DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 189.
Honderd en elfde Jaargang.
1909.
MAANDAG
16 AUGUSTUS.
NNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor P ikmaar f 0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
PJ ynderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote
Setters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0.
1FslefoonnnmmcT 8.
Dominee-advocaat.
Breukelen.
Voorkoming en bestriding van werkloosheid.
ALKMAAR, 16 Augustus.
In den stand van de werkstaking in Zweden zal nu
wel spoedig een wijziging komen, omdat het spoor-
wegpei'soneel thans zich heeft uitgesproken over de
vraag, of het zich al dan niet bij deze beweging zal
aansluiten.
Op dit oogenblik valt nog niet met zekerheid te
zeggen hoe de uitslag van het referendum is, maar
naar alle waarschijnlijkheid heeft het spoorwegperso
neel (waarvan ongeveer de helft georganiseerd is) be
sloten, het werk niet neer te leggen. De berichten in
de buitenlandsche bladen wijzen er tenminste op, dat
niet het tweederde van het georganiseerde personeel
bereid zal zijn te gaan staken. En aan die berichten
meenen we wel eenige waarde te mogen toekennen,
meer, dan aan de mededeelingen van Zweedsche ge
zanten in het buitenland, en van „Reuters bijzondere
correspondent te Berlijn." Dergelijke mededeelingen
dragen duidelijk het stempel van partijdigheid, waar
zij de beteekenis van deze beweging trachten te ver
kleinen en den toestand in het belang van de patroons
te rooskleurig schetsen. Waartegenover staat, dat
ook van de andere zijde te schoonklinkende berichten
de wereld ingezonden worden.
De officiëele telegraaf-agentschappen meldden op
gezag van het centrale bestuur van de werkgevers, dat
het werk in tal van streken werd hervat. Van de zijde
der stakers wordt echter beweerd, dat het bestuur een
rondschrijven heeft gericht tot al zijn leden met het
verzoek onmiddellijk mededeelingen over hervatting
van het werk te seinen die dan wereldkundig zullen
worden gemaakt, en dat op verschillende plaatsen
meesterknechts eenige machines aan het werk zetten,
zoodat er getelegrafeerd kan worden, dat de fabriek
weer geregeld werkt.
Aan den anderen kant werd er getuigd dat de let
terzettersstaking prachtig er voor stond, dat slechts
het orgaan van het stakingscomité zou verschijnen en
geen enkele andere courant, Intusschen kwamen er
verscheiden bladen uit, en blijkt de typografen-staking
vrijwel mislukt.
De kenmerkende eigenschap van deze staking is
de verbittering. Haar ontbreekt tot dusverre de ze
nuwachtige spanning, welke bij dergelijke reuzen-be
wegingen dikwijls worden aangetroffen. Het is als
of twee worstelaars elkaar omklemd hebben en nu
sprakeloos maar met des te meer kracht, de overwin
ning trachten te behalen.
De stakers houden zich over het geheel voortreffe
lijk. De orde wordt, op sporadische uitzonderingen na,
niet verstoord. Over de noodzakelijkheid van deze be
weging kan men van meening verschillen, maar geen
meeningsverschil kan er bestaan over de buitengewo
ne discipline onder de stakers. Zij moeten verklaard
hebben, dat ze liever wilden volhouden bij water en
brood, dan buiten het bestuur van de organisatie om
het werk te hervatten.
Zeer velen moeten het in deze dagen bijzonder slecht
hebben. Wel wordt er gesproken van meerderen fi-
nanciëelen steun uit het buitenland, van 50.000 kro
nen uit Denemarken, 100.000 mark uit Duitschland
enz., maar wat beteekenen zulke bedragen bij een be
weging, welke bijna 300.000 arbeidersgezinnen omvat?
„Men kan het zoo zegt een correspondent den
stakers op straat aanzien dat het hun niet goed
gaat. Terwijl ze de eerste dagen in hun Zondagsche
kleeren bijna opgewekt door de straten wandelden,
ziet men ze thans in afgedragen werkpakjes rondloo
pen, die duidelijk spreken van den nood der dragers.
Maar op de bleeke gezichten ligt nog steeds de krach
tige wil, vol te houden tot het bittere einde."
Inderdaad, bitter zal het einde wel zijn. Men zal
de staking nog eenigen tijd aan den gang kunnen
houden maar zou het niet beter zijn dat zij zoo
spoedig mogelijk beëindigd werd? De wonden, die
Zweden in dezen zwaren strijd krijgt, zijn toch al zwaar
genoeg.
Mocht het spoorwegpersoneel niet staken, dan zal
men aan den kant der stakers wel tot bemiddeling be
reid wezen en zal een poging daartoe wel goed opge
nomen worden.
Ook onder de werkgevers moet er een strooming
zijn, die graag een einde aan dezen strijd zou zien ge
maakt. Natuurlijk zijn er. menschen, die van deze ge
legenheid gebruik wenschten te maken, om de organi
satie machteloos te maken. Opvallend is het, dat tot
dezulken voornamelijk de hoogere beambten, de di
recteuren en de secretarissen behooren, terwijl van de
eigenlijke eigenaren velen hiervan niets willen weten
Er is gezegd dat prins Eugène, een broeder des Ko
nings er bij dezen op moet hebben aangedrongen, een
poging tot verzoening te wagen, maar officieus is te
kennen gegeven, dat de regeering niet tusschen beide
zal komen, voordat een der partijen erom vraagt. Over
die houding heerscht in den lande ontevredenheid.
Het zou dan ook niet te verwonderen zijn, wanneer
enkele personen het initiatief namen tot het doen van
een poging tot bemiddeling, indien de regeering in
dezen werkeloos blijft. En wanneer het spoorwegper
soneel zich niet bij de staking aansluit, zou zeker een
gunstig oogenblik gekomen zijn, om tusschenbeide te
komen en een einde te maken aan een worsteling, die
beide partijen totaal uitput en zeker met den dood
van een hunner zou beslist worden.
De oud-predikant mr. J. Ankerman te Wommels,
het Kamerlid voor Harlingen, zal zich metterwoon te
-Hage vestigen en aldaar ook de rechtspractijk uit
oefenen.
Het Centr. schrijft:
Door de benoeming van den heer De Waal Malefijt
tot minister van Koloniën komt een Kamer-zetel va
cant, sinds twaalf jaren door dit verdienstelijk lid der
anti-revolutionnaire partij bezet.
De laatste maal werd de heer Malefijt zelfs bij en
kele candidaatsttlling gekozen.
Nu de zetel open komt rijst een vraag, die, zoolang
dè nieuwbenoemde minister het district in de Tweede
Kamer vertegenwoordigde, vrijwel rusten bleef.
De vraag n.l. of lo nitt billijkerwijze de katholieken
aanspraak op dezen zetel zouden kunnen maken?
En 2o. of het geen aanbeveling zou verdienen, onze
vertegenwoordiging in de Tweede Kamer te verster
ken met een medicus, een militair, of een landbouwer.
Juristen, en bekwame juristen, telt hierover
schijnt men het vrijwel eens te zijn de Kamer en
ook onze Kamer-fractie in voldoende mate.
Maar de boven-aangeduide categorieën van perso
nen zijn ongetwijfeld te slecht, of zelfs in 't geheel
niet gerepresenteerd.
Eén ding hopen wij intusschen, dat de bezetting
van den zetel niet tot onaangenaamheden of hotsing
tusschen de Rechtsche partijen zal aanleiding geven.
Door tijdig overleg zal men, bij eenigen goeden wil,
de zaak gemakkelijk in het reine kunnen brengen.
te Tilburg; O. Posthuma, lid der Commissie van On
derzoek voor het Havenbedrijf, te Amsterdam; J. Qui-
spel, secretaris der Christelijke Bootwerkersvereeni-
ging „Toenadering" te Rotterdam; H. Reinders,
hoofd der openbare school te Vries; mr. J. Schokking,
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te
Dordrecht; J. Smid, hoofdcommies bij de directie van
den Landbouw, te 's-Gravenhage; C. A. den Tex, lid
der Commissie van onderzoek voor het Havenbedrijf te
Amsterdam; mr. P. J. Troelstra, lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal te 's-Gravenhage; mr. O.
J. baron van Tuyll van Serooskerken, rentmeester
van het Kroondomein, lid van den gemeenteraad, te
Arnhem; P. M. Verdorst, lid van den Raad van Toe
zicht op de Rijksverzekeringsbank, te Amsterdam; H.
Verveld, voorzitter van den Christelijken Textielar-
beidersbond „Unitas," te Enschede; dr. J. Th. de Vis
ser, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te
Amsterdam; P. van Vliet Jr., lid van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal, te Rijswijk (Z.H.)C. D.
Wesseling, lid van den gemeenteraad, te 's-Gravenha
ge; H. de Wilde, wethouder, te 's-Gravenliage; H. A.
van IJsselsteyn, directeur-generaal van den Arbeid, te
's-Gravenhage;
c. tot secretaris: I. P. de Vooys, inspecteur van
den arbeid in de 8ste inspectie, te Deventer;
III. bepaald wordt, dat aan de leden en aan den
secretaris dezer Staatscommissie vacatiegelden wor
den toegekend ten bedrage van acht gulden 8)
voor eiken dag, waarop zij tot uitvoering van de hun
gegeven opdracht eene vergadering bijwonen, alsmede
dat deze kosten en alle verdere, door de Commissie te
maken onkosten, zullen komen ten laste van de be
grooting van het Departement van Landbouw, Nij
verheid en Handel.
De Stct. (no. 190) bevat een Kon. Besl. waarbij
I. Aan eene Staatscommissie wordt opgedragen te
onderzoeken
a. in hoeverre de Regeering over de middelen be
schikt om snel en voldoende ingelicht te worden over
den stand van de binnenlandsche arbeidsgelegenheid
en den omvang en den aard van werkloosheid in de
verschillende vakken en 'welke aanvulling deze midde-
en behoeven;
b. wat de Regeering kan doen, hetzij door steun van
personen of corporaties, hetzij zelfstandig, zoowel tot
voorkoming of bestrijding van werkloosheid als tot le
niging van de gevolgen daarvan;
met bepaling, dat door deze Staatscommissie aan
Ons verslag zal worden uitgebracht aangaande de uit
komsten van het door haar gehouden onderzoek, welk
verslag de voorstellen zal bevatten, waartoe dit on
derzoek haar eventueel aanleiding mocht geven, zul
lende elk lid der Commissie de bevoegdheid hebben
van zijne zienswijze, voor zooveel die van de meerder
heid der Commissie afwijkt, in eene afzonderlijke aan
het verslag toe te voegen nota te doen blijken;
II. In deze Staatscommissie worden benoemd:
a. tot lid, tevens voorzitter, mr. M. W. E. Treub,
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te
's-Gravenhage
b. tot leden: mr. P. J. M. Aalberse, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, te Leiden; W. F.
Dekkers, voorzitter van het hoofdbestuur van den Al-
gemeenen Nederlandschen Metaalbewerkersbond, te
Amsterdam; J. Douwes Jr., oud-bestuurder van de
Christelijke Vereeniging van diamantbewerkers, lid
van den gemeenteraad te Amsterdam; W. A. Engel-
brecht, lid van de Kamer van Koophandel en Fabrie
ken, te Rotterdam; dr. F. van Gheel Gildemeester,
predikant bij de Nederduitsch-Hervormde Gemeente,
voorzitter van het hoofdbestuur van den Christelijken
Volksbond, te 's-Gravenliage; B. J. H. Haitink, direc
teur van de Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij,
te Leiden; J. B. van Heek, lid der firma Van Heek
Co, te Enschedé; J. N. Hendrix, lid van den gemeen
teraad te Amsterdam; H. G. M. Hermans, secretaris
van den Arbeid, te.Maastricht; mr. dr. D. Hudig Jr.,
directeur van het Centraal Bureau voor Sociale Ad
viezen, te Amsterdam; mr. G. Jannink, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, te 's-Gravenlia-
ge; I. G. Keesing, lid van het hoofdbestuur van den
Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond,
te Amsterdam; dr. P. A. Klap, predikant bij de Ne
derduitsch-Hervormde Gemeente te Amsterdam; E.
W. Klijberg Pernot, voorzitter van den Bond van Ne
derlandsche Schoenfabrikanten, te Waalwijk; dr. C.
Lely, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
te 's-Gravenhage; F. B. Löhnis, inspecteur van den
Landbouw, te 's-Gravenhage; mr. TL. W. Methorst,
directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek,
te 's-Gravenhage; P. A. J. Mulder, voorzitter van het
Houtbewerkersgilde „Geloof en Arbeid" der afdeeling
's-Gravenhage van den Nederlandschen Roomsch-Ka-
tholieken Volksbond, te 's-Gravenhage; A. van Muy
den, eerste-secretaris van dén Christelijken Metaalbe
werkersbond in Nederland, te Amsterdam; H. J. Ne
derhorst Sr., aannemer en wethouder, te Gouda; A.
Plate, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te Rotterdam; L. J. J. M. Poell, kapelaan, geestelijk
adviseur van den Dioceanen Textief-Arbeiders-Bond,
De Haagsche briefschrijver van de Arn. Ct. vertelt:
Het besluit van den heer van Heutsz om af te tre
den, schijnt vast te staan. Dit was trouwens in
dien ik wel ben ingelicht reeds verleden jaar het
geval, toen het Atjeh-rapport verscheen. In de Twee
de Kamer is de Atjeh-zaak kalmer gepasseerd dan in
het Kabinet van den Minister. Hit goede bron kan
ik verzekeren, dat de Minister, voorgelicht door prof.
Snouck Hurgronje, verre van gesticht was over den
loop, dien de zaken op Atjeli hadden genomen. Hij ge
voelde de verantwoordelijkheid daarvoor sterk, omdat
de benoeming van gen. van Daalen tot gouverneur
van Atjeh op aandringen van van Heutsz zijn werk
was. Hij had daarbij het advies van Snouck Hur
gronje gedesavoueerd, waardoor de verantwoordelijk
heid, nu de zaak verkeerd bleek geloopen te zijn, hem
nog te zwaarder drukte. Daarbij kwam dan nog, dat
deze bekwame adviseur voor Indische zaken, die wei
nig vertrouwen in van Heutsz heeft, destijds reeds had
voorspeld, dat de zaken, indien men van Heutsz zijn
zin gaf, aldus zouden loop-en.
Toen de Atjeh-bom sprong is er dan ook in de mi-
nisterieele bureau's heel wat te doen geweest, en me
nig kabelgram, dat tusschen het Plein en Buitenzorg
gewisseld werd, was niet zeer vriendelijk van aard.
Het ontslag van van Heutsz evenwel zou op dat
oogenblik, met de algemeene verkiezingen in het ge
zicht, de Regeering al zeer ongelegen zijn gekomen.
Vandaar dat alles is gedaan om de zaak zooveel mo
gelijk te sussen, iets waarbij de Minister in zijn voor
deel had, dat men hem niet gaarne onaangenaam is,
en dat slechts enkele leden van de Kamer genoeg van
de Atjeh-zaken afweten om er zich warm over te ma
ken. Zoo liepen de debatten dan onverwacht kalm af.
Intusschen was met van Heutsz overeengekomen, dat
hij zijn ontslag-aanvrage nog een jaar zou uitstellen.
Want reeds toen moet zoo zegt men hier bij den
heer Idenburg, die gaarne naar Indië terug wil, het
voornemen hebben bestaan om, indien de verkiezingen
gunstig afliepen, zich zelf aan de Koningin voor te
dragen als opvolger van van Heutz.
Van den nieuwen minister den heer de Waal Male
fijt zegt deze schrijver o.a.
De eenige indruk die mij dan ook van zijne jaarlijk-
sche Indische speechjes is bijgebleven, is, dat hij alle
heil voor Indië verwacht van de zending; het was
steeds de zending voor en de zending na. Het gehee
le koloniale systeem van den afgevaardigde voor
Breukelen, als die uitdrukking niet te overdreven
klinkt voor het weinigje eigen inzicht waarover hij op
dat gebied beschikt, concentreert zich rondom de
zending en de zendelingen, de fouten van
het verledene zijn te wijten aan het niet genoeg aan
moedigen van de zending, en de ontwikkeling der bui
tenbezittingen kan alleen dan met succes worden be
kroond, indien men de zending bevordert. Zelfs voor
conflicten met den Islam deinst de heer de Waal Ma
lef ij t niet terug; als men de zending maar helpt „zal
alles reg kom."
Of deze opvattingen in het belang van de rust in
Indië zijn, is een vraag die ik niet gaarne bevestigend
zou beantwoorden, vooral niet in den tegenwoordigen
tijd, nu het ontwakend rassenbewustzijn in onze Ko
loniën meer dan ooit beleid en behoedzaamheid noodig
maakt.
Het langdurige koude weer heeft onderlinge gevol
gen gehad, zegt dezelfde schrijver. In Scheveningen
is het verhuren van kamers met of zinder pension in
die mate een métier geworden, dat menschen van de
meest uiteenloopende maatschappelijke standen er
zich mee bezig houden. In het najaar huurt men een
woning, veel grooter dan men zelf noodig heeft, meu
belt de vertrekken met op krediet gekochte meubelen,
en gaat dan zitten wachten op het mooie weer, dat de
pensiongasten moet aanbrengen. De hooge huur en
de kosten van inrichting hoopt men ruimschoots goed
te maken en nog een goeden duit over te houden bo
vendien. Maar als het mooie weer zich lang laat
wachten, worden er benauwde gezichten getrokken en
doet men soms in zijn angst dingen, waarover men
later spijt heeft. Zoo gebeurde het dan ook dezen zo
mer, toen het mooie weer niet meer scheen te zullen
aanbreken en alles verloren leek, dat vele van die op
den uitkijk zittende pensionhouders en -houdsters aan
de eersten de besten die naar de te huur gestelde ka
mers kwamen kijken, deze zonder pension voor den
geheelen zomer tegen een spotprijs verhuurden, om
althans nog te redden wat te redden viel.
Men begrijpt, hoe vriendelijk deze goedkoope huur
ders worden aangekeken, nu het weer is omgeslagen,
het seizoen op zijn gunstigst is, en de nog beschikbare
kamers duur worden betaald.
Waarover het publiek omtrent het keizerlijk bezoek
wel eens iets meer mag vernemen, is de quaestie van
de onkosten, die het verblijf van het keizerlijk echt
paar mede gebracht heeft, zegt de Haagsche mede
werker van het N. v. h. Noorden.
Het heet, dat graaf Bentinck dit alles zelf betaalt,
maar ter plaatse kreeg men heel andere verhalen te
hooren. Zoo b. v. betaalt niet de graaf de onkosten
van het versieren van het station en het aanleggen
van een nieuw wisselspoor, noodig om den keizerlij
ken trein op het andere spoor te brengen, maar de di
rectie der Staatsspoorwegen. Nu is dat wel een par
ticuliere maatschappij, maar de Staat heeft bij het fi-
nantiëel beheer dier Mij. groot belang, ergo zou het
niet kwaad zijn, indien wij hier omtrent eens afdoende
ingelicht werden.
Verder is er een aparte ondergrondsche telegraaf
kabel gelegd, om het kasteel direct met het kantoor
De Steeg te verbinden. Van een bovengrondsche lei
ding wilde de graaf niets weten. Hij wenschte geen
telegraafpalen op zijn grond, waardoor het gezicht op
het kasteel „ontsierd" zou worden. Daarom werd er
een ondergrondsche leiding aangelegd, hetgeen aardig
in de papieren is geloopen. Verder is er ter wille van
het keizerlijk bezoek een detachement marechaussée
naar De Steeg gedirigeerd, zijn er 36 rijksveldwachters
gestationneerd en is het rijkstelegraafkantoor De
Steeg met eën extra bezetting van 21 personen ver
sterkt geworden.
Het spreekt van zelf, dat deze maatregelen, gevolg
van het particulier bezoek des keizers aan graaf Ben
tinck, heel wat geld gekost hebben. Nu zegt de gra
felijke journalist, die het publiek op de prachtige ver
slagen van den intocht des keizers vergastte, wel, dat
de graaf „alles" betaalt, maar dit is geen raden om
niet een bevestiging van deze lezing te verlangen. De
heer Bentinck staat bekend als allesbehalve „grafe
lijk," waar het op betalen aankomt en daarom is het
gewenscht, dat hieromtrent zekerheid"" worde verkre
gen. Om gedeeltelijk op kosten van 's lands schatkist
den Duitschen keizer te ontvangen, is een methode
van recipiëeren, die niet opgaat en vooral niet, waar
de graaf zelf een Duitscher is.
De Haagsche briefschrijver van het N. v. d. D.
meldt
Een groep onderwijzers, leden van den Bond, heb
ben een verdienstelijk werk ondernomen: zij zullen
winteravond-cursussen geven ter meerdere ontwikke
ling van volwassenen.
Een uitmuntend streven, waarvoor het veld inder
daad ruim is en dat al lang de meer en meer onmisba
re grondslag bleek, noodig voor sociale verbeteringen,
die nu zoo vaak mislukken of haar doel missen door
de te geringe ontwikkeling der betrokkenen, zoodat
men vaak moet hooren en niet altijd zonder reden
dat men in menigen kring wel een hoog woord
heeft over rechten, maar niet 't juiste begrip van
plichten.
Elke poging om de ontwikkeling te vermeerderen
zal, op den duur althans, ook daaraan ten bate moeten
komen.
't Verwondert mij dan ook niet, dat Burg. en Weth.
in hun praeadvies op het verzoek, om voor die cursus
sen schoollokalen beschikbaar te stellen, van sympa
thie voor het doel getuigden en inwilliging voorstel
len. Het zal een begin zijn der vervulling van den
meermalen door den heer Ter Laan geuiten wensch:
dat onze kostbare en kostelijke stadsschoolgebouwen
ook des avonds rendeerend worden gemaakt.
Wat mij echter bevreemdde is, dat aan het toestaan
van dat verzoek deze voorwaarde zal worden verbon
den, dat „ook niet-georganiseerden" desverlangd aan
die cursussen zullen kunnen deelnemen. Niet dat dit
zal kunnen geschieden verwondert mijmaar wel dat
het als voorwaarde moet worden gesteld, en die voor
waarde door den Bond werd aangenomen tegen eene
vergoeding. Want mij dunkt, als onderwijzers zoo een
nuttig werk ondernemen, dan spreekt 't toch immers
van zelf, dat zij daartoe alle weetgierigen toelaten,
onverschillig of deze al dan niet lid van een vakver-
eeniging zijn.
Nu dit, naar 't schijnt, bij wijze van gunstige uit
zondering, wordt toegelaten, heeft 't er veel van alsof
de Onderwijzersbond de zaak opzette als sociaal pro
pagandamiddel voor een maatschappelijke organisatie,
die buiten het doel staat. En al blijkt nu, dat dit
niet zoo is bedoeld, daar men de voorwaarde van het
Dag. Bestuur zonder bezwaar aanvaardde, den in
druk is toch niet goed, dunkt mij.
Gelukkig dus, dat er dat merk nog aan ontnomen
is.
Nu: alle heil voor het succes?
Moge het er beter mee gaan dan indertijd aan
„Toynbee" ten deel viel, toen zelfs mr. Kerdijk er niet
in slagen kon, voor een populairen cursus in staatsin
richting een dozijn hoorders bijeen te houden.