DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Groote Paardenmarkt OE E Feuilleton. No. 197 Honderd en elfde Jaargang. 1909. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor /kmaar f 0,80? franco door het geheele Rijk f 1,— Af >nderlijke nummers 3 Cents. WOENSDAG Prijs der gewone advertentiën: Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/k HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 25 AUGUSTUS. te Alkmaar, op Maandag 6 September 1909. BINNENLAND. felefooaaemmr S. Fooi(?)verbod. RECHTZAKEN. ALKMAARSCHE COURANT, m Den volgenden dag huurde hij een rijwiel bij Kib bel, eveneens voor 20 ets. per uur. Ook dit rijwiel verkocht hij, nl. aan Jacob Kuiken in den Anna- Paulownapolder voor f 3.50. De eerste getuige, Theinert, te Helder woonachtig, verklaart, dat in het laatst van Juni beklaagde bij hem een rijwiel kwam huren, dat hij niet terug bracht. Getuige stuurde zijn knecht uit om naar beklaagde's adres te informeeren en stelde de politie met het geval in kennis. Arie Bakker, te Helder, de volgende getuige, deelt mede, dat hij door beklaagde aangesproken werd, die hem vroeg zijn fiets voor f 15 te koopen. Getuige boöd f 10, kreeg hem eindelijk voor f 10.50. Getuige beweert er geen kwaad in te hebben gezien. Adriana Peters, huisvrouw van Anthonie Kibbel te Helder vertelt beklaagde een rijwiel in huur te hebben afgegeven, den 30en Juni. Beklaagde betaalde 40 ets. vooruit, de huur voor 2 uur, maar kwam na dien tijd niet terug, waarom getuige de politie waar schuwde. Getuige Jacob Kuiken te Anna Paulowna verklaart den 30 Juni van beklaagde, dien hij ontmoette, een fiets te hebben gekocht voor t 3.50, tot welken prijs men na eenig loven en bieden kwam, want beklaagde vroeg f 8. De laatste getuige in deze aaak, Dirk Koning, rijwielhersteller te Anna Paulowna, had een rijwiel van Kuiken gekocht voor f 5. Dit bleek later het rijwiel te zijn, dat beklaagde gestolen had. Beklaagde verklaart het gelddat hij voor de fietsen had gekregen, voor levensmiddelen te hebben besteed. De O. v. J. acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en eischt een gevangenisstraf van 4 maanden. Mr. Prins, beklaagdo's verdediger, brengt in het midden, dat beklaagde, die in militairen dienst in Indië is geweest en daar steeds te kampen heeft gehad met koortsen, daardoor gepensionneerd is, een gunstig verleden achter zich heeft en nimmer met politie of justitie in aanraking is geweest. Beklaagde, in Holland teruggekeerd, bleef ziekelijk, leed geb'.ek en kan van zijn pensioentje, f 4 per week, niet rond komen. Daardoor bekwam beklaagde er toe de rij wielen te verkoopen om zich versterkende levens middelen aan te schaffen. Pleiter vraagt daarom een geringe straf voor beklaagde. Uitspraak Donderdag 2 8ept, 's morgens 10 uur. Afpersing. Cornelis van der K., sjouwerman, geboren te Rot terdam, gedetineerd in het huis van bewaring, werd ten laste gelegd, dat hij in den nacht van 25 op 26 Juli Gerbrand Groot geld had afgeperst, door hem te dreigen „Als je mij geen kwartje geeft, zal ik je fiets in elkaar trappen". Klaas Krom, agent van politie te Hoorn, heeft proces-verbaal in deze zaak opgemaakt, 's Nachts om half een vond hij beklaagde, die Groot bedreigde. Getuige zag niet, dat het geld gegeven werd. Wel weet hij, dat bekl. meermalen om een kwartje vroeg. Gerbrand Groot, arbeider te Berkhout, als getuige gehoord, deelt mede, in dien bewusten nacht in Hoorn te zijn geweest. Terwijl hij met zijn neef liep kwam beklaagde bij hen, die hem bovengenoemde bedreiging toevoegde. Getuige, die bang was, dat beklaagde aan zijn bedreiging gevolg zou geven, gaf beklaagde het gevraagde kwartje. zonder een woord te spreken plaats nam. „Ha zoo 1" zei Chauvelin met een zucht van vol doening, „ik zio dat we elkaar weldra zullen verstaan. Ik heb het altijd betreurd, Sir Percy, dat wij sommige zaken niet op aangename wijs'met elkander konden bespreken.... Wat nu betreft het ongelukkig geval der inhechtenisneming van Lady Blakeney, het komt mij wenschelijk voor u te overtuigen, dat ik de hand niet heb gehad in de genomen maatregelen voor haar opsluiting te Parijs. Mijn collega's hebben alles zoo beschikt. te vergeefs heb ik geprotesteerd tegen de strenge bepalingen die men in den Temple op haar wil toepassenMaar die hebben met de geweizen Koningin zoo bewonderenswaard doel getroffen, zoo totaal haren trots doen buigen, dat mijn ambtge.no©- ten van gevoelen zijn, dat ze even nuttig' zullen blij ken, om de Rood© Pimpernel door middel zijner vrouw een toontje lager te doen zingen." Hij wachtte een oogenblik, geheel ingenomen als hij was met zijn betoog, tevreden, dat zijn stem geen trilling had verraden, zijn gelaat een effen uitdruk king had behouden. Nieuwsgierig was hij welke uit werking deze wel wat lange inleiding mocht hebben op Sir Percy, die al dien tijd zich bizonder stil had gehouden. Chauvelin zocht intusschen naar de beste woorden, om volkomen zijne meening uit te drukken, toen hij eensklaps opschrikte door een geluid, dat even onverwacht als storend, tot hem doordrong. Het was een gerekt en langdurig' gesnork. „Zou de wacht in de gang zich zoodanig hebben vergeten? Maar dan moet de guillotine die onverlaten wakker schuddenis Chauvelin's eerste gedachtedaar op schuift hij de vetkaars terzijde, die zijn gezicht eenigszins belemmert, werpt een snellen blik op den vijand, met wiens leven hij speelt, zooals de kat met de muis, en ziet nu, dat dit muisje kalmpjes is inge sluimerd. Een verwensching van ongeduld ontsnapt Chauve lin's lippen, met forschen slag daalt zijn vuist op de tafel neer, zoodat de metalen kandelaars rammelen en Sir Percy één slapend oog opslaat. (Wordt vervolgd.) ALKMAAR, 25 Augustus. Als men zich nog eens even voor den geest haalt, hoe men nk den. vrede van Pretoria over de Engelsche reg'eering dacht, sprak en schreef, en men toetst de veroordeeling van destijds aan het oordeel van thans, Aan moet men tot de slotsom komen, dat men destijds door bitterheid in onbillijkheden is vervallen. De oorlog was wreed en onrechtvaardig daarover zal wel geen verschil van meening bestaan. Maar toen de vrede gesloten was, was men het er vrijwel over eens, dat Engeland misleidend den Boeren tot het neerleggen van de wapens had doen besluiten, dooi' het geven van beloften, die wel nimmer of niet in afzienbaren tijd in vervulling zouden gaian. Groe ten nadruk bijv. werd gelegd op de bepaling „zoo spoe dig als de omstandigheden het gedoogen, zullen ver tegenwoordigende instellingen worden ingevoerd, als inleiding tot eigen bestuur. Omtrent het verleenen van stemrecht aan d© inboorling-en zal een beslissing- worden genomen na de invoering van eigen bestuur." Een dergelijke voorwaarde werd een wassen neus genoemd en Engeland, zoo heette het destijds, kon bij zulke voorwaarden niet. verwachten, dat de overwon nenen weldra trouwe onderdanen van Koning Eduard- zouden worden. De geschiedenis heeft dergelijke voorspellingen niet bewaarheid. Engeland heeft, nu de republieken op de kaart En- gelsch waren gekleurd, zich zeer loyaal betoond en de aanvoerders der Boeren hebben, schoon men hen van verraad beschuldigde, niet nagelaten op die liberali teit te wijzen en er naar gestreefd daarvan voordeel te trekken. Er kwam een Bóeren-ministerie met mannen als Louis Botha, Smuts, Villiers. En een onlangs verschenen Blauwboek over de geschiedenis van Transvaal gedurende de jaren 19031908 legde getuigenis af van den vooruitgang. In de dezer dagen door het Engelsche Parlement aangenomen Grondwet van de Zuid-Afrikaansche li nie kwam de liberaliteit ten aanzien van het aan de koloniën toegekende zelfbestuur nog eens weer dui delijk aan het licht. Het merkwaardige schouwspel deed zich voor, dat de regeeringspartij en de oppositie samengingen in het besluit tot goedkeuring' van het ontwerp. Zelfs had de regeering aan haar partijge noot-en laten weten, dat zij geen enkel amendement zon aanvaarden. Hierover ontstond eenige ontevre denheid en om deze te sussen zeide de onder-minister van koloniën, dat deze Grondwet het werk was van Zuid-Afrika. In het Engelsche Parlement konden de Zuid-Afrikanen echter niet meespreken en daarom moest men het ontwerp ongewijzigd goedkeuren. En Naar het Engeincb van BARONESSE OECZY Schrijfster van „De Roede Pimpernel." 63) „Mijn aandeel in de overeenkomst is al heel een voudig Lady Blakeney zal, vergezeld door u en wie ook uwer vrienden, die morgen avond tegen zonson dergang in deze stad mochten vertoeven, vrij en on gehinderd Boulogne kunnen verlaten, wanneer u be reid zijt het tweede lid der overeenkomst na te ko men „Ik weet alsnog niet, Sir, wat mijn aandeel is in dit belangrijk accoord. maar ik houd van discus sie. ondersteld, dat ik op de voorwaarden niet wensch in te gaan. Wat dan?. „Dan, Sir Percy Blakeny we zullen de zaak Roode Pimpernel voor een oogenblik terzijde stellen dan wordt Lady Blakeny gevankelijk naar Parijs getransporteerd, opgesloten in de gevangenis van den Temple, onlangs door Marie Antoinette verlaten, die dat verblijf heeft verwisseld met de Conciergerie. Uwe Lady zal in den Temple dezelfde behandeling onder gaan als de gewezen Koningin, thans ondervindt in de Conciergerie. Weet u wat dit zeggen wil, Sir PercyHet beteekent geen parate executie of snelle dood, met den straalkrans van het martelaar schap. het beteekent dagen, weken, maanden mis schien van naamlooze ellende en vernedering. Het heeft in, dat zij, evenals Marie Antoinette, geen enkel oogenblik van den dag of nacht alleen zal wor den gelaten.... het heeft in: de voortdurende aanwe zigheid van dronken soldaten, die in hun waanzinnige wreedheid en haat zich allerlei beleedigingen. „Houd op, hondsvotaterlingschurk zie je dan niet in, dat ik je voor zoo'n duivelscken toeleg den strot moet dicht knijpen een amendement om aan de kleurlingen medezeg genschap te geven werd verworpen met 155 tegen 55 stemmen. Dat is een daad van groote zelfverlooche ning. Hadden in Zuid-Afrika de kleurlingen gelijke politieke rechten gekregen als de blanken, dan zou het gedaan geweest zijn met het overwicht der Boe ren. De Engelsche regeering heeft zich echter ge houden aan de hierboven genoemde bepaling van den vrede, zij heeft ook op dat punt het recht geëerbiedigd van de koloniën om te handelen naar eigen inzicht. De fusie der vroegere Zuid-Afrikaansche republie ken zal nu weldra tot stand komen, en dan zal, gelijk de Boerenleiders reeds hebben verklaard, de toestand der Boeren er veel beter op worden, zal het volk, dat men wilde onderdrukken, vermoedelijk in staat zijn, zich hoog'er dan ooit op te richten. In verband hief made zij gewezen op de volgende verklaringen van mevr. Botha, die zij tegenover e®n man van de Vlaamsche Gazet heeft afgelegd: „Ons land en ons volk verkeeren thans in een bloei- enden toestand. De goud- en diamantmijnen gaan immer vooruit en nooit zullen wij schooneven oogst hebben opgedaan dan dit jaar. Engeland heeft op een groothartige manier met ons gehandeld, door het stemmen onzer nieuwe Grondwet der Vëreenige Zuid-Afrikaansche staten. Alles ligt; thans in de beste plooien en ons vroeger zoo bloedig geteisterd Zuid-Afrika, ziet een schoone toekomst tegemoet. In Londen waren de Zuid-Afrikaansche afgevaar digden de helden van deu dag zoowel bij den Koning als bij de hoogste pplitieke kringen. Het was een geestdriftig onthaal zonder weerga. Wij keeren thans terug naar ons lieve vaderland met het hart vol hoop, daar een schoone toekomst ons helder toelacht. Alle donkere wolkjes zijn totaal verdwenen, maar het heeft mijn man veel moeite gekost, om in Zuid- Afrika al de verschillende koloniën te kunnen overha len tot het sluiten van een Verbond. Ook onze Nederlandsche taal zal op gelijken voet staan met het Engelsch. In één woord, wij hebben thans bekomen na den oorlog' het voornaamste wat we verlangden, dat wil zeggenons eigen zeiven regeeren onder bescherming van Engeland, dat zich edelmoedig en grootsch toon de tegenover ons." En nu kan men zeggen, dat de loop der dingen niet is bestuurd vanuit Londen, maar vanuit Zuid-Afrika, dat de Londeusche regeering niet anders gekund heeft. Maar dan stelle men zich eens even voor hoe Duitscliland in een dergelijk geval te werk zou zijn gegaan en dan moet men wel tot de overtuiging ko men, dat Engeland jegens zijn koloniën in Zuid-Afri ka oneindig loyaler heeft gehandeld, dan in 1902 in ons land verwacht werd. De aanval was zoo plotseling en geweldig, dat Chauvelin den tijd niet had ook maar even geluid te geven om hulp te doen opdagen. Geen minuut nog was verloopen sedert Sir Percy op het vensterkozijn had gezeten, met schijnbare kalmte luisterend naar het tafereel der marteling', dat zijn vijand met innige voldoening hem schetste, en nu had hij dezen bij de keel gegrepen, perste hij met ijzeren greep bijna den adem uit, terwijl zijn anders zoo innemend gelaat door feilen haat was verwrongen. „Hondsvotellendelingherhaalde hij, „moet ik je dooden, of zul je die woorden herroepen?" Daarop liet Percy zijn slachtoffer los. Ook nu nog wilde liij zijn eenmaal genomen besluit van zelfbeheer waar dit gebiedend noodzakelijk was niet logen straffen. Een seconde geleden was zijn gezicht bleek van woede, nu werd dit met een hoog rood overtogen, alsof hij zich schaamde over dit gebrek aan zelfbe dwang. Hij slingerde den kleinen Franschman van zich af, zooals hij een aanvallenden hond zou hebben gedaan, en streek met de hand langs zijn voorhoofd. „Vergeef het me, gerechte hemel!" zei hij, „daar was ik bijna mijn humeur kwijt geraakt." Chauvelin talmde niet op zijn verhaal te komen. Hij was moedig en vlug; de haat dien hij op dezen man toedroeg', was zoo hevig, dat hij werkelijk had opgehouden hem te vreezen. Hij schikte kalmpjes zijn verschoven halsdoek recht, deed een krachtige poging om weer tot adem te komen, en zei, zoodra liij zich bij machte gevoelde om te spreken, met vaste stem: „Al hadt ge me gewoi'g'd, Sir Percy, het zou u wei nig gebaat hebben. Het lot, dat ik u voor Lady Bla keney geschetst heb, zou haar dan juist onherroepelijk ten deel vallen, want zij bevindt zich in onze macht; geen mijner collega's zult ge bereid vinden u een mid del aan de hand te doen om haar daartegen te be schermen, zooals ik daartoe bereid ben." Blakeney stond in het midden van het lokaal, met de handen in zijn broekzakken, kalm in zijn houding en manieren, thans een groot zelfbeheer aan den dag leggend, overigens volmaakt onverschillig'. Hij na derde do magere, nietige figuur van zijn juichenden vijand van zeer nabij, hem noodzakend naar hem op te zien. Vlagvertoon. Blijkens te 's-Gravenhage ontvangen bericht, is de divisie van drie schepen, behoorende tot de Indische zeemacht, waarvan het bezoek aan de Chineesche en Japansche wateren onlangs werd aangekondigd, naar Manilla vertrokken. Van daar wordt de reis voort, gezet naar China en Japan. Her eskader bestaat uit de pantserschepenTromp, De Ruyter en Koningin Regentes en staat, onder bevel van den kapitein ter zee, Tydeman, die zich aan boord bevindt van het vlaggeschip De Ruyter. Het bezoek aan de Nederlandsche bezittingen grenzende koloniën en vreemde rijken heeft ten doel het onderhouden van goede nabuurschap. Het pantserschip Noord-Brabant zal rechtstreeks uit Ned.-Indië naar San Francisco reizen, ten einde aldaar ter reede aanwezig te zijn bij de feesten ter eere van den wederopbouw dier stad. De nieuwe mailboot der Mij „Zeeland". De mailboot „Prinses Juliana", de eerste der drie nieuwe mailbooten der Maatschappij „Zeeland", wordt op Maandag 6 September te Vlissiugen verwacht. Op Woensdag 8 September zal dan de offieiëele proeftocht worden gehouden en wel van Vlissiugen naar Queensboro en terug. Internationale Post Unie. De Nederlandsche regeering zal zich laten verte genwoordigen bij de o. a. door onthulling van een ge- denkteeken op 4 October te Bem te houden plechtige viering van het 25-jarig bestaan der internationale post-unie, De Minister van Financiën heeft in een circulaire aan het douaene-personeel dit ernstig gewaarschuwd tegen het aannemen van fooien en geschenken, - aan gezien hem is gebleken dat sommige ambtenaren dei- directe belastingen, invoerrechten en accijnzen die nog steeds accepteeren. Dit aannemen van geschen ken in geld of anderszins, onder welken naam of welk voorwendsel ook, is zonder uitzondering ten strengste verboden. Zóó streng, dat de Minister mededeelt, dat men bij overtreding van dit verbod niet op toe geeflijkheid behoeft te rekenen. Van elke overtreding- moet hem rapport worden uitgebracht. Verder heb ben de ambtenaren er ook voor te waken dat ook hun particuliere klerken dit verbod niet overtreden. Aan den Handel is door den Minister om medewerking verzocht. (Avondpost.) Arrondissemenfs-Recbtbsnk te Alkmaar. Zitting vm Dinsdag 24 Aua Verduistering van R ij wielen. In de eerste zaak gistermorgen had zich te ver antwoorden Wilhelm Arend Franciscus M., zonder beroep, geboren te Helder, thans gedetineerd in het huis van bewaring, wegens zich wederrechtelijk toe- eigenen. van rijwielen. Beklaagde bekent de feiten, welke hem ten laste zijn gelegd. Llij had beide rijwielen gehuurd en ze daarna verkocht. Het eerste huurde hij van Wilhelm Emil Theinert den 29en Juni voor 20 ets. per uur. Hij verkocht het denzelfden avond na zessen aan Arie Bakker voor f 10.50. „Hal.... ja!.... 't is waar ook", zei hij luchtig, „ik zou het haast vergeten. u sprak van een tran sactie. een accoord.mijn aandeel erin. he?. Is het om m ij te doen?.Moet u mij in uw Parij- sche gevangenis hebben?. Geloof me, heer Chau velin, het gezelschap van dronken soldaten mag me al walgend zijn, maar mijn gelijkmatig humeur zou het niet kunnen verstoren." „Daaraan twijfel ik geen oogenblik, Sir Percy ik kan alleen herhalen wat ik de eer had een uur ge leden tot Lady Blakeney te zeggen ik verlang den dood niet van zulk een volmaakt edelman als u zijt." „Zonderling is het, Monsieur", hernam Blakeny met zijn gewone praatzucht, „nu komt bij mij een sterk vërlangen op naar uw verscheiden er zou dan zoo veel minder ontuig op de wereld zijn. Doch vergeef me ik viel u in de rede.Wil u wel zoo goed zijn voort te gaan?" Chauvelin trok zich niets aan van de beleediging. De houding van zijn vijand liet hem tamelijk onver schillig. Llij had den man der wereld, Sir Percy, die zich zelf zoo in lijdzaamheid scheen te bezitten, den fijnen en hoegmoedigen geurmaker, zien worstelen met een domineerende passie. De voldoening, den veel zich aanmatigenden slapenden leeuw te hebben wakker geschud, had hem bijna het leven gekost. In derdaad was hij nu bereid alle beleedigingen van de Roode Pimpernel te slikken, want ze zouden slechts overtuigende bewijzen zijn, dat de Engelscliman zijn driften nog niet volkomen had overmeesterd. „Ik zal trachten het kort te maken, Sir Percy", zei hij, zich moeite gevend de gemaakte manieren van zijn tegenstander na te bootsen. „Zult u geen plaats nemen?. We moeten trachten deze zaken, als twee mannen der wereld, onder de oogen te zien. Wat mij betreft, ik voel me altijd het gelukkigst te zitten vóór een met papieren opgestapelde tafelIk ben geen athleet, Sir. ik dien mijn land beter met de pen dan met mijn vuist." Dit zeggende was hij de tafel genaderd en nam hij andermaal den stoel waarin hij kort te voren de droo- men had gedroomd, die thans op het punt stonden in vervulling te zullen gaan. Met een sierlijk gebaar wees hij op den anderen ledigen stoel, waarop Percy

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1909 | | pagina 1