DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
Honderd en elfde Jaargang.
1909.
ZATERDAG
21 AUGUSTUS
Handelidagsehoul
een DIRECTEUR,
STADSNIEUWS.
No. 194
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
vöör P ikmaaf f 0sS0* franco door het geheele Rijk 1,
j»nderli|ke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f 0,19. Bij groote contracten rabat Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de M V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HEKMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
E5H53NT Jk.JSrXD'M2Ft*
T«SeSoOBfflUflfner S.
te ALKMAAR.
cüriüs" voor Fröbel- en Slojdonüerwyj.
Rapport in zake de beschuldiging van
Dr. Vorderhake als zou de leeraar Dr. Boa*
zijne tijdelijke benoeming aan het
Gymnasium hebben verkregen door list
en bedrog.
Aan de op te richten HANPELSDAGSCHOOL met
3-j»rigen curaus te ALKMAAR wordt gevraagd
op eene jaarwedde vsu f 1200. De Directeur zal
bovendien ip LEERAAR in een of meer der aan de
school te onderwijzen vakken, doch bjj .^°®r'feJlï f""
kozen worden uit hen, dia de bevoegdheid hebben tot
het geven van onderwas in boekhouden, hsmde.sro-
kensn, algemeene handelskennis en handelstech.. La
belooning ah leeraar bedraagt f 100 jaar» voo elk
wekelpksch letuur, met drie periodieke verheogmgen
van 10 0/o-
Stukken (adres op zegel) in te zenden aan hs*.
Gemeentebestuur vóór 1 September a.g
Kennisgeving.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van
22 Mei 1845 (Staatsblad Ho. 22) ter kennis der inge
zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den Ontvanger
der Rijks directe belastingen binnen deze gemeente
ter invordering is overgegeven
EEN KOHIER DER BEDRIJFSBELASTING
No. 3, voor bet dienstjaar 19091910,
•xecutoir verklaard door den Directeur der directe be
lastingen in Noordbolland te Amsterdam den 17 Au
gustus 1909;
dat ieder verplicht ia zijn aanslag, op den by ae
Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat
de termijn van zes weken binnen welken daartegen
bezwaarschriften kunnen worden ingediend.
Alkmaar, den 19 Augustus 1909.
Het Hoofd van bet Plaatselijk Bestuur voorn.,
G. RIPPING.
In de raadsvergadering van 22 Juni 1.1. werd m
handen van Burg. en Wetb. om bericht en raa ge
steld een adres van bet bestuur van de Algemeene
Bewaarschool, waarin bet zeide dat het by genoeg
zame deelneming wenscht over te gaan tot bet, aan
de Algemeene bewaarschool in de Doelenstraat alhier,
verbinden van eene klasse voor voorbereidend lager
onderwijs (z. g. Fröbel- en Slojdonderwys) voor kin
deren van meergegoede ingezetenen, te geven lederen
werkdag, des morgens van 9—12 uur en dat bet be
leefd verzocht zoo mogelijk een lokaal m de gemeente
kosteloos in gebruik af te staan, waarin voorbedoeld
onderwijs kan gegeven worden.
Burg. en Wetb. hebben gemeend met het uitbren
gen van hun advies te moeten wachten totdat zeker
heid zou zijn verkregen of een dergelijke cursus le
vensvatbaarheid zou blijken te bezitten.
Daarvoor toch bestond eenige vrees, m verband
met de ervaring ten aanzien van bet hierbedoeide
voorbereidend onderwijs in deze gemeente opgedaan.
De pogingen, die thans door het bestuur der Alge
meene Bewaarschool zijn aangewend, zijn dan ook
niet geslaagd.
Immers, onder dagteelcening van 16 Juli 1.1. rs Dy
den Raad ingekomen een schrijven, waarin bet _be
stuur mededeelt, dat „hare pogingen tot het oprich-
ten van een cursus voor voorbereidend lageronder-
Schets van B. LEVY.
't Wa» 81 December, oudejaarsavond. Buiten
woei scherp de Oostenwind, en verstijfde wit, alles
wat in zijn weg kwam. IJzel, overal ijzel, aan de hoo
rnen ij zei, aan de telefoondraden ijzel, op de daken
ijzel, over het land, een kleed van ijzel. Wit, alles
Mevrouw van Heuven zat in haar buiskamer, welke
heerlijk verwarmd was door een houthaard, waarin
de eikenblokken lustig knapperden, en waarin de
vlammetjes af en toe plotseling oplaaiden, en bet ver
trek een fantastisch aanzien gaven.
Zij dacht na over alles wat het afgeloopen jaar ge
bracht had. Haar gedachten zwierven terug, tot den
laats ten dag van het vorige jaar. Toen was zij pas
getrouwd; zij dacht toen, dat zij haar man liefhad.
Nu wist zij beter. Zeker, Frits was goed voor haar,
heel goed zelfs, maar lief had ze hem niet, dat kon
ze niet. Haar natuur was zoo geheel anders dan de
zijne- Hij was zoo stil, zoo teruggetrokken. Uren
kon hij soms in een stoel mijmeren, met half^ geslo
ten oogen naar buiten zitten kijken, in den tuin, om
dan plotseling, als had hij iets gezocht" en gevonden,
op te springen, naar zijn atelier te gaan, om er tot
diep in den nacht te blijven en rusteloos voort te wer
ken, tot hij zijn gedachten op 't doek had gezet. Zij
daarentegen was vol levenslust, zooals de meeste
vrouwen van haar leeftijd zijn. 't Was haar dikwijls
een gruwel, uren achtereen alleen in haar kamer te
moeten iztten, stil, doodstil, zonder gezelschap, zon
der liefde. Kwam hij dan eindelijk terug, dan was hij
bleek, afgemat en moe, en verlangde naar rust.
Waarom had ze hem eigenlijk getrouwd? IJdelheid,
niets dan ijdelheid! Zij had zijn werk gezien, en het
geprezen. Zij was er als 't ware door meegesleurd, had
van de roep gehoord, welke van hem uitging. Toeval
lig was zij met hem in kennis gekomen, en was ten
laatste met hem getrouwd. Wat was ze verheugd ge
weest. Zij de vrouw van een beroemd schilder, zij de
wijs met geen gunstigen uitslag zijn bekroond. oor-
loopig toch hebben zicli slechts een 20-tal leerlingen
daarvoor aangemeld. Met een schoolgeld van J
per leerling, zou dit slechts eene ontvangst van 50U
beloopen, terwijl de uitgaven minstens 1000 per
jaar zullen bedragen. Ofschoon de commissie meent
te mogen verwachten dat dit getal zich wel zal uit-
breiden, kan zij toch dit finantieele risico niet aan
vaarden zonder gevaar te loopen in finantieele moeie-
lijkheden te geraken. Zij zal tot haar leedwezen dus
moeten afzien van het gekoesterde voornemen om het
voorbereidend lager onderwijs op eenen vasten grond
slag geregeld te krijgen voor kinderen van meerge
goede ingezetenen.
Mocht echter de Raad genoegzame belangstelling
voor dit onderwijs koesteren om zich daarvoor eenige
geldelijke opoffering te getroosten, dan is^ de com
missie bereid om tegen eene hoogere subsidie van vij -
honderd gulden dan haar op dit oogenblik verleen. I
wordt, henevens beschikking over een lokaal als m
bovengenoemd adres verzocht werd, zich met het ge-
ven van dit onderwijs te belasten." l
Nu het tot stand komen van den cursus dus m ae
eerste plaats afhankelijk wordt gesteld van het
nen van een subsidie uit de gemeentekas, groot J bil
komt het B. en W. voor dat, waar van de behoefte aan
dit onderwijs niet in voldoende mate blijkt, er voor de
gemeente ter wille van slechts weinige ouders, die bo
vendien tot de meer gegoede ingezetenen behooren,
geene aanleiding bestaat het gevraagde, gee«szlPs
onbelangrijke financiëele offer te verleenen. Mol
ook de Raad dit gevoelen zijn toegedaan, dan kan het
verzoek tot het kosteloos in gebruik afstaan van eene
localiteit als van zelf buiten overweging blijven.
B. en W. stellen daarom den Raad voor aan het be
stuur der Algemeene Bewaarschool, als beschikking
op zijne adressen d.d. 22 Juni en 16 Juli 1.1. te berich
ten, dat er voor deze Vergadering geene termen be
staan tot het verleenen .van een subsidie van 500,
teneinde op deze wijze de oprichting van een cursus
voor voorbereidend onderwijs aan kinderen van rnecr
gegoede ingezetenen waar bij die ingezetenen zelt
voor dit onderwijs geene voldoende belangstelling be
staat moa-eliik te maken.
Reeds bij den aanvang is ons gebleken, dat het fei
telijk onjuist is te spreken van eene beschuldiging, in
gebracht door den leeraar Dr. Vorderhake by het
raadslid ITitenbosch. Zoowel laatstgenoemde als ge
melde leeraar verklaarden toch,dat zij alleen een^ge
sprek hebben gevoerd over deze beschuldiging, by welk
gesprek Dr. Vorderhake erkende de beschuldiging te
hébben geuit, maar waarbij geenszins de bedoeling
vaorzat een aanklacht tegen Dr. Boas m te dienen.
(Zie bijlage, verklaringen raadslid Uitenbosch, bi.
eb 6 en Dr. Vorderhake, bi. 4.)
iWij hadden uit dezen hoofde ons ontslagen kunnen
rekenen van het instellen van een onderzoek, maar
hebben gemeend Uw verzoek in den runneten zm te
moeten opvatten en te moeten onderzoeken, of ïnder-
diad de beschuldiging, door den heer Dr. Vorderhake
geuit, gegrond is, zij het ook, dat die beschuldiging
nipt bij een lid van Uwen Raad als zoodanig is mge-
Voorop zij gesteld, dat vaststaat, dat Dr. Vorderha
ké den leeraar Dr. Boas beeft beschuldigd, dat hy zy-
ncj benoeming zou hebben verkregen door list en be-
(Zie bijlage, verklaringen Dr. Boas, bi. 7 en Dr.
Vorderhake, bi. 1.)
Het feit heeft zich op de volgende wyze toegedra-
g^Na de benoeming van Dr. Boas tot tijdelijk leeraar
openbaarde zich een minder vriendsehappely ~e ou
ding tegenover hem van de zijde van de andere leera
ren, hierin bestaande dat het meerendeel hem xuet met
zijne benoeming geluk wenschte, later gevolgd ooi
staat mogelijk te maken.
Bovenstaand rapport luidt aldus:
Wij hebben de eer Uwen Raad te berichten, dat wy
gevolg hebben gegeven aan het verzoek, vervat in de
missive van Burgemeester en Wethouders van 20
Maart 1.1., No. 405, tot het instellen van een onder
zoek naar de beschuldiging van den leeraar Dr. Vor
derhake bij het raadslid Uitenbosch ingebracht, als
zou de leeraar Dr. M. Boas zijne tijdelijke benoeming
aan het Gymnasium hebben verkregen door list en he-
drog.
Wij hebben gemeend dat het noodzakelijk was de be
trokken leeraren, alsmede alle leden van Uwen Raad
en de personen, wier verklaringen in den loop van liet
onderzoek gewenscht zouden voorkomen, persoonlijk te
booren en hebben van de door ons gehouden verhooren
een proces-verbaal opgemaakt, dat als bijlage aan U
wordt overgelegd.
Als resultaat van ons onderzoek hebben wy de eer
het navolgende mede te deelen.
nogeeren.
Deze misnoegdheid tegenover Dr. Boas vond haar
oorzaak hierin, dat de leeraren beweerden te weten,
d4t hij bij zijne sollicitatie-bezoeken aan Gemeente
raadsleden onware dingen had medegedeeld en onjuis
te voorstellingen had gegeven. De heer Vorderhake
vond het niet eerlijk, dat de heer Boas op zoo onaan
gename wijze door zijne collega's werd behandeld, zon
der dat hem tevens werd gezegd, waarom zy dit deden
en "heeft toen als reden daarvan aan den heer Boas
medegedeeld, dat de leeraren meenden, dat hy zyne De
eming door list en bedrog had gekregen.
(Zie verklaring Dr. Boas, bijlage blz. 7 en Dr. Vor
derhake biz. 14.)
uit (ie verklaring van Dr. Vorderhake blykt voorts,
dit hij", die woorden sprekende, sterkere mtdrukkm-
gén gebruikt heeft dan in zijne bedoeling ag. en ei
is het, dat de twee bedoelde leeraren, ook al gevoelde
Dr. Boas zich aanstonds beleedigd, daarna nog her
haaldelijk op niet onvriendschappelijke wyze samen
over de zaak hebben gesproken.
Daarop zijn herhaaldelijk door de leeraren, by mon
de van den Rector, pogingen aangewend om op eene
daartoe te beleggen leeraarsvergadering met Dr. Boas
in het reine te komen en de zaak onder elkander at te
doen. Dit is echter niet kunnen geschieden, eerst
tengevolge van een veertiendaagsch verlof van Dr. Bo
as wegens ongesteldheid, later door de onjuiste mede-
deeling, aan hem gedaan, dat Burgemeester en Wet
houders een opdracht van den Gemeenteraad hadden
ontvangen om aan Curatoren te verzoeken een onder
zoek in te stellen naar de verhoudingen op het Gym
nasium. (Zie verklaring Dr. Boas, blz. 9—11.)
Inmiddels was door het Raadslid Uitenbosch be-
trekkelijk deze zaak eene motie ingediend bij den Ge
meenteraad en besloot Dr. Boas daarom liever de
openbare behandeling daarvan te zullen afwachten.
Bij het door ons ingestelde onderzoek is gebleken,
dat Dr. Boas, die in Januari 1908 was aangewezen
om de lessen van Dr. Schreuders waar te nemen, tot
dat deze van zijn ongesteldheid zou zijn genezen, m de
maand Mei van dat jaar er over dacht te aoUiciteeren
naar eene tijdelijke betrekking aan het Gymnasium te
Utrecht en hierover gesproken heeft met den Rector.
Wij willen in het midden laten welke woorden de Ree-
tor daarbij tot Dr. Boas heeft gebezigd; uit de verhoo
ren blijkt in ieder geval, dat de heer Boas toen volgens
de meening van den Rector eenige kans had op eene
benoeming aan het Gymnasium alhier.
Tn deze meening' van den Rector is echter wyziging
gekomen. Het bleek toch dat het met de orde m de
klassen van Dr. Boas niet goed gmg en dit gat den
Rector aanleiding om, toen hij in Augustus een schry-
ven van hem ontving met de vraag, of hy hem aan
raadde te solliciteeren naar eene vacante betrekking te
Zwolle (zie schriftuur No. 2), hetgeen zou afhangen
1 van de kans, welke hij (Dr. Boas) naar s Rectors
meening had op eene benoeming alhier, door middel
van den leeraar Leydesdorff aan den heer Boas te
doen weten, dat hij hem in overweging gaf naar Zwol
le te vragen. (Zie verklaring Dr. Blokhuis blz. 16).
Hierdoor wist Dr. Boas dat hij, naar de meening van
den Rector, geen kans had op eene benoeming te Alk-
maar
Naar onze meening heeft de heer Boas hij zijne be
zoeken aan Gemeenteraadsleden misbruik gemaak
van het hiervoren bedoelde gesprek over zyne sollici
tatie naar Utrecht. Aan verschillende Gemeenteraads
leden heeft hij toch verklaard, dat hij van zyne solli
citatie naar Utrecht had afgezien, omdat de Rector
hem gezegd had, dat het veel beter ging met de orde
en hij wel kans had op eene benoeming te Alkmaar.
(Zie verklaringen Raadsleden Fortuin, blz. 23, Meien
brink, blz. 26 in verband met blz. 14. en 15, Dorbeck,
blz. 47.) Ook al moge dit feit op zich zelf juist zyn
geweest, de heer Boas wist in December Januari 1.1.,
toen hij hiervan mededeeling deed, dat de Rector met
meer dezelfde opinie over hem had als in Mei, toen
dat gesprek werd gevoerd. Door dit niettemin by zy
ne sollicitatie aan te voeren, heeft de heer Boas het
ten onrechte voorgesteld, alsof d© Rector nog dezelfde
meening over hem had. -r,
In de tweede plaats is gebleken, dat de heer Boas
in strijd met de waarheid aan verschillende raadsleden
heeft gezegd dat het met de orde in zijne klassen veel
beter ging, zij het ook, dat hij aan verscheidene raads
leden heeft erkend, dat zulks niet het geval was.
Aan het raadslid de Lange heeft hij verklaard, dat
het in den laatsten tijd met de orde veel beter ging en
de Rector over hem tevreden was. (Zie bylage blz. 34.)
Aan bet raadslid van der Feen de Lille, dat hy voel
moeite had gehad met de orde, maar dat het nu goed
ging (zie bijlage blz. 33)
Aan het raadslid ZaacLnoordijk gaf hy hoog op van
de verbeterde orde in de klasse, welke hij had overge-
nomen van Dr. Schreuders en zeide hij, dat in de klas
sen, waarin hij les gaf, de orde veel beter was dan
vroeger (zie bijlage blz. 25).
Aan het raadslid Luiting zeide hy, dat hy vroeger
moeite had gehad met het orde houden, maar dat het
nu beter ging. (Zie bijlage blz. 49).
Hij wist echter dat zulks niet waar was. Dit blykt
uit het gesprek, met den wethouder Boelmans ter
Spill, aan wien hij volmondig erkende, dat de orde
niet goed was in zijne klassen (zie bijlage blz. 36) en
uit het onderhoud met den wethouder de Wit, die hem
den raad gaf het onderwijs te verlaten en een andere
betrekking te zoeken. (Zie bijlage blz. 29).
vrouw van een artist, wiens naam op ieders lippen
lag. En zij was trotsch geweest.
Zij had gedacht, dat er aan baar geluk geen einde
kwam, en hoe spoedig, hoe heel gauw was de reactie
gekomen. Liefde, waarachtige liefde had zij noodig,
en die miste zij ten eenenmale. Haar^ huwelijk was
een vergissing, een leugen geweest. Nu wist zij dat,
zij Dolf Falkland werkelijk liefhad. Waarom had ze
hem afgestooten? Waarom? Hij was geen kunste
naar, maar zij voelde nu, dat zij hem liefhad met hart
en ziel. En hij? Hoe bedroefd was hij geweest, toen
zij hem afgewezen had. Hoe had hij haar gebid en
gesmeekt. Maar ze had niet naar hem geluisterd,
had hem afgestooten, vertrapt, in de opwelling van
een oogenblik. Een oogenblik dat zij volkomen abnor
maal was, in haar eigen oog.
Mevrouw van Heuven dacht, en zuchtte. Hoe ge
heel anders had 't afgeloopen jaar voor haar kunnen
zijn. Zij had geluk, waarachtig geluk kunnen hebben
als zij niet aan een opwelling van ijdelheid gehoor
had gegeven.
Er werd geklopt. De meid kwam binnen met een
brief voor haar. Zij keek naar 't adres. Hé, dat ken
de ze, zij had het schrift reeds meer gezien. Van wien
zou het kunnen zijn? Snel scheurde zij 't couvert open
en keek naar de onderteekening. Met een zachten
kreet, liet zij het vel papier op haar schoot vallen.
Van Dolfvan Dolf. Vlug echter pakte zij 't weer
op, en las en herlas. Daarna bedekte zij het gezicht
met de handen. Lang bleef zij zoo zitten, en toen zij
weer opkeek laaide hoog op het vuur in den haard, en
rolden twee groote tranen langs haar wangen, op haar
rok, en bleven daar liggen, vreemd schitterend in het
zachte schemerlicht
Dolf was ziek, heel ziek. Met moeite had hij haar
nog geschreven. Hij had haar noodig, kon niet zon
der haar. En zij zat hier, hier, op een plaats waar zij
niet hoorde, ver van hem. O! wat voelde zij een wroe
ging. Wat deed haar hart haar zeer. Zij voelde dat zij
schuld had, dat ze een moord had gedaan. Weer be
dekte zij 't gezicht met de handen en weende. Maar
dat kon zoo niet langer, zij zou Frits alles zeggen. Zij
kon niet langer samenleven met een man, dien zij
niet liefhad, dien zij eenvoudig als vriend beschouwde.
Zij wilde geen liefde huichelen, waar zij die niet be
zat. 't Zou verschrikkelijk voor hem zijn, maar t
moest. Zij wilde niet langer lijden dat leven van leu
gen en bedrog.
De deur werd geopend, en Drits van Heuven kwam
de kamer binnen. Hij trad op zijn vrouw toe, om
haar een kus te geven, maar ruw duwde ze hem van
zich. Verwonderd keek hij haar aan, en zag dat zy
geschreid had. Dat deed ze wel meer, en hij vermoet
de wat er aan haperde. Stil ging hij in een fauteuil
zitten, en staarde in 't knetterende haardvuur. Daar
bewoog zich iets naast den haard. Eaust, de hond, had
de aanwezigheid van zijn meester opgemerkt, rechte
zich uit, en kwam bij zijn voeten liggen. Hij streelde
het dier, dat zijn hand begon te likken.
Geruimen tijd bleef hij zoo zitten, toen, plots, zeide
hijLouise
Wat is er, antwoordde zij zacht.
Louise, laten wij eens ernstig met elkaar praten.
Je voelt je hier niet thuis, hè?
I.Iij kreeg geen antwoord. Alleen bewees een kort
snikken, dat zij hem verstaan had. Daarna ging hij
voort
- Louise, waarom heb je mij getrouwd?
Plotseling' sprong zij op, en sprak met vuur'-p
Omdat ik gek wasIk had je werk gezien, ik
had je leeren kennen. Ik bewonderde je werk, en daar
door ook jou, en ik dacht dat 't liefde was. In mijn
verbeelding zag ik mij al gearmd met je loopen. De
menschen zouden mijn naam in een adem met den
jouwen noemen. Je waart bekend door de heele we
reld. Je werd vereerd en men zou, ook mij vere-eren
Dat wekte mijn hartstocht op, en ik nam. je om je
naam
De hond, opgeschrokken door 't heftige in haar
stem, was opgestaan, en sprong tegen zijn. haas op, als
wilde hij vragen wat er aan de hand was.
Frits weerde het dier af, en zeide:
Dat was niet goed van je, Louise, Koest I' aust,
koest! t
Het was niet goed van mij, dat; weet ik: Maar
ik heb er spijt van. L
...Tl
Zij wierp zich voor bem op haar knieën, liet haar
hcofd in zijn schoot vallen, en vroeg weenend:
Frits vergeef mij, vergeef mij. Ik heb je bedro
gen, maar ik wist niet, dat het zoo erg zou zyn. liet
was slecht van mij. Maar ik was nog zoo jong, ik
wist niet wat liefde was. Nu weet ik het, en ik weet
cok. dat ik jou niet liefheb. Dat 't eenvoudig vriend
schap was, welke mij aan jou bond, lat t bewonde
ring voor je werk was. Wil je me vergeven?
Zacht richtte hij haar op.
Louise, ik heb je niets te vergeven. Je hebt my
niet bedrogen. Ons huwelijk was een vergissing. Ik
heb evenveel schuld als jij. Koest Faust-, koest!
Maar ik wil je niet hier houden. Ik wil je ongeluk
niet. Je bent vrij! In je mand Faust. Ik doe af
stand van je, omdat ik weet dat wij niet by elkaar
^DAklok sloeg 12, met langzame heldere slagen. De
booten, welke op de rivier voor anker lagen gaven
door middel van haar fluiten te kennen, dat daar een
nieuw jaar begonnen was.
Langzaam stond Louise van Heuven op, gmg naar
haar man, en zeide zacht: „Frits, ik wensch je een
gelukkig nieuw jaar!"
Hij nam haar kleine hand in de zijne en antwoord
de: „En ik hoop, dat het nieuwe jaar gelukkiger voor
je zal zijn, dan het voorbijgegane."__
Daarna ging zij heen, 't was tijd om naar heel te
gaan, en Frits was alleen, alleen met zijn groot ver
driet. Lang bleef hij stil, heel stil zitten, steeds sta
rend in 't vuur, dat langzaam kleiner werd, alleen nog'
gloeide op 't laatst. Eaust kwam weer uit zijn mand,
en keek zijn baas met zijn schrandere oogen aan. i'nts
nam zijn mooien grooten kop tusschen zyn handen,
kuste het dier tusschen de oogen en barstte in snikken
Ultl_ Faust, jongen, nu hebben wij alleen elkaar.
't Was als had het dier hem begrepen, want het
likte hem de handen, en vleide zich dicht tegen hem
aan. Even laaide het vuur nog heel hoog op, dan was
alles donker.
(Oorspronkelijk.)