den doorslag gaf werd reeds in de
vorige vergadering berekend, dat de directeur een
salaris zou ontvangen van 1200 (voor het directo
raat) plus 1500 voor de lessen, samen 2700, dat
bij 3 driejaarlijksche verhoogingen van 10 na negen
dienstjaren zou kunnen stijgen tot 3510. Dat vond
men veel te veel en sedert werd door 4 raadsleden
voorgesteld, het salaris van den directeur onafhan
kelijk van zijn lesuren vast te stellen op 2300, met
verhoogingen na 4 en 8 jaar telkens met 250, zoodat
het maximum zou bedragen 2800.
B. en W. wijzigden evenwel hun voorstel in dien
geest dat van de vaste som van 1200 geen verhoo-
50u worden toegekend, zoodat het minimum
bleef 2700 en het maximum werd 3150.
B. en W. wenschten het beginsalaris dus 400 en
het eindsalaris 350 hooger te stellen dan de vier
raadsleden.
Het verbaast ons in hooge mate, dat de Raad zijn
bekende zuinigheidsmanie heeft laten varen en zonder
stemming het voorstel van B. en W. heeft aangeno
men. „Een flink werkman is zijn loon waard" hoort
men tegenwoordig' dikwijls verkondigen. Maar een
flink directeur óók en dat een flink directeur op den
bloei van een gemeentelijke inrichting van onderwijs
van zeer groote beteekenis is we hebben dat hier in
Alkmaar niet te zeggen.
Wat voor een directeur geldt, geldt ook voor een
leeraar en daarom verheugt het ons, dat aan de voor
gestelde salarieering van 100 per wekelijksch lesuur
met drie drie jaarlijksche verhoogingen van 10 pro
cent niet is getornd en dat de abnormaliteit van
hooger bezoldiging in de handelsvakken dan bijv. in
de moderne talen uit de verordening is gelicht. Jam
mer dat men nog niet één stapje verder is gegaan en
ook aan die leeraren, die aan de Handelsschool hun
hoofdbetrekking niet hebben de verhooging heeft
toegekend. Een dergelijke beperking lijkt ons niet de
billijkheid in strijd en ter harer verdediging zouden
we geen enkel deugdelijk motief kunnen aanvoeren.
Trouwens wat noemt men hoofdbetrekking? Het
begrip is niet afgebakend. Nemen wij echter aan, dat
men er mee bedoelt, dat het- salaris uit andere bron
hooger is clan uit de betrekking aan de handelsschool
Inde praktijk zal dit tot zulke dwaze gevolgen kunnen
leiden, dat wij ons haast niet kunnen voorstellen, dat
Gedeputeerde Staten deze verordeningen ongewijzigd
zullen goedkeuren. Veronderstellen we bijv. dat tot
leeraar in het Engelsch wordt benoemd de man, die
leeraar in dat vak aan het gymnasium is en negen
dienstjaren heeft. Zijn salaris aan het gymnasium be
draagt dan daar 1300, zijn begin-salaris is aan de
handelsschool ook 1300. We zouden in dat geval
gaarne uitgemaakt zien wat zijn hoofdbetrekking is
Hetzelfde geval is denkbaar als tot leeraar in het
Duitsch (aanvangsalaris 1200) wordt benoemd
iemand die 6 jaar leeraar in dat vak aan het gymna
sium is en wiens salaris daar dan ook 1200 be
draagt. Misschien zijn. er meer mogelijkheden, maar
deze twee zijn reeds voldoende om te doen zien, dat
deze onbillijke regeling' in de praktijk tot onvoorziene
bezwaren kan leiden.
Het zal zeker niet dikwijls gebeuren, dat in een ge
meenteraad zonder hoofdelijke stemming een besluit
wordt genomen dat indruischt tegen het advies van
B. en W., terwijl in de uitvoerige discussie geen enkel
argument ter verdediging van dat advies wordt aan
gevoerd, haast geen enkel woord ten gunste van dat
advies wordt gesproken. En het is maar gelukkig, dat
zulk een feit zich niet vaak voordoet waar zou
dan de leiding blijven, welke het college van burge
meester en wethouders bij het nemen van besluiten
moeten geven?
Intusschen men mag zich verheugen, dat de
eierenmarkt voorloopig van de Langestraat en daar
door vermoedelijk van de baan is. Zij heeft een ge
schiedenis en wel een zeer langdradige maar deels
niet onvermakelijke, welke is neerlegd in een „litera
tuur" gelijk B. en W. in hun voordracht zeggen. „In
het verleden ligt het heden" het loont de moeite
nog eens na te gaan, wat er alzoo geschied is, voordat
de adresseerende bewoners van de Langestraat
Woensdagavond, ongetwijfeld tot hun niet geringe
verbazing, in de courant konden lezen, dat hun ver
zoek tot verplaatsing van de eierenmarkt was inge
willigd.
Beginnen we met 1898. Den 6en April van dat jaar
kwam een adres van 18 handelaren in wild, pluimvee
en eieren, om de eierenmarkt te verplaatsen naar het
Hof. Bijna een maand later vroegen 57 boter- en
eierenhandelaren om verplaatsing van die markt naar
de botermarkt. De Kamer van Koophandel, om advies
gevraagd, vond voor die verplaatsing geen voldoende
aanleiding, tenzij de belanghebbenden, en daaronder
verstond zij de bewoners van de Langestraat, van de
eierenmarkt overlast hadden. B. en W. die de Lange-
straters in de laatste plaats tot de belanghebbenden
rekenden, stelden den Raad voor „aan de adressanten
te berichten, dat zoolang de meeningen van de belang
hebbenden omtrent een verplaatsing van de eieren
markt zoozeer uiteenloopen als thans het geval blijkt
te zijn, deze vergadering geen vrijheid vindt, een ver
plaatsing dier markt aan te bevelen."
Uit de discussie in den Raad over dit voorstel bleek
dat van de ruim honderd gevraagde handelaren 78
voor verplaatsing naar de Korenbeurs waren. De heer
Bruinvis wees er op dat het niet de aanvoerders waren,
die de verplaatsing vroegen, maar de koopers. Met 8
tegen 7 stemmen werd tenslotte op voorstel van den
heer Kraakman besloten B. en W. te vragen om ad
vies omtrent do geschiktheid van het pand der Waag
en de zuidzijde daarvan als eierenmarkt.
In de raadsvergadering van 13 Juli kwam een adres
in van 22 bewoners van de Langestraat, van het Pay-
glop tot aan de Steenenbrug, waarin werd verzocht
niet overtegaan tot verplaatsing. In diezelfde verga
dering werd behandeld de voordracht van B. en W.,
wier overweging' niet geleid hadden tot wijziging van
hun voorstel, datzonder hoofdelijke stemming
werd aangenomen
In 1903 kwam de zaak opnieuw ter tafel. Den 3den
Juni hadden de heer J. C. Theissling en andere be
woners van het oostelijk gedeelte van de Langestraat
verzocht de kleine kaas- en eierenmarkt te verplaat
sen. De heer Kraakman wilde dit adres ter afdoening
nan B. en W. zenden, maar besloten werd het in han
den van B. en W. te stellen om bericht en raad. Den
8en Juli kwam het bericht in dén raad in behande
ling. B. en V hadden werk van de zaak gemaakt.
Zij hadden het advies ingewonnen van den betrokken
marktmeester, van den commissaris van politie, van
do Kamer van Koophandel. Hun conclusie wasde
kleine kaasmarkt daar behouden, de eierenmarkt we
derom met de botermarkt vereenigen en wel met in
gang van 18 Juli. Tegen dit advies kwamen de hee-
ren G. ,1. Netten e. s. in verzet die verzochten „geen
gevolg te geven aan het voornemen de eierenmarkt te
verplaatsen."
Het was een zeer bewogen vergadering, waarin de
zaak beslist zou worden. Vooral de heer Kraakman
trok heftig partij, betoogende dat de voorstanders van
■verplaatsing een gunst vroegen en dat de anderen
duizendmaal eerder een goed oor dienden te ontvan
gen dan zij. Hij stelde voor bij wijze van proef ver
lenging van het marktterrein in de Langestraat
Toen de voorzitter het advies van B. en W. het eerst
in stemming wilde brengen, verklaarde de heer Kraak
man- dat dit berekening was, hetgeen de voorzitter een
insinuatie noemde, welke hij het raadslid tartte te be
wijzen. De heer Kraakman stelde een motie van orde
voor, om zijn voorstel het. eerst in behandeling te ne
men. Er ontstond een heftige woordenwisseling en
toen.staakten de stemmen over de motie van or
de! Niet geheel ongelijk had de heer Boelmans ter
Spill toen hij sprak over een „treurige wijze van be
handeling van zaken."
Den 14-den Augustus werd de motie-Kraakman aan
genomen met 7 tegen 5 stemmen en zijn voorstel
eveneens. Hoezeer deze zaak de gemoederen bezig
hield, bleek wel uit het feit, dat er in die vergadering
zes adressen waren ingekomen en dat een persoon
zelfs had geteekend èn op een adres vóór èn op een
adres tégen verplaatsing!
In 1906, waren het de heeren N. J. van Yuure c. s
die opnieuw den strijd aanbonden en om verplaatsing
verzochten. In de vergadering van 2 Mei stelde de
voorzitter voor afwijzend op dit adres te beschikken,
maar met 7 tegen 5 stemmen besloot de Raad op
voorstel van den heer Bosman om B. en W. om advies
te vragen. Ook nu weer kwamen er adressen in, o.a
om de kleine kaasmarkt naar de platte Steenenbrug
te verplaatsen. B. en W. adviseerden wederom voor
alsnog niet tot verplaatsing over te gaan en den 4den
Juli werd dienovereenkomstig besloten.
Den 27sten April j.l. verzochten de heeren A. Pool
en Co., B. W. G. Lienesch, J. B. Soecker en P. Rij
niersce de eierenmarkt te verplaatsen. De Kamer van
Koophandel, om advies gevraagd, was voor verplaat
sing naar de Korenbeurs. B. en W. kwam het echter
voor „dat na de laatstelijk gevallen beslissing, zich
geene omstandigheden hebben voorgedaan, welke tot
het innemen van een ander standpunt aanleiding ge
ven."
Woensdag j.l. werd hierover in den Raad anders ge
dacht. Alsof er nooit adressen tegen verplaatsing wa
ren verschenen, alsof er nimmer heftige discussies ten
bate van het behoud der eierenmarkt in de Lange
straat waren gehouden, besloot men tot verplaatsing.
Het was alleen de vraag of men de eieren weer naar
de kippen zou brengen (naar het Hof) dan wel of
men ze bij de „andere zuivelproducten (naar de ,Ko
renbeurs) zou voegen. Om die uitdrukking „andere
zuivelproducten" werd in den raad hartelijk gelachen.
Toch was zij niet zoo verkeerd als zij wel leek. „Zui
vel" immers is behalve wat van melk komt ook wat
een ei bevat vandaar de zegswijze „hij is zoo vol
bedrog als een ei vol zuivel" voor geen groeten be
drieger.
Met 7 tegen 4 stemmen werd besloten bij wijze van
proef de eierenmarkt te verplaatsen naar de Koren
beurs wel kwam nog even het pand van de Waag
om een hoekje gluren, maar veel aandacht werd hier
aan niet geschonken. Het is niet onmogelijk dat die
Korenbeurs nog eens een aanzienlijke verandering zal
ondergaanvan verschillende kanten werd het denk
beeld geopperd en gesteund, ook het nu nog open deel
te overdekken. Tegen den tijd, dat dit geschiedt, zal
men vermoedelijk ook hier wel boterboren in gebruik
hebben, hetgeen, te oordeelen naar een beschrijving
van den burgemeester, geenszins overbodig is.
V el eigenaardig is het, dat met geen enkel woord
werd gesproken over de kleine kaasmarkt, welke voor
heen aan de eierenmarkt werd vastgekoppeld. Zij heeft
voorloopig haar plaats behouden, maar ongetwijfeld
zal ook zij nog wel eens worden verplaatst -op het
Hof is ruimte te over en het is wat ligging betreft
een goed plein voor niarktconcentratie. Dan houdt
men onze hoofdstraat ruim en vrij, belemmert niet
meer het verkeer en maakt de straat niet langer tot
wat ze niet is een markt.
«e
«4
Artikel 52 der ongevallenwet bepaalt dat een werk
gever door IT. M. de Koningin op zijn verzoek kan
worden toegelaten om hetzij zelf het risico te dragen
der bij die wet geregelde verzekering zijner werklie
den, hetzij dit over te dragen aan eene naamlooze ven
nootschap of rechtspersoonlijkheid bezittende vereeni-
ging, daaronder begrepen eene wederkeerige verzeke-
rings- of waarborg-maatschappij. De toelating om zelf
het risico te dragen geschiedt, tenzij de werkgever de
staat, eene provincie of eene gemeente van ten minste
20.000 zielen is, niet voordat de werkgever, tot zeker
heid voor de nakoming zijner verplichtingen, aan de
Rijksverzekeringsbank een pand heeft gegeven of te
haren behoeve hypotheek heeft gesteld. Alkmaar had
1 Juli 1909 21094 zielen en daarom kan gevraagd 'wor
den de g&ieente als werkgeefster toe te laten zelf het
risico te dragen, zonder dat behoeft te worden voldaan
aan de voorwaarden, in den vorigen zin aangegeven.
Er kan zich echter een bezwaar voordoen, gelijk ook
in den Raad is gezegd. Moet onder „bevolking" in dit
artikel worden verstaan de bevolking zooals zij op een
gegeven oogenblik is, dan wel de bevolking, bedoeld
in artikel 3 der gemeentewet, welke „wordt geacht te
bestaan uit het door de laatste openbare volkstelling
daarin aangewezen aantal inwoners." De meest prac-
tische oplossing is wel, dat wat geldt voor de gemeen
tewet ook geldt voor de ongevallenwet, omdat het an
ders zou kunnen gebeuren dat een gemeente het eene
jaar een pand zou moeten geven, het volgende weer
niet, het daarop volgende weer wel enz.
Hoe het ook zij, de gemeente wil zich niet langer
verzekeren bij de dure Rijksbank, waaraan van 1903
tot 1908 door haar werd betaald 8666.47, terwijl in
dien tijd slechts 629.81 werd uitgekeerd aan werk
lieden in haren dienst. Het is waar, het blijft altijd
risquant, maar men kan zich levendig voorstellen, dat
B. en W. aan het betalen der hooge premies een einde
wilden zien gemaakt. En waar onze gemeente een
„goed risico" heeft, daar ligt het voor de hand dat zij
zich niet aansluit bij de „onderlinge risico-vereeni-
ging van Nederlandsche gemeenten," maar zelf haar
risico draagt, daarbij zorgend een fonds te vormen,
door op de begrooting jaarlijks een bedrag uit te
trekken, dat anders aan do Rijksverzekeringsbank zou
moeten worden uitgekeerd. „Wil het geluk dienen,
zoo zeggen B. en W„ dat de werklieden onzer gemeen
te van ernstige ongevallen verschoond blijven, dan zal
op deze wijze binnen weinige jaren een fonds gevormd
zijn, voldoende om in dit opzicht onbezorgd de toe
komst in te gaan.
Een der leden ging minder onbezorgd de toekomst
in. Hij zag het spookbeeld van doktoren die graag
bij het gemeentebestuur in de gunst komen en daar
om eigenbelang stellen boven plicht en weten, ten
koste van den werkman
De voorzitter verwees dit spook onmiddellijk waar
het hoorde, n.l. naar het rijk der schimmen.
Over de eenzijdige beschouwing van den heer Uiten-
bosch zullen we maar niet veel zeggen. Hij trachtte
zijn betoog te illustreeren door een voorbeeld, dat we
niet hebben begrepen en waarover de spreker in het
openbaar geen bijzonderheden wenscht te geven. Hier
in vond de voorzitter aanleiding den Alkmaarschen
gemeente-werkman aan te raden, indien hij meent dat
hem onrecht is geschied door zijn chef, zich te wen
den tot dengeen die hoven dezen is geplaatst. Spreker
had iemand, die hem voor zulle een zaak bezocht nog
nimmer onvriendelijk bejegend en hij hoopte, dat de
Alkmaarsche gemeente-werkman eindelijk eens zou
begrijpen dat hij niet altijd zijn recht behoeft te zoe
ken bij een raadslid, maar zich ook kan vervoegen bij
B. en W.
Het is te hopen dat op deze woorden acht geslagen
wordt door hen, die zich werkelijk in gemeentedienst
onrechtvaardig behandeld mochten achten. Volgen zij
dezen weg, dan verliezen zij hierbij niets, daar het
beroep op een raadslid, ja, op den geheelen raad altijd
voor hen openblijft!
Gemeentelijke openbare leeszaal en bibliotheek
te Rotterdam
Blijkens het jaarverslag dezer instelling kiom in
1908 het getal tijdschriften tot 131. Door aankoop
werd de boekerij met 687 werken vermeerderd, door
geschenk met 842, zoodat het getal boeken met 1529
toenam, waartegenover moet vermeld, dat 173 deelen
om geheele onbruikbaarheid moesten worden afge
keurd en weggedaan.
Do kleine bibliotheek van het „Selskip Frisia" is
in bruikleen aangenomen en in de bibliotheek ge
plaatst, met het aanvankelijk gunstig resultaat, dat
aan hen, die nu vroegen naar dit deel der letterkunde,
dat vroeger geheel gemist Werd, boeken konden wor
den verstrekt, en de leden van „Frisia" ruimer daar
van gebruik maakten, omdat ze met minder omslag te
bekomen waren. Ook de trouwens niet groote biblio
theek van den Bond der Fröbelonderwijzeressen vond
dit jaar een plaats in de gemeente-bibliotheek.
Een enkele malen herhaalde proeve om op één der
tafels prenten, portretten, kaarten, enz. tentoon te
stellen in verband met gebeurtenissen van vroegeren
of tegenwoordigen tijd, éooals b. v. bij de onthulling
van het Caland-monument, wekte zooveel belangstel
ling, dat de wenschelijkheid eener grootere localiteit
zich daarbij zeer deed gevoelen, temeer daar de tafel,
welke daarvoor werd gebruikt, nu door de couranten
is ingenomen.
Een voortdurend ter bezichtiging leggen van (ko
pieën naar) „Moderne meesters" viel in den smaak en
prikkelde enkelen tot kopieëren.
Het aantal bezoekers heeft blijkens bij het verslag
gevoegden -staat, bedragen 70.381, waarvan 5920 op de
Zondagen. Er zijn uitgeleend blijkens een andere tabel
5427 wetenschappelijke en 48.754 .andere boekwerken.
Van de 7449 leeskaarten, in den loop der jaren 1907
en 1908 uitgereikt, werd door 5040 personen gebruik
gemaakt.
Voorts zijn bij het verslag gevoegd lijsten van aan
winsten door geschenk een leerzaam voorbeeld voor
de velen, die nog boeken zouden kunnen geven en
door aankoop, een opgaaf van het aantal malen, dat
de meest gevraagde boeken zijn uitgeleend, van aan
wezige periodieken, statistiek van den maatschappelij-
ken stand der bezoekers en van het bezoek per uur in
één week.
ethollekendag'.
Zooals bekend zal de derde Dioc. Katholiekendag in
het Bisdom van Haarlem gehouden worden op Maan
dag 27 September a.s. in de zalen van het Kon. Zoöl.
Bot. Genootschap (Dierentuin) te 's-Gravenhage.
In de drie afdeelingsvergaderingen zullen door de
heeren pastoor II. J. Clarijs, Jos. Th. J. Cuypers, ci-
viel-ingenieur, en dr. R. van Oppenraaij, S. J., respec
tievelijk worden behandeld: Patronaten; vakonder
wijs; en R.-K. Hoogere Burgerscholen en Gymansia.
In de algemeene vergadering zal de openingsrede
worden gehouden door den heer mr. E. R. II. Regout,
voorzitter van het uitvoerend comité, terwijl als feest
redenaar zal optreden de zeereerw. heer L. J. J. Ila-
geraats, rector te 's-Gravenhage.
T erlefsherzlenlnj?.
Men deelt aan de Tijd uit de beste bron mede,
dat de voorbereidende werkzaamheden voor de tarief
herziening zijn afgeloopen en dat in het komende
parlementaire jaar deze zaak zeker zal worden afge
daan.