DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Honderd en elfde Jaargang. 1909. WOENSDAG 18 AUGUSTUS BINNENLAND. No, 191. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor P ikmaar f 9,80; franco door het geheele Rijk 1, A? jinderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advedentiëm Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote Setters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/fTL HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Prins Hendrik naar Dobbin. Oud-Kath. Kerk QËMENQD nieuws. Het schip met goud. Aanranding. Giftige adder. G@eti volkspark te Hilversum. Voor plelzier uit. Dat hielp nog niet Een kranige politiehond. Mislukte inbiask Slachtoffers van den Hartjesdag. nu vin 1 nip bull li All 1. ALKMAAE, 18 Augustus. Nu de wederzijdsehe aanvallen der Duitsche en En gelsche couranten weer een tijdje gestaakt worden, vinden vredelievende menschen het oogenblik geko men om van zich te doen hooren. Er is een Duitsch- Engelscli comité, dat optreedt als vredestichter. Het moet den Britschen leeuw en den Duitschen adelaar tot elkaar brengen. Het schrijft, ter bevordering van het doel, stukken in de couranten, waarin het ver klaart, dat beide naties met elkaar in vrede en vriend schap kunnen en moeten leven. De eerevoorzitter van het comité de „wirkl. Geh. Rat. dr. v. Hollehen," vroe ger gezant, doet het nog eens dunnetjes over. Hij be gint met te verklaren, dat men onlangs op den ver keerden weg was, toen men bij de bezoeken van bur gemeesters, predikanten en parlementsleden te veel woorden aan de goede zaak verspilde en met name veel te vleiend sprak. Zoo overdreven behoeft men niet te wezen. Duitschland en Engeland hebben te veel gemeenschappelijks, dan dat zij het in het over- drevene zouden moeten zoeken. Zij zijn de machtigste en gezondste vertegenwoordigers van het Germaan- sche ras, zij zijn stamverwant en hun kultuurleven heeft zich op den grondslag van dit stamverwantschap ontwikkeld. Duitschland mag intusschen niet verge ten, dat het de jongste is en zich niet er over verba zen, wanneer het door Engeland wordt beschouwd als een parvenu „dat wij dit in werkelijkheid niet zijn, bewijzen wij hun immers dagelijks." Concurrentie, zoo gaat de schrijver voort, is nog geen vijandschap. Ieder tracht den ander te overtroe ven en het komt wel eens voor, dat de een den ander door kleine handigheden tracht te benadeel®, wat im mers volgens Romeinsch recht niet strafbaar is. De beide groote Duitsche stoomvaartmaatschappijen, de Bremer Lloyd en de Hamburg-Amerika-lijn bestrijden elkaar al sinds jaren met buitengewone hardnekkig heid, maar dat heeft hem nimmer verhinderd gemeen schappelijk te handelen, ja, bij zekere zaken samen te smelten, als wederzijdsehe belangen dit gewenscht de den schijnen. De verontwaardiging van Engeland inzake Duitsch- lands houding in den Boerenoorlog acht de heer v. Holleben gerechtvaardigd. Maar dat is nu voorbij en thans kunnen de heide naties naast elkander gaan zonder nijd en haat, maar met het volle recht eigen karakter en eigen economische ontwikkeling te hand haven. Het zal daarbij zeker tot conflicten komen, maar die behoeven dadelijk niet tot vijandelijkheden te leiden. Het woord van Bismarck, dat alle politiek op compromissen berust zal hier in toepassing worden gebracht. Ten opzichte van de weerkracht moeten de naties elkaar echter scherp in het oog houden. Dat wil nog niet zeggen dat de Engelschen voor eeii overrompe ling door de Duitschers bevreesd behoeven te zijn. O neen voor de ziekelijke bezorgdheid, die er nu weer onder het Engelsche volk valt waar te nemen is geen enkele reden. Duitschland mag zooveel schepen bouwen als het wil Engeland zal altijd den voor sprong' behouden en door zulk een concurrentie worden er aan beide naties diepe wonden geslagen. Het is voor Duitschland niet noodig op dit gebied verder te gaan, dan zijn overzeesche belangen eisch-en. Het kan zijn vloot bouwen, zonder acht te slaan op Engeland. Maar wel moest Engeland bedenken, dat Duitsch- lands vloot eens de vloot van een bondgenoot zou kunnen worden. Daar lijkt het nu nog wel niet veel op, maar wat niet is kan worden. In afwachting hiervan kan men zonder verbintenis sen een heel eind komen, als de heide naties en de bei de regeeringen met vertrouwen tegenover elkaar staan. Is dat het geval, dan zal elke reden voor een ontstemming ontbreken. Deze kan slechts opgewekt worden door het meest souvereine element, dat in het staatkundig en economisch leven der volkeren is, na melijk door menschelijk vooroordeel en door mensche- lijke dwaasheid. Zoo zegt de diplomatieke schrijver. Jammer, dat zijn schoone woorden in de hondsdagen zijn geschreven. Z. K. II. Prins Hendrik zou heden te 8 u. 54 min. naar Dobbin vertrekken, en daar tien dagen verblij- 1882 benoemd tot kapelaan te Egmond aan Zee. De Oud-Katholieke Kerk van Nederland, hekend als de Oude Bisschoppelijke Cleresie, telt mgr. Spit onder hare verdienstelijke geestelijken, die ook buiten zijn gemeente in hoog aanzien staat. Als lid der vereeni- ging van geestelijken „Oor unum et anima una" heeft hij menig werk op kerkelijk en godsdienstig gebied ge schreven, en ook haar orgaan, de Oud-Katholiek, vond steeds in hem een ijverig medewerker. Gisternamiddag is, zegt de N. R. Ct„ de jubilaris in de pastorie door een deputatie uit de gemeente ge complimenteerd en door haar woordvoerder gehuldigd in bewoordingen, die van groote waardeering en er kentelijkheid getuigden, onder aanbieding van een cadeau, bestaande in een kostbare bronzen pendule met candelabres in empire-stijl benevens een gouden horloge met slagwerk. Ook vertegenwoordigers van verschillende corpo-ra- tiën en vereenigingen en vele particulieren kwamen den feestvierenden pastoor gelukwenschen. Talrijke bloemstukken en vele andere blijken van belangstel ling en sympathie, ook uit het buitenland, maakten den dag voor den jubilaris tot een waren feestdag. Zondag 29 dezer zal het zilveren jubileum kerkelijk' worden gevierd. Gisteren was het 25 jaren geleden, dat mgr. N. B. P. Spit, bisschop van Deventer en pastoor der Oud- Katholieke gemeente van de II. Petrus en Paulus, ge naamd het Paradijs, te Rotterdam, na zijn benoeming op 1 Augustus, als pastoor der Paradijsgemeente op trad. De heer Spit, 9 Maart 1853 te Enkhuizen g-eboren, was 29 Juni 1879 tot priester gewijd en in Januari Nog altijd wordt er beweerd, dat het zeewater in het Vlie vloeit over vele tonnen gouds, over millioenen, die er zich bevinden in „de Hamburger" zooals de in 1799 gestrande „Lutine" wordt genoemd. Nog wordt gedacht aan verbeterde werktuigen, waarmede men zoowel in het zand als in het water kan duiken. In verband hiermede verdient een artikel van den heer J. Daalder Dzn. in het Hbld. de aandacht. De schrijver verhaalt dat eenige Engelsche ban kiers, waaronder de Goldsmids, in het laatst der 18e eeuw het crediet der Hamburgers wilden redden. De Goldsmids, vier broeders, hadden evenwel in de laatste tijden zware verliezen geleden, wat als éen straf be schouwd werd voor iets, dat hun vader zou hebben misdreven. Deze, Aaron GolAschmidt geheeten, had, zooals het verhaal het wil, van een ouden rabbi, dien men hoog vereerde, een verzegeld pakket geërfd met het opschrift: „Indien gij de zegels van het pakket ongeschonden laat, zal uw huis bloeien als een laurier boom, doch, indien gij ze verbreekt, zal het kwade u achtervolgen." Aaron Golschmid bewaarde het pakket zeer zorgvuldig en bij den dag nam zijn rijkdom toe. Toch kreeg de nieuwsgierigheid ten slotte de overhand en de rijke Goldsmid verbrak de zegels van het pakket en opende het. Weinige uren daarna was de man overleden en vond men hem dood op zijn kamer met oen geel perkament, waarop allerhande onleesbare tee- kens geschreven stonden, in de verstijfde hand. De vier zoons zetten de zaken voort, doch leden spoedig groote verliezen. Zoo wordt verhaald. Wat hiervan waar is, kan moeilijk meer aangetoond worden. Zooveel is even wel zeker, dat de- Goldsmids nog genoeg overhielden om in 1799 verscheidene millioemen aan boord van „De Lutine" te kunnen brengen, welke sommen voor de Hamburger kooplieden bestemd waren. Van vele andere bezitters kwamen mede schatten aan boord, en ook werd er geld medegenomen voor een Engelsch le ger, dat in Noord-Holland geposteerd lag, om ons te helpen in het verdrijven van de Franschen. Ook voeren er 300 personen mede, waaronder de Hertog van Cha- tillon en vele andere aanzienlijken. Op den 9en October van genoemd jaar voer men de haven van Yarmouth uit, koers zettend naar de reede van Texel, waar het geld voor het leger moest worden afgegeven. Het schijnt hier evenwel niet gekomen, maar een zware storm dreef het in meer Noordelijke richting, om ten slotte op de Terschellinger Buiten gronden gesmeten te worden. Gaarne had men van de eilanden Vlieland en Ter schelling hulp geboden, doch door het noodweer was zulks ondoenlijk en was men genoodzaakt den volgen den morgen af te wachten. Toen zeilde men uit met booten en schuiten, de een om te zien of er wat te red den, de ander of er iets te rooven viel. ILet was niet mogelijk de opvarenden te redden. Het schip was vergaan. Groot was evenwel het getal lij ken, die weldra aanspoelden. Op den Noordsvaarder, te Terschelling alleen vond men er ruim 80. Naar men mededeelt, heeft men in een grooten kuil bij den vuurtoren „De Brandaris" meer dan 200 lijken tegelijk begraven. Die kuil wordt nog de „Doodemanskiste" genoemd. Slechts één man moet nog levend, op het strand van Vlieland geworpen zijn, hoewel doodelijk gekwetst. Spoedig is hij dan ook gestorven, doch men heeft nog van hem te weten kunnen komen, dat hij scheepsklerk was, en dat er groote schatten in „De Lutine" geborgen waren. Het spreekt wel vanzelf, dat men spoedig na deze vreeselijke stranding pogingen aanwendde, om de schatten uit het wrak op te sporen. De dorst naar goud kan in Californië nooit grooter geweest zijn, dan de begeerte, die op Terschelling en Vlieland heerschte, om iets machtig te worden van hetgeen de „Lutine: bevatte. Volgens mededeelingen alweer moet er veel geroofd zijn door visschers van Terschelling en uit Volendam, die heimelijk in den nacht naar hier uit zeilden en zeer gelukkig waren bij hun zoeken. De leiding der berging berustte overigens bij den heer F. F. Robbée, tot 1808 drossaard en opperstrand- vonder van Terschelling. Met de doelmatigste werk tuigen uit die dagen haalde men vele schatten uit de diepte op, en men verhaalt, dat dikwijls des avonds eene visschersschuit, die bij het wrak de schatten in ontvangst genomen had, bij West-Terschelling in los sing lag, en vele zakken met Spaansche piasters of Louis d'ors aanbracht. Met wagens werden de waar den naar de bergplaats gereden, en spoedig had men voor meer dan voor een half millioen geborgen. Lang zamerhand evenwel verzandde het wrak, zoodat het bergen wel een eind moest nemen. Doch de plaats, waar nog verreweg het grootste gedeelte der schatten verzonken zat en nog zit, verloor men niet uit het oog. Later zag men met genoegen, dat de zandbank over werkte, d. w. z. zich meer en meer verplaatste, en in het midden van de 19de eeuw ging de tijding van mond tot mond: „De Lutine" is blootgespoeld Opnieuw greep de goudkoorts de eilandbewoners aan; de vreugde was groot, want nu zouden nieuwe schatten bloei en welvaart in hunne gemeente bren gen. Er zou evenwel met overleg gewerkt worden. In 1821 was reeds eene maatschappij opgericht, die zich ten doel stelde, de schatten uit het millioenenschip te bergen. Aan het hoofd van deze vereeniging stond de ondernemende burgemeester van Terschelling, de heer P. Eschauzier, die van Koning Willem I het uitslui tend recht ontvangen had, om het bergingswerk op nieuw te beproeven, doch onder de voorwaarde, dat de helft der waarden aan den Staat zou worden uitge keerd. Dit Staatsdeel is evenwel later geschonken aan de regeering van Engeland, die het heeft overge dragen aan de Assurantie-Maatschappij „Lloyds." En deze maatschappij heeft van 1857 tot 1861 nog veel tonnen gouds aan waarden weten te bemachtigen, zoo dat aan de deelhebbers nog een vrij hoog procent kon uitgekeerd worden, niettegenstaande veel geld ver diend was door allen, die aan het bergingswerk hadden medegeholpen. Na laatstgenoemd jaar is het wrak opnieuw in het zand verzonken, en is het goudvisschen hoe langer hoe moeielijker geworden. Voor een twintigtal jaren heb ben de Engelschen het werk nog eens weder hervat. Men had zich toen voorzien van de beste werktuigen, om zoowel in het zand als in het water te duiken, doch de uitkomsten zijn niet schitterend geweest. Slechts weinig' heeft men weten te bemachtigen, en dikwijls keerde men geheel met ledige handen uit zee terug. Toch verdienden verscheidene eilanders, die bij de Engelschen in dienst waren, ruim geld. Veel, zeer veel heeft men ook later nog nagedacht, om de juiste middelen te ontdekken, die tot het ge- wenschte doel kunnen voeren, want men is er van overtuigd, dat nog lang niet alles uit het wrak verwij derd is. Met de eenvoudige duikertoestellen, die Lloyds ten dienste stonden, heeft men in vijf pogin gen op verschillende tijdstippen een totaal aan waar den opgehaald aan dukaten en zilverstaven voor ruim één millioen gulden. Dat is nog lang geen 15 milli oen, want voor zooveel moet het schip aan staven en. specie aan boord gehad hebben. De Maatschappij, die het contract met de Lloyds heeft, wenscht nu evenwel afdoende maatregelen te nemen tot volledige berging van de schatten, die nog in het wrak verborgen kunnen zijn, en heeft daartoe aan den Marine-ingenieur M. Lake opgedragen een onderwater-ophaaltoestel te ontwerpen, een eigenaar dig schraaptoestel, dat dienen moet om alles, wat op den bodem der zee ligt bij elkaar te garen en boven te kunnen brengen. Ook moet weggenomen kunnen worden eene hoeveelheid zand van ongeveer 40.000 ton, dat zich boven en rond het wrak heeft opgehoopt, en ook moet het zand en, zoo mogelijk, ook het dek uit het wrak verwijderd kunnen worden. Dit ingenieurs- vraagstuk is zeker hoogst moeielijk, doch er is een plan gemaakt van een breed, weinig diepgaand schip, voorzien van een huis, gedeeltelijk door het midden van het schip gaande en dienende tot het in werking stellen van het toestel, dat het eigenlijke onderwater werk zal verrichten. Het wordt aldus beschreven: „De afmetingen van liet schip zijn: lengte 130 ft., breedte 43 ft., diepte 71/2 ft. Twee 16 inch. centrifi- gaal zandpompen en krachtige laadboomen zijn aan boord opgesteld. Twee 12 inch. zandzuigers zijn in verbinding met deze onderwaterpijp, en hunne uitein den eindigen in het eigenlijke werk-compartiment en worden gebruikt tot totale zandzuivering van het ping, als op den. zeebodem wordt gewerkt. De capaciteit der zandzuigers is over de 40.000 tonnen per 24 uur. In aanmerking genomen de. plaatselijke gesteldheid en te verwachten weersomstandigheden is alles er op inge richt, de geheele zaak te kunnen uitvoeren in een paar kalme dagen van het zomerseizoen. Van de geheele inrichting is de onderwaterpijp met dito werkkamer het interessantste deel. Deze is ver vaardigd van staalplaat en in het ruim van het schip scharnierend bevestigd, 5 ft. diameter en 95 ft.' lengte, Waterballastcompartimenten zijn aan iedere zijde aan gebracht, en er is een toegangsweg voor de werklui als de werkkamer op den zeebodem ligt. Deze laatste, evenzoo van staalplaat, samengesteld volgens eenzelf de principe als de duikkamers der onderzeebooten, is ongeveer 8 ft. in doorsnede, en door middel van kettin gen in iedere richting' beweegbaar. Verder bevinden er zich observatie-poorten tot on derzoek van den bodem, met zoeklichten. De werking is zoodanig, dat langsvlakken bodem alles wegge schraapt wordt en dat, evenals bij baggerwerk, in be paalde evenwijdige lijnen_kan gewerkt worden. Zijn de harktoestellen gevuld, dan kunnen ze van uit de werk kamer gelicht, gedraaid en geleegd worden in een bak, die langs rails, opzij en boven op de onderwaterbuis loopen, en alzoo aan boord van het bergingsvaartuig geleegd en nagezien worden." Door een vrouw te Amsterdam is kennis gegeven, dat haar op de Weesperzijde door een man iets in de oogen was gegooid, waardoor zij niet meer kon zien. en dat die man haar daarna den boezelaar mét bood schappen van het lijf zou hebben gerukt, waarmede hij zich uit de voeten maakte. In het O. L. V. Gasthuis i§ haar hulp verleend. Terwijl eenige kinderen in „de Knip" te Roosendaal aan 't spelen waren, ontdekten ze in het lange gras een slang. Voor dat het dier onheil had kunnen stich ten, werd het door de politie in beslag genomen. Het bleek een giftige adder te zijn. Misdaad In verband met het overlijden van den postbode A. van Seumeren te Druten is een justitieel onderzoek geopend. Het lijk werd gisteren geschouwd. Het ver moeden is, dat de dood niet enkel het gevolg is van een fietsongeluk, gelijk men dacht. Enkele personen zullen eerstdaags worden opgeroepen, om te getuigen, dat het slachtoffer, die na de botsing nog een afstand van twee uren gereden is, bij aankomst thuis zeer wel was. Er loopen geruchten van een huiselijken twist over een verkeering, door het jongmensch aangeknoopt met een Nijm-eegseh meisje. De Raad der gemeente Hilversum behandelde giste ren het verzoek van de Volksbondbouwvereeniging „Hilversum," om een voorschot ad 78.000 te verlee- nen, te voldoen in 50 annuïteiten, ter tegemoetkoming! in de kosten van den houw van 40 woningen op een terrein, gelegen aan den Ouden Amersfoortschen weg. B. en W. hebben een onderzoek ingesteld of er in die gemeente werkelijk behoefte bestaat aan arbei derswoningen. Uit het onderzoek is hun gebleken, dat er naar schatting slechts een surplus van 6 aan arbeiderswoningen zal zijn, waaronder begrepen die woningen, die wegens gebrekkige inrichting niet gewild zijn. Aanbouw van zulke woningen is dus ze ker gewenscht. Aangezien nu van particuliere zijde niet op andere wijze voorziening in de behoefte is te verwachten, stelden B. en W. den Raad voor, op het adres der bovengenoemde vereeniging gunstig te tee- schikken. Burg. en weth. merkten op, dat de gemeente niet financieel bij dezen bouw betrokken is, aangezien slechts een voorschot, maar geen bijdrage werd ge vraagd. Yan den minister van Binnenlandsche Zaken ont vingen B. en W. bericht, dat er voorshands tegen het verleenen van een voorschot uit 's rijks kas geen prin- cipieele bezwaren bestaan. Na langdurige discussie werd het voorstel verwor pen met 10 tegen 4 stemmen. Zondag was de familie Stroom uit de Albert Ouyp- straat 214 te Amsterdam naar Wijk-aan-Zee. Het pleiziertochtje veranderde echter in een van angst en vrees, doordat twee kinderen, een meisje van 7 en een jongetje van 4 jaar, plotseling verdwenen waren. Hoe men ook zocht en riep, alles vergeefs, ze waren niet meer terug te vinden. Uit Velsen en Wijk-aan-Zee werd onmiddellijk getelegrapheerd en getelephoneerd naar den omtrek, echter zonder resultaat. Een boer uit den omtrek fietste zelfs anderhalf uur ver om do afgedwaalden terug te vinden, doch ook hij moest on- verrichterzake terugkeeren. Reeds begon men het ergste te vermoeden, toen 's avonds tegen 10 uur een dame en een heer de kleinen schreiend te Egmond aantroffen en ze terstond naar de bedroefde ouders terugbrachten, juist intijds om nog den laatsten trein naar Amsterdam te nemen. In oostelijk Groningen worden de vergaderingen van ingelanden van waterschappen in den regel zeer slecht bezocht. Meesttijds is alleen het bestuur aan wezig. Om het bezoek te bevorderen, zijn in de regle menten van meerdere waterschappen bepalingen opge nomen, waarbij den ingelanden op sommige of op alle vergaderingen vrije vertering wordt toegestaan. Resul taat heeft dit niet gehad want het bezoek is nog even gering. Doordat een politiehond hardnekkig het spoor aan wees is het te Terneuzen gelukt aan te houden en tot bekentenis te brengen den 25-jarigen buurjongen eener winkelierster, bij wie Zondags onder kerktijd werd ingebroken en zeven gulden gestolen. In een juweliersmagazijn aan den Strandbouleva.rd te Scheveningen mislukte op eigenaardige wijze een gedane poging tot diefstal van een aanzienlijke waar de aan kostbaarheden. De dader die zich in den avond vermoedelijk in het magazijn had doen insluiten, tastte en viel hij het uit klimmen uit een tuimelraam in een uitstalkast. Het daardoor ontstaan geraas werd dadelijk gehoord dooi den particulieren nachtwaker, een gepens. agent van politie. Vóór deze echter ter plaatse was, is het den dader toch gelukt uit het tuimelraam en vermoedelijk over het terras van de Kurzaal te ontsnappen. Bij onderzoek bleek dat de ontvreemde kostbare voorwerpen geborgen waren in een city-bag, welke de dader door den schrik heeft achtergelaten. Hij moet zich bij zijn inbrekerswerk bediend hebben, van een electrisch lantaarntje, een breekijzer en een schroevendraaier. De juwelier, die er goed is afgekomen, behouden» eenige schade aan voorwerpen in de winkelkast, waa niet tegen inbraak verzekerd. Vermoedelijk door het ontsteken van vuurwerk ia brand ontstaan op den zolder van een huis aan d« Gieterstraat te Amsterdam, waardoor een 30-tal zich op dien zolder bevindende duiven om het leven kwa men.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1